Tag Archief van: 8WEEKLY

Theater / Voorstelling

Aso’s om van te houden

recensie: Theater Utrecht - The Family deel 3 en 4

Broers Doc en Kil  – in deze laatste afleveringen van het vierluik noemt Doc Kil af en toe liefkozend (of is het misschien sarcastisch?) Killy – doen samen met zusje Gina nog steeds hun best, against all odds, iets van hun leven te maken. Maar de buitenwereld rukt steeds meer op. Delen drie en vier van The Family zijn zeer genietbaar en laten je melancholiek achter. We gaan ze missen, onze aso’s.

Want dat zijn ze langzamerhand geworden, ONZE aso’s. Het is alweer even geleden dat we afscheid van ze hebben genomen, maar nu is het tijd om ze weer op te zoeken in de bijzondere Paardenkathedraal in dat mooie Utrechtse straatje. Toen we ze verlieten hadden ze net het een en ander meegemaakt met hun verschrikkelijke vader (recensie deel 1 en 2). Ondanks alle emoties die daarbij kwamen kijken leek dat hen goed te doen, maar nu ziet alles er weer anders uit, in de eerste plaats hun woning. De vele schemerlampen zijn weg, er is nu echt meubilair gekomen, rechtstreeks van de schroothoop en de grote kale ruimte is, met behulp van schotten, zowel intiemer als donkerder gemaakt. Ons drietal en vriendin Branka zijn modieus gekleed in spijkerstof, zij het van de vieze bevlekte soort.

 

Ganzenbord

Aflevering drie blijkt de tot nu toe meest geslaagde aflevering te zijn. Er komt bezoek van Branka’s ex, Guus, die haar op haar moederplichten komt wijzen. Guus, een prachtige rol van Vlaming Bram van der Kelen, wordt door Doc en Kil helemaal leeggeschud – Luuk heeft namelijk wel geld  –  tijdens een spelletje ganzenborden, het absolute hoogtepunt van deel drie. Het is buitengewoon geestig om deze drie schreeuwlelijkerds met hun plastic gansjes in de weer te zien. Ook is er ter ere van Branka’s verjaardag een groot feest, maar er gaat natuurlijk weer van alles mis. Branka creëert een nieuwe situatie, waar Doc niet blij mee is.

Deel vier is nog maar net uit de repetitieblokken en loopt dus nog niet zo lekker, maar dat neemt niet weg dat het een indrukwekkende aflevering is. Er heerst grote dreiging. Niet alleen worden de huizen rondom het pand van ons drietal gesloopt, ook komt er een inspecteur van de gemeente die zich bezighoudt met jeugdzorg en hygiëne. Met name deze dame zorgt voor erg veel onrust. Doc is weinig thuis en Kil kan in zijn eentje niet tegen haar op. Bovendien zijn, onder andere vanwege Guus die daar bitter voor moet boeten, de financiële problemen erger dan ooit. Ook blijft de vraag terugkomen: waar is Branka?

 

Wanhopig

Het is mooi hoe Kil soms de muziek keihard aanzet en dan bovenop alle rotzooi wanhopig gaat staan dansen. Sanne den Hartogh zet deze impulsieve, agressieve, in feite goed willende maar onmachtige Kil schitterend neer. Als Doc Gina aan Guus kwijt wil – misschien kan ze geld verdienen in een van diens onfrisse clubs – laat hij zachtjes een gekweld ‘Dooooc!’ horen. Prachtig. Sadettin  Kirmiziyüz lijkt eindelijk zijn draai te hebben gevonden en ontroert bij tijden diep. Het dreigende wat in de eerste aflevering nog ver te zoeken was zit er nu goed in (recensie deel 1).

Aan het einde blijkt de buitenwereld, zoals vaak in dit soort situaties, de baas te zijn, maar Doc, Kil en Gina laten zich niet zomaar kisten. Het slot is aangrijpend. Wonderlijk hoe je door de diverse afleveringen heen veel om deze mensen bent gaan geven. Mooi!

Theater / Voorstelling

Aso’s om van te houden

recensie: Theater Utrecht - The Family deel 3 en 4

Broers Doc en Kil  – in deze laatste afleveringen van het vierluik noemt Doc Kil af en toe liefkozend (of is het misschien sarcastisch?) Killy – doen samen met zusje Gina nog steeds hun best, against all odds, iets van hun leven te maken. Maar de buitenwereld rukt steeds meer op. Delen drie en vier van The Family zijn zeer genietbaar en laten je melancholiek achter. We gaan ze missen, onze aso’s.

Want dat zijn ze langzamerhand geworden, ONZE aso’s. Het is alweer even geleden dat we afscheid van ze hebben genomen, maar nu is het tijd om ze weer op te zoeken in de bijzondere Paardenkathedraal in dat mooie Utrechtse straatje. Toen we ze verlieten hadden ze net het een en ander meegemaakt met hun verschrikkelijke vader (recensie deel 1 en 2). Ondanks alle emoties die daarbij kwamen kijken leek dat hen goed te doen, maar nu ziet alles er weer anders uit, in de eerste plaats hun woning. De vele schemerlampen zijn weg, er is nu echt meubilair gekomen, rechtstreeks van de schroothoop en de grote kale ruimte is, met behulp van schotten, zowel intiemer als donkerder gemaakt. Ons drietal en vriendin Branka zijn modieus gekleed in spijkerstof, zij het van de vieze bevlekte soort.

 

Ganzenbord

Aflevering drie blijkt de tot nu toe meest geslaagde aflevering te zijn. Er komt bezoek van Branka’s ex, Guus, die haar op haar moederplichten komt wijzen. Guus, een prachtige rol van Vlaming Bram van der Kelen, wordt door Doc en Kil helemaal leeggeschud – Luuk heeft namelijk wel geld  –  tijdens een spelletje ganzenborden, het absolute hoogtepunt van deel drie. Het is buitengewoon geestig om deze drie schreeuwlelijkerds met hun plastic gansjes in de weer te zien. Ook is er ter ere van Branka’s verjaardag een groot feest, maar er gaat natuurlijk weer van alles mis. Branka creëert een nieuwe situatie, waar Doc niet blij mee is.

Deel vier is nog maar net uit de repetitieblokken en loopt dus nog niet zo lekker, maar dat neemt niet weg dat het een indrukwekkende aflevering is. Er heerst grote dreiging. Niet alleen worden de huizen rondom het pand van ons drietal gesloopt, ook komt er een inspecteur van de gemeente die zich bezighoudt met jeugdzorg en hygiëne. Met name deze dame zorgt voor erg veel onrust. Doc is weinig thuis en Kil kan in zijn eentje niet tegen haar op. Bovendien zijn, onder andere vanwege Guus die daar bitter voor moet boeten, de financiële problemen erger dan ooit. Ook blijft de vraag terugkomen: waar is Branka?

 

Wanhopig

Het is mooi hoe Kil soms de muziek keihard aanzet en dan bovenop alle rotzooi wanhopig gaat staan dansen. Sanne den Hartogh zet deze impulsieve, agressieve, in feite goed willende maar onmachtige Kil schitterend neer. Als Doc Gina aan Guus kwijt wil – misschien kan ze geld verdienen in een van diens onfrisse clubs – laat hij zachtjes een gekweld ‘Dooooc!’ horen. Prachtig. Sadettin  Kirmiziyüz lijkt eindelijk zijn draai te hebben gevonden en ontroert bij tijden diep. Het dreigende wat in de eerste aflevering nog ver te zoeken was zit er nu goed in (recensie deel 1).

Aan het einde blijkt de buitenwereld, zoals vaak in dit soort situaties, de baas te zijn, maar Doc, Kil en Gina laten zich niet zomaar kisten. Het slot is aangrijpend. Wonderlijk hoe je door de diverse afleveringen heen veel om deze mensen bent gaan geven. Mooi!

chabon - maangloed
Boeken / Fictie

Ongeleid projectiel

recensie: Michael Chabon - Maangloed
chabon - maangloed

Michael Chabon zit aan het sterfbed van zijn grootvader en hoort, in een paar dagen tijd, diens complete levensverhaal. Tenminste, de meest spraakmakende voorvallen. De rest plamuurt hij in Maangloed dicht met fictie. Dat resulteert in een nogal springerige, maar onmiskenbaar chaboneske avonturenroman.

Chabons grootvader was in zijn jonge jaren een behoorlijke vrijbuiter. Na een armoedige jeugd in Philadelphia nam hij dienst in het leger, zoals vrijwel iedere jonge Amerikaan in de aanloop naar de Tweede Wereldoorlog. Eenmaal in Europa, in de laatste dagen van nazi-Duitsland, krijgt hij de opdracht de wetenschappers op te sporen die het raketprogramma V2 ontwikkelden. Met name de invloedrijke Wernher von Braun is het doelwit van de Amerikanen. De ervaringen in het door ontbering en strijd geteisterde Duitsland zijn bepalend voor grootvaders verdere leven, net zoals zijn grote liefde voor de ruimtevaart.

Knip-en-plakwerk

Opnieuw gaat Michael Chabon zich te buiten aan een wervelende geschiedenis die als een collage-vertelling op papier wordt gezet. Ook met het in 2012 verschenen Telegraph Road wist hij de lezer flink aan het werk te zetten om het verhaal behapbaar te krijgen. Tijd en ruimte zijn voor Chabon beslist geen redenen om een heldere chronologie in zijn boeken te verwerken, wat niet zelden tot een op het eerste gezicht lastig te volgen warboel leidt. Toch weet de schrijver zich met zijn knip-en-plakwerk te redden door van de versnipperde onderdelen stuk voor stuk kleine pareltjes te maken, niet in de laatste plaats door de onwaarschijnlijke dialogen. En opeens begint dan alsnog de volledige diepgang van de geschiedenis zich aan de lezer te openbaren, met als gevolg dat er geen ontkomen meer aan is. Dat doet Chabon razendknap: eerst verwarring zaaien, vol wendingen en confronterend cynisme, om je vervolgens niet meer los te laten.

In Maangloed wordt het personage van de grootvader tot oorlogsheld gemaakt als hij, als een John Wayne avant la lettre, de raketgeheimen van de nazi’s probeert te achterhalen. Hij is erbij als het concentratiekamp Mittelbau-Dora in de Harz wordt bevrijd. De gruwelijke omstandigheden waarin hij de dwangarbeiders aantreft, maken een onuitwisbare indruk op de jonge militair. Na de oorlog begint een zwervend bestaan. Twaalf ambachten en dertien ongelukken; de doelloosheid tot kunst verheven.

Stuwende metafoor

In die afgestompte werkelijkheid komt in ieder geval de liefde op zijn pad. Chabon weet dat prachtig te verweven met de problemen die zijn grootvader ondervindt in het dagelijks leven. Heen en weer geslingerd tussen ambitie en burgerlijke ongehoorzaamheid, veroorzaakt door traumatische oorlogservaringen in combinatie met een joodse achtergrond, is hij een ongeleid projectiel in de omgang met anderen. ‘Woede was zijn geboorterecht’ concludeert de schrijver in het slothoofdstuk. Gelukkig brengt het overheersende verlangen ‘gekend te worden’ enige stabiliteit: de onvoorwaardelijke liefde voor een eveneens door het verleden beschadigde vrouw is zijn redding. Daarnaast een succesvolle carriere in de ruimtevaart, werken voor NASA en dromen van een nieuwe levensvorm op de maan. De cirkel is rond als hij, aan het einde van zijn werkzame leven, onverhoopt de ‘geamerikaniseerde’ Wernher von Braun tegen het lijf loopt:

‘…onbetwistbaar de grootste, smerigste nazigeluksvogel op aarde’.

Het hele ruimtevaartthema, te beginnen bij de ‘vliegende bommen’ van de nazi’s en eindigend bij de bouw van schaalmodellen van ruimtevaartuigen, is de stuwende metafoor in Maangloed. Zowel vernietiging als vernieuwing zitten besloten in de zucht naar hemelbestormende technologie. Destructie en verlangen; Chabon legt beide elementen als een sjabloon over het leven van zijn grootvader en haalt hier en daar een uitschieter naar de oppervlakte. Het gaat van hot naar her en weer terug – als het ongeleide projectiel dat de hoofdpersoon verbeeldt – en de verbindende lijn openbaart zich met het vorderen van de pagina’s. Dat de lezer daar moeite mee zal hebben is te verwachten, maar de volhouders krijgen een tragikomedie voorgeschoteld die nog even zal natrillen.

Boeken / Fictie

De wolf begrepen

recensie: Ton Vogels - Wolfskind

Ontwapenend was het beeld van de dode wolf dat afgelopen maart in de Nederlandse kranten verscheen. Het eens machtige roofdier had het kansloos afgelegd tegen een auto en vond zijn einde langs de A28. De levenloze bebloede kop van het beest had niets meer van de zelfverzekerde grijns van sprookjeswolven.

De afgelopen jaren zijn er meerdere wolven in Nederland gesignaleerd. Daar werd niet altijd even positief op gereageerd. Velen associëren het roofdier met het sprookjesfiguur de Grote Boze Wolf, de antagonist van Roodkapje en de zeven geitjes, en zien de dieren liever verdwijnen dan verschijnen. Dat de Europese wolf eigenlijk schuw is en nagenoeg nooit mensen aanvalt, weet men vaak niet of het wordt gemakshalve vergeten.

Hongerige personages en wolfskinderen

Net zoals het imago van de wolf op een eendimensionaal beeld berust, zo wordt de hele carrière van archeoloog Vincent de Vree – hoofdpersonage uit de roman Wolfskind van auteur Ton Vogels – gekoppeld aan één verkeerde observatie. Jaren geleden bestempelde Vincent een opgegraven beerput ten onrechte als mikwe, een Joods badhuis. Toen pers en vakgenoten zijn inschattingsfout doorkregen, lieten ze geen spaan van hem heel. Wanneer Vincent aanwijzingen vindt voor een nieuwe opmerkelijke vondst in de buurt van Nijmegen, een Romeins aquaduct, ziet hij kans om zijn status als archeoloog terug te krijgen.

Er ontpopt zich een meeslepend verhaal over een blind ambitieuze man die iedere minieme aanwijzing aanklampt om een nieuwe kans te krijgen. Als een Robert Langdon van de Lage Landen doorploegt Vincent de bossen nabij Nijmegen, op zoek naar sporen van het viaduct. Tijdens zijn zoektocht verblijft hij in Pelgrimshuis Casa Nova. Hij leert er het meisje Nova kennen, ooit bij het huis te vondeling gelegd en opgevoed door paters.

‘Nova hield Vincent vanaf die eerste ontmoeting bezig. Ze had een oorspronkelijke manier van naar de wereld kijken die hij zelf ergens ongemerkt was verloren. Vooruitgang en nieuwe ideeën ontstonden door anders naar de wereld te kijken, niet door te zien wat er al was.’

Er ontstaat langzaam een voorzichtige vader-dochterrelatie tussen de twee. Hoe gedreven Vincent ook is om het viaduct te vinden, hij komt er steeds meer achter dat zijn tweede kans juist schuilt in de zoektocht en zijn band met Nova. En dat status en succes betrekkelijk zijn.

Mowgli move over

Vogels wisselt in Wolfskind tussen twee perspectieven, dat van Vincent en dat van Nova. Hierdoor ontstaat er een mooi contrast tussen de gerijpte, beroepsmatige blik van de archeoloog en de jonge, onbevangen en nieuwsgierige levensfilosofie van het meisje. Hun gezamenlijke zoektocht doet soms zelfs denken aan die van Sofie en Alberto Knox in De wereld van Sofie.

Naast de verhalen van beide personages bevat Wolfskind een aantal aan Nova gerichte brieven. Deze vertellen het sprookje van Pelgrim, een vondeling die door wolven wordt opgevoed. De brieven doen Nova inzien dat ook zij, niet door haar ouders opgevoed, eigenlijk een wolfskind is. Het mooie aan deze derde verhaaltak is het imago van de wolf dat erin naar voren komt. Want wat veel mensen over wolven vergeten, is dat ze ook bijzonder zorgzaam kunnen zijn. Ook naar de mens toe, als diens soortgenoten dat nalaten. Het wolvensprookje en het hoofdverhaal wisselen elkaar op een prettige manier af. Andere recensenten verweten Wolfskind een te hoog Disneygehalte. Dat is onterecht. Vogels’ eigentijdse versie van het wolvenverhaal ligt in het verlengde van de archetypische Romulus en Remus-mythe, de fabels van Aesopus en Rudyard Kiplings Jungle Book.

‘De laatste wolf is uit Nederland vertrokken, omdat hij zag dat het goed was. Baby’s kregen liefde en aandacht. Ze lachten en speelden. De taak van de wolf zat erop.’

Vogels gaf Wolfskind uit in eigen beheer. Al met al schrijft hij een af en toe sprookjesachtige roman over de zoektocht van twee verloren zielen, waarin de wolf niet groot en boos, maar liefdevol en zorgzaam is.

Parks
Boeken / Non-fictie

Anders lezen

recensie: Tim Parks - De roman als overlevingsstrategie
Parks

In De roman als overlevingsstrategie daagt auteur en literair criticus Tim Parks de lezer uit om op een hele andere manier naar literatuur te kijken. Ontmaskert hij de literatuurcritici?

Volgens Parks moeten we een roman niet behandelen als een op zichzelf staand kunstwerk, maar hebben roman en het persoonlijke leven van de schrijver veel met elkaar te maken. De stijl, de inhoud en de thema’s zijn een reactie op de spanningen in het persoonlijke leven van de schrijver, aldus Parks. Dat is op zichzelf geen wereldschokkende constatering. Maar hij gaat verder. In hoeverre de lezer zich herkent in die persoonlijke spanningen, heeft grote invloed op hoe die het boek beoordeelt.

Parks baseert deze bewering op het werk van Valeria Ugazio. Volgens deze systeempsychologe worden kinderen voor een groot deel gevormd door het beoordelingscriterium dat in het gezin dominant is. Zulke beoordelingscriteria hebben betrekking op tegenstellingen als moed of angst, zelfzucht of altruïsme, winnen of verliezen. In gezinnen spelen meerdere van zulke polariteiten een rol, maar vaak is er binnen elk gezin één het belangrijkst.

Winnaar

Parks gaat bij beroemde schrijvers op zoek naar de polariteiten die in hun gezinsleven dominant waren. Zo laat hij zien dat de jeugd van James Joyce voor een groot deel draaide om de tegenstelling winnaar-verliezer. Parks verklaart dat mede uit het feit dat zijn ouders uit verschillende sociale klassen kwamen en dat zijn vader, vanwege zijn veelvuldige dronkenschap, aan lager wal raakte. Joyce wilde daarom de beste zijn en het maakte hem vervolgens weinig uit op welk terrein hij die superioriteit bereikte. Die terreinen kunnen dus ook mijlenver uit elkaar liggen:

‘Er wordt veel betekenis gehecht aan het laveren van de jonge Joyce tussen extreem religieus en profaan gedrag, tussen dronkenschap en bordeelbezoek en marathonsessies rozenkrans bidden; maar nergens in de biografieën is er sprake van een nijpend religieus dilemma of een diep schuldgevoel. De jongen streeft er juist naar anderen te overtreffen op elk gebied waarop hij kan wedijveren. Wanneer hij religieus is, is hij extreem devoot, bidt hij lang en zorgvuldig; wanneer hij verloedert, verloedert hij extreem.’

Deze innerlijke noodzaak om de beste te zijn, ziet men ook terug in zijn schrijverschap. Omdat Joyce het fysiek niet kan winnen, tracht hij op intellectueel gebied te excelleren door middel van een superieure taalbeheersing.

‘Het is belangrijk voor Joyce om de maximale waarde toe te kennen aan taal omdat dit het instrument zal zijn voor zijn overgang van een zwakke jongen aan de zijlijn van het rugbyveld, gedomineerd door figuren als zijn robuuste vader, naar een superieur personage dat een geheel eigen spel speelt.’

Subjectief

De tweede, mogelijk nog interessantere, bewering die Parks doet, is dat het leven van de lezer doorslaggevend is voor diens waardering van het boek. De lezer zal het boek appreciëren als hij de persoonlijke achtergrond van de schrijver – hetgeen diens werk zo heeft bepaald – herkent. Komt de lezer ook uit een gezin waarin alles om winnen en verliezen draaide, zal hij het werk van Joyce hoogstwaarschijnlijk waarderen.

Deze visie van Parks ondermijnt de opvatting dat we boeken enigszins objectief kunnen beoordelen. Van een recensent verwachten we toch dat hij mogelijke overeenkomsten uit zijn eigen leven wellicht een plaats gunt in zijn ‘persoonlijke’ oordeel over het boek maar het geen rol laat spelen in zijn recensie. Dat is volgens Parks dus een onrealistische verwachting omdat dat onderscheid er in werkelijkheid niet is.

Overtuigend?

Maar klopt het ook wat Parks zegt? Die vraag is lastig te beantwoorden. Het probleem bij dit soort beweringen, is dat ze zo makkelijk te onderbouwen en moeilijk onderuit te halen zijn. Er zijn altijd wel voorbeelden aan te dragen waarom iets wat iemand in zijn volwassen leven doet, terug te voeren is op zijn kindertijd. En dát zulke dingen meespelen, zal ook niemand ontkennen. Maar in hoeverre? En in het geval van de lezer of recensent: in hoeverre beïnvloedt dat ons beoordelingsvermogen? Dat is bijna niet te zeggen.

Het grote voordeel van dit boek is dat het niet staat of valt met de kracht van de onderbouwing. De anekdotes uit het leven van de behandelde schrijvers en Parks dwarsverbanden tussen die levens en de grote literaire werken zijn alleraardigst om te lezen, ook als men minder van dat directe verband overtuigd is.

japan anime
Kunst / Expo binnenland

Japan is cool

recensie: Cool Japan
japan anime

Museum Volkenkunde in Leiden pakt groots uit met de tentoonstelling Cool Japan. Van de schattige Hello Kitty tot aan stoere ninja’s, de Japanse beeldcultuur is wereldwijd populair geworden. Maar hoe cool is Japan eigenlijk?

Een Amerikaanse journalist doopte de culturele industrie van het land ‘Japans’ Gross National Cool’. De Japanse overheid nam het merk ‘Cool Japan’ vervolgens aan om hun culturele invloed op de wereld te vergroten en de economische waarde ervan te exploiteren. In zeven zalen vol audiovisuele exhibits en kunstobjecten zet het museum de Japanse populaire beeldcultuur neer in de vorm van manga (strips), anime (tekenfilms), electronica, kunst, Japanse haute couture en de kawaii-schattigheidscultuur.

Japan Volkenkunde UkiUki

Uki-Uki: Acryl op doek en bladgoud; Matsuura Hiroyuki (1964-); 2012; bruikleen van de kunstenaar en Tokyo Gallery + BTA

Uitzinnige anime en manga

Bij binnenkomst van de tentoonstelling is het al een feest. Op een enorm halfrond beeldscherm, draaien fragmenten van klassiekers onder de Japanse anime, zoals Summer Wars en Paprika. Uki-Uki (‘Vrolijk Zwevend’) is het topstuk van de tentoonstelling en representeert zowel het oude als het nieuwe Japan. Kunstenaar Matsuura Hiroyuki uit Tokyo schilderde een meisje in ouderwetse kimono en met klassiek gouden achtergrond, maar gebruikte moderne kleuren en grote ogen in de flitsende manga-stijl.

Ook de oude Japanners waren al cool. Negentiende-eeuwse kunstenaar Hokusai, de ‘Rembrandt van de Japanse kunstgeschiedenis’, is vertegenwoordigd met een dynamische tekening van twee vechtende samoeraistrijders in de lucht, die in een moderne manga niet zou misstaan. Maar manga zou niet bestaan zonder invloeden uit het Westen, zoals het lijnperspectief en tekenfilms als Betty Boop. Zij inspireerden de eerste manga-tekenaar Tezuka Osamu tot het gebruik van de grote ogen in zijn figuren, zoals te zien is in een originele inkttekening van zijn hand.

Mode uit Japan: kawaii zeg

Roze katjes, gouden beelden, het schattigheidsgehalte is hoog in de zalen met kawaii-objecten Een beetje misselijkmakend zelfs door de veelheid aan felle kleuren, snoeperige plastic figuurtjes en knuffelbroches in combinatie met jonge meisjes in korte rokjes. Kawaii betekent ‘schattig’ en hulpeloos of zacht, zoals het katje Hello Kitty. Modeblogster Kurebayiashi Haruka stelde voor het museum outfits samen uit de nieuwste schattigheidstrend genaamd decora. Kawaii ontstond uit protest tegen de prestatiemaatschappij, maar de tentoongestelde hedendaagse kunstwerken protesteren juist weer tegen de overdaad aan schattigheid en seksualisering van de producten.

Waar de Japanse straatmode om aandacht schreeuwt, is de mode-afdeling van Cool Japan daarentegen wat ingetogen. Er staan vijf outfits met iconen uit de Japanse mode, zoals een broekpak van Issey Miyake. Qua ontwerp en kleur springt de Hokusai-jurk in het begin van de tentoonstelling er het meest uit. De Russische ontwerpster Alena Akhmadullina baseerde zich op de beroemde Japanse prent De grote golf bij Kanagawa van Hokusai.

Japan Streetfashionista Haruka

Streetfashionista Kurebayashi Haruka

Ook voor echte fans

Een zaal met draken, ninja’s en een samoeraizwaard toont een duistere kant van de Japanse beeldcultuur, waarin geweld en mythische monsters de hoofdrol spelen. Hier kan de fan zijn hart ophalen aan originele ontwerpen van ninja’s uit de video games Streetfighter IV en Final Fantasy. De echt fanatieke fans, otaku genaamd, worden op hun wenken bediend in de zaal met Cosplay-kostuums van favoriete anime-karakters.

Japan is culturele superpower

De grafische vormgeving van de tentoonstelling is sterk en geeft zowel informatie als een totale beleving. De ‘uncoole’ kant van de Japanse beeldcultuur is alleen wat minder goed vertegenwoordigd, zoals de nadruk op de consumptiecultuur of de harde Japanse maatschappij die zorgt dat jongeren in deze fantasiewerelden willen wegvluchten. Wel wordt duidelijk dat Japan een culturele ‘superpower’ is met een aantrekkingskracht die zich over de hele wereld verspreid heeft. Zelfs tot in Leiden.

Theater / Reportage
special: Operadagen Rotterdam 2017

Afscheid nemen en op reis gaan

Vergeet de Stopera, het Scala of het Royal Opera House, de opera van de toekomst wordt gespeeld in Rotterdam.

Tijdens de Operadagen Rotterdam, van 12 tot en met 21 mei, functioneert de havenstad als decor voor een breed scala aan opera en muziektheater, waarin de grenzen van het genre worden verkend.

Deze editie van het festival is het begin van het vierluik ‘Lost & Found’ en heeft als thema ‘Departures’. Dit thema vindt weerklank in het algehele programma, dat steeds verder weg gaat staan van de traditionele opera en steeds meer kruisverbanden met andere genres opzoekt. Verder komt het thema in elke voorstelling op zijn eigen manier terug: van afstand doen van je eigen identiteit tot een handreiking aan eventueel buitenaards leven.

Kille liefde

De openingsvoorstelling van deze editie is Dagboek van een verdwenene, een liederencyclus van de Tsjech Leoš Janáček uit 1917. Het libretto is gebaseerd op een anoniem dichtwerk over een man die tot over zijn oren verliefd wordt op het zigeunermeisje Zefka en zijn volledige leven achter zich laat om met haar een nieuw leven te beginnen. Deze allesomvattende liefde weerspiegelt Janáčeks eigen onbeantwoorde liefde voor Kamila Stösslová, die hij honderden brieven schreef en aan wie hij meerdere opera’s opdroeg. In deze regie van Ivo van Hove is de cyclus dan ook ingebed in brieffragmenten van Janáček aan Stösslová, met nieuwe muziek van Annelies van Parys.

De setting van Van Hoves Dagboek doet denken aan een detectiveserie uit de jaren tachtig: het podium bestaat, naast piano en zitbank, uit een donkere kamer en een overheadprojector. Zeker in een grote zaal komt deze enscenering afstandelijk over. Op enkele scènes na waarin Janáček (Ed Lyon) en Zefka/Kamila (Maria Hemard) over elkaar heen kronkelen, lijken de personages meer bezig met het oplossen van een moordmysterie dan met het vurig verlangen naar een nieuw leven. De muziek van Janáček, met pianobegeleiding van Lada Valešová, is bij vlagen fragmentarisch, maar op andere momenten, zoals in de spookachtige passages voor drie vrouwenstemmen, weer erg mooi. Door de afstand en het hakkelende idioom is het lastig om meegevoerd te worden. Sommige opera’s varen wel bij distantie, maar bij een verhaal over een tomeloze en irrationele liefde hoop je toch dat er op zijn minst een vonkje overslaat op het publiek. Dit gebeurt niet, en dat maakt Dagboek van een verdwenene weliswaar kundig, maar door zijn steriliteit niet de gedroomde festivalopening.

Jezelf overstijgen

Club Gewalt is een goede bekende van de Operadagen en als er een constante in hun werk voor het festival is te noemen, is het dat de voorstellingen weinig van doen hebben met de traditionele, nauwe opvatting van het genre opera. Wel zijn de voorstellingen van het gezelschap altijd actueel en vol bravoure. De afgelopen edities brachten zij onder meer een clubavond, een real-life operagame en een R&B-detective. Dit keer halen zij inspiratie uit het verhaal van turner Yuri van Gelder, de tragische held van de ringen. Geen gepsychologiseer, maar een kernachtig verhaal van alles winnen of alles verliezen: een tussenweg lijkt er niet.

Waalwijk, 20 april 1983. Daar begint het verhaal van Yuri van Gelder en tevens het verhaal van deze workout-opera. In een kleine veertig minuten racet het collectief in een gezamenlijke monoloog door het levensverhaal van de Lord of the Rings. Yuri’s jeugd, zijn claim to fame, zijn cocaïnegebruik, zijn revalidatie, zijn schorsing op de Olympische spelen in Brazilië en, in de laatste tien minuten, de nieuwe hoop: Tokyo 2020. De begeleiding bestaat uit een achtergrondtrack die het midden houdt tussen de disco van Giorgio Moroder en de soundtrack van een aerobicsvideo uit de jaren negentig. Tijdens de ritmische voordracht van Yuri’s levensfeiten voert Club Gewalt een strakke choreografie uit. Het resultaat is zowel komisch als meeslepend: Yuri’s vurige wens om boven zijn eigen tekortkomingen uit te stijgen laat niemand onberoerd.

Verwijten vanuit de dood

Dikwijls wordt in voorstellingen op de Operadagen gereflecteerd op het concept opera. Een voorbeeld van zo’n meta-opera is Before I Die van het Kameroperahuis. Het uitgangspunt van de voorstelling is de zelfmoord van de titelheldinnen uit Madame Butterfly van Puccini en Norma van Bellini. Wat doet hun zelfgekozen dood met de man die hen tot deze daad heeft gedreven? Voor een tribunaal van zes strengbebrilde vrouwelijke musici moet deze man, Reinier Demeijer, zich verantwoorden voor het leed dat zijn liefde heeft aangericht. In een sterke monoloog, geschreven door Anna Maria Versloot, probeert De Man zich te verdedigen: hij heeft toch vanaf het begin af aan al gezegd dat hij niet eeuwig bij de vrouwen kon blijven? En het feit dat zijn liefde niet eeuwig was, betekent toch nog niet dat deze minder waard was?

Tijdens het wanhopige verweer van De Man zingen de geesten van Madame Butterfly (Astrid Stockman) en Norma (Laura Bohn) hem verwijtend aria’s toe uit de opera’s waarin zij de hoofdrol hebben. Het is jammer dat de aria’s geen boventiteling hebben, want het maakt nieuwsgierig wat de vrouwen hem toewensen. Dit is echter het enige minpunt in een verder intieme en originele voorstelling, die de sensatiezucht van het publiek bevraagt.

Pretpark van performances

In het Ro Theater, WORM en de wonderlijke Performance Bar, waar de barman een vocoderstem heeft en het pinautomaat wordt bewaakt door een boze naakte vrouw, vond op donderdag 18 mei A Different Night at the Opera plaats. In deze jaarlijkse clubavond van de Operadagen ligt de nadruk, meer dan bij de rest van het programma, op performance art, installatiekunst en kruisverbanden tussen muziek, theater, visuele kunst en technologie. Zo was er een dialoog tussen cello en een gonzende ruimtecocon en een intiem koptelefoonconcert. Club Gewalt maakte een live one-takevideoclip van de muziek van hun eerdere voorstelling Man on Wire, dat door vindingrijk spel met diepte, licht en eenvoudige effecten over de gehele duur bleef boeien.

Het centrale stuk van deze nacht was echter 1: Songs uit 2010 van Nicole Beutler. Ik had eerder werken van Beutler gezien die mij niet konden bekoren, dus ging ik met niet al te hoge verwachtingen de voorstelling in. Het concept neigt ook naar pretentie: een Liederkreis op basis van een staalkaart van beroemde theatermonologen van vrouwen. Hoe verrast was ik echter door deze explosieve, humoristische en aangenaam pedante performance. Van Antigone tot Fausts Gretchen tot Sarah Kanes Psychosis 4:48, de Boliviaanse performancekunstenaar Ibelisse Guardia Ferragutti brengt elke tekst op een unieke manier en wordt hierin bijgestaan door de elektronische muziek van Gary Shepherd. De enige ‘mannenmonoloog’, de slotspeech uit Charlie Chaplins The Great Dictator, ontmantelt ze met behulp van de gezapige muziek juist als walgelijk sentimenteel. 1: Songs is een tour de force voor vrouwenstem en -lichaam, dat vele geesten uit de cultuurgeschiedenis herbergt.

Afscheid van het engagement

Voorafgaand aan het festival hebben jonge theatermakers van OT Rotterdam een drie weken lange workshops gevolgd, met als inspiratiebron de studentenrevolte in Parijs van mei 1968. Op de Operadagen vond de presentatie van deze workshop plaats, in de vorm van een aaneenschakeling van zeer diverse korte scènes en liederen, goed voor ruim anderhalf uur theater. Het is bewonderenswaardig dat de makers in deze korte tijd met zo’n uitgebreid palet aan thema’s komen en de presentatie tegelijkertijd interessant blijft.

Natuurlijk komen de studentenprotesten zelf aan bod, net als de happenings in Amsterdam, maar ook gebeurtenissen die minder vers in het collectief geheugen liggen, zoals de oprichting en ondergang van de onafhankelijke staat Biafra (wat gebeurde daar ook alweer?). De revoltes roepen vragen op over de zin van het toenmalige engagement en de gelatenheid van de latere generaties – de smoezen om niets te doen zijn herkenbaar.

De mens in één persoon verbonden

Een veelbesproken voorstelling op de Operadagen was Freddie van The New Bohemians. De toeschouwer wordt in individuele hokjes geplaatst – de analogie ligt voor de hand. Vervolgens richt een stem zich tot zijn opperwezen: Freddie Mercury, frontman van Queen. Op bijna sektarische wijze wordt hij geëerd als de vleesgeworden pluriformiteit. Freddie is alle identiteiten in één en wij zijn allen Freddie.
In een binnenplaats volgt de opdracht om onze identiteit naast die van Freddie te leggen. Het stramien is als volgt: stap in de zone als je net als Freddie…, gevolg door een aantal eigenschappen, variërend van licht (…een snor draagt) tot zwaar (…overwogen hebt om uit het leven te stappen). Sommige deelnemers zijn zichtbaar geraakt als ze zich, ten overstaan van de groep, moeten blootgeven. Gelukkig zijn we allemaal één in onze veelzijdigheid, en daar moeten we kracht uit putten. Zo is in de finale te zien hoe een kwetsbare mensfiguur zich uiteindelijk tot Freddie ontpopt en de camera op ons richt voor een ritueel van ultieme collectiviteit. Getooid met een Mercurymasker zingt het publiek, zichzelf recht in de ogen kijkend, Bohemian Rhapsody.

Het menselijk tekort het heelal in

In 1977 lanceerde de NASA een onbemande ruimtesonde met aan boord een gouden grammofoonplaat. De plaat bevat opnames van gesproken tekst in 55 talen, afbeeldingen van het aardse leven en een selectie van aardse klanken, van Bach tot Javaanse gamelanmuziek. Als buitenaards leven de plaat zou vinden, zouden ze zo een goed beeld krijgen van de mens. Kunstenaarscollectief Touki Delphine is echter van mening dat de Voyager Golden Record de mensheid wat te rooskleurig voorstelt. In hun visie kenmerkt het mensenvolk zich door gehannes, ongemak en leed, groot danwel klein.

Veertig jaar na dato stuurt Touki Delphine met Voyager One een nieuwe boodschap de ruimte in. De mens is geen verheven creatie, maar in essentie een lullig wezen, bezig met magnetronmaaltijden en make-uptutorials. In een revue vol offbeathumor, spacende electropop (mét operateske zang) en ongemakkelijke dansjes verheft Touki Delphine het menselijk onvermogen tot kunstobject. De tegendraadse timing en de speelstijl, ergens op een vreemde plek tussen nonchalance en neurose, is zo aanstekelijk dat mijn gezellen en ik de voorstelling meteen nog eens wilden zien. Helaas: het was de laatste uitvoering van Voyager One en tevens onze laatste voorstelling van de Operadagen, een festival dat steeds verder afreist van de gebaande paden en een geheel eigen stem heeft in het theaterlandschap. Het is een stem met vele registers, maar altijd inclusief, speels en verrassend.

Boeken / Non-fictie

Tussen Middeleeuwen en moderniteit

recensie: Volker Leppin - Maarten Luther

Met zijn beknopte biografie heeft Volker Leppin een helder overzicht gegeven van het leven en werk van reformator Maarten Luther en een aantal mythes uit de wereld geholpen.

We leven in het jaar 2017 en in de protestantse kerken wordt het ‘Lutherjaar’ gevierd. Volgens de overlevering zou Maarten Luther in oktober 1517 zijn 95 stellingen tegen de Rooms-Katholieke aflaatpraktijken aan de deur van de slotkerk van Wittenberg hebben gespijkerd. Dit is te lezen in de eigenhandig geschreven en gepubliceerde memoires van Luther, aan het eind van zijn leven, toen hij een bepaald beeld wilde geven van zijn profetische bekering.

Late Middeleeuwen

Leppin is consequent in zijn opvatting van Luther als een geesteskind van de late Middeleeuwen. De 95 stellingen als begin van de Reformatie is een mythe. In werkelijkheid ging het om een gewoonte: uitnodigingen voor theologische discussies werden op de kerkdeur geplaatst. Luther wilde met zijn collega’s – hij was theoloog – van gedachten wisselen over het geloof dat je door geld te geven aan de RK kerk minder tijd in de hel hoefde te zitten om voor je zonden te boeten. Ondertussen was Luther ook in Rome geweest en had zich opgewonden over het slechte voorbeeld van de kerkleiding op moreel gebied. Allengs escaleerde de beschaafde poging tot academische uitwisseling in een gezagscrisis.

De paus in de ban

Pas op de Rijksdag van Worms in 1521, waar keizer Karel V hem verhoorde, kwam het tot een breuk, al heeft Luther geprobeerd zich te verdedigen zonder het op de spits te drijven. De beroemde woorden ‘Hier sta ik, ik kan niet anders’ heeft hij er in zijn memoires bij verzonnen. De afloop was dat de paus hem in de ban deed en dat Luther dit niet alleen naast zich neerlegde, maar op zijn beurt de paus – hij noemde hem de ‘antichrist’ – in de ban deed. En daarmee dus het kerkelijk recht openlijk negeerde. De gezagscrisis was een breuk geworden.

Predestinatie

Ondertussen werkte Luther zijn theologische visie uit. Punt voor punt neemt Leppin de verschillende thema’s door. De mens kan, als totale zondaar, niet zelf de genade van God verdienen: die krijgt hij als hij wordt ‘uitverkoren’. Sommige worden dat, anderen niet – zij zijn gedoemd. Deze predestinatieleer was al door de kerkvader Augustinus bedacht, Maarten Luther was een augustijner monnik.

De RK kerk en haar ambtsdragers onder leiding van de paus: volgens Luther allemaal mensenwerk. Iedere pretentie van bemiddeling tussen mens en God berust op misleiding. Luther beriep zich uitsluitend op de Bijbel: daardoor kon iedere gedoopte een directe relatie met God onderhouden.

Politieke Reformatie

Zeer verhelderend is Leppins schets van de nauwe samenhang tussen religie en politiek in de zestiende eeuw. Vorsten wilden hun landen en leenstaatjes in eigen beheer krijgen. Het rijk van Karel V verbrokkelde en daar kwamen de eisen van de economisch sterker wordende burgerij bij. Met name Noordwest-Europa was op weg naar de moderne staatsvorming middels onafhankelijkheidsoorlogen. In verschillende Duitse staten zochten de leiders eerst toenadering tot Luther en namen vervolgens langzamerhand zijn hervormingswerk over, terwijl hij zelf steeds minder invloed kreeg. Ook Luthers rabiate antisemitisme komt aan bod.

De stijl van Leppin is correct en kurkdroog. Hier en daar wordt iets te veel theologische voorkennis verondersteld. Desondanks is deze korte biografie zeer geschikt als inleiding.

Boeken / Non-fictie

Filosofisch dansen voor gevorderden

recensie: Désanne van Brederode - Dans! Denk! Leven en werk van Krisztina de Châtel

Het nieuwe boek van Désanne van Brederode, Dans! Denk!, gaat over de ontmoeting tussen filosofie en dans. Het is niet voor iedereen toegankelijk.

Wie is Krisztina de Châtel, de vermaarde Hongaarse choreografe die in Nederland dertig jaar lang een eigen dansgroep leidde? Wie is deze vernieuwende, experimenterende (ze was in 1979 de eerste die een choreografie maakte op muziek van Philip Glass) vrouw, in wier leven ‘alles beweging’ is? Uit Désanne van Brederodes nieuwe boek Dans! Denk!: Leven en werk van Krisztina de Châtel wordt dat nooit helemaal helder.

Ontmoeting

Dans! Denk! is opgezet als een ontmoeting tussen de choreograaf en de schrijfster en wordt ondersteund door hun beider liefde voor filosofie en dans. Van Brederode kwam via de filosofie tot het belang van de dans; de Châtels pad was omgekeerd. Ook in hun kunstopvatting vinden de twee vrouwen elkaar: kunst gaat diep, dieper dan wat er te zien is, en mag een doel op zich zijn. Vanuit die aanrakingspunten en een wederzijdse bewondering zijn de twee vele gesprekken aangegaan.

Dat levert een bij vlagen ontroerend, maar vaker een wat onbegrijpelijk boek op. Dans! Denk! bevat, vanuit Van Brederode gedacht, zowel biografische als autobiografische elementen en reflecteert tegelijkertijd zowel op de kunst en de filosofie als op het ontstaan van het boek. De stap daarvoor: een biografisch overzicht van Krisztina de Châtel en misschien wat archiefwerk, wordt overgeslagen. Daardoor verwordt het een vreemd soort anachronistisch boek: het zal pas echt interessant zijn, wanneer het naast een officiële biografie geplaatst wordt. Maar dat boek zal vermoedelijk pas geschreven zijn wanneer het onderwerp zelf is overleden – terwijl haar in-leven-zijn een voorwaarde was voor het ontstaan van Dans! Denk!.

Wortels

De Châtel, geboren in een gegoed gezin in 1943, ‘merkt dat ze steeds weer terugkomt op haar wortels’. Van Brederode beschrijft de wereld van de Châtel als een waarin de kunst ‘de enige vrijplaats’ was tegen de totalitaire, mensonterende politiek. In de literatuur, muziek en kunst vond ze een plek voor een identiteit die niet ‘door het nihilisme van de grote machtssystemen’ werd bepaald. Daarna volgt een enigszins cryptische, niet geheel aansluitende paragraaf:

Volgens haar gaat het misschien wel om iets als een gemeenschappelijke ziel. De combinatie van zigeunerachtige, ruwe, onversneden hartstocht, wild, emotioneel, fel, ritmisch, vurig, de gepeperde, zoete paprikasmaak – en een diep-ernstige, melancholische, haast tragische berusting. Gekruid met een beetje dromerij en hoop, maar nooit té optimistisch. Hongaren kennen immers het klappen van de zweep.

Uit deze paragraaf blijkt een zwakte die Dans! Denk! vaker ondermijnt: Van Brederode blijft dicht bij de Châtels uitgebreide, clichématige typeringen en beschrijvingen. (Nog zo een: Duitsers zijn, uiteraard, streng.) Het lijkt alsof Van Brederode de choreografe te veel bewondert om die neiging in te dammen.

Dit alles betekent niet dat dit filosofische portret van Krisztina de Châtel een saai boek is. Dat zou te makkelijk zijn. Het gaat eerder om een te hoog instapniveau. Voor gevorderden, dus.

Theater / Voorstelling

Ontroerend muziektheater raakt de juiste snaar

recensie: Toneelgroep Maastricht - Pinkpop, een muzikaal liefdesverhaal

Muziek en theater werden nog nooit zó ontroerend samengebracht in een theatervoorstelling. Pinkpop, een muzikaal liefdesverhaal is een verhaal over geheugenverlies en onverbiddelijke liefde dat op ludieke wijze is neergezet. Het spel is fenomenaal en de muziek ligt teder en gevoelig in het gehoor. Van de open buitenlucht naar de schouwburgzaal: het magische van het festival komt ook in de voorstelling tot uiting.

Pinkpop: de plek waar massa’s bezoekers met eigen ogen hun favoriete bands aanschouwen, een vluchtige romance beleven en/of van de sfeer komen ‘proeven’. Het jaarlijkse festival Pinkpop is een legendarische beleving voor bezoeker en artiest. Het festival kent inmiddels een lange geschiedenis: in 1970 startten vier oprichters – waaronder Jan Smeets – de eerste editie van het festival. Aan die geschiedenis is nu met deze voorstelling een liefdesgeschiedenis toegevoegd. Een liefdesverhaal tussen de oer-Limburgse Wiel en de knappe, Amsterdamse Elisabeth.

 

Loyale limburgers

De vonk slaat over in Geleen. Niet tussen Wiel (Huub Stapel) en Elisabeth, maar tussen Thieu (Michel Sluysmans) en Elisabeth (Suzan Seegers). Het is het tijdperk van de vrije liefde en Elisabeth verdeelt in eerste instantie haar liefde tussen de twee vrienden. De vrijgevochten Thieu en de introverte, bedachtzame Wiel smeken Elisabeth om mee te gaan naar Pinkpop. Daarvoor moet er eerst een bezoek worden gebracht aan Elisabeths strenge moeder (een dubbelrol van Judith Pol). Op dat moment wakkert de rebellie in Elisabeth aan; door Thieu’s hippieachtige gedachtengoed wordt de impulsieve 17-jarige Elisabeth sterk beïnvloed. Wiel probeert de onschuld zelve te blijven, maar zijn burgerlijkheid en loyaliteit aan zijn moeder – die haar man heeft verloren in de mijnen – zal hem duur komen te staan. Het lijkt erop dat hij de strijd om Elisabeth zal verliezen, maar is dat wel echt zo? Jaren later blijken Elisabeth en Wiel immers een gelukkig getrouwd stel. Henriëtte Tol kruipt in de rol van de oudere Elisabeth en de liefde voor Wiel straalt van haar af. Als publiek worden we telkens mee terug in de tijd genomen en maken we tijdsprongen naar de 60-jarige versies van Elisabeth en Wiel. Huub Stapel speelt zowel de jonge als de oude versie van Wiel. De oude versie lijkt op 62-jarige leeftijd alle tekenen van vroegtijdige ouderdom te hebben. Dat blijkt al uit de beginscène als Wiel lukraak een gesprek opent over pinguïns en slapen in iglo’s (‘zoals op Pinkpop!’). Elisabeth doet de aftakeling van haar man in eerste instantie af als een ‘midlifecrisis’, maar ziet als snel in dat haar man ontoerekeningsvatbaar dreigt te worden door zijn vreemde nachtelijke acties. Hoewel alle herinneringen uit Wiel weg lijken te sijpelen, blijven de memoires aan Pinkpop overeind. Wiel wordt op een treffende wijze neergezet door Stapel. Wiel, de plat pratende Limburger die zich de burgerlijkheid aanmeet zoals dat een echte Limburger betaamt en niet raakt uitgepraat over Pinkpop en carnaval. Het Limburgs wordt overigens op een scherm op de achtergrond vertaald. De aanwezigheid van de band Rowwen Hèze vormt een prachtige aanvulling: hun aanwezigheid bewerkstelligt een gemoedelijke sfeer en de afzonderlijke leden maken lichamelijk deel uit van de voorstelling.

 

Wirwar van emoties

Niet alleen vormt de band een mooie verschijning op het verder compleet uitgeklede podium, maar ook de muziek sluit perfect aan op de voorstelling. Rowwen Hèze heeft speciaal voor deze voorstelling nieuwe liedjes geschreven over koempels (mijnwerkers), Pinkpop, liefde en het leven in het heuvellandschap. De muziek is precies op het juiste moment getimed en ondersteunt de gevoelens die de toneelspelers uitbeelden. Opvallend zijn vooral de prachtige melodieën die zo kenmerkend zijn voor de band. Overigens wordt er op een ludieke manier omgegaan met de ruimte: middenin in het toneelstuk regent het met bakken uit het plafond (?) en komt één speler gehuld in een oplichtend kostuum in langzame tred het podium op. Bij deze voorstelling kijkt de toeschouwer zijn/haar ogen uit en wordt het publiek meegenomen in een wirwar van emoties: boosheid, verliefdheid, teleurstelling, angst en blijdschap. Binnen dit toneelstuk is een aangename balans tussen ontspanning en opwinding. Na de voorstelling lijkt het alsof je drie dagen hebt gesluimerd op Pinkpop – uitgeput van alle emoties, maar voldaan en getreurd dat het is afgelopen.

 

Theater / Voorstelling

Hollywoodklassiekers interactief verbeeld

recensie: De Ploeg - Pilp Fuction

Een groep acteurs die door een landschap van Hollywoodfilms razen: een recept voor een flink potje chaos. Georganiseerde chaos, welteverstaan. De heren van De Ploeg en Loes Luca, Ria Marks en Ilke Paddenburg parodiëren op bekende klassiekers met laagdrempelige grappen. Hoewel de belangrijkste verhaallijn bloedserieus is, wordt deze telkens weer met flauwe grappen ondergraven.

Jammer? Een beetje, de kijker wordt echter wél van begin tot eind geboeid. Dat is de kracht van de voorstelling: door een combinatie van snelheid, flauwe grappen, opzienbarende kostuums (of: helemaal géén kostuum) en de mimiek van de personages, blijf je als toeschouwer met je volle aandacht bij de voorstelling. De voorstelling heeft dan ook een erg aantrekkelijk thema: klassieke bioscoopfilms. Want wie zwijmelt er niet weg bij een goede, oude, klassieke film? Met een bakje popcorn zittend in een duistere bioscoop, omringd door andere filmliefhebbers. Pilp Fuction gaat over twee zussen (Ria Marks en Loes Luca) die een bioscoop runnen. Ria Marks speelt hierbij de moeder van een jong meisje (Ilke Paddenburg), dat in haar rode jasje veel weg heeft van Abeltje. Het “draait” al een tijdje niet goed bij de bioscoop, vanwege de voorliefde van de familie voor oude klassiekers. Dan staat plots de verhuurder met zijn honkbalknuppel op de stoep (Genio de Groot) en eist geld. Daarop besluiten twee andere werknemers (Han Römer en Titus Tiel Groenestege) een deal te maken met gangsters, die voor hen de film ‘Pulp Fiction’ in petto hebben, een film waarmee ze denken veel bezoekers (en dus veel geld!) binnen te halen. Mede door een sullige, bebrilde medewerker (Viggo Maas) mislukt de overdracht. Samen met Peter Heerschop – die de taak van geluidsman op zich neemt – heeft Viggo Maas de rol van ‘underdog’ gekregen en vormen zij tezamen een nieuwe interpretatie van “de dikke en de dunne”. Zo verklapt het tweetal ook dat het jonge meisje is geadopteerd, wat erin resulteert dat zij in het bioscoopdoek springt en aan de haal gaat met haar eigen levensverhaal. Het klinkt allemaal ietwat verwarrend en dat is precies de bedoeling: deze voorstelling biedt geen enkele zekerheid, maar alleen dwaasheid – op een positieve manier – en humor waarmee de lachspieren flink op de proef worden gesteld. Eén enkele scène borduurt iets te lang door op het komische effect, vooral het gedeelte waarin twee van de acteurs als schattige hobbits zeuren om eten en van het filmdecor wegvluchten.

Georganiseerde chaos

Ondanks de vele grappen, knaagt er toch iets aan de inhoud. Er wordt niet alleen gretig gebruikgemaakt van grote klassiekers als Casablanca en Pulp Fiction (uiteraard), maar ook het bekende fragment van Alice die achter Konijn aanholt uit Alice in Wonderland wordt gevoegd in het verhaal. Als er ook nog wordt ingegaan op Jungle Book en Tarzan (een schaamteloos in onderbroek paraderende Römer en Groenestege), lijkt de parodie op Disneyverhalen compleet. Ach, wat valt er ook te verwachten van De Ploeg, het theatergezelschap dat zich richt op cabaret en parodieën. Telkens wanneer de acteurs in een film “duiken”, wordt op de achtergrond de bijbehorende scène uit de film afgespeeld. Een mooie koppeling tussen beeld en spel én vooral ook een speelse wijze, aangezien sommige scènes op vindingrijke manier worden herhaald. Overigens is het decor voortdurend een lust voor het oog; van tevoren heeft het gezelschap allerlei scènes opgenomen die prachtig in de voorstelling zijn verwerkt. Minpuntje is dat door de snelle afwisseling in scènes en verscheidene filmverwijzingen, de verhaallijnen compleet uit het oog raken. Hoewel het begin en het einde goed met elkaar in verhouding staan, is het middendeel een ratjetoe van wat vooral veel wegheeft van improvisatietheater. Dat de opbouw niet helemaal strookt, lijkt het publiek geenszins te deren: er wordt zo hard gelachen om bepaalde grappen dat zelfs de acteurs hun moeten gezicht afwenden om een grijns te verbergen. Ook het slotapplaus houdt zolang aan dat de handen er rood van kleuren. Verdiend, dat zeker, al was het maar omdat de bezoekers hebben kunnen genieten van het multi-acteertalent Loes Luca, die zich in deze voorstelling weer in alle hoeken en bochten heeft gewrongen. Iedere acteur leeft zich uit in Pilp Fuction en heeft duidelijk plezier tijdens de voorstelling. En dat zorgt er al vanaf de eerste minuut voor dat er een glimlach op het gezicht verschijnt van de bezoeker.