“Ver van de torens van Florence dwaalde ze als in een droom door een zee van wuivend gerst met hier en daar een rode papaver. Onopgemerkt kwam hij naderbij. Geen verklaring kwam over z’n lippen, zoals bij formele geliefden. Niet geholpen werd hij door enige welsprekendheid noch leed hij onder een dergelijk gemis. Simpelweg nam hij haar in z’n sterke armen en…” Lucy en George uit Room with a View , een film van James Ivory uit 1985, gebaseerd op de gelijknamige roman (1908) van E.M. Forster, leefden na deze aanraking der monden nog lang en gelukkig.
Nature versus nurture
Iedereen herinnert zich zijn of haar eerste kus, toch? Die is verplicht fantastisch. Ik zal je het verhaal over de mijne besparen en volstaan met te zeggen: bij Lucy en George klopt het cliché van de hemelse openbaring helemaal. Hun eerste zoen, ontstolen in een welhaast overtrokken Italiaanse locus amoenus ver verwijderd van het preutse negentiende eeuwse Engeland, corrumpeert of vervolmaakt (het is maar hoe je het bekijkt) beider upper class opvoeding. Nature wint het voorgoed van nurture, al hebben de gelieven dit pas na ettelijke andere kusscènes door. In de hele film wordt Lucy gekust of kust ze zelf alsof het een lieve lust is. Op de wang, het voorhoofd, de mond; gepassioneerd, flauwtjes, verzoenend, verordonneerd. Met moeder, gouvernante, broer, verloofde en… oeps, toch weer George. De opeenvolging van zoenen geeft op zich al een mooi beeld van de vele facetten van ‘de’ kus en symboliseert tevens haarscherp de zwaar geëtiquetteerde verstandhoudingen tussen de personages. Aan deze film moest ik denken, toen ik het boekje De kus: Kleine geschiedenis van het leukste dat er is aan het lezen was.
Dwalend door de literatuur laat ook de schrijver Alain Montandon, hoogleraar literatuur aan de universiteit van Clermont- Ferrand, zien hoe een kus is geen kus is geen kus. Want al lijkt het kussen iets natuurlijks – iets dat je eigenlijk niet hoeft te leren – de manier waarop men kust wordt toch grotendeels door de vigerende cultuur bepaald. Zelfs het idee dat een zoen je simpelweg ‘overkomt’ (recept: sta op het juiste moment op de juiste plek) is een mythe. Er zijn immers culturen waarbij kussen (stel je eens voor) niet eens voorkomen. De in het Westen vertrouwde vorm was vroeger onbekend bij volkeren uit Afrika, Amerika, Oceanië en Australië. En toen de Chinezen kennismaakten met de Europese kus, gruwden ze van deze vorm van barbaars ‘kannibalisme’. Soms waren er ook praktische bezwaren: zoals lippen die opgerekt zijn door een houten schijf of het geloof van sommigen dat men door de mond de ziel van de ander kan inademen. Best begrijpelijk. Je moet er toch niet aan denken dat je in je enthousiasme per ongeluk de ziel van je partner inslikt?
Oraal getreuzel
De gepassioneerde ‘liefde overwint alles’-kus is een westerse en zeker geen universele erotische aandoening. Dit verklaart de grote ontsteltenis bij inwoners van Afrikaans Guinee toen ze bij het zien van een Hollywoodfilm geconfronteerd werden met het orale ‘getreuzel’ van de held en zijn schone, terwijl de hele bioscoopzaal verkerend onder dezelfde omstandigheden als de minnenden, zonder deze omslachtigheid der lippen linea recta was overgegaan tot de seksuele daad.
Kussen is dus alles behalve ongereglementeerd, hoe graag we daar wellicht -met onze westerse opvatting van romantiek in het achterhoofd – precies tegenovergesteld over willen denken. En Alain Montandon, die al meerdere boeken over de geschiedenis van de Europese hoffelijkheid en levenskunst op zijn naam heeft staan, beleeft er duidelijk plezier aan ons de vele facetten van de kusetiquette (en het steelse ontduiken ervan als je Don Juan heet) voor te schotelen.
Aan de hand van een keuze van tekstfragmenten uit (meestal) de Romaanse (lees eigenlijk: Franse) literatuur wrijft de academicus er wel in, dat een kus weliswaar een lichamelijke vorm van expressie is, maar dat het lippencontact tegelijk ook als een symbolische taal kan worden beschouwd. Daarbij kiest de auteur in zijn betoog overigens niet voor academisch ‘getreuzel’. Dat is misschien maar goed ook. Want in de passages waarin Montandon er dan toch wat intellectueel jargon tegenaan gooit, kan ook hij niet voorkomen dat het studieobject als vanzelf wat bevreemdend, om niet direct te zeggen komisch, aandoet:
We zullen dus stilstaan bij de gewaarwording, bij de beelden en de metaforen die getuigen van de kinesthetische bewegingen die zijn verbonden met de spieren en aan de gevoelens die daarbij ontstaan, en van de meervoudige synesthesie die de kus eigen is.
Guinness Book of Records
Valt er eigenlijk wel wat zinnigs te zeggen over kussen? Toch wel. Vermoed ik. Maar gebeurt dat hier ook? Montandon stipt vrijwel alle vermoedde en onvermoedde verschijningsvormen aan: van de kannibalenkus tot de kus als ‘liefdesmaal’; van de eerste onstuimige kus tot de – waarom eigenlijk altijd dramatische? – laatste; van de verraderlijke Judaskus tot de beleefde handkus, van de kuise moederkindkus tot de wat stoutere bijt- of steekkus; van de vaderlandslievende grondkus tot Maria Magdalena’s fetisj voor Jezus’ barmhartige voet tot het zoenreglement van het Guinness Book of Records (“kussers dienen de gehele wedstrijd door wakker te zijn”); van cunnilingus en fellatio tot mijn persoonlijke favoriet; de vampierkus. Kortom: alle exemplaren passeren wel zo’n beetje de revue, of, beter gezegd, ze lijken wat uit de lucht te komen vallen. In ieder geval raakte ik door de hak-op-de-takmanier waarop het veelzijdige gekus speels wordt beproefd en gewogen elk gevoel van richting kwijt. En als de auteur het over de ‘uitwisseling van zielen’ heeft – zijn toch al lyrische schrijfstijl vliegt dan volstrekt uit de bocht – verliest hij me op momenten even helemáál.
Misschien heeft Montandon de bedoeling gehad om een boekje te schrijven dat net zo verrassend is als het kussen zelf (alwéér een anekdote? ach, vooruit, nog eentje dan, toe, nog ééntje) maar laat hij het bepalen van de essentie van de kus – als die er al is – toch liever over aan de lezer zelf. Zelfs de plaatjes helpen
hierbij niet, want die schitteren in deze ‘kleine geschiedenis’ door hun
afwezigheid. Toch zijn de tekstfragmenten an sich best aanstekelijk, aardig genoeg in ieder geval om de lezer een glimlach te ontlokken over “het leukste dat er is”. Goed. Lees het zelf maar; de dageraad breekt aan voor deze al te lang verwijlende recensie. Liefs en kusjes xxx uit Utrecht.