Tag Archief van: historie

Boeken / Non-fictie

Rare jongens, die historici

recensie: Stijn Vennik - Van de Gladiatorenkeizer tot de Gepensioneerde Tiener

Een kandidaat voor het grootste boekenraadsel van 2019: wie heeft in godsnaam dit boek groen licht gegeven, en waarom lag de redacteur tijdens het wordingsproces ervan in coma? Van de Gladiatorenkeizer tot de Gepensioneerde Tiener is abominabel slecht geschreven en brengt niets nieuws onder de zon. Daarmee is alles wel gezegd.

Ik weet niet wat het plan van Stijn Vennik was toen hij begon aan dit boek over de laat-Romeinse keizers, maar het is in elk geval mislukt. Wilde hij grappige geschiedschrijving bedrijven? Dan moet hij beter zijn best doen dan door keizer Julianus meerdere keren ‘Juul’ te noemen. Wilde hij politiek correct zijn door consequent ‘barbaren’ tussen aanhalingstekens te plaatsen, omdat het helemaal niet zo’n barbaarse mensen waren? Dan zou hij als historicus toch moeten weten dat ‘barbar’ een van oorsprong Grieks woord is, waarmee men in de oudheid gewoon mensen bedoelde die het Grieks niet spraken, maar wel ‘barbar’. Denigrerend, jawel, maar niet op de manier die Vennik ervan maakt.

Of wilde hij, net zoals Bart Van Loo dat doet in De Bourgondiërs, vergelijkingen maken met hedendaagse fenomenen om historische feiten te duiden? Waarom dan deze tenenkrommende anachronistische poging: “Serieus, als je die lui in Den Haag al zakkenvullers vindt is het maar goed dat je toen niet leefde.”

Was het ten slotte een poging om een op historische bronnen gestoeld werk te wrochten? Waarom neemt hij dan discutabele anekdotes op, gewoon omdat ze amusant om te vertellen zijn?

Ook de intentie van de auteur doet de wenkbrauwen rijzen: hij wilde dit boek schrijven over de periode 180-476, omdat die onderbelicht is in de literatuur. Terwijl er bibliotheken vol over zijn geschreven (in 2017 verscheen nog een heruitgave van Keizers Sterven niet in Bed van Fik Meijer). Bovendien zijn de keizers in de periode, vooral dan vanaf en na de tetrarchie doorgaans niet interessant, doorgaans omdat ze amper een paar dagen regeerden en daarna vermoord werden.

Vennick verdient uiteraard respect omdat hij als piepjong historicus (hij is amper 28) al tot een overzichtswerk kwam, en hij kent duidelijk de periode in kwestie. Maar zijn infantiele schrijfstijl keldert het leesplezier pagina na pagina. Het is echt struikelen over weinig wetenschappelijke passages als “alsof gecastreerd zijn nog niet rottig genoeg is”, “je vraagt je af waarom iedereen daar altijd intrapt” of – de hoofdvogel – “mijn eigen theorie is dat hij het gewoon leuk vond om mensen in de maling te nemen”. Waarom laat een redacteur dit passeren? Athenaeum is toch een gerespecteerde uitgeverij met een voorliefde voor geschiedenis?

Voor wie dit boek bedoeld is, is dan ook een raadsel. Adolescenten met een interesse in geschiedenis? Daarvoor is de gekozen periode te chaotisch en niet interessant genoeg. Wetenschappers die een naslagwerk willen lezen over de Oudheid? Daarvoor verwijzen we graag naar bovenstaande passages. Misschien heeft-ie het gewoon voor zichzelf geschreven. Rare jongens, die historici.

Boeken / Non-fictie

Rare jongens, die historici

recensie: Stijn Vennik - Van de Gladiatorenkeizer tot de Gepensioneerde Tiener

Een kandidaat voor het grootste boekenraadsel van 2019: wie heeft in godsnaam dit boek groen licht gegeven, en waarom lag de redacteur tijdens het wordingsproces ervan in coma? Van de Gladiatorenkeizer tot de Gepensioneerde Tiener is abominabel slecht geschreven en brengt niets nieuws onder de zon. Daarmee is alles wel gezegd.

Ik weet niet wat het plan van Stijn Vennik was toen hij begon aan dit boek over de laat-Romeinse keizers, maar het is in elk geval mislukt. Wilde hij grappige geschiedschrijving bedrijven? Dan moet hij beter zijn best doen dan door keizer Julianus meerdere keren ‘Juul’ te noemen. Wilde hij politiek correct zijn door consequent ‘barbaren’ tussen aanhalingstekens te plaatsen, omdat het helemaal niet zo’n barbaarse mensen waren? Dan zou hij als historicus toch moeten weten dat ‘barbar’ een van oorsprong Grieks woord is, waarmee men in de oudheid gewoon mensen bedoelde die het Grieks niet spraken, maar wel ‘barbar’. Denigrerend, jawel, maar niet op de manier die Vennik ervan maakt.

Of wilde hij, net zoals Bart Van Loo dat doet in De Bourgondiërs, vergelijkingen maken met hedendaagse fenomenen om historische feiten te duiden? Waarom dan deze tenenkrommende anachronistische poging: “Serieus, als je die lui in Den Haag al zakkenvullers vindt is het maar goed dat je toen niet leefde.”

Was het ten slotte een poging om een op historische bronnen gestoeld werk te wrochten? Waarom neemt hij dan discutabele anekdotes op, gewoon omdat ze amusant om te vertellen zijn?

Ook de intentie van de auteur doet de wenkbrauwen rijzen: hij wilde dit boek schrijven over de periode 180-476, omdat die onderbelicht is in de literatuur. Terwijl er bibliotheken vol over zijn geschreven (in 2017 verscheen nog een heruitgave van Keizers Sterven niet in Bed van Fik Meijer). Bovendien zijn de keizers in de periode, vooral dan vanaf en na de tetrarchie doorgaans niet interessant, doorgaans omdat ze amper een paar dagen regeerden en daarna vermoord werden.

Vennick verdient uiteraard respect omdat hij als piepjong historicus (hij is amper 28) al tot een overzichtswerk kwam, en hij kent duidelijk de periode in kwestie. Maar zijn infantiele schrijfstijl keldert het leesplezier pagina na pagina. Het is echt struikelen over weinig wetenschappelijke passages als “alsof gecastreerd zijn nog niet rottig genoeg is”, “je vraagt je af waarom iedereen daar altijd intrapt” of – de hoofdvogel – “mijn eigen theorie is dat hij het gewoon leuk vond om mensen in de maling te nemen”. Waarom laat een redacteur dit passeren? Athenaeum is toch een gerespecteerde uitgeverij met een voorliefde voor geschiedenis?

Voor wie dit boek bedoeld is, is dan ook een raadsel. Adolescenten met een interesse in geschiedenis? Daarvoor is de gekozen periode te chaotisch en niet interessant genoeg. Wetenschappers die een naslagwerk willen lezen over de Oudheid? Daarvoor verwijzen we graag naar bovenstaande passages. Misschien heeft-ie het gewoon voor zichzelf geschreven. Rare jongens, die historici.

Boeken / Non-fictie

SS-politie beul Rauter wilde het vooral zuiver houden

recensie: Theo Gerritse - Rauter. Himmlers vuist in Nederland

Na de oorlog wist Hanns Albin Rauter (1895-1949) dondersgoed welk lot hem wachtte. Door de nederlaag van Duitsland verdiende hij de kogel. Zijn gewelddadige optreden als bezettingsbestuurder en zijn verantwoordelijkheid voor de deporatie van de Joden stonden daar los van.

Eigenlijk is het een klein wonder dat een van de grootste rotzakken uit de geschiedenis van de Duitse bezetting nu pas de biografie krijgt die hij verdient. Rauters naam prijkte steevast onderaan bekendgemaakte executiebevelen. Toch dreigde de ‘gier uit de Alpen’, door een gebrek aan belangstelling voor de daders in de vergetelheid te raken.

Sinds de eeuwwisseling is er in de historiografie sprake van een voorzichtige herontdekking van de dader en de collaborateur. Het boek van Bas Kromhout De voorman: Henk Feldmeijer en de Nederlandse SS (2012) is hiervan een voorbeeld. In het kader van zijn promotieonderzoek levert historicus Theo Gerritse een belangrijke toevoeging. In Rauter. Himmlers vuist in Nederland is het omvangrijke en over vele archieven verspreidde archief- materiaal gebundeld tot een imposante Gesamtbiographie.

Rauter

‘Rauter en Henk Feldmeijer inspecteren Vrijwilligers van de Nederlandse SS, Nederland 11 juni 1942.’

Steierische Heimatschutz

Gerritse reconstrueert in zijn gedegen, maar weinig sprankelend geschreven studie, zeer precies de gangen van Rauter. Hij noemt het verlies van de Eerste Wereldoorlog hét kantelpunt in Rauters leven. Net als vele generatiegenoten in Duitsland keerde hij totaal ontgoocheld terug van het front. Rauter veranderde in een ‘desperado’ en zocht zijn heil in het paramilitaire vrijkorps Steierische Heimatschutz.

Deze rechtse, op fascistische leest geschoeide organisatie, ijverde voor het samenvoegen van Oostenrijk en Duitsland. Rauter ontpopte zich al snel als een goed organisator, maar bleef politiek gezien tot de tweede garnituur behoren. Gerritse typeert hem als de ideale tweede man, die blindelings opdrachten uitvoerde en hondstrouw was aan zijn superieuren.

Lotsbestemming

Na een mislukte couppoging van Oostenrijkse nationaalsocialisten in september 1931 vluchtte Rauter halsoverkop naar Duitsland. Aanvankelijk had Rauter een voorkeur voor de SA. Toch trad hij, ondanks een verre van smetteloze achtergrond, korte tijd later toe tot de SS. Daar vond hij een nieuw levensdoel.

Al snel droeg Rauter het schimmige ‘cultuurgoed’ en bijbehorende mythologie van zijn nieuwe leermeesters waar mogelijk uit. De kernwaarden eer, trouw en kameraadschap van de SS pasten hem als een tweede huid. Door zijn buitengewone breedsprakigheid en gretige gebruik van superlatieven trok Rauter de aandacht van Himmler. Desondanks bleef hij wederom een outsider. Rauter behoorde immers niet tot de älte Kampfer.

Tijdens de bezetting van Nederland was Rauter als politiechef verantwoordelijk voor de openbare orde. Volgens Gerritse was het vijfkoppige bestuur bloedfanatiek, maar beschikten ze elk over onvoldoende macht om een eigen politieke koers te varen. Ondanks onderlinge wrijvingen slaagden de Duitsers erin tot 1945 een collegiaal bestuur te behouden. Niet in het minst door de kruiperige houding van Rauter. Die schreef wel slijmerige brieven over de weekheid van Seys-Inquart naar Himmler, maar kreeg steeds nul op rekest.

Silbertanne

Tijdens de eerste jaren van de oorlog stond Rauter volledig achter de nazificatie-politiek. Hij had immers behoefte aan rust. Toen de Duitsers na de Februaristaking van 1941 hun masker afzetten, radicaliseerde Rauter. Nadat het Nederlandse verzet steeds brutaler optrad met aanslagen op NSB’ers én Duitse soldaten, reageerde Rauter onder de codenaam Silbertanne met het plegen van sluipmoorden op het verzet.

In de nacht van 6 op 7 maart 1945 overleefde Rauter zelf ternauwernood een aanslag nabij de Woeste Hoeve. De repressie die daarop volgde was net als Rauter meedogenloos. Volgens Gerritse was gebrek aan twijfel zijn belangrijkste karaktereigenschap. De opvoeding in een nationaalconservatief, antisemitisch milieu maakten Rauter compromisloos. Zelfs na de ineenstorting van het Derde Rijk bleef hij zijn idealen trouw. Hij was dan ook niet schuldig aan de misdaden die hem na de oorlog ten laste werden gelegd, maar had slechts trouw orders opgevolgd. Van een schrikbewind, zoals onder de hertog van Alva, was geen sprake geweest. Rauter had het als ‘ridderlijke soldaat’ allemaal toch vooral zuiver willen houden.

Boeken / Interview
special: Interview met Bart van Loo over zijn nieuwe boek: De Bourgondiërs

“Tijdens het schrijven werd ik weer ik die 14-jarige knaap die gefascineerd naar de dode Karel de Stoute in de sneeuw zat te kijken.”

Bart Van Loo heeft er een slopende lezingen- en interviewreeks in Vlaanderen en Nederland opzitten. De verteller is zichtbaar uitgeteld, maar – gelukkig voor ons – niet uitverteld: het duurt het niet lang voor hij weer gloedvol en opverend vertelt over ‘zijn’ Bourgondiërs. Het onderwerp ligt hem nu eenmaal na aan het hart: zijn vrouw is Bourgondisch, hun dochter bijgevolg Vlaams-Bourgondisch. “Maar toch heb ik dit boek in de eerste plaats voor mezelf geschreven.”

Een pil van ruim 600 pagina’s over de geschiedenis van de Bourgondiërs: op voorhand moet het als commerciële zelfmoord hebben geklonken, maar de teller staat vandaag op bijna 65.000 verkochte exemplaren in 2,5 maand. Hoe verklaar je dat succes?

“Het boek is mooi gelanceerd geworden in De Wereld Draait Door en De Afspraak, er zijn meteen heel veel 4- en 5-sterrenrecensies gekomen en er is de 8-delige podcast die ik voor radiozender Klara maakte. Dat zijn concrete aanleidingen, maar die verklaren de stormloop in Vlaanderen en Nederland natuurlijk niet. Als we wat dieper graven, denk ik dat het een kwestie van identiteit is. Zeker in deze verbrokkelde, complexe tijden van migratie, Brexit, Marrakech-akkoord … stellen mensen zich de vraag: wie zijn wij eigenlijk? Waar komen wij vandaan? Misschien is het in die context dan interessant wanneer iemand besluit om – zonder enige ideologische bedoelingen – dat verhaal te vertellen. Hebben wij een collectieve identiteit? En zo, hoe is die ontstaan? En ik heb vastgesteld dat we daarvoor naar de Bourgondiërs moesten kijken. Vandaar ook de ondertitel Aartsvaders van de Lage Landen. Maar is het echt de verklaring voor het succes? Ik weet het niet, want dat identitaire zit niet expliciet in het boek. Dat zou ook averechts werken. Zij die trouwens op zoek zijn naar een specifiek Vlaamse identiteit zullen al meteen vaststellen dat Limburg en Brabant nu tot Vlaanderen behoren, maar in de middeleeuwen helemaal niet. De Lage Landen zijn een samenraapsel van identiteiten, die de Bourgondische hertogen staatkundig, juridisch, militair, monetair en artistiek hebben samengebracht. Wat ik eigenlijk vooral wilde aantonen, was dat onze geschiedenis niét begint bij de val van Antwerpen of bij Willem van Oranje, maar veel eerder. Iets wat we nooit op school hebben geleerd.”

Hoe ben je eigenlijk aan dit titanenwerk begonnen?

“Ik trek bij wijze van spreken aan een touwtje en stel dan vast wat daar allemaal aan vasthangt (haalt een denkbeeldige vislijn binnen). Jan Van Eyck staat midden in het verhaal van de Bourgondiërs als hofschilder van Filips de Goede. Jeanne d’Arc heeft er ook alles mee te maken en leefde gelijktijdig met Van Eyck. Het begin van de boekdrukkunst, dat was in de tijd van Karel de Stoute. Het ontstaan van de huiskapellen, de groeispurt van het ego … Allemaal dingen die mij uitermate boeien en die ik in één boek kon verwerken. Ik heb het dus eigenlijk in de eerste plaats voor mezelf geschreven, waarbij ik terug die 14-jarige knaap werd die gefascineerd naar het prentje van de dode Karel de Stoute in de sneeuw keek. Nu, ik moest dit boek ook voor mezelf schrijven, anders had ik dit project nooit volgehouden.”

Je waagt je soms ver in je beschrijvingen: een feest dat een “welgemeende fuck you richting Engeland” was, een vrouw met “een voorhoofd als een erotisch voorsteven” … Nooit gedacht dat je hier niet mee zou wegkomen?

“Als verteller schud ik dergelijke beschrijvingen als het ware automatisch uit mijn mouw, ik voel aan dat ze nodig zijn om het verhaal tot leven te brengen. Net zoals ik graag vertrek van details en petites histoires om van daaruit breder te gaan. Zoals het feit dat er 200 eekhoorntjes werden verwerkt in een kostbare mantel. Of dat Filips de Goede zich wel naar de borst moet hebben gegrepen toen het Lam Gods werd onthuld. En die ‘welgemeende fuck you’? Tja, misschien is die op het randje, maar het overdreven feest dat werd gegeven kwam daar nu eenmaal op neer. Met één uitdrukking leg ik de hele internationale politiek uit. Toegegeven, het is een literaire vrijheid die echte academici zich wellicht niet kunnen veroorloven. Meer nog: de academische wereld heeft lang neergekeken op de histoire événementielle zoals ik ze bedrijf. Onlangs gaf professor Wim Blockmans evenwel toe dat historici net zo’n verhalen nodig hebben om buiten hun afgebakende vakgebied te geraken en het grote publiek te bereiken.”

In dat verband: een bevriend historicus gaf de kritiek dat academici al het veldwerk doen, waarna een verteller als jij er bij het grote publiek mee gaat scoren.

“Vanuit menselijk, psychologisch standpunt kan ik die reactie begrijpen. Anderzijds: ik heb vier jaar aan dit boek gewerkt zonder dat een of ander universiteit mij een loon uitbetaalde, wat best een grote commerciële gok van mij was, en er stapels en stapels boeken voor gelezen. Bovendien houdt niets die academici tegen om hetzelfde te doen. Ik zou dat zelfs toejuichen: laat ze hun kennis maar meeslepend ontsluiten. Maar voor mij is geschiedschrijving geen wedstrijd, voor mij komt het neer op verhalen vertellen en die koppelen aan historisch inzicht. En ik heb dat alleen kunnen doen omdat ik op de robuuste schouders van echte historici stond. Die spanning tussen academische en populaire geschiedschrijving vind ik trouwens heel boeiend, op 1 juni vindt er naar aanleiding van mijn boek zelfs een debatnamiddag over plaats aan de UGent.”

Over populair gesproken: ik las in een recensie dat je boek zich uitstekend zou lenen tot een televisiereeks à la The Crown. Zet je dat aan het dromen?

(enthousiast) “O ja, geweldig! Zij het dat iemand anders het zal moeten doen, want daar begin ik niet aan. Maar beeld je eens in: Jeremy Irons als de oude Filips de Goede, of als Filips de Stoute die met zijn stofbril op weg is naar alweer een veldslag. En wat een mooi personage zou de Franse koning Karel VI zijn, die opeens krankzinnig wordt en op zijn gevolg begint in te hakken. Wat een rol! Die banketten, die riddertornooien, die veldslagen, die moordaanslagen … Het is allemaal zo episch en filmisch dat het zich heel goed zou lenen voor een serie. Zeker omdat er ook nog eens van die Shakespeareaanse elementen inzitten, zoals Filips de Goede en Filips de Stoute die elkaar als vader en zoon vreselijk in de haren konden vliegen. Of Lodewijk van Male, de graaf van Vlaanderen, die in Brugge aan een willekeurige deur moet kloppen om aan de woedende menigte te ontsnappen en later de stad ontvlucht door de slotgracht over te zwemmen. Je ziet het toch zo voor je?”

Tot slot: al een idee wat hierna volgt?

“Eerst en vooral vakantie. Het is nodig, zoals je kan merken (lacht). Daarna zien we wel. Wie weet schrijf ik wel een sequel op De Bourgondiërs, waarbij de supranationale Lage Landen op het einde van de rit uiteenvallen. Dan heb ik de twee oerverhalen: het ontstaan en de scheuring. Alleen al de val van Antwerpen in 1585 is toch mateloos boeiend? Al die kunstenaars, bankiers en intelligentsia die massaal de stad verlieten en naar Amsterdam trokken, dat zijn Gouden Eeuw zag beginnen. Voor het tot dan altijd op kop lopende Vlaanderen een drama, voor Nederland een schitterende gebeurtenis. En dan kan je er de godsdienstoorlogen, Willem van Oranje, Pieter Brueghel, Jeroen Bosch … bij gaan betrekken. Maar nogmaals: ik zie wel of ik de adem vind om dat nogmaals op te brengen. Want het schrijven van De Bourgondiërs is gekkenwerk geweest. Echt crazy.”

Geniet dus maar des te harder van je dolce far niente!

Boeken / Non-fictie

Revolutie heet nu migratie

recensie: Ivan Krastev - Na Europa

Ivan Krastev is in Na Europa zeer somber over het voortbestaan van de Europese Unie. De Bulgaarse politicoloog ziet migratie als de grootste bedreiging voor Europa. Hij noemt het zelfs Europa’s 9/11.

Populistische en anti-Europese partijen zijn al jaren aan een opkomst bezig. Analisten steggelen al even lang over een verklaring: ligt het aan de economie of aan immigratie? Volgens Ivan Krastev is het dat laatste. Maar hij beschouwt migratie als een veelzijdiger probleem dan de meeste van zijn collega’s.

Revolutie of migratie?

Migratie heeft niet alleen ingrijpende gevolgen voor de landen van aankomst, maar ook voor de landen van vertrek. Krastev kijkt daarbij zowel naar migratie naar Europa als naar migratie binnen Europa.

Krastev noemt migratie de nieuwe vorm van revolutie. Deze revolutie, aldus Krastev,  ‘wordt ideologisch niet geïnspireerd door voorstellingen van een stralende toekomst, maar door foto’s op Google Maps waarop te zien is hoe het leven aan de andere kant van de grens eruitziet. (…) Voor steeds meer mensen betekent ‘verandering’ een verandering van land, niet van regering.’

Stemmen met voeten

Krastev neemt zijn eigen Bulgarije als voorbeeld. Migratie zorgt ervoor dat hervormingsgezinde mensen het land verlaten. Het is, zo stelt Krastev, nu eenmaal eenvoudiger om naar Duitsland te vertrekken dan om Bulgarije te laten functioneren als Duitsland. ‘Een burger die besluit zijn land te verlaten, doet dat natuurlijk niet om het land dat hij achterlaat te hervormen. Hij wil zijn eigen leven veranderen, niet dat van anderen.’

Vooral mensen tussen 25 tot 50 jaar verlaten het land. De meerderheid van de veelbelovende studenten kiest niet voor de Bulgaarse universiteiten, maar studeert in het buitenland. Wie na zo’n studie naar zijn land terugkeert, wordt door landgenoten veelal als ‘loser’ gezien.

Mede als gevolg van de migratie, krimpt de Bulgaarse bevolking – iets wat voor meerdere Centraal- en Oost-Europese landen geldt. Krastev spreekt daarom van ‘demografische paniek’. Dat gevoel van paniek wordt nog eens versterkt door mogelijke komst van niet-Europese immigranten, waardoor sommigen Centraal- en Oost-Europeanen vrezen dat hun land en cultuur mogelijk verdwijnen.

Het Europese 9/11

Dat West-Europeanen zich zoiets lastig voor kunnen stellen, komt volgens Krastev door de verschillende historische ervaringen van beide Europa’s. De voormalige Oostbloklanden hebben na de Val van de Muur een staat (de Sovjet-Unie) en een systeem (communisme) in een mum van tijd zien verdwijnen. Dat maakt dat zij de Europese crisis met een groter gevoel van verontrusting bekijken, ‘terwijl West-Europeanen maar blijven volhouden dat het allemaal wel goed zal komen.’

De migratiecrisis en de mede daardoor veroorzaakte Brexit en regeringsdeelname van populisten in verschillende landen, heeft ook de West-Europeanen laten zien hoe kwetsbaar de EU is. Krastev noemt de vluchtelingencrisis daarom het Europese 9/11.

Krastev is niet optimistisch over de toekomst van Europa. Desalniettemin doet hij wel pogingen een oplossing aan te dragen. Die ligt niet in het ‘verslaan’ van de populisten. Hij stelt juist voor compromissen te sluiten en enkele beleidspunten van ze over te nemen (zoals goed bewaakte buitengrenzen). ‘Flexibiliteit – niet rigiditeit – zou Europa nog wel eens kunnen gaan redden.’

Te dun

Na Europa is een vrij dun en vlot geschreven boekje. Maar het is zeker geen broddelwerkje. Uit alles blijkt dat we hier maar het topje van Krastevs intellectuele ijsberg zien. Het had zeker niet misstaan als hij wat meer ruimte had genomen om zijn denkbeelden verder uit te werken.

Krastev constateert met zijn ruime en scherpe blik de problemen die de EU teisteren – op een diepzinnigere manier dan de meeste analisten. Maar zijn oplossingen vallen tegen. Zijn roep om sterke buitengrenzen gaat voorbij het feit dat de immigratie van buiten de EU al sterk is teruggedrongen – zonder dat daarmee de onvrede is verdwenen. Bovendien draagt hij geen enkele oplossing aan voor een ander groot probleem dat hij constateert: de migratie bínnen de EU.

Verwacht van Krastev dus geen hoogdravende oplossingen. Dat kun je hem ook lastig kwalijk nemen, aangezien hij zelf ook niet veel verwacht van de door hem aangedragen oplossingen: ‘Het uiteenvallen van de Unie is dus een van de meest waarschijnlijke uitkomsten.’

Dat fatalisme heeft iets onbevredigends, maar ook dat is misschien iets typisch West-Europees.

Boeken / Non-fictie

Vol overgave

recensie: Sue Prideaux - Ik ben dynamiet

De veelgeprezen Nietzsche-biografie Ik ben dynamiet van Sue Prideaux is nu vertaald in het Nederlands. Dit werk is alles wat een Nietzsche liefhebber zich wensen kan: een prachtige kijk in het persoonlijke leven van Nietzsche, naadloos vervlochten met een uitgebreide uiteenzetting van zijn denken en werken.

Friedrich Nietzsche is één van de bekendste filosofen van de 19e eeuw. Bij het grote publiek staat hij bekend als de filosoof met de hamer, omdat hij alles wat filosofen vóór hem hebben bedacht aan diggelen slaat. Vanuit dat niets bouwt hij zijn filosofie opnieuw op. Een filosofie die helemaal niet pessimistisch of negatief tegenover het leven staat (ook zo staat hij bij het grote publiek bekend), maar waar juist zoveel levensliefde vanaf spat dat het alles wat dat leven inperkt verafschuwt.

Even Nietzsche zijn

Ik ben dynamiet is veel meer dan een biografie. Het is een volledige inleiding op alles wat met Nietzsche te maken heeft, op zijn volledige levensloop, al zijn relaties, alle plekken waar hij tijd heeft doorgebracht, alle gedachten die hij op die plekken deelde met anderen en alle boeken, geschriften en brieven die hij schreef gedurende zijn leven. Maar het grootste verschil met andere biografieën is dat Ik ben dynamiet leest alsof Nietzsche het boek zélf heeft geschreven. En eigenlijk gaat het zelfs nog verder, het is alsof je door het boek te lezen in zijn hoofd kruipt. Alsof je even Nietzsche wordt, zijn gedachten ziet alsof het je eigen gedachten zijn.

Sue Prideaux heeft met Ik ben dynamiet een meesterwerk geschreven dat niet snel geëvenaard zal worden. Ze ontdoet Nietzsche van alle valse beschuldigen aan zijn adres (dat hij antisemiet zou zijn, dat hij vrouwen zou haten, dat hij nationalistisch zou zijn), van alle valse vooroordelen (dat hij alleen maar alles kapot sloeg en zelf niks nieuws bedacht) en geeft hem weer de ruimte om te zijn wie hij was: een menselijk genie, geplaagd door lichamelijke ongemakken, emoties en onbeschrijfelijk diepe en revolutionaire gedachten.

Professor Nietzsche

Nietzsche leefde met grote snelheid. Wellicht had dat te maken met het sterven van zijn vader op jonge leeftijd, wat Friedrich in één klap dé man van het gezin maakte. Zowel zijn moeder als zijn zus keken tegen hem op en zagen in hem hun heil voor de toekomst. Toen Nietzsche student filologie en pas 24 jaar oud was kreeg hij in Bazel de leerstoel filologie aangeboden. Om professor te worden moet je eerst de doctorsgraad behaald hebben, maar ze wilden in Bazel zo graag dat Nietzsche het ambt zou bekleden dat ze hem deze graad cadeau gaven. Dit aanbod was uitzonderlijk en komt voort uit het enthousiasme van één van zijn docenten, die Nietzsche voordroeg. Nietzsche werd de jongste professor ooit aan de universiteit van Bazel. Er stond wel iets tegenover: Nietzsche moest zijn Pruisische nationaliteit opgeven om te voorkomen dat hij opgeroepen zou worden voor dienstplicht. Dit deed hij, maar de Zwitserse nationaliteit kreeg hij nooit, hij bleef dus zijn verdere leven stateloos (iets wat hem als ‘kosmopoliet’ en zelfbenoemd Europees burger niet zou deren).

Wagner en muziek

Een belangrijk element in Nietzsches leven en dus ook in Ik ben dynamiet is zijn vriendschap met Richard Wagner. Nietzsche bracht nagenoeg al zijn vrije tijd door in Tribschen, het huis van Wagner en zijn vrouw Cosima aan het Vierwoudstrekenmeer in Luzern. Keer op keer keert de lezer samen met Nietzsche (of eigenlijk: als Nietzsche) terug naar Tribschen. Wagner en Nietzsche waren beiden groot fan van Schopenhauer, die met zijn pessimistische filosofie een welkom alternatief was voor het christelijke conservatieve gedachtegoed van Immanuel Kant en Pruissen. Hun gedeelde liefde voor muziek sloot naadloos aan op het denken van Schopenhauer, die de muziek de enige kunst noemde die ‘bij machte was de waarheid over het wezen van het bestaan zelf te onthullen’. Zingend en filosoferend beklommen ze regelmatig samen de berg Pilatus. De ontwikkeling van Nietzsche van filoloog tot filosoof gaat stapsgewijs en hand in hand met het uit elkaar groeien van de goede vrienden.

Nietzsche als filosoof

Prideaux laat zien hoe Nietzsche als filosoof door zijn boeken en standpunten steeds meer mensen tegen zich in het harnas jaagt, waaronder zijn zuster Elisabeth (bijnaam: lama). Zijn moeder en zus – en ook de jonge Friedrich zelf trouwens – hadden altijd gedacht dat Nietzsche dominee zou worden, net als zijn vader. Toen Nietzsche openlijk kritiek begon te uiten op het christelijke geloof namen zij dat hem niet in dank af. Ondanks dat bleef zijn moeder hem zijn hele leven trouw en hielp hem waar nodig, voor zover dat kon als alleenstaande vrouw.

De relatie met zijn zus verliep anders. Ook hier neemt Prideaux je mee in het leven van Nietzsche alsof je het zelf beleeft. Als kind zijn broer en zus dol op elkaar maar deze relatie verbrokkelt stukje bij beetje wanneer Nietzsche steeds meer van zijn filosofie ontwikkelt. Elizabeth wordt openlijk nationaalsocialist en begint samen met haar man een kolonie in Zuid-Amerika. Broer en zus breken met elkaar. Ondanks dat weet Elizabeth als ze weer terug is de voogdij over haar broer te krijgen wanneer deze geestesziek wordt. Terwijl hij nog leeft richt ze een Nietzsche-archief op. Alle teksten die haar in een kwaad daglicht zetten vernietigt ze, passages uit boeken waar ze niet achter staat schrapt ze. Wanneer de geesteszieke Nietzsche op een bovenkamertje zijn laatste dagen uitzit laat ze geïnteresseerden betalen om hem te zien.

Nietzsche misbruikt

Prideaux eindigt Ik ben dynamiet met een duidelijke en erg pijnlijke afrekening met diegenen die Nietzsche het meest hebben misbruikt: zijn zus en de nazi’s. Elisabeth Nietzsche zorgde ervoor dat een stuk van Mussolini werd opgevoerd in Weimar en een jaar later ontmoette zij Adolf Hitler (toen al kanselier) die haar een bos rode rozen gaf. Het Nietzsche-archief kwam in handen van de nazi’s ‘die bij de formulering van de filosofie van hun partij een beroep deden op Nietzsche’.

Een andere bekende naam die de ‘meest vergiftigende invloed op de manipulatie van Nietzsches ideeën’ had was Oswald Spengler. Spengler gebruikte Nietzsches woorden zoals Übermensch zo dat ze strookten met zijn nationaalsocialistische idee van het sociaal-darwinisme: de misbruikte evolutietheorie van Darwin die goedkeurde dat grote groepen ‘ondergeschikten’ niet zouden voortleven in het belang van de soort. Met het sociaal-darwinisme werd de Endlösung van een zogenaamd wetenschappelijk en dus ‘rechtvaardig’ sausje voorzien. Het feit dat veel mensen vandaag de dag Nietzsches Übermensch nog altijd verbinden aan de verwerpelijke filosofie van nazi-Duitsland toont hoe succesvol de manipulatie en het misbruik van Nietzsches filosofie is geweest. Het feit dat Oswald Spengler vandaag de dag door sommigen (zoals aanhangers van de alt-right beweging) gezien wordt als een onterecht opzijgeschoven denker is alarmerend.

Ik ben dynamiet

Nietzsche leefde snel en greep elk moment dat hij niet geplaagd werd door pijnen of slechtziendheid aan om te schrijven. Hij reisde heel Europa door naar plekken waar hij kon werken en naar mensen met wie hij kon filosoferen. In Ik ben dynamiet spat de gedrevenheid van de bladzijden. De verandering in schrijfstijl van stijfjes en langdradig naar korte aforismen is als lezer volkomen logisch en duidelijk te volgen. Hij leek haastig om zijn gedachten zo duidelijk mogelijk op papier te willen knallen, alsof hij wist wat in het verschiet lag. Het zo veel mis geïnterpreteerde amor fati waar Nietzsche bekend om staat geeft blijk van deze levenslust. Het zou Nietzsche maken tot een nihilist die het leven verafschuwd. Wat bedoelde hij er dan mee? Van niks te willen dat het anders is, een volledige omarming van het leven.

Ook het steeds slechter worden van zijn lichamelijke gezondheid die hand in hand lijkt te gaan met de steeds grotere ontwikkeling van zijn geest ontvouwt als een tragische maar logische levensrichting voor deze fascinerende filosoof. ‘Ik ben geen mens, ik ben dynamiet!’ lijkt hij haast te roepen in Ecce homo. Nietzsche geloofde dat hij de mensheid kon bevrijden van haar kortzichtigheid en onderdrukkende moraliteit. En dat zou niet zonder herrie gaan, maar met een knal zoals van ontploffend dynamiet!

Sue Prideaux heeft met Ik ben dynamiet een meesterwerk geschreven. Een aanrader voor iedereen, zonder uitzondering. Ontzettend leerzaam, intrigerend, meeslepend en vermakelijk. Een van de mooiste boeken die ik ooit heb gelezen.

Boeken / Non-fictie

De kunst van het leven (en schrijven)

recensie: Seneca - Levenskunst

Sommige inzichten en beschouwingen zijn tijdloos. De Essays van Montaigne. De autobiografische, filosofische bespiegelingen van Marcus Aurelius. En zonder twijfel ook de traktaten van Seneca. Zes daarvan zijn nu gebundeld in Levenskunst. Wie zich aan het leven al eens een bult valt, kan hier niet omheen.

De carrière van Seneca (ca. 4 v.Chr. – ca. 65 na Chr.) is welbekend en veelbesproken. Van hoge Spaanse afkomst kwam hij in Rome terecht, waar hij een glansrijke carrière zou uitbouwen als redenaar, senator, schrijver, filosoof en zakenman. Hij werd door keizer Claudius, die van zijn inzichten niets moest hebben, verbannen naar Corsica, maar later door Agrippina, de tweede vrouw van Claudius, terug naar Rome gehaald. Daar zou hij zijn beroemdste rol spelen: mentor en privéleraar van de jonge, wilde maar potentieel glorieuze Nero. Wist hij de keizer in diens eerste regeringsjaren nog in toom te houden, dan ging het al gauw van kwaad naar erger. Seneca werd uiteindelijk van een complot tegen de keizer beschuldigd en kreeg de eervolle uitweg van zelfmoord aangeboden, die hij aannam.

Onkwetsbaarheid

Een bewogen leven dus, en dat voor een man die de stoa volgde, een denkwijze die stelde dat passie altijd door de rede moest worden beheerst. Kortom, die de onverstoorbaarheid predikte. Dat blijkt ook uit de vragen die hij zich in de essays stelt: Wat moet ik doen om écht gelukkig te worden? Hoe kan ik waardig sterven? Hoe leid ik een moreel waardig en evenwichtig bestaan? Hoe kan ik mij het ideaal van onkwetsbaarheid aanmeten?

Vervolgens gaat hij diepgaand, maar niet zonder humor en anekdotiek in op deze vragen. Zo bestrijdt hij bijvoorbeeld de dooddoener dat het leven te kort zou zijn. Onzin, aldus Seneca, we vullen het gewoon tot de nok met overbodige en nutteloze zaken als sporten, een mooi lichaam, najagen van geld en politieke discussies. Allemaal niet nodig, vindt hij, want dat is niet waar de mensen je zullen om herinneren. Het gaat erom je leven zo goed mogelijk in te richten en vervolgens af te sluiten met het beste en meest waardige einde.

Het boeiende nawoord van vertaler en classicus Vincent Hunink, waarin hij Seneca’s meerwaarde voor onze huidige tijd onderstreept, is een mooie bonus, net als de verklarende lijst van persoons- en plaatsnamen. Een goed einde dus, net zoals Seneca het gewild zou hebben.

Boeken / Non-fictie

Historisch inzicht

recensie: Jan Westerhof - We waren erbij, de eeuw van radio

Oud-directeur Radio van de NPO Jan Westerhof slaagt erin met We waren erbij een smeuïg en leesbaar boek te schrijven over een eeuw Radio met behoud van het historisch besef.

In een handzaam boek van 192 pagina’s inzicht verschaffen in het ontstaan en de ontwikkeling van radio in Nederland in woord en beeld is een machtige uitdaging. Feitelijk is de radio niet weg te denken uit ons dagelijks leven. We nemen hem tegenwoordig overal mee naartoe op onze smartphone, de auto, thuis op de stereo en op iedere computer waar we ons werk mee doen. Radio is overal toegankelijk, of je nu muziek wilt luisteren in welke vorm dan ook of het nieuws wilt horen in elke kleurtoon die je wenst.

Chronologisch en thema’s

Op 6 november 2018 werd in Beeld en Geluid op het Mediapark te Hilversum het boek We waren erbij – De eeuw van radio ten doop gehouden. Het was het moment waarop het honderdste jaar van het bestaan van de radio in Nederland startte. Jan Westerhof reikte daar het eerste exemplaar van zijn boek uit aan radio-coryfee Frits Spits.

Het boek schetst de historie en ontwikkeling van radio in Nederland. Na de uitvinding in 1888 door Heinrich Hertz duurde het tot 1919 voordat de eerste radio-uitzending in Nederland plaatsvond vanuit het Kurhaus. De radio doet vanaf dat moment zijn intrede in de maatschappij en verwerft zijn plaats in het gezinsleven. Die plek wordt later bij de uitvinding van de televisie door dat medium overgenomen, maar de radio is nooit verdwenen. Hoe die ontwikkelingen verliepen wordt door Westerhof chronologisch verteld terwijl hij tevens plaats heeft gevonden voor verschillende thema’s als regionale omroep, nieuwsradio, publieke omroep, radiopiraten en de opkomst van commerciële radio. Westerhof slaagt erin om in plaats van deze geschiedenis als wetenschappelijk werk te presenteren er een fijn leesbaar boek van te maken, dat iedere radioliefhebber met plezier zal lezen.

Veranderende radio

Westerhof staat in We waren erbij stil bij de censuur op de Nederlandse radio in de jaren twintig en dertig. Want het feit dat al ruim voor de Tweede Wereldoorlog toezicht en correcties op de radio-uitzendingen plaatsvonden, zet de invloed van de overheid op de nieuwsuitingen in ons land in een ander daglicht.

Natuurlijk kan Westerhof niet onder de invloed van de zee-zenders uit. In 1960 kiest Veronica als eerste in Nederland met zijn zendschip het ruime sop naar het voorbeeld uit Denemarken. De invloed van de commerciële radio op de uitzendingen vanuit Hilversum zal enorm groot blijken. Dat later Radio Noordzee een geduchte concurrent wordt van Veronica komt door een toevalligheid, omdat de uitzendingen – die gericht zouden zijn op Duitsland – geen doorgang kunnen vinden. De wetgeving in Duitsland loopt vooruit op die in Nederland, waar uitzendingen van zee-zenders pas in 1974 verboden worden.

Radio wordt totaalbeleving

Het radiolandschap verkleint door de wetgeving in 1974 weer tot de zenders van de publieke omroep. Maar de invloed van de zee-zenders blijft duidelijk hoorbaar. Uiteindelijk wordt commerciële radio pas begin jaren negentig legaal in Nederland en krijgen we een breder aanbod. De publieke omroep heeft er stevige concurrenten bijgekregen in de strijd om de luisteraar. Toch gaat de NPO met zenders als 3FM en later ook zeker Radio2 deze strijd met wisselend succes aan. Het vergt natuurlijk meer initiatief en creativiteit om de luisteraar te winnen en te binden. Radio wordt daarmee steeds meer een totaalbeleving met niet alleen luisteren, maar ook meekijken in de studio via visual radio en zelfs het live beleven van radio bij evenementen als Sportzomer, Serious Request en de TOP2000. DJ’s worden beroemde persoonlijkheden die via transfers verhuizen van werkgever (lees radiozender).

Westerhof gaat in We waren erbij – De eeuw van radio in op hoe radio zich staande weet te houden naast de opkomst van tv. Maar is dat wellicht wat gekleurd als oud-directeur radio? Ik denk van niet. Ga eens na wanneer en hoeveel uur je radio luistert ten opzichte van het consumeren van tv-beelden.

Hoe de radio zich de komende jaren verder zal ontwikkelen is nog niet te voorspellen. Maar dat het zich zal blijven manifesteren maakt Westerhof wel duidelijk in dit fijn leesbare boek met foto’s, die een feest der herkenning vormen bij het lezen van de geschiedenis van wat wij vandaag beleven als radio. We waren erbij – De eeuw van radio vormt een mooi startschot voor het jaar waarin de radio een eeuw bestaat.

(Foto’s gemaakt door Joost tijdens de boekpresentatie.)

 

Boeken / Non-fictie

Alles wat fout kon gaan, ging ook fout

recensie: Antony Beevor - De slag om Arnhem

Tussen 17 en 26 september 1944 vond rond Arnhem een onvoorstelbaar gruwelijke slag plaats. Door Britse onderschatting van de Duitse slagkracht behaalde Hitler een laatste overwinning.

De Britse historicus Antony Beevor is een expert op het gebied van de Tweede Wereldoorlog. Aan de hand van origineel bronnenmateriaal weet hij weet als geen ander de oorlog voelbaar te maken. Voor zijn nieuwste, waanzinnig geschreven boek De Slag om Arnhem, maakte Beevor dankbaar gebruik van dagboeken van Nederlandse vrouwen. Want vrouwen beschrijven de oorlog zoals die zich werkelijk voordeed, stelt Beevor, terwijl mannen graag hun eigen rol ophemelen.

Prima Donna’s

Beevor reconstrueert de strijd nauwgezet en laat daarbij geen spaan heel van het geallieerde leiderschap. De Britse veldmaarschalk Montgomery was verblind door het succes van D-Day. Hij wilde zijn Amerikaanse collega Bradley aftroeven met de onbesuisde inzet van het grootste luchtlandingsleger uit de geschiedenis. Eisenhowers chef-staf, Walter Bedell Smith, merkte daarover het volgende op: ‘Het is verbazingwekkend hoe goede commandanten de mist in gaan als ze een publiek scheppen dat ze moeten behagen. Ze worden prima donna’s.’

De planning van Operatie Market Garden was rampzalig. Tijdens de eerste landing op zondag 17 september werden de troepen te ver van hun doelen gedropt. Daardoor verdween het verrassingseffect. De tweede golf parachutisten werd door de gereedstaande Duitsers gedecimeerd. Generaal Urquhart, de commandant van de 1ste Luchtlandingsdivisie, gaf geen leiding maar moest zich schuil houden op een vliering. De radioverbindingen waren hopeloos. Tot slot was het idee om de infanterie vanaf het Maas-Scheldekanaal in België, langs één enkele weg (Hell’s Highway) van 100 kilometer rechtstreeks naar Arnhem te laten optrekken, volkomen waanzin.

Blitztransport

Beevor heeft in zijn boek veel oog voor de professionaliteit en het improvisatievermogen binnen het Duitse leger. Na de mislukte aanslag op Hitler van 20 juli 1944, belandden gestaalde (SS) bevelhebbers zoals veldmaarschalk Walter Model op sleutelposities in het leger. Hoewel Model verzuimde om de verkeersbruggen in Arnhem en Nijmegen op te blazen omdat hij ze nodig had voor een grootscheepse tegenaanval, zat hij kort op zijn ondergeschikten.

Zo bezocht Model zijn ondergeschikten dagelijks te velde. Die moesten ter plekke voor elk probleem drie oplossingen bedenken. Dan pas kon men om meer materieel vragen, dat vervolgens per Blitztransport vanuit het Duitse Rijk werd aangevoerd. Toen Model tijdens de straatgevechten in Arnhem om vlammenwerpers verlegen zat, werden die nog dezelfde dag vanuit een munitiedepot in Midden-Duitsland ingevlogen.

Vergeleken met de Duitsers waren de Britten hopeloos amateuristisch. Beevor illustreert het met een treffend citaat van majoor Dick Winters, de verteller uit de televisieserie Band of Brothers (2001). ‘We waren sprakeloos door de Britse gewoonte om te stoppen – nee, te eisen dat ze zouden stoppen – om een kop thee te zetten’.

Plundering en Hongerwinter

De Duitsers pasten bij de verdediging van Arnhem en omstreken wrede tactieken toe. Met het in brandsteken van Arnhem en Nijmegen maakte de bezetter een acuut einde aan de bevrijdingsvreugde. ‘Het centrum van de stad ziet eruit als de hel. Het geknetter van de brand is van grote afstand hoorbaar’, aldus een getuige. Als represaille voor de nationale spoorwegstaking, die samenviel met Operatie Market Garden, werden de overgebleven 200.000 inwoners van Arnhem weggevoerd. Zo konden de Duitsers zonder pottenkijkers het hele gebied leegplunderen.

Tot slot ziet Beevor een direct verband tussen de Nederlandse steun voor de geallieerden en het uitbreken van de Hongerwinter. Uit onderzoek blijkt dat de bezetter de rantsoenen in de loop van de winter terugbracht van 800 tot 230 calorieën per dag. Beevor beschrijft het allemaal met veel empathie. ‘De nazi’s dachten graag dat ze veel beschaafder waren dan de Sovjet’s, maar hun verwoesting van Arnhem, de gemeenheid en verspilling ervan, leek verbazend veel op de plundering van Duitsland door het Rode Leger in 1945.’

Boeken / Non-fictie

Oranjes als speelbal van de grote mogendheden

recensie: Jeroen Koch - Oranje in revolutie & oorlog. Een Europese geschiedenis.

Op 18 januari 1795 ontsnapte Willem V als een dief in de nacht aan de Franse revolutionaire legers. Zijn aftocht vanuit Scheveningen naar Engeland markeert de  roemloze afsluiting van twee eeuwen Oranjestadhouderschap.

Historicus Jeroen Koch beschrijft in zijn fantastisch geïllustreerde boek Oranje in revolutie & oorlog. Een Europese geschiedenis 1772-1890, dat de ‘onverbrekelijke band’ tussen Oranje en Nederland allerminst vanzelfsprekend was. Na de set Koningsbiografieën van Willem I (1772-1843), Willem II (1792-1849) en Willem III (1817-1890), komt Koch in zijn nieuwste boek met een toetje. Hierin ligt de nadruk op de belevenissen van de Oranjedynastie in Europees perspectief. Koch beschrijft helder hoezeer steeds wisselende coalities invloed hadden op hun pogingen tot rehabilitatie. Ook heeft hij dankbaar en handig gebruik gemaakt van de onderlinge correspondentie van de Oranjes, waardoor hij laat zien hoezeer ze speelbal waren van de grote mogendheden.

Compensatie

In de herfst van 1799 viel een Oranjeleger de Bataafse Republiek binnen. Onder leiding van erfprins Willem Frederik, hielden 40.000 Britse en Russische troepen zes weken lang een drassige landstrook tussen Texel en Alkmaar bezet. Dit bevrijdingsleger werd smadelijk door het Franse en Bataafse leger in de pan gehakt. Bovendien bleef de gehoopte orangistische revolte uit.

Vanaf dat moment zocht Willem Frederik naarstig naar territoriale compensatie. Aanvankelijk kregen de Oranjes die van Napoleon, die in 1799 aan de macht was gekomen. Frederik’s weigering om in 1806 toe te treden tot de Rijnbond (tegen Pruisen) werd door Napoleon zwaar bestraft. Hij pakte alle bezittingen weer af. Willem Frederik stuurde daarop een slijmerige brief waarin hij schaamteloos smeekte: ‘Van Uwe Keizerlijke Majesteit alleen hangt de positie van mijn Huis af.’ Napoleon antwoordde niet eens meer.

Oorlogsheld

Beroofd van hun landgoederen waren de Oranjes nu volledig afhankelijk van de grote mogendheden. Wat restte was het ‘project Willem’. Willem Frederik zette zijn zoon Willem in als potentiële huwelijkspartner voor de Britse erfprinses Charlotte. Willem veroorzaakte tijdens zijn verblijf in Engeland echter al snel een schandaal door een prostituée zwanger te maken.

In het leger zocht Willem naar eerherstel. Vanaf juni 1811 diende hij in Portugal en Spanje onder generaal Wellington. Op het slagveld bleek Willem over talent en heldenmoed te beschikken. Zijn finest hour beleefde hij bij Quatre-Bras. Daar hield Willem op 16 juni 1815 een Franse overmacht van Napoleon tegen. Napoleon noemde Willem achteraf een ‘génie de la guerre.’ Terecht zo meent Koch.

NapoleonRehabilitatie

Na Napoleon’s Waterloo nam het volk de Oranjes weer in genade aan. Door de inauguratie van Willem Frederik op 30 maart 1814 telden de Oranjes weer mee op het Europese toneel. De vorsten van de restauratie probeerden het koningschap anders in te vullen, zo betoogd Koch.

In West-Europa raakte het burgerkoningschap in zwang. Koningen streefden naar een betere band tussen vorst en natie. De nalatenschap van Willem I is echter ambivalent. Als koning-koopman was zijn welvaartspolitiek zeer modern. Maar zijn ideeën over de invloed van het parlement waren zeer conservatief. Verblind door zijn wens om de staatsschuld terug te dringen, luisterde Willem I onvoldoende naar zijn volk. Op basis van de kerkpolitiek, de taalstrijd en de omgang met de Zuidelijke Nederlanden, oordeelt Koch dan ook hard: ‘Willem I regeerde wel, maar reageerde niet.’ Daarnaast zagen de Oranjes niet in dat voor de grote mogendheden machtsevenwicht veel belangrijker was dan nationalisme.

Populair koningschap

Na het verlies van België hechtte Willem II juist veel waarde aan de verbondenheid met het volk. De vorst moest de massa bespelen. De door Koch gememoreerde passage, waarin Willem II midden in de nacht van 12 november 1840 in pyjama helpt een brand te blussen, is hier een mooi voorbeeld van.  Het is alleen jammer dat deze passage rechtstreeks is overgenomen uit de biografie van Van Zanten.

De ontkenning van de mythe, dat Willem II in de nacht van 14 op 15 maart 1848 onder invloed van revoluties elders in Europa ‘in 24 uur van zeer conservatief zeer liberaal’, zou zijn geworden, komt beter uit de verf. Willem II was nooit enkel reactionair en behoudzuchtig. Bovendien besefte hij in de zomer van 1847 al dat de ministeriële verantwoordelijkheid en dus de inperking van zijn macht onvermijdelijk was.

Familie op de troon

Willem III kon zich allerminst bij de grondwet van 1848 neerleggen. Koch schetst een ontluisterend beeld van een man, die in de loop van de jaren 1860 het politiek zwaartepunt zag verschuiven naar de Tweede Kamer. Volgens zijn echtgenote Sophie van Wurtemburg, hield hij slechts van eten, drinken en moorden (jagen). In de zomer van 1875 sloopte Willem III het interieur van een villa in Montreaux. Ook zijn verhouding met de courtisane Madame Musard berokkende de monarchie veel schade.

Na de dood van Sophie in 1877 wist Willem III toch aan zijn dynastieke verplichtingen te voldoen. Met zijn tweede vrouw Emma kreeg hij in 1880 Wilhelmina. Voortaan zat er in Nederland, net als in de rest van West-Europa,  een ‘familie op de troon.’ De voorloper van Koningsdag, Prinsessedag werd geïntroduceerd. Emma’s mateloze populariteit deed de rest. Zo bleef de onverbrekelijke mythe van Oranje en vaderland in tact.

© Pixabay.com
Boeken / Non-fictie

Een tijdje zoet met dit boek

recensie: Simon Garfield – Tijdwachters
© Pixabay.com

Wat een boeiend fenomeen is tijd toch: voor de Oerknal bestond het niet eens, iets wat wij ons onmogelijk kunnen voorstellen. Hoog in de lucht en op de top van de Mount Everest loopt die iets trager dan op aarde. En in de Middeleeuwen stond men er niet bij stil – men leefde op het ritme van dag en nacht, klaar. Over het fenomeen ’tijd’ heeft Simon Garfield nu het bijzonder vermakelijke Tijdwachters geschreven.

Simon Garfield heeft een handje weg van boeiende onderwerpen. Hij schreef eerder al boeken over de verschillende lettertypes, over de kunst van het brieven schrijven en over de manier waarop de wereld door de geschiedenis heen in kaart werd gebracht. En nu gaat hij dus aan de slag met tijd: letterlijk een ongrijpbaar onderwerp, maar waar zoveel over te vertellen valt. Het feit dat Simon Garfield dat doet in de heerlijke traditie van vertellers als Bill Bryson en Tom Holland – luchtig, speels, maar nooit minder dan informatief – is een ongelooflijke troef. Dit boek speelt letterlijk met tijd.

Fastfood

Garfield vertrekt vanuit een intrigerende vaststelling: het feit dat wij moderne mensen mateloos gefascineerd zijn door tijd. Daar waar vroeger een akker moest worden gerooid (een vastomlijnde opdracht) denken we nu enkel in deadlines en tijdsdruk: voeding wordt in termen van tijd gelabeld (fastfood versus slow food), we checken constant het internet om te kijken of onze trein of ons vliegtuig vertraging zal hebben, we winden ons op wanneer onze sms na één minuut nog niet wordt beantwoord.
Kortom, ons leven staat in elk opzicht in functie van de tijd. Gelukkig trapt Garfield niet in de val om ons een – komt-ie – chronologisch overzicht te geven van hoe onze obsessie met tijd ontstond en evolueerde, maar serveert hij ons een amalgaam van persoonlijke herinneringen, historische anekdotes en merkwaardige vaststellingen. Zoals het feit dat uitvindingen als de trein en de lopende band onze kijk op tijd fundamenteel hebben gewijzigd, omdat het opeens iets tastbaars werd. Of dat een iets snellere uitvoering van de Negende van Beethoven een volstrekt ander effect heeft dan een iets tragere versie. En dat we niet weten hoe snel Beethoven ze precies heeft bedoeld.

Napalm

Heel frappant is de passage waarbij Garfield uitgebreid stilstaat bij de wereldberoemde foto van het napalm-meisje. Hoe één fractie van een seconde een tijdloos beeld opleverde. Hoe het inzenden van het beeld naar de kranten een race tegen de tijd was, aangezien het via radiogolven verzenden van foto’s in de jaren zestig een proces was dat urenlang kon duren.
Dat geeft het boek zijn grote meerwaarde: het draait niet alleen om tijd, aangezien het fenomeen wordt verweven met grotere verhalen. Bijvoorbeeld over sporters die een wereldrecord neerzetten, of hoe het horloge een product van massaconsumptie werd – iedereen draagt vandaag een horloge, maar waarom precies, daar staat niemand nog bij stil.

1 biljoen dollar

Met veel humor en anekdotiek leidt Garfield ons door de ongemeen boeiende wereld van de tijd. En net als in zoveel andere boeken die eindigen met een blik op de toekomst, oogt die weinig rooskleurig. Heel terecht stipt Garfield aan dat de uitspraak ‘tijd is geld’ van Benjamin Franklin nooit méér waar was, waarbij hij het voorbeeld aanhaalt van het beursmoment 14u40 (6 mei 2010), toen in één ogenblik 1 biljoen dollar verdampte. En omdat het niet anders kan, geeft hij de boodschap mee om toch af en toe uit die ellendige rat race te stappen en ons niet meer op te jagen over een trein met vertraging. We zijn hier maar een ogenblik, dus moeten we die tijd ten volle benutten. Bijvoorbeeld door Tijdwachters te lezen.