Tag Archief van: landscape

Theater / Voorstelling

Fragiele Alexander voelt zich nergens te klein voor

recensie: Alexander (Het Toneel Speelt)

In de serie Topstukken zijn dit seizoen vier toneelstukken geselecteerd. Alexander, het nieuwe stuk van schrijver Willem Jan Otten, is daar één van. Maar die selectie was al ver voor de première van dinsdagavond bekend. Deze nieuwe tekst wordt dit seizoen voor het eerst geënsceneerd bij Het Toneel Speelt in de regie van Ira Judkovskaja. De voorstelling moest zich dus nog bewijzen. Vreemde constructie. Op welke gegevens heeft de organisatie haar keuze dan gebaseerd? Helaas kan de première hier ook geen opheldering over geven.

Bijbel

V.l.n.r.:Xander van Vledder, Kees Boot, Kaspar Schellingerhout, Petra Laseur
V.l.n.r.:Xander van Vledder, Kees Boot, Kaspar Schellingerhout, Petra Laseur

Otten, bekend van zijn toneelstukken Een Sneeuw en Braambos en zijn alom geprezen roman Specht en Zoon, maakt in zijn werk geregeld gebruik van de bijbel. De titel en de beschrijving van dit nieuwe stuk doen anders vermoeden. Op het eerste gezicht gaat Alexander over de jongste koning ooit die met zijn Griekse leger ten strijde trekt tegen de Perzen. In die tijd vereerde men nog hele andere goden dan die uit de bijbel, over het Christendom kon dit stuk dus echt niet gaan. Maar het was waarschijnlijk te hoopvol om te denken dat Otten even van zijn geloof afgevallen zou zijn. Na enkele minuten vliegt de zoon van God je al om de oren. Gaat het toch weer over Jezus. De voorstelling zit bovendien boordevol heilige symboliek. De personages merken de geur van wierook op en het toneel ligt bezaait met stenen die ongetwijfeld verwijzen naar passages uit de bijbel waar de steen als symbool voor Christus wordt gebruikt. Deze keuzes in de enscenering geven de indruk dat de regisseur niet de behoefte heeft gehad om zijn eigen visie op het stuk te laten zien. De regie is erg recht toe recht aan. En dat is jammer.

Mooi toneelbeeld

Die stenen vormen overigens wel een mooi plaatje. Op het toneel staat een schuin oplopende constructie met daaroverheen een viezig doek. Een aftandse stoffen tent staat in de hoek. Het toneelbeeld geeft de indruk een slagveld te zijn in de tijd van de oude Grieken. Ook de muziek van Beppe Costa sluit hier prachtig bij aan. Het intense vrouwen gezang in een vreemde taal, waarschijnlijk Perzisch, brengt helemaal de juiste sfeer. Ook voor de kostuums zijn kosten noch moeite gespaard. De uitbundige jurken en mantels geven een mooi silhouet, maar de glimmende stoffen doen toch vooral pijn aan de ogen. Waar het decor en de muziek echt oude tijden doen herleven, gaat het bij deze kostuums toch vooral om het uiterlijk. De Perzen zullen er zo niet bij hebben gelopen.

Onevenwichtige cast

V.l.n.r.: An Hackselmans, Kaspar Schellingerhout.
V.l.n.r.: An Hackselmans, Kaspar Schellingerhout.

Hoewel de vormgeving dus vrij volwassen is, wordt de cast gekenmerkt door jeugdigheid. De titelrol wordt gespeeld door Kaspar Schellingerhout. Aan het begin zegt hij tegen zijn onderdanen: “Bevrijd je van de angst te klein te zijn voor wat de tocht je brengen zal”. Misschien had deze jonge acteur dat beter niet kunnen doen. Hij is te jong, te klein, te fragiel voor een titelrol. En al helemaal voor de rol van koning van de wereld. Zijn spel is te licht en doordat zijn voorkomen ook niet meewerkt, is hij ongeloofwaardig. Daar tegenover staan ervaren acteurs als Mark Rietman, Kees Boot en Petra Laseur. Maar die houden de boel niet overeind. Ze zorgen er juist voor dat er geen evenwicht is in de voorstelling. Dat neemt niet weg dat de scènes met Laseur, de mooiste zijn.

Buiten de bijbelse symboliek heeft Alexander geen indrukwekkende betekenis. Het is toch vooral het verhaal over de oorlog van de Grieken tegen de Perzen. Een mooie vormgeving maakt dat niet goed. De rol van Topstuk had beter door een andere voorstelling vervuld kunnen worden.

De voorstelling Alexander speelt nog tot en met 9 december 2006

Theater / Voorstelling

Fragiele Alexander voelt zich nergens te klein voor

recensie: Alexander (Het Toneel Speelt)

In de serie Topstukken zijn dit seizoen vier toneelstukken geselecteerd. Alexander, het nieuwe stuk van schrijver Willem Jan Otten, is daar één van. Maar die selectie was al ver voor de première van dinsdagavond bekend. Deze nieuwe tekst wordt dit seizoen voor het eerst geënsceneerd bij Het Toneel Speelt in de regie van Ira Judkovskaja. De voorstelling moest zich dus nog bewijzen. Vreemde constructie. Op welke gegevens heeft de organisatie haar keuze dan gebaseerd? Helaas kan de première hier ook geen opheldering over geven.

Bijbel

V.l.n.r.:Xander van Vledder, Kees Boot, Kaspar Schellingerhout, Petra Laseur
V.l.n.r.:Xander van Vledder, Kees Boot, Kaspar Schellingerhout, Petra Laseur

Otten, bekend van zijn toneelstukken Een Sneeuw en Braambos en zijn alom geprezen roman Specht en Zoon, maakt in zijn werk geregeld gebruik van de bijbel. De titel en de beschrijving van dit nieuwe stuk doen anders vermoeden. Op het eerste gezicht gaat Alexander over de jongste koning ooit die met zijn Griekse leger ten strijde trekt tegen de Perzen. In die tijd vereerde men nog hele andere goden dan die uit de bijbel, over het Christendom kon dit stuk dus echt niet gaan. Maar het was waarschijnlijk te hoopvol om te denken dat Otten even van zijn geloof afgevallen zou zijn. Na enkele minuten vliegt de zoon van God je al om de oren. Gaat het toch weer over Jezus. De voorstelling zit bovendien boordevol heilige symboliek. De personages merken de geur van wierook op en het toneel ligt bezaait met stenen die ongetwijfeld verwijzen naar passages uit de bijbel waar de steen als symbool voor Christus wordt gebruikt. Deze keuzes in de enscenering geven de indruk dat de regisseur niet de behoefte heeft gehad om zijn eigen visie op het stuk te laten zien. De regie is erg recht toe recht aan. En dat is jammer.

Mooi toneelbeeld

Die stenen vormen overigens wel een mooi plaatje. Op het toneel staat een schuin oplopende constructie met daaroverheen een viezig doek. Een aftandse stoffen tent staat in de hoek. Het toneelbeeld geeft de indruk een slagveld te zijn in de tijd van de oude Grieken. Ook de muziek van Beppe Costa sluit hier prachtig bij aan. Het intense vrouwen gezang in een vreemde taal, waarschijnlijk Perzisch, brengt helemaal de juiste sfeer. Ook voor de kostuums zijn kosten noch moeite gespaard. De uitbundige jurken en mantels geven een mooi silhouet, maar de glimmende stoffen doen toch vooral pijn aan de ogen. Waar het decor en de muziek echt oude tijden doen herleven, gaat het bij deze kostuums toch vooral om het uiterlijk. De Perzen zullen er zo niet bij hebben gelopen.

Onevenwichtige cast

V.l.n.r.: An Hackselmans, Kaspar Schellingerhout.
V.l.n.r.: An Hackselmans, Kaspar Schellingerhout.

Hoewel de vormgeving dus vrij volwassen is, wordt de cast gekenmerkt door jeugdigheid. De titelrol wordt gespeeld door Kaspar Schellingerhout. Aan het begin zegt hij tegen zijn onderdanen: “Bevrijd je van de angst te klein te zijn voor wat de tocht je brengen zal”. Misschien had deze jonge acteur dat beter niet kunnen doen. Hij is te jong, te klein, te fragiel voor een titelrol. En al helemaal voor de rol van koning van de wereld. Zijn spel is te licht en doordat zijn voorkomen ook niet meewerkt, is hij ongeloofwaardig. Daar tegenover staan ervaren acteurs als Mark Rietman, Kees Boot en Petra Laseur. Maar die houden de boel niet overeind. Ze zorgen er juist voor dat er geen evenwicht is in de voorstelling. Dat neemt niet weg dat de scènes met Laseur, de mooiste zijn.

Buiten de bijbelse symboliek heeft Alexander geen indrukwekkende betekenis. Het is toch vooral het verhaal over de oorlog van de Grieken tegen de Perzen. Een mooie vormgeving maakt dat niet goed. De rol van Topstuk had beter door een andere voorstelling vervuld kunnen worden.

De voorstelling Alexander speelt nog tot en met 9 december 2006

Muziek / Album

Een vernieuwde variant van vroeger

recensie: Bonnie 'Prince' Billy - The Letting Go

Hoewel zijn oeuvre met rasse schreden groeit verschijnt Bonnie ‘Prince’ Billy op zijn nieuwste plaat The Letting Go nog altijd even eerlijk en breekbaar als vroeger. Na een hardere periode met Matt Sweeney en een meer vloeiende plaat als Master And Everyone grijpt Oldham, zijn ware naam, ietwat terug op de periode van Palace of die van Ease Down The Road, misschien het meest ondergewaardeerde album van Bonnie Billy tot nu toe. Het resultaat is verrassend: twaalf sterke, mooie en tijdloze songs.

~

Will Oldham opent zijn nieuwste wapenfeit samen met een IJslands orkest en het voelt, ondanks de strijkers, heel vertrouwd. Hij klonk wel eens eerder zo, oprecht, gebroken en weemoedig. Voor The Letting Go toog hij naar The Greenhouse in Reykjavik om daar de opvolger van het mooie, maar ‘harde’ Superwolf te maken. Hoewel je de uitstap met Tortoise en de daarvoor verschenen liveplaat Summer in the Southeast, niet als volwaardige albums kunt zien, is dit toch de derde plaat binnen een jaar. Maar het is de eerste waarop de echte Bonnie Billy verschijnt, zoals we hem al een tijd niet meer hebben gehoord.

Sirene

Oldham trok voor The Letting Go naar de studio waar Björk ook enkele albums opnam. Het resultaat is heel schoon. Het werk van Bonnie ‘Prince’ Billy klonk nooit Lo-Fi, althans niet zoals dat wel eens het geval was ten tijde van Palace. The Letting Go is hierop geen grote uitzondering. Toch onderscheidt Oldham zich op het album door alle mogelijkheden van de studio te benutten en dat alles heel subtiel in de muziek te verwerken, bijvoorbeeld met rijke strijkersarrangementen, die nergens prominent op de voorgrond treden. De stem van Dawn McCarthy, bekend van Faun Fables, is soms als tweede stem, soms als een fabelachtige sirene te horen. Het geluid is zogezegd rijk, maar ook niet zo belegen en enigszins voor de hand liggend als de arrangementen van Master and Everyone. Het klinkt doordacht, maar bevat nog genoeg spontaniteit en fijnzinnigheden om interessant te blijven.

De liefde

Oldham bekijkt zoals gewoonlijk het onderwerp ‘de liefde’ weer vanuit verschillende perspectieven, maar hier en daar is het meer verhalend. En soms zo pijnlijk vragend. Schitterend zijn dan ook nummers als Strange Form Of Life, No Bad News en Love Comes To Me, ook vanwege de getemperde manier waarop de dynamische nummers zijn ingevuld. Alles valt goed en nergens is iets te veel gespeeld. In Cold & Wet en Lay And Love gaat Oldham terug naar vroeger, waarbij de tijd van Palace weer opleeft. Toch is The Letting Go geen herhaling. Verre van dat. De cd laat zien dat Bonnie ‘Prince’ Billy het nog altijd kan.

Film / Films

Kleine jongetjes worden groot

recensie: Cinema16: American Short Films

Natuurlijk, er bestaat een festival van de korte film. Op het aanstaande Utrechtse filmfestival reikt de NPS een prijs aan de beste Nederlandse korte film uit. En in Rotterdam zijn de zogenoemde shorts al jaren een publiekslieveling. Maar buiten de festivals is het vaak lastig om korte films te zien, laat staan op dvd te vinden. Je vindt ze weliswaar in overvloed op sites als youtube.com en cinema.nl/kortefilm, maar buiten het internet is het goed zoeken. Vandaar dat het initiatief van Cinema16 alleen maar valt toe te juichen.

Scène uit <i>Vincent</i>
Scène uit Vincent

Filmmaker Luke Morris, die in 2000 met zijn korte film Je t’aime John Wayne een European Award won, besloot enkele jaren daarna een platform te starten voor het ondergeschoven kindje van de filmkunst. Dat werd Cinema16, waarop inmiddels vier dvd’s verschenen: European Short Films, British Short Films, European Short Films en het meest recent American Short Films. De namen op de rol van deze dvd zijn namen die je als filmliefhebber bij voorbaat al hevig opgewonden maakt: Tim Burton, Gus van Sant, Alexander Payne, Todd Solondz, George Lucas en zelfs Andy Warhol!

Vroeger werk

Ruim drie uur film, meestal voorzien van (uit te zetten) audiocommentaar van de regisseurs zelf. Het gaat vaak om vroeg werk van toen de heren – vreemd genoeg zit er geen vrouwelijke filmmaker tussen – nog niet beroemd waren. Zo is het drie minuten durende Freiheit van George Lucas een vingeroefening uit zijn universiteitsdagen in 1966. Het curieuze filmpje over een van Oost- naar West-Duitsland ontsnappende student is buiten de Verenigde Staten nauwelijks te vinden. Dat geldt iets minder voor Vincent van Tim Burton uit 1982 (je vindt het filmpje op de SE van Tim Burton’s The Nightmare Before Christmas). Destijds was Burton nog animator bij Disney, waar hij onder meer betrokken was bij The Fox And The Hound. In amper zes minuten is duidelijk de kiem te zien van latere stop-motion- en animatiefilms als Stainboy, Tim Burton’s The Nightmare Before Christmas en het vorig jaar uitgebrachte Corpse Bride.

Scène uit <i>Terminal Bar</i>
Scène uit Terminal Bar

Een van de mooiste shorts op deze sterke dvd zit direct aan het begin. Het zestien jaar oude Lunchdate van regisseur Adam Davidson (Law & Order, Lost) is een heerlijk intiem zwart-witfilmpje over vooroordelen en stereotypes. Een sjieke blanke vrouw strandt in een stationsrestauratie waar ze een zwarte zwerver tegenover zich vindt die zich aan haar zojuist aangeschafte maaltijd tegoed lijkt te doen. Er wordt weinig gesproken in de film, de mooie beelden vertellen het verhaal. Davidson besteedde bijzonder veel aandacht aan lichtval en contrast. Soms lijkt de hoofdrolspeelster bijna licht te geven. Ook bijzonder is Terminal Bar van de relatief onbekende Stefan Nadelman. De 22 minuten durende documentaire over een verdwenen bar in New York is bijzonder cool vormgegeven. Duidelijk is te zien dat Nadelman z’n sporen verdiende in het ontwerpen van flashy webpagina’s. Voorzien van een hippe soundtrack met hiphop- en technobeats zou de documentaire niet misstaan op MTV. Terminal Bar won in 2003 niet voor niets een prijs op het Sundance Festival.

Handtekening

Het leuke van de Cinema16-serie is dat je de unieke handtekening van later beroemd geworden regisseurs achteraf kunt herkennen. De treurigheid die Sideways en About Schmidt van Alexander Payne bijvoorbeeld kenmerkten zit ook al in Carmen, die de Amerikaanse Oscarwinnaar eind jaren tachtig maakte over een zwakbegaafde tankstationbediende.

Scène uit <i>Carmen</i>
Scène uit Carmen

En de dromerige, vervreemdende vormgeving die Gus van Sant later toepaste op Elephant, Last Days en Gerry zit ook al in het in zwart-wit geschoten The Disciple of D.E. uit 1982. Cinema16 is een unieke verzamelserie met sterk werk van gevierde regisseurs en onbekende talenten. Niet alleen voor filmfreaks maar voor iedereen die van filmkunst houdt.

Film / Films

Heilig slachtoffer

recensie: China Blue

De documentaire China Blue speelt zich af in en rond een spijkerbroekenfabriek in een Zuid-Chinese stad. Voor onder andere Wal-Mart (waartegen regisseur Peled al eerder ageerde in Store Wars) worden er voor een schijntje jeans geproduceerd door een leger zwaar onderbetaalde werknemers voor wie een werkdag van 20 uur zonder pauze geen uitzondering is.

Het is verbazingwekkend hoeveel vrijheid de filmmakers kregen: de arbeiders worden voor, tijdens en na hun werk gefilmd, en spreken openhartig over hun leven en werk in de fabriek, waar ze buiten werktijden in slaapzalen bivakkeren. Volgens Peled ging dit niet zonder slag of stoot, maar de makers kregen vreemd genoeg toestemming van de eigenaar van de fabriek (‘Mr. Lam’), die in de veronderstelling was dat de documentaire een rooskleurig beeld van zijn onderneming zou tonen.

Uitgeput

~

Het is een eigenaardige man: een voormalig politiebeambte die besloot een slaatje te slaan uit Deng Xiaopings liberale marktpolitiek en schijnbaar met succes een klein imperium leidt over de ruggen van kinderen en arme boeren die voor werk naar de stad getrokken zijn. Je vraagt je af hoe Lam zo naïef had kunnen zijn, maar zijn waan lijkt niet gespeeld: hij spreekt vol trots over zijn prestaties en beweert glashard dat zijn werkers verwend zijn, en dat ze van hem alles krijgen wat ze nodig hebben.

Zulke beelden zijn ontluisterend, net als de scènes waarin we een ontstellend knullige onderhandeling met een Britse opdrachtgever zien over de prijs van een spijkerbroek (iets meer dan 4 dollar, zo blijkt), en een bezoekje aan de fabriek door decadente Canadese zakenlui, die grijnzend zeggen te zien hoezeer de arbeiders het naar hun zin hebben. Ook sterk zijn de zwijgende beelden waarin uitgeputte werkers in slaap vallen op de gigantische stapels spijkerbroeken, en het feit dat ze hiervoor op hun schamele loon gekort worden.

Tienermeisje

~

Helaas zijn zulke momenten de enige kracht die in China Blue schuilt. We krijgen geen realistisch inzicht in de problematiek anders dan de stelling dat de grote westerse merken de Chinezen dwingen tot slavenarbeid. Iedereen die het nieuws bijhoudt weet dat er in onderontwikkelde landen veel gruwelijkere dingen gebeuren dan in Lams fabriek. Dit is op zich geen probleem, maar Peled maakte een ernstigere structurele fout die de potentiële impact van zijn film verder afzwakt: hij hing de film op aan het relaas van een tienermeisje van het platteland, dat zich laat uitbuiten maar de positieve kanten van haar nieuwe leven in de stad probeert te blijven zien. Deze ironie is geen moment aangrijpend, omdat het verhaal sentimenteel gebracht wordt, en grotendeels in scène gezet is. De beelden van de arbeidsvloer zijn voorzien van een voice-over met (zogenaamde) dagboekteksten van het meisje, dat wordt afgeschilderd als een bijna heilig naïef slachtoffer van de kwade machten van de fabrikant en westerse hebzucht. Deze simplistische greep maakt wellicht indruk op kinderen en mensen die onwetend zijn van onrecht in de wereld, maar ondermijnt een echt realistisch beeld van de wantoestanden.

Muziek / Album

Indrukwekkend Europees debuut

recensie: Xavier Rudd - Food in the Belly

De Australische ‘surf dude’ Xavier Rudd loopt al vijf jaar mee. Food in the Belly is zijn zesde plaat, maar pas zijn eerste Europese plaat. Hij komt juist nú uit het muzikale moeras bovenborrelen omdat er geld verdient kan worden aan ‘coole’ singer/songwriters zoals Jack Johnson, Donavon Frankenreiter en James Blunt. Niet dat Xavier Rudd’s geluid of aanpak ook maar iets te maken heeft met deze mannen, want hij doet zijn ding op volstrekt eigenzinnige wijze. Hij is wat je noemt een solo artiest pur sang: in zijn eentje vormt hij een complete band. Met zijn ‘band’ zet hij een breed scala van stijlen neer, ergens tussen blues, funk, pop en reggae. Een indrukwekkend veelzijdige artiest dus, deze Mr. Rudd.

Op één van de sterkste nummers van Food in the Belly, Energy Song, hoor je didgeridoo, Weissenborn slide gitaar, akoestische gitaar, mondharmonica, bas en drums voorbij komen en dat alles in een straf tempo. Geen wonder dat Xavier met het zelf bespelen van dit instrumentarium een live reputatie heeft opgebouwd. Onder zijn eerste drie albums bevinden zich dan ook twee live platen (Live in Canada en Live at the Grid). Zijn doorbraak album in thuisland Australië is Solace uit 2004, met daarop ook de succesvolle single Let Me Be, tevens opener op de Europese versie van Food in the Belly.

Inspirerende muziek

~

Xavier Rudd is een inspirerende bron van zeggingskracht in zowel zijn muziek als zijn teksten. De muziek is altijd zinderend spannend, bijna hypnotiserend. De eerste drie nummers roepen volledig verschillende referenties op. Zo is het eerste nummer Let Me Be een traditionele blues/folk song in de traditie van Woody Guthrie. Het tweede nummer The Letter roept duidelijke herinneringen op aan de debuutplaat Welcome to the Cruel World van Ben Harper. Het derde nummer Messages lijkt weer op Paul Simon ten tijde van Graceland. En zo blijft Rudd continue variëren, de luisteraar heen en weer slingerend tussen bijvoorbeeld strakke reggae (Mother), energieke blues (Fortune Teller), een vreemde instrumental (Mana) of een sobere pianoballade (September 24, 1999).

Heal the World

Ook de scherpe pen van Xavier Rudd laat weinig aan de verbeelding over. Hij is een moderne protestzanger die zich zorgen maakt over vele zaken zoals armoede, discriminatie van etnische minderheden of het milieu. Food in the Belly is wat dat betreft een veelzeggende titel: als iedereen in deze wereld zijn buikje rond kan eten, zal de sociale achterstand van grote bevolkingsgroepen verdwijnen.

Laten we ons dus samen met Xavier Rudd hard maken voor een betere wereld en allemaal Food in the Belly aanschaffen. Het mes snijdt dan aan vele kanten, want je haalt zelf iets bijzonders in huis van een opmerkelijk muzikaal fenomeen, je steunt de artiest én je kunt er zeker van zijn dat deze man nuttige dingen gaat doen voor de wereld (zie ook zijn website) met zijn welverdiende centen.

Film / Films

Seks en geweld van alle tijden

recensie: Witchfinder General / Son of Spartacus / Sodoma e Gomorra

Distributeur Paradiso maakt sinds kort dvd’s van Films Die Goed Bezien Terecht Door De Tijd Vergeten Zijn Maar Desalniettemin Interessant Zouden Kunnen Zijn Voor De Verzamelaar. In deze zogeheten Green Cow-serie vinden we liefdesfilms, grote missers van grote namen en, onze favoriet, de gedramatiseerde geschiedenisverfilming. In Sodoma e Gomorra (1962) beleeft Lot avonturen zoals beschreven in Genesis, verzen 13:1-13 en 18:16-19:38. In The Slave: Son of Spartacus (1963) geeft slavenleider Kirk Douglas postuum het zwaard door aan zijn zoon Rando (Mr. World Steve Reeves). Witchfinder General (1968) tenslotte, ‘gebaseerd’ op Edgar Allen Poe’s Conqueror Worm, plaatst de kijker in het 17e-eeuwse Engeland, alwaar een ambtenaar (Vincent Price, Prins der B-films) de bevolking het leven zuur maakt.

Matthew Hopkins, heksenvinder-generaal, heeft het makkelijkste baantje van de wereld: wanneer dorpsbewoners de plaatselijke intellectuelen van magie beschuldigen, mag hij de pechvogels naar hartenlust martelen en hij krijgt er nog voor betaald ook. Zo ging dat vroeger. Uiteraard gaat hij op een gegeven moment te ver, en dan krijgt-ie klop van het vriendje van het slachtoffer, maar voor het zover is mogen we nog genieten van de kostumering in Florisstijl, een achtervolging te paard, een seksscène, en een cameo van Paul McCartneys opa in A Hard Day’s Night, Wilfrid Bramble.

Still uit <i>Witchfinder General</i>
Still uit Witchfinder General

De vertelling is soms klungelig, dan weer subtiel, maar altijd flauw. Wat wél blijft hangen zijn, naast wat martelscènes, de harde kleuren en de experimentele cinematografie. Bij nachtscènes bijvoorbeeld worden personages zeer summier uitgelicht, wat de illusie moeten wekken dat er alleen kaarsen branden (de rest van het beeld is zwart). Het is weliswaar niet erg overtuigend, maar je moet maar op het idee komen. Kubricks Barry Lyndon, écht bij kaarslicht geschoten, werd pas zeven jaar later gemaakt. Niet voor niets gold Regisseur Michael Reeves als een aanstormend talent, toen hij vlak na de opnames van Witchfinder General zelfmoord pleegde.

Purperen Pimpernel

Minder experimenteel en minder sterk is The Slave. De originele Spartacus was van eerdergenoemde Stanley Kubrick met Kirk Douglas in de titelrol. The Slave is schaamteloze geldklopperij, met donker geschminkte Italianen als in luipaardbont gehulde slavenhandelaars. Held Rando is een centurion die voor een spionagemissie naar Zeugma moet. Als hij daar zijn afkomst ontdekt wordt hij een soort Purperen Pimpernel, die op de lichamen van zijn slachtoffers een Zorroëske ‘S’ achterlaat.

The Slave wil te graag de lijn aanhouden van zijn voorganger, en draaft wat door met het slecht gearticuleerde gejoel over vrijheid. Rando is sowieso niet zo verbaal ingesteld: hij dendert als een dolleman door de vijandelijke kampementen. Aan gratuite seksscènes en toespelingen komt hij ook al niet toe. “Je kon rijkdom en macht hebben, maar je koos het kruis”, sneert de femme fatale; de dubbelzinnigheid ontgaat Rando volledig.

Op locatie in Egypte, veel crane shots, honderden figuranten: het mocht wat kosten. Het eindshot is fantastisch, de zit van 98 minuten dik waard. Maar interessant wordt The Slave alleen als een lacune in het verhaal snel moet worden weggewerkt. De scenaristen, ten einde raad, laten twee figuranten langs de camera kuieren. Uit hun gesprek moet de kijker afleiden hoeveel tijd verstreken is, waar we zijn, en wat we kunnen verwachten. Amusante valsspelerij, maar het werkt, en Shakespeare gebruikt het ook, dus waarom zou je het laten?

Still uit <i>The Slave: Son of Spartacus</i>
Still uit The Slave: Son of Spartacus

Omdat je je verhaal ook gewoon beter kunnen vertellen. Of, als je een film maakt, je je verhaal ook beter in beeld kan brengen. In Sodoma e Gomorra staat Robert Aldrich garant voor prachtige geweldsorkestraties en sprankelende conversaties – simpelweg door ze goed in beeld te brengen. Aldrich en second unit director Sergio Leone verhuisden ook van de Romeinse filmstudio Cinecittà naar Egypte. Dat levert net als bij Son of Spartacus een familieverpakking figuranten op, tot hele cavaleriedivisies aan toe.

Niets om het lijf

“Alles dat genot brengt, is goed”, monkelt een slavin tegen Lot (Stewart Granger), zedigste der Hebreeërs. De clean shaven leider van het Joodse volk neemt het op tegen bebaarde booswicht Astaroth (oerploert Stanley Baker). Die spant ondertussen samen met de leider der Elamieten, tegen zijn zus en koningin Anouk Aimée. En zij draait op haar beurt haar hand weer niet om voor een beetje girl on girl geflirt in minuscule flarden textiel.

Sodoma e Gomorra lost wat dat betreft de verwachtingen in. Het is zedelijk verval dat de klok slaat, en daar komen we toch voor. Maar Aldrich kent zijn grenzen. De infame incestlijn komt ietwat aangepast voor rekening van Baker. Na de verwoesting van Sodom en de verandering van zijn vrouw in een zoutpilaar strompelt Lot de bergen in, leunend op de schouders van zijn dochters, waarna de aftiteling inzet.

Dit soort geschiedvervalsing zit doorgaans knapper in elkaar dan je denkt. Waar is de tijd dat pulp tenminste op technisch vlak nog zo degelijk in elkaar stak? Toegegeven, er zitten vaak grote gaten in de psychologie van de karakters, maar een probleem wordt dat nooit. Trouwens, bij low budget en/of arthouse heet het dan dat de kijker iets te raden over heeft, terwijl er misschien geen aanwijsbaar verschil is.

Paradiso’s fraaie initiatief verdient applaus, zelfs als de helft van het aanbod inderdaad de pulp is die de lelijke hoesjes beloven. Er zit een hoop werk in de menu’s en de beeldkwaliteit is van hoog niveau. Hier en daar laat de ondertiteling wel te wensen over en in Sodomma e Gomorra zit links in beeld een streepje, omdat de filmstrip verkeerd zat bij de digitalisatie. Ik zeg maar wat. Je moet trouwens wel een grote dvd-frik zijn om daar over te vallen.

Muziek / Album

De wedergeboorte van een leider

recensie: Dear Leader – All I Ever Wanted Was Tonight

Geduld loont. Vraag dat maar aan Aaron Perrino. De zanger van de ter ziele gegane Amerikaanse rockband The Sheila Divine moest bijna twee jaar wachten voor zijn laatste plaat in de Benelux uitgebracht werd. De trouwe fans in België en Nederland krijgen nu eindelijk de kans om kennis te maken met Perrino’s nieuwe groep, Dear Leader, genoemd naar de Noord-Koreaanse dictator Kim Jong-Il.

~

De Lage Landen betekenen veel voor Perrino. In de Verenigde Staten kraait er geen haan naar het werk van de man uit Boston. In Vlaanderen daarentegen was het liefde op het eerste gezicht. Met nummers als Like a Criminal, Hum en We all have Problems veroverde The Sheila Divine vele harten. Uitverkochte shows, een laaiend enthousiast publiek: voor de bebrilde schreeuwlelijk was het hier telkens een beetje thuiskomen. De harde melancholische nummers doen denken aan Gorki, de band waarvan zanger Luc de Vos z’n zijproject Automatic Buffalo zelfs naar een nummer van The Sheila Divine doopte. Met het nieuwe album kunnen ook Nederlandse muziekliefhebbers zich verdiepen in Perrino’s nieuwe band.

Geen looks, maar muziek

In 2003 stopte The Sheila Divine, in 2004 bracht Perrino met Dear Leader z’n tweede album uit. Nu kunnen ook wij genieten van dat album, All I Ever Wanted Was Tonight. En genieten doen we zeker. De titeltrack is een uitstekende opener die perfect past in het rijtje oerdegelijke singles die we kenden van The Sheila Divine. Ook Raging Red is een bijzondere single die de kwaliteiten van Dear Leader blootlegt. Aaron Perrino is een uitstekende zanger met een ietwat apart stemgeluid, die zich de ziel uit zijn lijf schreeuwt. De gitaren loeien als in de beste songs van Soulwax
en het aanstekelijke ritme zorgt ervoor dat je moeilijk stil kan blijven zitten. Billion Served is een puike stadionrocker avant la lettre. Young Hearts, Culture Vultures en Corroded Anchor zijn sterk. In dit laatste nummer vertoont de muziek zelfs wat raakvlakken met U2. Nadien wordt het tempo op de plaat helaas teruggeschroefd: Resurrection Hill krijgt nog een mooie finale, maar Nation gaat volledig de mist in. Bij Dear Leader moeten ze het niet van hun looks hebben, maar de meeste nummers staan wel als een huis. Dat is wat telt op plaat én on stage.

Flauw slot

Ook al heeft het album een aantal prachtige liedjes, de plaat weet helaas toch niet tot het einde te boeien. De laatste nummers zijn niet geheel belabberd, maar ze overstijgen de middelmaat zeker niet. Het geluid dat zich voortspruit uit de gouden strot van Perrino is altijd aangenaam om horen, maar de muzikale omlijsting is saai en de nummers ben je snel vergeten. Het flauwe slot betekent daarom toch een kleine smet op een verder goede plaat.

Desondanks was hij het lange wachten waard. De lat werd door The Sheila Divine natuurlijk zeer hoog gelegd, maar met enkele songs komt Dear Leader toch aardig in de buurt. De fans die Aaron Perrino overstelpten met mails om de plaat hier toch uit te brengen, zullen vast niet ontgoocheld zijn met All I Ever Wanted Was Tonight.

Kunst / Expo binnenland

De Nieuwe Kerk wordt Modetempel

recensie: Fashion DNA; modecollectie Rijksmuseum in De Nieuwe Kerk

Het Rijksmuseum in Amsterdam is in verbouwing en blijft dat ook nog even. Pas in 2009 zullen de deuren van het geheel ‘verbouwde, vernieuwde en gerenoveerde’ museum weer open gaan. Om de omvangrijke collectie in de tussentijd toch te kunnen blijven tonen, is het Rijksmuseum verschillende samenwerkingen aangegaan. Zo was er in het Drents Museum in Assen de tentoonstelling Het Rijkmuseum aan de Brink te zien. Met De Nieuwe Kerk in Amsterdam werkt het Rijksmuseum ook samen. De twee instellingen maken in 2006 en 2007 twee grote tentoonstellingen met werken uit de collectie van het museum rond het thema ‘Nederlandse identiteit’. De expositie Fashion DNA is de eerste in dit tweeluik.

Handschoenen, geitenleer, zoetwaterparels, gouddraad, zilverdraad, zijde, ca. 1625. Collectie Rijksmuseum Amsterdam
Handschoenen, geitenleer, zoetwaterparels, gouddraad, zilverdraad, zijde, ca. 1625. Collectie Rijksmuseum Amsterdam

Fashion DNA is een tentoonstelling rond identiteit, het lichaam en de rol die mode daarbij speelt. De tentoonstelling is opgedeeld in verschillende thema’s, zoals ‘uitbreiding’, ‘vervorming’, maar ook sociale gebeurtenissen waarin mode een essentieel onderdeel vormt, zoals het huwelijk. Al deze onderwerpen worden in beeld gebracht door kledingstukken uit de kostuumcollectie van het Rijksmuseum te tonen naast hedendaagse kleding. De inrichting, waar de Italiaanse architect Italo Rota voor tekende, is spectaculair. Rota is onder andere bekend van de verbouwing van Musée d’Orsay waarbij hij nauw betrokken was. Opvallend in de presentatie zijn de houten boxen waarin de kleding hangt; het lijken een soort barbiedozen, met een doorzichtige voorkant van plastic waar je doorheen kunt kijken. Daarnaast vallen de vele videoschermen op, waarop de thema’s van de tentoonstelling worden verbeeld door een compilatie van videofragmenten.

Corset anno 2005

Er is gekozen voor een verfrissende manier om de historische collectie van het Rijksmuseum te presenteren. Oude stukken hangen naast nieuwe ontwerpen, waardoor er een interessante dialoog ontstaat. Zo worden corsetten tegenwoordig niet meer gedragen om het lichaam te vervormen, maar worden ze als bovenkleding gedragen. Het corset is niet meer ouderwets, maar juist hip. Net zoals de verleidelijke enkel in de 19e eeuw juist bedekt werd door een laarsje, om extra aantrekkelijk te zijn. Het staat in schril contrast met een meer hedendaagse visie dat verleidelijke delen van het lichaam, zoals het decolleté, juist getoond moeten worden. Er wordt in deze expositie leuk gespeeld met deze twee inzichten. Behalve in de rol van de cultuurhistorische dialoog, zijn er ook oude ontwerpen die hedendaagse modevormgevers inspireren.

Korset samengesteld uit vier dubbele banden versierd met blad- en bloemslinger in groen en lila. Nederland, 1905. Collectie Rijksmuseum Amsterdam
Korset samengesteld uit vier dubbele banden versierd met blad- en bloemslinger in groen en lila. Nederland, 1905. Collectie Rijksmuseum Amsterdam

Crinolines, kooiachtige onderrokken die de rokken bol lieten staan, uit de collectie van het Rijksmuseum hangen naast een kort model crinoline van La Perla, een bekend lingeriemerk. Deze lingerie vindt haar inspiratie in de 19e eeuw en actualiseert daardoor de gedachte achter dit oude ontwerp. Maar in plaats van een manier om de heupen groter te laten lijken of de vrouw te ‘kooien’, benadrukt het moderne ontwerp juist de eigen vormen van het lichaam door het in de modeshow over andere lingerie heen te laten dragen. Juist hier wordt, erg goed vormgegeven, een interessant aspect van mode getoond; de manier waarop ze citeert.

Naast thema’s worden ook een aantal rituelen verbeeld in de tentoonstelling. Kleding vormt een uitdrukking van rouw, of vreugde, zoals bij een geboorte; mooie bruidsjurken, vertederende kleine kleertjes, of een doodshemd dat door de toekomstige draagster geborduurd is en veel indruk maakt. Een mooi uitgewerkt thema is ‘de dood’. Op grafzerken die door de gehele Nieuwe Kerk liggen, is een drietal glazen kisten neergezet. In één daarvan wordt de jas van koning-stadhouder Willem III getoond. Nadat – volgens de overlevering – Willem III van zijn paard gevallen was, moest de mouw van zijn jas opengeknipt worden, zodat de stadhouder gered zou kunnen worden. Tevergeefs: Willem III overleefde het niet, maar zijn jas werd gerepareerd door de opgeknipte mouw met strikjes bijeen te houden. Een leuke manier om in zo’n tentoonstelling een historisch relevant voorwerp te tonen.

Handschoenen, geitenleer, zoetwaterparels, gouddraad, zilverdraad, zijde, ca. 1625. Collectie Rijksmuseum Amsterdam
Kous, La Perla, 2006. Collectie Rijksmuseum Amsterdam

Waar is de mode?

In de tentoonstelling zijn vooral die onderwerpen die direct verband houden met mode, zoals ‘de doop’ of de ‘verleiding’ interessant. Het zijn belangrijke gebeurtenissen die worden verbeeld in mode. Daarnaast zijn er de functies die mode worden toebedeeld; kleding verfraait, een jurk verleidt. Na deze context rond mode te hebben gecreeërd, neemt de tentoonstelling een andere wending. De ‘modetentoonstelling’ – zoals Bianca du Mortier, conservator kostuum van het Rijksmuseum, Fashion DNA zelf noemt – gaat ineens niet meer over mode. In plaats daarvan staat het naakte lichaam en lichaamsverzorgingin in het middelpunt van de belangstelling. De interessante vraag hoe mode een rol speelt in de manier waarop we ons voelen over ons eigen lichaam, hoe we het willen tonen of juist bedekken, en hoe kleding een rol speelt bij belangrijke gebeurtenissen, lijkt niet meer aan de orde. Er zijn, naast enkele mooie waskommen en haarspelden, vooral verzorgingsproducten te zien. Hier wordt het allemaal wat minder interessant en in dit gedeelte verwordt de tentoonstelling tot een merkenshow. Het historisch element speelt nog wel een rol, maar de link met mode is verdwenen.

Commercie

Mode zal altijd commercieel blijven en dat is ook merkbaar in Fashion DNA. Er worden veel sponsors bedankt die op verschillende manieren aan de tentoonstelling hebben bijgedragen; reclames en merken maken
onderdeel uit van de tentoonstelling. Ook het fashionmagazine, dat in plaats van een catalogus is uitgegeven, wordt niet alleen opgesierd door mooie modefoto’s, maar bevat een groot aantal advertenties. Al deze sponsering heeft ervoor gezorgd dat er zo’n groots opgezette tentoonstelling gemaakt kon worden. Dat is allemaal te prijzen, maar soms lijkt de commercie de overhand te nemen. Het Nederlandse merk Mexx, aangemerkt als ’tentoonstellingssponsor’, heeft in de expositie ruimte gekregen om verschillende kledingstukken uit de nieuwe collectie te tonen. Dit past echter niet altijd bij het thema. Daardoor dient de barbiedoos niet alleen als een vitrine, maar ook als etalage en is het slechts een korte route naar de museumwinkel, waar het kledingstuk aangeschaft kan worden.

Film / Films

Camp die mooi bij de gordijnen kleurt

recensie: Volver

Een zandstorm jaagt over het kerkhof, en dwars door die vuile plaag heen staan Spaanse huisvrouwen manmoedig graven te kuisen. Met een dergelijke verbeelding van de sterfelijkheid begint Volver, Pedro Almodóvars nieuwe film. Tussen de poetsende horde staan Raimunda (Penélope Cruz) met haar dochter, en haar zus Sole (Lola Dueñas), bij het graf van hun ouders. Huilen, huilen, huilen; poetsen, poetsen, poetsen. En al dat stof, en die wind. Alles heel erg, zou je denken. Gelukkig hebben ze elkaar nog.

Maar Raimunda en haar zus praten niet zozeer over verlies of gemis. De twee hoesten feiten en reconstructies op, alsof de hele familietragedie nooit eerder ter sprake is gekomen. Wie, wat, waar, wanneer en hoe? Papa en mama, brand in huis – dood, Raimunda weg – contact met zus verwaterd et cetera. Expositie heet dat met een duur woord: de scenarioschrijver brengt ons snel even op de hoogte, idealiter zo onopvallend mogelijk, en de eerste twintig minuten van Volver zitten er vol mee. Het lijkt van het uiterste belang dat we zo snel mogelijk de saaie details horen. Echte zielenroerselen krijgen geen kans. Problemen die in de echte wereld opheldering zouden eisen, worden rücksichtslos weggeschoffeld onder de modieuze sleehakjes van (zeg maar) Penélope.

Geforceerde sentimenten

~

Maar een lijk onder het tapijt: dat blijft moeilijk lopen, hoe omzichtig je ook doet; daar helpt geen nieuw modelletje aan. Dochter Paula steekt stiefvader Paco neer als hij haar probeert te verkrachten, maar zijn lijk is hoogstens een fraaie brug naar een nieuwe wending in het verhaal. Als die bobbel in het vloerkleed nooit een emotioneel probleem mag worden, waarom de uit een hoge hoed getoverde incestproblematiek dan wel? Is dat het zogeheten melodrama, waarmee Almodóvar naam maakte?

What Have I Done To Deserve This? is bijvoorbeeld zo’n melodrama, waarin Carmen Maura, een lower class huisvrouw, haar zoontje overdoet aan de tandarts om van het geld een krultang te kopen. Ook in What Have I Done To Deserve This? zitten krankzinnige plotwendingen en een zware thematiek, maar het verhaal wordt hier tenminste fatsoenlijk geïntroduceerd, en de film neemt zichzelf niet zo serieus. What Have I Done is zeker zo melodramatisch als Volver, maar het melodrama fungeert hier als rebelse uitingsvorm, als kritiek op de met Franco geobsedeerde Spaanse filmindustrie. In Volver is het een manier om gevoelens af te dwingen.

Camp

~

De vergelijking met What Have I Done ligt voor de hand: de setting is dezelfde. Een huisvrouw, praktisch alleenstaand, moeilijke jeugd, geen geld: beide films schetsen een beeld van de werkende, vrouwelijke klasse. Echter, aan het einde van What Have I Done betreedt Carmen Maura in haar bloemetjesjurk een nieuwe wereld, samen met haar rondhoererende zoontje en telekinetische buurmeisje. Alles is mogelijk! In Volver is dat pleidooi voor een Umwertung verstomd: het hele gezin trekt naar het platteland en het enige subversieve aan Raimunda’s dochter is dat ze af en toe haar koptelefoon te hard heeft staan. Cruz’ truien en rokjes zijn “door het neorealisme geïnspireerd”. Precies, een Anna Magnani-trui, dat helpt alvast – echt iets voor sterke vrouwen. Vrouwen van de wereld: koopt uzelve vrij! Hoe materialistisch, laf en kleinburgerlijk Almodóvars gehakkel ook is, het heeft wel degelijk een belangwekkende kern. Als zelfs de Almodóvars van deze wereld niet verder komen dan geforceerd sentiment en vertederde verwondering over iPods, zitten we behoorlijk in de puree.

De vijf vrouwen van Volver wonnen gezamenlijk de prijs voor beste actrice in Cannes. Voor Cruz volstaan een indrukwekkend decolleté, de juiste schoenen voor de zomer et voilà: een waarachtig ordinair hittepetitje! Werkelijk op dreef zijn Lola Dueñas (als Sole), Blanca Portillo (als Agustina) en Carmen Maura, die hier de film naar zich toe trekt als geestverschijning van Raimunda’s moeder. Er zijn prachtige scènes met Maura, na zeventien jaar gekissebis opnieuw Almodóvars muze. (De twee kregen ruzie op de set van Women On The Verge Of A Nervous Breakdown, in 1988.). Volver kent wel degelijk vlagen van begeestering en genialiteit, van helderheid en echte tranen.

Film / Films

Overbodige herhalingsoefening

recensie: The Hills Have Eyes

De kannibalistische Hollywoodpraktijk van het herverfilmen van nog redelijk recente klassiekers is een fraai teken van de creatieve crisis waarin de Amerikaanse genrefilmwereld zich momenteel bevindt. Alexandre Aja’s nieuwe versie van Wes Cravens beruchte The Hills Have Eyes (1977), waarin een familie in de woestijn belaagd wordt door misvormde psychopaten, heeft weliswaar een paar pluspunten ten opzichte van het origineel, maar blijft evenzeer een toonbeeld van creatieve bloedarmoede in het genre.

Hij begint sterk: de openingsscènes zetten de toon voor een vakkundige en pretentieloze horrorfilm, die een stuk vlotter en vermakelijker lijkt dan Cravens prutswerk van weleer. Aja en zijn scenarioschrijver Grégory Levasseur (beiden maakten eerder Haute Tension) nemen bovendien deze keer wel de moeite om ‘echte’ personages neer te zetten: de familie met aanhang die in de Texaanse woestijn strandt, is veel geloofwaardiger dan Cravens banale slachtoffers.

Murw beuken

~

Daarom is het eerste uur van The Hills Have Eyes nog redelijk beklemmend, maar al gauw gooit Aja de geloofwaardige spanning volledig overboord en verzandt de film jammerlijk in een stereotype-slasher, inclusief een clichématig einde. Als de familie de strijd eenmaal aangegaan is met de mismaakte psychopaten, verandert zijn film in één grote, krampachtige poging om het publiek murw te beuken. Aja probeert dit met de meest rudimentaire middelen: visuele schokeffecten (slachtscènes met skip-frame-techniek), een akelige soundtrack (monotoon lawaai door Tomandandy) en door net even verder te gaan dan waar de doorsnee horror ophoudt.

De tijden zijn veranderd: deze keer wordt er wel een (absurd groot) pistool op de blèrende baby gericht, wordt Brenda veel bruter aangerand, en worden de achterlijke belagers met veel meer en gedetailleerder sadisme van kant gemaakt. De dreiging van seksueel geweld is meer voelbaar, de moorden en verminkingen zijn explicieter.

Effectbejag

~

Craven choqueerde dertig jaar geleden omdat zijn film baanbrekend was, maar Aja bereikt dit effect geen moment. De grenzen van het toelaatbare mogen inmiddels ruim verlegd zijn, toch blijft Aja er netjes binnen: de baby blijft ongeschonden en de helden zegevieren. Daarom is The Hills Have Eyes niet meer dan een overbodige herhalingsoefening, die pretendeert meer te durven maar jammerlijk blijft steken in effectbejag.

Voor zo’n nihilistische film is het ook jammer dat de makers zich toch genoodzaakt achtten om het verhaal te rationaliseren: het is in de nieuwe versie veel explicieter dat de freaks bewoners van een mijnwerkersdorpje zijn, die door de stralingen van nucleaire tests door de overheid gedegenereerd zijn. Deze terloopse ironie ligt er veel te dik bovenop, en bovendien is slinks commentaar op kernwapenontwikkeling, wapenbezit en republikeinse waarden, dat in een handvol scènes opduikt, ietwat dubieus voor een Fransman die zich gewillig laat strikken door schaamteloze Amerikaanse geldkloppers.