Tag Archief van: 8WEEKLY

Film / Films

Prachtig verbeeld surrealisme open voor eigen interpretatie

recensie: Mr. K - Tallulah H. Schwab
Mr. K in hotel© Filmdepot

Een rondreizende illusionist treedt op in zalen voor een ongeïnteresseerd publiek en heeft het gevoel dat zijn leven nergens heen gaat. Als hij een kamer boekt voor de nacht in een afgelegen hotel denkt hij dat het slechts een plek is om te overnachten, maar dat loopt anders.

Titelfiguur Mr. K (Crispin Glover) staat de volgende ochtend op en wil vertrekken, maar de uitgang lijkt verdwenen. K ontmoet tijdens zijn zoektocht een reeks excentrieke personages die allemaal geaccepteerd lijken te hebben dat ze in het hotel opgesloten zitten. Hij komt terecht in de keuken waar hij een baan krijgt en vindt er vluchtig iets van vriendschap en acceptatie. Maar als hij achter de schokkende waarheid komt, iedereen waarschuwt en een plan wil maken om samen te ontsnappen, keren de bewoners zich tegen hem.

Kafkaëske taferelen

Dat de K van Mr. K een verwijzing is naar Franz Kafka is duidelijk. Voor Mr. K is het startpunt van een kafkaëske nachtmerrie wanneer hij de uitgang van het hotel maar niet kan vinden. In de keuken vergeet hij even dat hij naar de uitgang op zoek was, maar hij kan het ongemakkelijke gevoel dat hij heeft niet onderdrukken: er is iets mis. Waarom barsten de waterleidingen? Wat is die rare aderachtige structuur achter het behang? Waarom kan niemand weg uit het gebouw? De vragen leiden tot een schokkende conclusie. Mr K ontpopt zich tot een leider en probeert voor iedereen een uitweg te vinden, maar voornamelijk voor zichzelf.

Mr. K met zussen

foto: Kris de Witte, Lemming Film a Private View

Bont gezelschap van verschillende nationaliteiten

Mr. K ontmoet de Engelse maar francofiele zussen Ruth (Fionnula Flanagan) en Sara (Dearbhla Molloy), die hem oprecht willen helpen, maar dan het liefst met koffie en een koekje. De chef in de keuken (Noorse Bjørn Sundquist) blijkt geobsedeerd door eieren en denkt dat Mr. K een groot talent is. Zijn dochter Melinda (Esmee van Kampen uit Nederland) heeft wel of niet een oogje op hem. Ook wordt hij snel de kamer uitgewerkt als de flamboyante Gaga (de Zwitsers-Hongaarse Sunnyi Melles) in bad gaat.

Mr. K ontwikkelt zich van een onwillige – door zichzelf uitgeroepen – ‘niemand’ tot een hardwerkend ‘iemand’ in het gebrekkige kapitalistische systeem van de keuken. Om zich vervolgens even tot revolutionair te ontpoppen, en uiteindelijk toch weer als egocentrisch personage te eindigen. Is dit personage een held of een lafaard? Vertegenwoordigt hij iets? Is het allemaal gewoon chaos? Tallulah Schwab laat het aan de kijker om dit te interpreteren.

Surrealisme op magische manier verbeeldt

Er is iets aan de hand met het hotel: er kan van alles gebeuren en dat heeft de Noors-Nederlandse regisseur Tallulah H. Schwab op interessante wijze ingevuld. Er klinkt ook steeds gebonk en dat komt niet door het fanfarekorps dat op ongewenste momenten uit luikjes in de gangen verschijnt en je achtervolgt voor een polonaise. Met alle mysterieuze gangen en kamers is het hotel prachtig verbeeld: een feest voor het oog. Maar ondanks de mooie plaatjes blijft het verhaal te open voor interpretatie. In zo’n mate dat het zich opstapelt en de beleving in de weg zit. Het einde is eigenlijk te veel van het goede en dit is jammer.

Het is hoe dan ook een film die je aan het denken zet, die vraagtekens oproept en die je zintuigen prikkelt. Hij blijft je bij en zal onderwerp van gesprekken zijn. Wie ben jij: een Mr. K die niet kan doen of alles goed en wel is en daarop reageert, of een van de bewoners die al het angstige buitensluit en dingen niet wil veranderen?

 

Vanaf donderdag 16 januari in de bioscoop

Film / Films

Prachtig verbeeld surrealisme open voor eigen interpretatie

recensie: Mr. K - Tallulah H. Schwab
Mr. K in hotel© Filmdepot

Een rondreizende illusionist treedt op in zalen voor een ongeïnteresseerd publiek en heeft het gevoel dat zijn leven nergens heen gaat. Als hij een kamer boekt voor de nacht in een afgelegen hotel denkt hij dat het slechts een plek is om te overnachten, maar dat loopt anders.

Titelfiguur Mr. K (Crispin Glover) staat de volgende ochtend op en wil vertrekken, maar de uitgang lijkt verdwenen. K ontmoet tijdens zijn zoektocht een reeks excentrieke personages die allemaal geaccepteerd lijken te hebben dat ze in het hotel opgesloten zitten. Hij komt terecht in de keuken waar hij een baan krijgt en vindt er vluchtig iets van vriendschap en acceptatie. Maar als hij achter de schokkende waarheid komt, iedereen waarschuwt en een plan wil maken om samen te ontsnappen, keren de bewoners zich tegen hem.

Kafkaëske taferelen

Dat de K van Mr. K een verwijzing is naar Franz Kafka is duidelijk. Voor Mr. K is het startpunt van een kafkaëske nachtmerrie wanneer hij de uitgang van het hotel maar niet kan vinden. In de keuken vergeet hij even dat hij naar de uitgang op zoek was, maar hij kan het ongemakkelijke gevoel dat hij heeft niet onderdrukken: er is iets mis. Waarom barsten de waterleidingen? Wat is die rare aderachtige structuur achter het behang? Waarom kan niemand weg uit het gebouw? De vragen leiden tot een schokkende conclusie. Mr K ontpopt zich tot een leider en probeert voor iedereen een uitweg te vinden, maar voornamelijk voor zichzelf.

Mr. K met zussen

foto: Kris de Witte, Lemming Film a Private View

Bont gezelschap van verschillende nationaliteiten

Mr. K ontmoet de Engelse maar francofiele zussen Ruth (Fionnula Flanagan) en Sara (Dearbhla Molloy), die hem oprecht willen helpen, maar dan het liefst met koffie en een koekje. De chef in de keuken (Noorse Bjørn Sundquist) blijkt geobsedeerd door eieren en denkt dat Mr. K een groot talent is. Zijn dochter Melinda (Esmee van Kampen uit Nederland) heeft wel of niet een oogje op hem. Ook wordt hij snel de kamer uitgewerkt als de flamboyante Gaga (de Zwitsers-Hongaarse Sunnyi Melles) in bad gaat.

Mr. K ontwikkelt zich van een onwillige – door zichzelf uitgeroepen – ‘niemand’ tot een hardwerkend ‘iemand’ in het gebrekkige kapitalistische systeem van de keuken. Om zich vervolgens even tot revolutionair te ontpoppen, en uiteindelijk toch weer als egocentrisch personage te eindigen. Is dit personage een held of een lafaard? Vertegenwoordigt hij iets? Is het allemaal gewoon chaos? Tallulah Schwab laat het aan de kijker om dit te interpreteren.

Surrealisme op magische manier verbeeldt

Er is iets aan de hand met het hotel: er kan van alles gebeuren en dat heeft de Noors-Nederlandse regisseur Tallulah H. Schwab op interessante wijze ingevuld. Er klinkt ook steeds gebonk en dat komt niet door het fanfarekorps dat op ongewenste momenten uit luikjes in de gangen verschijnt en je achtervolgt voor een polonaise. Met alle mysterieuze gangen en kamers is het hotel prachtig verbeeld: een feest voor het oog. Maar ondanks de mooie plaatjes blijft het verhaal te open voor interpretatie. In zo’n mate dat het zich opstapelt en de beleving in de weg zit. Het einde is eigenlijk te veel van het goede en dit is jammer.

Het is hoe dan ook een film die je aan het denken zet, die vraagtekens oproept en die je zintuigen prikkelt. Hij blijft je bij en zal onderwerp van gesprekken zijn. Wie ben jij: een Mr. K die niet kan doen of alles goed en wel is en daarop reageert, of een van de bewoners die al het angstige buitensluit en dingen niet wil veranderen?

 

Vanaf donderdag 16 januari in de bioscoop

Film / Films

Pijn verspreid over generaties

recensie: A Real Pain - Jesse Eisenberg
Twee mannen© The Walt Disney Company,

Voor veel acteurs die lange tijd voor de camera staan lijkt de regisseursstoel vroeg of laat onvermijdelijk; zo ook voor Jesse Eisenberg, onder andere bekend als Mark Zuckerberg in The Social Network. Na een wisselvallig ontvangen regiedebuut probeert hij het opnieuw met A Real Pain – een succes.

Het is een ongebruikelijk decor voor een komedie: twee neven reizen met een groep door Polen en bezoeken voormalige concentratiekampen om, ter ere van hun overleden oma, hun familiegeschiedenis te ontdekken. Beiden zijn Joods, maar hun persoonlijkheden verschillen als dag en nacht; Jesse Eisenberg speelt de introverte, neurotische neef David die leeft van structuur en controle, terwijl Kieran Culkin de show steelt als zijn tegenpool Benji: een chaotische, impulsieve orkaan die elke confrontatie moeiteloos aangaat.

Net als in zijn eerdere regiewerk voor het theater, richt Eisenberg zich vooral op de personages en minder op het plot. David worstelt met een dwang- (OCD) en een angststoornis, terwijl Benji duidelijk kampt met onbehandelde mentale problemen die hij hardnekkig ontkent. Deze persoonlijke worstelingen worden in de film tegenover een veel groter, collectief trauma geplaatst: de verschrikkingen van de vernietigingskampen in Polen tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Authentieke personages

Vanaf het eerste moment weet Culkins personage Benji je te irriteren, te intrigeren en zelfs te vermoeien, en precies dáár ligt de kracht van zijn rol. Zijn personage is extravagant en openhartig, maar tegelijkertijd vals, egoïstisch en soms ronduit onuitstaanbaar. Het is een gedurfde keuze om een onsympathiek karakter te gebruiken in een film die zo sterk leunt op de dynamiek tussen de personages. Eisenberg is zich hier echter volledig van bewust en neemt de tijd om dit ongemak te verkennen, waarbij hij zowel de grenzen van het personage als het geduld van de kijker opzoekt. Voor wie bereid is dit ongemak te doorstaan, biedt de film echter een beloning: Culkins personage toont barsten in zijn façade, waardoor langzaamaan een kwetsbare kern zichtbaar wordt. Dit werpt niet alleen nieuw licht op zijn karakter, maar ook op hoe zijn gedrag de groepsdynamiek verstoort én vormgeeft.

Indrukwekkend is de toon van de film: Eisenberg balanceert constant tussen warm, gruwelijk, grappig en ellendig. Het zijn de stille momenten waarin de chemie tussen Culkin en Eisenberg het sterkst voelbaar is en de momenten waarop Culkins personage Benji – ondanks zijn tekortkomingen – weet te verbinden. Dit wordt bijvoorbeeld duidelijk tijdens een scéne op het dak van een hotel waar ze samen terugblikken op hun jeugd en hun relatie; een chaoot en een neuroot, beiden met hun eigen kracht en kwetsbaarheid. De karakters zijn niet zwart-wit, zoals vaak het geval is in vergelijkbare films. Er is echte nuance in de personages, wat de grootste kracht is van A Real Pain.

Messcherp

De kern van de film is de pijn verspreid over generaties: de pijn van hun oma tijdens de tweede wereldoorlog, in perspectief gezet met de pijn van nu. Hoe de film de zwaarte van dit onderlinge lijden in beeld brengt is bewonderenswaardig: respectvol, maar ook met een zachte toon, waardoor het niet alleen voelbaar maar verrassend herkenbaar wordt voor verschillende generaties met elk hun eigen vorm van pijn.

Met A Real Pain bewijst Jesse Eisenberg dat hij groeit in zijn rol als regisseur. De film slaagt erin om iets bijzonders te vangen: een messcherpe tragikomedie die zowel weet te raken als aan het lachen te maken. De chemie tussen Eisenberg en Culkin, het zorgvuldig uitgewerkte scenario en de respectvolle omgang met het historische thema maken van deze tragikomedie een bijzonder werk.

Theater / Voorstelling

Sterballerina danst zich uit diep dal

recensie: Renaissance – Igone de Jongh

Ballerina Igone de Jongh heeft een aantal veelbewogen jaren achter de rug. Haar vertrek bij het Nationaal Ballet had veel impact, corona beperkte haar plannen en ze scheidde om bekende redenen van haar man. Maar ze vond zichzelf terug. In Renaissance verbeeldt ze haar weg naar de top, haar ‘vrije val’ vol tegenslagen en haar ‘wedergeboorte’.

Igone de Jongh is zonder twijfel één van de bekendste Nederlandse balletdansers aller tijden. De Haarlemse stond jarenlang als eerste solist aan de top van het Nationale Ballet. De afgelopen jaren stond zij met verschillende soloprogramma’s, waaronder Zin in Liefde (2022) en Beauty Persists (2023) in de theaters. Voorgaande voorstellingen waren klassieke dansvoorstellingen. Dit seizoen gooit de danseres het over een andere boeg: samen met theatermaker Marc Pos creëerde zij een persoonlijke voorstelling waarin ze haar carrière door middel van interviewbeelden, homevideo’s en dans vertelt.

De Weg en de Golf

De voorstelling is verdeeld in korte aktes van grofweg een kwartier. De eerste akte, ‘de Weg’, start met interviewbeelden van de Jongh die vertelt over haar liefde voor ballet als klein kind en hoe het leven van haar gezin volledig in het teken stond van haar droom om ballerina te worden. De interviews worden ondersteund met homevideo’s van kleine Igone die haar eerste podiumervaring op doet. Na de introductie start het danssegment, waarin de Jongh met danspartner en goede vriend Marijn Rademaker een choreografie uitvoert die duidelijk geïnspireerd is op balletoefeningen van de balletacademie. In het tweede deel ‘de Golf’, dat haar succesjaren bij het Nationale ballet vertegenwoordigt, schitteren de Jong en Rademakers in rollen die ze door en door kennen: die van Odette en Siegfried uit het Zwanenmeer en Romeo en Julia. De bekende choreografieën van Marius Petipa en Rudi van Dantzig zijn prachtig uitgevoerd en de chemie tussen de dansers spat van het toneel.

Na regen komt zonneschijn

Op de achtergrond: Edith Eger – © Altin Kaftira

In de derde akte, ‘de Vrije Val’, vertelt de Jongh over haar afscheid bij het Nationale ballet, de coronacrisis en haar pijnlijke scheiding. In het danssegment staat ze voor een grote projectie van haar eigen tranende ogen, wat ietwat geforceerd en clichématig overkomt. De toon verandert tijdens de vierde en vijfde akte, ‘de Hand’ en ‘Renaissance’. Waar de voorstelling in de eerste aktes vooral over haarzelf ging, verlegt de Jongh nu de focus naar een vrouw die zij sterk bewondert: Edith Eger. De Jongh leerde de oud-ballerina kennen toen zij haar portretteerde in de voorstelling De dans ontsprongen (2019). Eger overleefde concentratiekamp Auschwitz, terwijl ze moest dansen voor nazidokter Joseph Mengele. We zien op video de Jongh voor haar dansen, waarna de choreografie wordt vervolgd op het podium. De emotionele reactie van Eger op beeld zet de vrije val van de Jongh in perspectief. De positieve houding van Eger inspireert haar om te doen wat ze het liefste doet, hoe oud ze ook is: blijven dansen. De laatste akte wordt afgesloten met een interessante moderne choreografie van Ed Wubbe.

Autobiografie of dansvoorstelling?

Renaissance legt vooral de nadruk op de Jongh’s levensverhaal, de dans is slechts een ondersteunend medium. Het geheel is daarom meer een autobiografie dan een echte dansvoorstelling. De danssegmenten zijn goed uitgevoerd en plezierig om naar te kijken, maar zijn zeer kort. Als toeschouwer voel je enige teleurstelling als je teruggevoerd wordt naar een interviewfragment terwijl je net heerlijk opgaat in de magie van Romeo en Julia. Live dans en de verhaalvertelling op groot scherm zijn strikt van elkaar gescheiden, de overgang had vloeiender mogen zijn. Daarbij kan de Jongh zich goed uitdrukken in de interviews, maar écht persoonlijk wordt het niet. Ze lijkt moeilijk te doorgronden, waardoor allerlei vragen opkomen: wat heeft de scheiding écht met haar gedaan, wat heeft ze allemaal moeten laten om de top te bereiken, hoe is de band met haar kind? Desalniettemin is Renaissance een zeer interessante voorstelling om je als dansliefhebber te verdiepen in Nederlands bekendste ballerina en om te genieten van korte stukjes mooie balletklassiekers en moderne choreografie.

Kunst / Expo binnenland

Elkaar raken en geraakt worden

recensie: Vluchtelingen en zielsverwanten
Gustave De Smet

Bij de een, een Vlaming, speelt de Eerste Wereldoorlog, de Grote Oorlog, een doorslaggevende rol. De ander, een Nederlander, overlijdt aan het begin van de Tweede Wereldoorlog. Beiden staan centraal op een tentoonstelling in het Stadsmuseum Woerden. Over hun verschillen en overeenkomsten gaat het. En over hun individualiteit.

We hebben het over respectievelijk Gustave De Smet (1877-1943) en Leo Gestel (1881-1941). ‘Gust’ De Smet wordt geboren in Gent en studeert daar aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten. In 1914 vlucht hij met zijn vrouw, zoon Firmin en vriend Frits Van den Berghe, naar Amsterdam. Na twee jaar verhuist het gezin naar Blaricum. Hun zoon overlijdt bij het grote spoorwegongeluk bij Weesp (1918). De Smet en zijn vrouw keren in 1923 terug naar Vlaanderen. Een poging om in de Tweede Wereldoorlog naar Frankrijk te vluchten, nu met zijn vrouw en broer, mislukt. Wat hij om zich heen ziet raakt hem zeer.

De ruim tien jaar jongere Leo Gestel wordt geboren in Woerden en krijgt zijn eerste tekenlessen aan de Avondtekenschool waarvan zijn vader directeur is. In 1903 vestigt hij zich in Amsterdam. In zijn woning aan de Jan Steenstraat ontvangt hij kunstenaars als Jan Sluijters, Charley Toorop, Piet Mondriaan en later ook Gustave De Smet. Gust en hij worden vrienden. Gestel werkt voornamelijk in en rondom Bergen, waar hij en zijn vrouw een huis hebben laten bouwen. Hij volgt de omgekeerde weg en vlucht na zijn door overspel gestrande huwelijk uit Nederland naar zijn vriend in Vlaanderen. Nadat Gestels atelier in vlammen is opgegaan, verhuist hij naar Blaricum, waar zijn vrouw An Overtoom zich over hem ontfermt.

Verschillende stijlen

Het zou voor de hand liggen dat de zalen in Woerden zouden zijn ingericht op een manier waarbij werk met dezelfde thematiek van beide kunstenaars naast elkaar hangt. Toch is daar meestal niet voor gekozen. Ze hangen wel in elkaars buurt, wat hun eigen individualiteit alleen maar benadrukt.

Gustave De Smet werkt voor de Eerste Wereldoorlog in de trant van het impressionisme en luminisme. Hij schildert in kleine vlakjes en op een lichte manier de natuur. En toch blijkt deze stijl niet de zijne te zijn. Onder invloed van Gestel en Jan Sluijters komt hij uit bij eenvoudige vormen en donkerder, strak omlijnd werk, zoals op De ploegende boer (1916).

0000002836

Gustave de Smet, De herberg, potlood en gouache op papier, 1925, 74 x 55 cm, Collectie Museum de Fundatie, Zwolle

Leo Gestel schildert om te beginnen in een donkere stijl die doet denken aan die van de Haagse School. Een voorbeeld is het Landschap met hooischelven bij Montfoort (1909). Ook Gestel kent een door het luminisme beïnvloede periode, waarin zijn Zicht op de Bonaventurakerk in Woerden ontstaat. Een neogotische kerk die er pas sinds 1882 staat. Later raakte Gestel in de ban van het werk van Paul Cézanne, het kubisme en de Bergense School.

SONY DSC

Leo Gestel, Dame in prieel, Olieverf op doek, 1913, 70 x 55 cm, Particuliere collectie

Wanneer er wél twee doeken met dezelfde thematiek naast elkaar hangen – zoals onder het kopje ‘Kleur’ –, valt het verschil in uitwerking duidelijk te zien. En ook – helaas – dat de belichting op de tentoonstelling wat te wensen overlaat.

Het zijn overigens niet alleen schilderijen die worden getoond. In enkele vitrines ligt werk van Gestel in pastelkrijt en zwart krijt op papier, alsmede enkele brieven uit de collectie van het Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis in Den Haag. Daarnaast zijn er touchscreens met verdiepende informatie. En een film over de vluchtelingenstroom die vanuit Vlaanderen naar Nederland op gang kwam.

Zo wordt op een interessante en contextuele, rake manier een beeld gegeven van twee individuen wiens levens elkaar raakten en die beiden op hun beurt geraakt werden door hun tijd. En die altijd op zoek waren naar vernieuwing en verbetering van hun werk. Zo staan ze mede aan de weg van het modernisme in Nederland en het Vlaamse expressionisme. De moeite waard, zoals de exposities in het Stadsmuseum Woerden vaak zijn!

Film / Films

Een chimpansee als metafoor maakt een geweldige film

recensie: Better Man (2024) - Michael Gracey

Een biografische film over zanger Robbie Williams, waarin hij gespeeld wordt door een chimpansee, omdat hij zichzelf ziet als een minderwaardig mens. Niet echt een aantrekkelijke aankondiging. Maar… ga naar deze film, want al ligt het er wat dik bovenop: het aapje vertedert en neemt je mee het verhaal in.

Dat er nu een film over het leven van Robbie Williams is, komt vooral doordat hij acteur Hugh Jackman en regisseur Michael Gracey heeft geholpen met de film The Greatest Showman (2017). Daar is de kiem geboren, door talloze lange gesprekken, die uiteindelijk hebben geleid tot Better Man.

Dierbare vriendschap

Tijdens de gesprekken die zowel Hugh Jackman als Michael Gracey met Robbie Williams voeren, ontstaan dierbare vriendschappen. De zanger vertelt de regisseur over zijn tumultueuze verleden, op zo’n wijze dat Gracey Robbie aanmoedigt om alle gesprekken op te laten nemen, zodat ‘hij er later naar kan luisteren als hij in het bejaardentehuis zit.’ Uiteindelijk is er dan een zogenaamde biopic gemaakt, die het leven van Williams laat zien van kind tot aan volwassenheid.

Waarom dan toch die aap?

Robbie Williams geeft in elk interview een andere verklaring. Hij heeft zich naar eigen zeggen altijd minder ontwikkeld gevoeld dan anderen (YouTube). Hij vond dat hij in de succesvolle boyband Take That een aap was die kunstjes moest vertonen (Variety). Ook vertelt Williams in de Graham Norton Show dat er, omdat er de laatste jaren zoveel biografische films zijn gemaakt – denk bijvoorbeeld aan Rocketman (2019) en Bohemian Rhapsody (2018) -, iets nodig was om deze eruit te laten springen. Hoe dan ook is het een briljante inval van regisseur Michael Gracey, want het zorgt voor de lijm die dit hele verhaal overeind houdt, interessant maakt én verbindt.

Niet alleen wordt er verwezen naar Williams als ‘performing monkey’, een aap op een stokje, geketend tijdens zijn Take That-periode. Een tweede aap komt tevoorschijn als zijn zelfhaat, zijn minderwaardigheidscomplex, de lelijke aap die hij in de spiegel ziet en die hem vanuit het publiek uitdaagt en uitlacht. En dan wordt er ook nog verwezen naar de ‘monkey on his shoulder’, het beest dat gevoed moet worden en waar veel (drugs)verslaafden last van hebben.

Eerlijkheid brengt de film tot leven

Hoewel Better Man qua inhoud wat oppervlakkig is – het leven van Williams wordt chronologisch doorlopen, je ziet meteen waar hij tegenaan loopt en wordt verder niet verrast – is de vormgeving heel mooi gedaan. Robbie Williams, zelf de voice-over in het verhaal, spaart zichzelf niet en maakt de dingen die hij doet niet mooier dan ze zijn. Die eerlijkheid werkt ontwapenend. Vooral in de relatie met Nicole Appleton laat hij geen spaan heel van zijn eigen gedrag.

Plus- en minpunten

Geen recensie zonder het optreden van Jonno Davies te loven. De acteur speelt en danst de rol fantastisch. Het moet voor hem raar zijn om zijn prestatie uiteindelijk als chimpansee op het witte doek te zien. Ook Alison Steadman, die oma Betty speelt, mag niet onbenoemd blijven. Mede door haar merk je na de eerste minuten niet meer dat je naar een aap zit te kijken.

De apotheose waarbij vader (gespeeld door Steve Pemberton) en zoon Williams gezamenlijk het beroemde lied van Frank Sinatra vertolken is wel héél zoetsappig. Het doet geen eer aan de rest van de film.

 

‘Better Man’ draait sinds 2 januari 2025 in de bioscopen.

Film / Films

Halina Reijn zet haar stempel op Hollywood

recensie: Babygirl - Halina Reijn
Babygirl omhelzing© A24

Dat de eerste voorpremières van Babygirl rond de feestdagen plaatsvonden was geen toeval. Met een in kerstsfeer gehuld New York als decor weet de film meteen te verleiden, hoewel dit misschien niet de nieuwe kerstklassieker is om met de familie op de bank te kijken. Babygirl is de heetste kerstfilm sinds Stanley Kubrick’s Eyes Wide Shut (1999).

Nicole Kidman schittert als Romy, CEO van een invloedrijk techbedrijf, die op het eerste gezicht alles lijkt te hebben: een succesvolle carrière, een gelukkig gezin en een leven dat tot in de puntjes geregisseerd is, maar schijn bedriegt. Wanneer een losgeslagen hond door de straten op een man afstormt, ontmoet ze haar nieuwe stagiair Samuel (Harris Dickinson), die het dier met verrassende kalmte weet te bedwingen. ‘How did you do that?’ vraagt Romy, duidelijk onder de indruk. Samuel antwoordt met een ondeugende grijns: ‘I gave it a cookie. Why, do you want one?’. De toon is meteen gezet; babygirl Romy wordt meegezogen in de spiraal van haar eigen verlangens – aangewakkerd door Samuel – die haar confronteert met wat haar gezinsleven haar altijd heeft onthouden.

man met hond

© A24

Het beest

Babygirl sluit qua toon en thematiek nauwer aan bij Halina Reijns debuutfilm Instinct (2019) dan bij haar Gen-Z-slasher Bodies Bodies Bodies (2022). Net als in Instinct draait het hier om machtsverhoudingen. Waar de eerste de relatie tussen een psychiater en een gedetineerde onderzoekt, staat in Babygirl de dynamiek tussen een CEO en haar stagiair centraal. Alles draait om verlangen en ‘het beest’, vertelde Halina Reijn tijdens de persconferentie op het filmfestival in Venetië. Niet het temmen van het beest, maar juist het accepteren van je instinct en verlangens – vooral de duistere – is de boodschap. De spanning tussen Samuel en Romy is dan ook om te snijden: elke dialoog voelt vlijmscherp aan en de chemie tussen de twee acteurs is onmiskenbaar.

Reijn is zich bewust van de conventies van de erotische thriller, zoals ze zijn neergezet in klassiekers als Paul Verhoevens Basic Instinct (1992) en Adrian Lyne’s Fatal Attraction (1987). Maar waar deze films draaien om een femme fatale met duistere motieven die mannen om haar vinger windt, herschrijft Babygirl de spelregels; de machtsverhoudingen zijn duidelijk aanwezig, maar de film laat zien dat het toegeven aan verlangens niet altijd tot ondergang leidt, maar soms tot bevrijding. In films over affaires draait de spanning vaak om de eventuele onthulling, maar Reijn bewijst dat intrige en dramatische twists overbodig zijn. De spanning zit volledig in de machtsdynamiek, die bewust door de film langzaam wordt opgeschroefd. Babygirl weigert zich te laten leiden door plotconventies en vertrouwt volledig op de chemie tussen Nicole Kidman en Harris Dickinson om de aandacht vast te houden. Het is dan ook de vraag of de film net zo effectief zou zijn geweest zonder deze chemie, aangezien het script met vlagen een extra laag mist die het geheel naar een hoger niveau had getild.

Grenzeloos

De kracht van Halina Reijn is hoe ze het sensuele naar het scherm brengt. In Babygirl doet ze dit aan de hand van de prachtige beelden van cinematograaf Jasper Wolf gecombineerd met de mysterieuze maar originele soundtrack van Cristóbal Tapia de Veer. Het is heerlijk om te zien dat ondanks het Hollywood-budget en een grote ster als Nicole Kidman – waarvan gerust gezegd mag worden dat dit haar beste rol in jaren is – er risico’s worden genomen zonder enige behoefte om binnen de lijntjes te blijven kleuren. Van een rave waar de techno op de achtergrond dreunt en je het zweet bijna kunt ruiken, tot Romy die op haar knieën gaat voor Samuel in een motel. Halina Reijn gaat all-out in Babygirl. Ze blijft haar eigen koers varen en laat zich, ook in Hollywood, niet remmen in haar gedurfde keuzes die begonnen met Instinct.

Het eindresultaat is hypnotiserend. Halina Reijn toont een feilloos gevoel voor ritme en tempo, waardoor je 115 minuten lang ademloos blijft kijken. Ze zuigt je mee in een wereld die even betoverend als ongemakkelijk is en geeft je genoeg stof om over te denken lang na de film voorbij is. Wat in Instinct voorzichtig opgebouwd werd, krijgt hier volledig vorm: haar scherpzinnige focus op intimiteit, macht en de duistere driften van de mens. Met Babygirl is haar stempel op Hollywood definitief gezet.

Theater / Voorstelling

Een solo van Philipp Cahrpit

recensie: Wanderlust
Philipp Cahrpit in Wanderlust Foto Niels KnelisAlwin van Wijngaarden, Niels Knelis

Op de schaars verlichte speelvloer ligt een zilverkleurige deken. De maker en performer van de solo plukt en duwt hem tot bergpieken en rivierdalen. Zittend, liggend en in de rondte rennend zegt en zingt hij zelfgeschreven teksten in het Duits, Nederlands en Engels. ‘Wij hielden elkaar, onze adem zat vast.’ En: ‘Mama / Halt’ mich fest wenn der Regen fällt / Mama / Deine Arme wie ein Zelt.’

Wat zien we nou precies tijdens Wanderlust, de nieuwste van Philipp Cahrpit, die vrijdag 13 december 2024 in première ging in theater VRIJDAG in Groningen? ‘Mama, hou me vast’: het ene moment tijdens de voorstelling, die drie kwartier duurt, denk je aan een smartlap, een Duitse Schlager. Maar wat later volgen dan zinnen zoals deze: ‘I am a child of soft and tender / Darkness / Who sometimes holds me / In its embrace.’ Pure poëzie, met een metafysisch randje bovendien: de duisternis die een persoon is, en de ik omarmt.

Wanderlust is beide, en nog wel meer. Grappig, dromerig, sensueel, sentimenteel, bespiegelend, herinnerend, speels én serieus. Een hachelijke mix, die in andere handen regelmatig uit de bocht zou vliegen. Maar Cahrpit gelooft zo sterk in zijn nieuwste creatie, en voert die uit met zoveel overtuiging, dat je als toeschouwer de hele haarspeldbochtenrit door zijn zowel echte als metaforische berglandschap met hem meerijdt, verward, verbaasd, edoch totaal geboeid.

Zelf is hij dan ook al langer onderweg. De ambiguïteit – als Cahrpit ‘je’ en ‘jou’ zegt, laat hij vaak in het midden of hij zichzelf bedoelt dan wel zijn publiek – , de zilverkleurige deken, het continue heen en weer tussen individu en universum – al deze elementen zaten ook al in Waterlichamen, een voorstelling die in november 2023 in première ging. Alleen zingt hij er nu ook bij, en dat doet hij heel goed. In de loop van volgend jaar brengt hij de soundtrack ook op EP uit.

Philipp Cahrpit (1991) omschrijft zichzelf als ‘interdisciplinair maker en performer’. Onder het label Club Wauw maakt hij ook voorstellingen voor kleine kinderen, samen met Hannegijs Jonker. In Wanderlust tekent hij voor ‘concept, tekst, composities, spel, zang’, maar in feite is al zijn werk het product van samenwerking met anderen, die van meet af aan ieder hun eigen rol nemen in de verwezenlijking van zijn artistieke idee.

Sinds zijn afstuderen in 2018 aan de Amsterdamse Academie voor Theater en Dans woont en werkt Cahrpit in Groningen. ‘I fell in love with that city’, vertelde hij eerder. ‘Iedereen hielp mij daar, geheel belangeloos – met adviezen, requisieten, ruimtes. De sfeer is er totaal anders dan in de Randstad, waar je veel meer moet vechten voor je plek onder de zon.’ Van origine is hij Duitser. Hij groeide op in een dorp nabij Frankfurt.

Het Duitse woord Wanderlust (reislust, de zucht om te zwerven) kreeg zijn diepere filosofische betekenis tijdens de Duitse Romantiek (1790-1850), een herwaardering van, en hernieuwde speurtocht naar, onze emoties en verbeeldingskracht, en onze diepe band met de natuur, als reactie op de logica en het rationalisme van de Verlichting. Cahrpits Wanderlust zwerft en zweeft tussen hemzelf en zijn ouders, tussen de mens en diens omgeving, tussen het heden en zijn verleden als kind.

Zelf noemt de maker zijn nieuwste creatie ‘een poëtisch concert over het thuiskomen in onszelf en elkaar’. De voorstelling is hoogstpersoonlijk en universeel tegelijkertijd. Cahrpit bezingt zijn ouders, maar ook de moeder als metafoor voor een veilige haven, een alomtegenwoordige oerkracht die ons beschermt en op ons past. ‘Een deel van jou leefde al in haar / Toen zij nog in haar moeder sliep / En een deel van haar leefde al in haar / Toen zij nog in haar moeder sliep.’

Dat landschap waar doorheen hij zijn publiek mee op reis neemt, zit ook in ons. ‘Wenn wir einander öffnen würden, würden wir Landschaften finden / Wenn wir einander öffnen würden, fänden wir Flüsse und Meere, in denen wir schwimmen könnten.’ Dat ‘vinden’ raakt aan de kern van deze voorstelling. Je moet eerst reizen, op zoek gaan, om die rivieren en zeeën in de ander te vinden. Maar onderweg raak je ook weer dingen kwijt. Herinneringen, vooral. Beelden. Gevoelens. ‘I am a child of moments / Lived and quickly gone / And sometimes / I lose the hands I once held.

Thuiskomen in onszelf en elkaar: zo’n thema kan gemakkelijk ontaarden in wazige kitsch. Maar Cahrpit maakt er een hoogst originele, spannende odyssee van.

 

Creatief producent: Jaukje van Wonderen
Lichtontwerp, scenografie: Chris Handberg
Kostuumontwerp: Esra Çopur
Dramaturgie: Diede Daalman
Spelcoaching: Hannegijs Jonker
Techniek: Janine de Weerd
Teaser: Sendeza Studios
Creatie deken: Alex Murphy
Geproduceerd door: Stichting De Ruimtemakers

Joost Ramaer is een Amsterdamse recensent voor Theaterkrant en te gast bij 8WEEKLY.

Twitter – Facebook – LinkedIn

Boeken / Fictie

Een mol als wapen

recensie: Creation Lake - Rachel Kushner
martin-bennie-lQ2c8zl0WTI-unsplashUnsplash

Rachel Kushner heeft al een aantal monumentale werken op haar naam staan, maar met Creation Lake wist ze een plekje op de shortlist van de Booker Prize te veroveren. Een terechte prestatie voor deze veelzijdige auteur, al zijn haar eerdere romans sterker.

De zogeheten Sadie Smith is een cynische geheim agent die we nooit écht leren kennen – haar identiteit is dan ook in mysterie gehuld. Ze wordt door de Amerikaanse geheime dienst naar een anarchistische groep milieuactivisten – de Moulinards – in het zuidwesten van Frankrijk gestuurd. Door te infiltreren en de groep aan te sporen tot geweld kunnen er korte metten met de activisten worden gemaakt, zo is de redenatie. Door aan te pappen met zijn beste vriend komt Sadie in contact met Pascal Balmy, de informele leider van de Moulinards die in zelfverkozen afzondering leeft.

Filosofische e-mails

Dankzij een gehackt wachtwoord kan Sadie ook meelezen met de mailwisseling tussen de activisten en hun inspirator Bruno Lacombe. Zijn e-mails geven een inkijk in zijn wereldbeeld, dat grotendeels bestaat uit de overtuiging dat de Neanderthalers niet zijn uitgestorven maar nog steeds onder ons zijn. Langzaam wint Sadie het vertrouwen van de groep, terwijl ze ondertussen meeleest met Bruno’s overpeinzingen.

Sadie raakt in de ban van Bruno’s ideeën, een scherp contrast met het feit dat ze ‘zijn’ groep juist uiteen probeert te drijven. Ook de personages vormen een tegenstelling; waar Bruno’s tragische geschiedenis goed is uitgewerkt en hem vormt tot een rond en enigmatisch personage, is dat van Sadie plat en een tikkeltje potsierlijk. Haar rol als koelbloedige agent is dik aangezet: haar perfecte lichaam, een casual alcoholverslaving en een nadrukkelijke wens om kinderloos te blijven (tenzij ze volgens eigen zeggen een gedumpte baby in een container zou vinden).

Onconventioneel

Creation lake heeft kenmerken van een thriller – lukt het Sadie de dynamiek te verstoren en de groep tot immorele acties aan te zetten? – maar Kushner heeft verder lak aan de conventies van het genre. De uitgever omschrijft het als een filosofische inslag met een vleugje noir; dit laatste verklaart ook het vlakke personage van Sadie.

Het plot is eigenlijk ondergeschikt en hoewel het verhaal wat traag voortkabbelt, werkt dat ook bevrijdend. Zo is er veel ruimte voor de oorspronkelijke ideeën van Bruno en het schetsen van het Franse platteland, waar kleine boeren in opstand komen tegen de megawaterbassins van de agro-industrie. Het einde is lichtelijk een anticlimax; ook om een spectaculair einde is Kushner niet al te bekommerd.

Film / Films

We zijn allemaal in ‘The Room Next Door’

recensie: The Room Next Door - Pedro Almodóvar
twee vrouwen aan tafel©Filmdepot

The Room Next Door is de eerste Engelstalige film van Spaanse regisseur Pedro Almodóvar. Het is een intiem drama waarin de kracht van vriendschap centraal staat. Twee vrouwen die heel anders tegen sterfelijkheid aankijken, maar door elkaar veranderen.

Ingrid (Julianne Moore) en Martha (Tilda Swinton) zijn elkaar uit het oog verloren, maar als Ingrid hoort dat Martha ziek is vinden ze meteen weer de connectie die hen vroeger bond. Martha’s gezondheid gaat achteruit en dan vraagt ze Ingrid om haar te steunen bij een zelfgekozen einde. Ze wil graag dat Ingrid in de kamer ernaast is om niet alleen te zijn, maar ook omdat ze op die manier de politie kan vertellen dat ze van niets wist.

Mooi in beeld gebracht

Oscar-winnende regisseur Pedro Almodóvar (Todo Sobre Mi Madre) brengt het verhaal schitterend in beeld; niet alleen zijn de locaties ijzersterk uitgekozen, ook de cinematografie is prachtig. Het huis in de bossen waar de dames verblijven heeft veel grote ramen, doorzichtig en transparant. Dit past bij de glasharde eerlijkheid van Ingrid en Martha. Er is een shot van Ingrid die achter Martha op het bed gaat liggen waardoor je de twee gezichten in een close-up ziet. Naast dat het beeld krachtig is, zegt het ook veel: twee vrouwen die uiteindelijk op één lijn komen, ondanks hun initiële verschillen.

Beide actrices spelen de sterren van de hemel. Vooral Julianne Moore, die een groot deel van de film alleen maar luistert en dus vooral met haar mimiek moet acteren. Tilda Swinton – die de rol van de zieke Martha speelt – vertelt haar verhaal ingetogen en met waardigheid.

twee vrouwen voor raam

Pedro Almodóvar sausje

Typisch voor regisseur Pedro Almodóvar is een verhaal met krachtige vrouwenfiguren. Dit komt onder andere doordat Almodóvar zelf opgegroeid is tussen krachtige vrouwen omdat zijn vader vaak afwezig was. Ook zijn Almodóvar’s films doorspekt met felle, primaire kleuren in zowel de kostuums als de objecten. De regisseur houdt ervan om door middel van kleuren de gevoelens van personages of motieven in het plot uit te beelden. In deze film komt dat bijvoorbeeld terug in de kleur van de ligstoelen van het vakantiehuis: Ingrid ligt steeds op de rode stoel (angst en liefde) en Martha op de groene stoel (acceptatie en veiligheid).

Tilda Swinton vertelde in een interview met Deadline Hollywood hoe Almodóvar is als regisseur: Pedro werkt ongelofelijk snel. Per scène kregen we niet meer dan twee takes. Als we een derde wilden, dan moesten we daar goede argumenten voor hebben. Ook lijkt het alsof Pedro de film al heeft gezien en ons dagelijks komt vertellen hoe de film eruitziet – niet hoe het zou kunnen worden – maar specifiek hoe hij is.

Mooie boodschap

De film is een aanmoediging om niet weg te kijken, het is een boodschap van empathie. Want we zijn allemaal in de kamer naast elkaar, maar ook in de ruimte naast Oekraïne, Gaza en Syrië. Hiermee brengt Almodóvar ook een politieke boodschap: kijk niet weg van elkaar, toon respect en luister naar elkaar.

De film is aangrijpend, ontroerend en indringend omdat we allemaal vroeg of laat op het punt komen dat we afscheid moeten nemen. Je gunt het iedereen om dat op deze manier te doen; met iemand in de kamer naast je.

The Room Next Door kreeg terecht de Gouden Leeuw voor Beste Film op het Filmfestival in Venetië.

 

Sinds 19 december te zien in bioscopen in Nederland.

Muziek / Interview
special: Interview met musical director Bart van Poppel

Tien jaar Analogues, ongekuist

Op 28 december geven The Analogues hun allerlaatste optreden. In de Ziggo Dome kun je dan nog één keer genieten van hun magistrale uitvoering van het latere Beatles-repertoire – in dit geval van de albums Let It Be en Abbey Road. Ondergetekende had het grote genoegen om met de musical director van de band, Bart van Poppel, terug te blikken op tien jaar Analogues. En ja, ook een klein beetje vooruit!

In 2014 was het onvoorstelbaar dat het unieke project van de Analogues, het integraal spelen van alle albums van de Beatles uit de studiojaren, zo groot zou worden. Bart van Poppel zag het totaal niet aankomen en vertelt dat de plannen in eerste instantie ook vrij bescheiden waren.

‘De eerste keer dat Fred Gehring – initiator, financier en drummer van de band, red. – met het idee kwam, was geloof ik in 2010. Hij was geïnspireerd door een knappe coverband die hij in Amerika had gezien, de Fab Faux, en wilde heel graag zelf nog een stapje verder gaan en latere albums van de Beatles van voor tot achter live spelen voor publiek. Eerlijk gezegd zag ik dat toen niet zo voor me, het kwartje viel nog niet. Maar op de een of andere manier bleef het wel in mijn hoofd zitten. Omdat ik er de daaropvolgende jaren niks meer over hoorde – Fred had het erg druk als CEO van Tommy Hilfiger – heb ik er zelfs een keer een mailtje aan gewijd. Wilde hij er nog iets mee? Ik kreeg toen een vrij vaag antwoord terug, “het zat nog in het vat” of zoiets. Maar eind 2013 kwam er dan toch een verlossend telefoontje: “Het gaat gebeuren”. Nou, dat hebben we geweten.’

Wat waren jullie vroegste stappen en plannen precies?

Bart van Poppel

‘Thuis heb ik toen eerst eens met de computer een demo van ‘I am the Walrus’ gemaakt. Ondanks dat het allemaal digitaal was, met nepstrijkers en mechanische drum en zo, kwam die opname aardig in de buurt van het origineel. Hij klonk echt goed, ook qua sfeer, ik weet nog dat Fred diep onder de indruk was. Samen met een gemeenschappelijke vriend die keyboards speelde en Jac Bico, die ik al honderd jaar kende en er meteen bij wilde, hebben we daarop wat gejamd in een keldertje. Ook dat smaakte zeker naar meer, en de volgende stap was dus dat we een serie audities hielden om een complete band bij elkaar te krijgen. Jan van der Meij, die we meteen als ‘de McCartney’ zagen, kwam er zo bij. En nog iets later Diederik Nomden, die kende ik ook al een tijdje.’

Als musical director had Bart de schone taak om alle arrangementen uit te pluizen en te bedenken hoe het allemaal uitgevoerd moest worden. ‘Dat was een enorme klus, er waren nog geen partituren van de albums beschikbaar. In eerste instantie heb ik toen ook onderzocht of we misschien samples konden gebruiken voor bepaalde partijen. Met hulp van een ware toetsenwizard keek ik bijvoorbeeld hoe we violen met keyboards konden doen. Maar uiteindelijk liep dat op niks uit, het was voor ons geen optie om het zo uit te voeren. Dus ik weer met Fred praten. Zouden we er toch niet een paar strijkers bij halen? Ja, dat moest dan maar. Maar met twee violen was het eigenlijk ook nog niks. Een cello erbij misschien? Waarom eigenlijk geen kwartet? En dan konden we natuurlijk ook niet zonder echte blazers. Enfin, al vrij snel is het toen helemaal uit de hand gaan lopen. Dat was dus niet iets wat we vooraf al bedacht hadden, die enorme moloch is vanzelf ontstaan.’

De wens om alles zo exact mogelijk te spelen, compleet en tot in de allerkleinste details, betekende ook dat Bart op zoek moest naar precies net zulke instrumenten en apparatuur als de Beatles zelf hadden gebruikt tijdens het opnemen. Een verhaal op zich natuurlijk, maar er moeten keuzes worden gemaakt in dit interview.

De schaal van jullie optredens werd steeds groter. Welke factoren hebben daarbij een rol gespeeld?

‘Ons debuut vond plaats in People’s Place. Dat was een personeelsruimte in het gebouw van Tommy Hilfiger in Amsterdam, die ’s avonds wel fungeerde als club. We speelden daar Magical Mystery Tour, voor zo’n driehonderd, vierhonderd man. Freds echte idee ging eigenlijk nauwelijks verder dan dat we daar een beperkt aantal optredens zouden doen, een paar albums zouden uitvoeren. En ook toen we er een clubtour aan vastplakten, hadden we nog geen plannen om er lang mee door te gaan.’

‘Het grappige is dat Felix Maginn, die toen nog niet in de band zat maar al wel bij ons eerste optreden was, de aanzet heeft gegeven om eens wat groter te denken. Hij had zelf, met zijn band Mook, net een theatertour gedaan en vond echt dat wij ook de theaters in moesten. Onze eerste reactie was: “Alsjeblieft zeg! Zullen we meteen naar het bejaardenhuis gaan?” Wij wilden gewoon lekker in clubs spelen, dat vinden we nog steeds heel erg leuk. Maar al gauw realiseerden wij ons ook dat we daar geen toekomst meer hadden. Mede gezien alle kosten – er moest steeds flink wat geld bij – was dat niet realistisch. En dus besloten we alsnog om toch maar de theaters in te gaan.’

‘Op eigen houtje trokken we daar al wel wat meer publiek, maar toen kwam De Wereld Draait Door… Dat is echt een groot kantelpunt geweest voor ons. Meteen verkochten we Carré helemaal uit. De tv-publiciteit had een sneeuwbaleffect dat ons compleet overviel. Opeens trokken we overal volle theaters, en dan zit je daar ook helemaal goed natuurlijk. Het was in onze beleving toen niet meer te stuiten, eerst in Nederland en vervolgens ook nog eens in landen om ons heen.’

Ook over de grens bleken mensen laaiend enthousiast over jullie benadering en uitvoering van de latere Beatles-muziek. Hoe was touren in het buitenland?

‘We ontdekten al vrij snel dat het in feite overal kon, in elk land. Eerst in Duitsland, daarna in Engeland… Achteraf lijkt dat wel gemakkelijk gezegd, maar ik weet nog dat we de eerste keer met knikkende knieën de Noordzee overstaken. We hadden toen een optreden in Norwich, in 2016 geloof ik, op een soort festival. Wie waren wij om daar als buitenlanders even de muziek van hun legendarische Beatles uit te voeren? Haha, ja, een Dutch invasion in het hol van de leeuw. Maar ook de Engelsen zagen het helemaal zitten. Toen we wat later het Palladium twee keer uitverkochten en prachtige reviews in de Engelse pers kregen, wisten we zeker dat het echt overal werkte.’

‘De mogelijkheden leken misschien onbegrensd, maar vergis je niet. In de grotere steden kan het wel, maar bij een uitgebreide tour moet er heel veel geld bij. Alleen al de aanloopkosten voor zoiets zijn erg hoog. Ook nog naar een ander continent? Hoe wil je dat doen? Je hebt eerst een, twee jaar publiciteit nodig, dat kost bakken met geld. En dan met twee grote vrachtwagens de weg op, 35 mensen mee, voor wie we elke keer hotels moeten regelen. We zouden in het buitenland graag nog blijven spelen, maar dat is op deze manier gewoon te kostbaar gebleken.’

‘Voor onszelf hebben we alles eigenlijk al bereikt. Optreden in Liverpool; een live-opname in de Abbey Road Studios; concerten in Parijs, eerst in Olympia en later drie keer in een uitverkocht Salle Pleyel: wat wil je nog meer?’

Jullie zijn ook in nauw contact gekomen met mensen als geluidstechnicus Geoff Emerick en Beatles-autoriteit/biograaf Mark Lewisohn. Die hebben zich zeer lovend over jullie uitgelaten…

‘Ja, dat zijn ook wel heel bijzondere ervaringen. Ik heb hier in de studio in Haarlem met Geoff gezeten – Emerick heeft met de Beatles samengewerkt aan een aantal van hun iconische albums, red. – en hij was euforisch over onze uitvoering van de platen. Dat was rond ons eerste optreden in de Ziggo Dome, waar hij ook bij was. Hij is toen even in Amsterdam gebleven, we hebben samen wat dingen ondernomen, en hij wilde heel graag betrokken worden en blijven bij onze verdere plannen. Hij zou zelfs meewerken aan onze eigen plaat. Helaas is hij vrij snel daarna overleden, in 2018, dus dat is er niet meer van gekomen. Maar ja, dat we zoiets mochten meemaken.’

‘En dat Mark Lewisohn ons helemaal omarmt is natuurlijk ook fantastisch. Hij heeft al een paar keer  een inleiding gehouden voor of tijdens een optreden van ons, bij het laatste concert in de Ziggo Dome zal hij dat ook weer doen. Voor ons is hij de grote biograaf. Mark is op en top historicus, die schrijft alles op wat er gebeurd is en wil geen dingen wegpoetsen. Zelfs als dat betekent dat het tussen Apple en hem niet meer zo botert en zijn toegang tot de archieven is ingetrokken. Hij heeft iets geschreven, ik meen over producer George Martin, wat in slechte aarde is gevallen. Je hebt toch de indruk dat verhalen rond de Beatles vaak wat worden gekuist. Daarom is de release van de oorspronkelijke Let It Be-film waarschijnlijk ook zo lang tegengehouden.’

Een mooi bruggetje naar jullie laatste optreden, waar ook Let It Be integraal wordt uitgevoerd. Wat vind jij van dat album? En doen jullie de oorspronkelijke versie, die van producer Phil Spector?

‘Jazeker, Let It Be is Let It Be, daar hoefden we niet over na te denken. Ik vind de uitvoering van bijvoorbeeld ‘The Long and Winding Road’, met alle toegevoegde toeters en bellen, persoonlijk ook prachtig. Het is echt een mooi album. Eigenlijk hebben we er nooit zoveel aandacht aan besteed, omdat het toch een beetje een samengeraapt zootje is. Live-opnamen van het dakconcert; nummers uit de studio waarvan sommige nauwelijks en andere weer heel sterk bewerkt zijn; halve snippers van liedjes… Het gaat alle kanten op. Op zich zijn het allemaal geweldige nummers, maar er zit totaal geen coherentie in het album. Al zie je dat wel vaker bij de Beatles.’

‘Het is ook een heel fijn album om te spelen, merken we. Op Let It Be rocken ze er weer eens lekker op los. Sommige dingen kostten ons overigens wel wat hoofdbrekens. Met Diederik, die zich gaandeweg ook steeds meer met de partituren is gaan bezighouden en weer andere dingen hoort dan ik en mij vaak aanvult, heb ik bijvoorbeeld vrij lang gediscussieerd over ‘The Long and Winding Road’. De orkestpartijen die Phil Spector erin had gemixed waren nauwelijks te volgen door zijn befaamde ‘Wall of Sound’. Zelfs met zijn tweeën kwamen we er niet uit, we moesten er tenslotte een expert bij halen om ons verder te helpen.’

‘And in the end… ‘ Wat waren jullie overwegingen om na tien jaar te stoppen met het enorme succesverhaal van de Analogues?

‘Laat ik vooropstellen dat niemand het leuk vindt om ermee op te houden. Persoonlijk zal ik het spelen heel erg gaan missen. We leven er ook allemaal van, het is onze job geworden. Maar de andere kant is, zeker voor Fred en mij, dat het nooit nog beter kan worden, alleen maar minder. We hebben het hoogtepunt al bereikt. De realiteit is bovendien dat we in Nederland een wat ouder publiek hebben, waarvan veel mensen de Analogues al vijf, zes keer of nog vaker hebben gezien. En na zoveel optredens dreigt het ook een beetje routine te worden. Die verwondering van onszelf, én van het publiek, als je deze schitterende muziek voor het eerst live speelt en hoort, die raak je onvermijdelijk wat kwijt. Dus hoe erg het ons ook spijt, we zetten er een streep onder.’

Het grootste compliment dat de Analogues vaak hoorden, is dat de muziek die mensen in deze vorm alleen van de platen kenden, zo fenomenaal tot leven is gebracht. Zelfs ‘Revolution 9’! ‘Van alle uitdagingen die we tegenkwamen was dat met afstand ook de grootste. Zo’n lang en experimenteel nummer, waar nauwelijks een touw aan vast te knopen valt en dat je op de plaat altijd overslaat; hoe maak je daar toch wat van? We hebben een aantal opties overwogen, zelfs om als een soort Kraftwerkmannetjes met een batterij bandrecorders op het podium te gaan staan. Marcel de Vré, die onze documentaires maakt, kwam uiteindelijk met een heel goed idee. Wat als we er een film bij deden? Fred had ook wel eens gezegd dat hij het nummer zag als een soort soundtrack bij een film die nooit gemaakt is. Toen Marcel ook nog Jaap Drupsteen als maker voorstelde, was ik helemaal om.’

‘Het uitwerken van alle muziek- en geluidsfragmenten was eerlijk gezegd totale idiotenwerk. Omdat Jaap de film al eerder klaar had en op het origineel had gemonteerd moest ik de audio helemaal stap voor stap reproduceren. Maar uiteindelijk hebben we er iets heel bijzonders van gemaakt, en zelfs echt wat toegevoegd aan het werk. Toen ik de film onlangs weer opnieuw zag, was ik er door overdonderd, zo’n piece of art is het. Ook de Beatles zelf zouden waarschijnlijk blij zijn geweest met Jaaps animatie.’

Tot besluit dan: gloort er voor jullie en voor fans misschien toch nog iets van een vervolg?

‘In 2025 zal ik zelf nog druk bezig zijn met het zo goed mogelijk nakijken, documenteren en archiveren van alles, de partituren, de audio, de instrumenten en apparatuur. Mogelijk maken we een handboek over hoe je de studio-albums live kan uitvoeren volgens de expertise van de Analogues. En dan heb ik nog niet eens gehad over ons eigen project, het verder gaan met eigen muziek. Stilzitten zullen we zeker niet.’

‘Denken we toch ook aan een soort van vervolgproject met live uitgevoerde Beatles-albums? Ja, we hebben inderdaad een idee om daar nog iets mee te doen, iets nieuws. Het is te vroeg om er wat concreets over te vertellen, het enige wat ik wil zeggen is dat er in elk geval niet meer getourd zal worden en dat het geen project onder de naam van de Analogues zal zijn. Er moet nog een hoop worden uitgezocht. Maar het is wel een serieus plan. Laten we het daar bij houden, nu.’