Tag Archief van: 8WEEKLY

Muziek / Album

Vertrouwd en toch heel anders

recensie: Eefje de Visser – Nachtlicht

Eefje de Visser liet op Het is (2013) horen dat volwassen, internationaal georiënteerde indiepop ook heel goed Nederlandstalig kan zijn. Voor opvolger Nachtlicht geldt hetzelfde. Deze derde plaat klinkt tegelijkertijd heel vertrouwd en weer heel anders.

Nachtlicht ligt eerder in het verlengde van Het is dan in dat van debuut De koek. Net als Het is bestaat het muzikale palet uit elektronische, droom- en indiepop. Die elementen waren al op het debuut aanwezig, maar werden op de tweede plaat prominenter. Nachtlicht is een logisch verder vervolg: niet eerder golfden en borrelden de synthesizers zo prominent als op bijvoorbeeld ‘Scheef’ of ‘Staan’. De Vissers dromerige kant wordt ook uitgebouwd. De extravertere liedjes zijn erg atmosferisch; je hoort in de verte zelfs wat terug van De Vissers interesse in r&b-artiesten als The Weeknd en Frank Ocean. Daardoor voelt het album behalve herkenbaar toch ook anders aan; het volgt logisch uit de vorige platen, maar bevat genoeg nieuwe elementen en twists om absoluut niet als een herhalingsoefening te klinken.

Live-gevoel, maar dan anders

De koek was een vrij tekstrijke plaat; de bescheiden hit ‘Afdwaalt’ bijvoorbeeld viel op vanwege de flinke lap tekst. De teksten op Het is waren soberder geworden, en die ontwikkeling is doorgetrokken op Nachtlicht. Dat de album- en liedtitels allemaal één woord lang (of eigenlijk kort) zijn is al een goede indicatie. Tel daarbij op dat De Vissers stem minder prominent is geworden in het geluidsbeeld. De teksten worden hierdoor meer naar de achtergrond gedrongen. De muzikale nadruk op atmosfeer zorgt ervoor dat het album minder snel binnenkomt, maar na een paar keer luisteren ontvouwen de liedjes zich.

De drukkere nummers op Nachtlicht klinken als hoe De Visser live klinkt: dwingend ritmisch, stevig en zelfs dansbaar. ‘Jong’ moet wel een live-hoogtepunt gaan worden (en is op plaat ook meer dan overtuigend). Nog sterker dan op de vorige platen eist de instrumentatie de aandacht op. In ‘Mee’ bijvoorbeeld gaan elektronica en gitaar een duel om de aandacht aan (en de elektronica wint). Tegelijkertijd luistert de plaat niet als een soort veredelde liveregistratie. Vooral met koptelefoon op hoor je namelijk allerlei verschillende details en lagen in de muziek, waardoor het album óók als een studiocreatie aanvoelt.

Minder sprankelend
Tegenover al die extraversie staan een paar verstilde liedjes die uit niet veel meer dan stemmen, gitaar/piano en strijkers lijken te bestaan. Die afwisseling tussen bandgerichte en solo-achtige nummers voorkomt eenvormigheid, al pakken die laatste net iets minder uit. Ze zijn mooi, maar vallen ook minder op. Ook hier is het jammer dat de teksten je niet wat sterker de plaat in zuigen.

Nachtlicht valt uiteindelijk iets minder sterk uit dan De koek en Het is, omdat de nummers minder overtuigen als liedjes. De combinatie van knappe instrumentatie, interessante teksten, een goede dosis atmosfeer en uitstekende melodieën maakt Het is zo sterk. Op melodieus en tekstueel vlak sprankelt Nachtlicht toch wat minder. Maar De Visser heeft de lat zo hoog voor zichzelf gelegd dat het niet erg is dat ze er af en toe wat onder blijft. Want jeetje, ook deze derde plaat is weer van heel behoorlijk niveau.

Muziek / Album

Vertrouwd en toch heel anders

recensie: Eefje de Visser – Nachtlicht

Eefje de Visser liet op Het is (2013) horen dat volwassen, internationaal georiënteerde indiepop ook heel goed Nederlandstalig kan zijn. Voor opvolger Nachtlicht geldt hetzelfde. Deze derde plaat klinkt tegelijkertijd heel vertrouwd en weer heel anders.

Nachtlicht ligt eerder in het verlengde van Het is dan in dat van debuut De koek. Net als Het is bestaat het muzikale palet uit elektronische, droom- en indiepop. Die elementen waren al op het debuut aanwezig, maar werden op de tweede plaat prominenter. Nachtlicht is een logisch verder vervolg: niet eerder golfden en borrelden de synthesizers zo prominent als op bijvoorbeeld ‘Scheef’ of ‘Staan’. De Vissers dromerige kant wordt ook uitgebouwd. De extravertere liedjes zijn erg atmosferisch; je hoort in de verte zelfs wat terug van De Vissers interesse in r&b-artiesten als The Weeknd en Frank Ocean. Daardoor voelt het album behalve herkenbaar toch ook anders aan; het volgt logisch uit de vorige platen, maar bevat genoeg nieuwe elementen en twists om absoluut niet als een herhalingsoefening te klinken.

Live-gevoel, maar dan anders

De koek was een vrij tekstrijke plaat; de bescheiden hit ‘Afdwaalt’ bijvoorbeeld viel op vanwege de flinke lap tekst. De teksten op Het is waren soberder geworden, en die ontwikkeling is doorgetrokken op Nachtlicht. Dat de album- en liedtitels allemaal één woord lang (of eigenlijk kort) zijn is al een goede indicatie. Tel daarbij op dat De Vissers stem minder prominent is geworden in het geluidsbeeld. De teksten worden hierdoor meer naar de achtergrond gedrongen. De muzikale nadruk op atmosfeer zorgt ervoor dat het album minder snel binnenkomt, maar na een paar keer luisteren ontvouwen de liedjes zich.

De drukkere nummers op Nachtlicht klinken als hoe De Visser live klinkt: dwingend ritmisch, stevig en zelfs dansbaar. ‘Jong’ moet wel een live-hoogtepunt gaan worden (en is op plaat ook meer dan overtuigend). Nog sterker dan op de vorige platen eist de instrumentatie de aandacht op. In ‘Mee’ bijvoorbeeld gaan elektronica en gitaar een duel om de aandacht aan (en de elektronica wint). Tegelijkertijd luistert de plaat niet als een soort veredelde liveregistratie. Vooral met koptelefoon op hoor je namelijk allerlei verschillende details en lagen in de muziek, waardoor het album óók als een studiocreatie aanvoelt.

Minder sprankelend
Tegenover al die extraversie staan een paar verstilde liedjes die uit niet veel meer dan stemmen, gitaar/piano en strijkers lijken te bestaan. Die afwisseling tussen bandgerichte en solo-achtige nummers voorkomt eenvormigheid, al pakken die laatste net iets minder uit. Ze zijn mooi, maar vallen ook minder op. Ook hier is het jammer dat de teksten je niet wat sterker de plaat in zuigen.

Nachtlicht valt uiteindelijk iets minder sterk uit dan De koek en Het is, omdat de nummers minder overtuigen als liedjes. De combinatie van knappe instrumentatie, interessante teksten, een goede dosis atmosfeer en uitstekende melodieën maakt Het is zo sterk. Op melodieus en tekstueel vlak sprankelt Nachtlicht toch wat minder. Maar De Visser heeft de lat zo hoog voor zichzelf gelegd dat het niet erg is dat ze er af en toe wat onder blijft. Want jeetje, ook deze derde plaat is weer van heel behoorlijk niveau.

Muziek / Album

Doorleefd en vurig

recensie: Mojo Man – Balls & Horns

Uitgerekend in het jaar dat Muddy Waters honderd jaar zou worden, komt de band Mojo Man met hun debuutalbum Balls & Horns. Het in 1956 opgenomen ‘Got My Mojo Working’ was de inspiratie voor hun bandnaam.

Wie eerst luistert en daarna de bandbiografie leest, zal haast niet geloven dat deze onstuimige negenmansformatie gewoon uit Nederland komt. Niets aan de muziek, die toch erg Amerikaans aandoet, doet ook maar een moment denken aan ons kikkerlandje. Mojo Man klinkt woest, doorleefd en vooral heel vurig.

De band

De basis van de band vormen Marcel Duprix, zanger en gitarist en Reinier Zervaas, tenorsaxofonist. Dit duo kreeg al snel gezelschap van drummer Rick van der Vlist, bassist John Aponno en gitarist Theo van Niel. De band werd compleet gemaakt met nog eens vier blazers: Robert Boogaart, Marco Muusz, Robert van der Laarse en Henk Brüggemann. Deze negen mannen doken de Basement Studio’s in Den Haag in om het door Marcel Duprix geschreven repertoire op te nemen, nadat ze op het podium van diverse festivals hun spel ten gehore hadden gebracht en lekker op elkaar ingespeeld waren.

Met een vijfkoppige blazerssectie onderscheidt Mojo Man zich direct in hun genre, waar gitaar, bas en drums nog altijd de standaardbezetting vormen. Maar ondanks al dat kopergeweld horen we toch echt een blues-rockband aan het werk. De blazers geven een heerlijk sausje aan de met blues versneden rock ‘n’ roll, bovendien sijpelt er flink wat soul tussen de noten door. Dat ze hun debuutalbum Balls & Horns hebben genoemd geeft al een aanwijzing voor de sound van dit plaatje: het is een sound met ballen terwijl het hoorngeschal wel hoorbaar is, maar niet overheerst.

Feestje bouwen

Hoewel de stem van componist, zanger en gitarist Marcel Duprix de ruwheid van Rod Stewart, Frankie Miller en Joe Cocker heeft, ontbreekt bij Mojo Man hun rockgeluid. Laat je ook niet op het verkeerde been zetten door het – overigens fraaie – hoesje van het album. De oude foto van een indiaan die naar een hoorngrammofoon zit te luisteren heeft niks te maken met het opzwepende en onstuimige folk-geluid van Mojo Man.

De band speelt op het album een waar feestje aan muziek bij elkaar. Er is geen tijd voor lieflijke klanken. De band speelt van het openingsnummer ‘Scarecrow’ tot de afsluiter ‘Searchingman’ een wervelende show waar de vonken vanaf springen. Geen wonder dat de band op de TT van Assen, Big Rivers, Bevrijdingsfestival Wageningen en North Sea Jazz hun sporen mocht verdienen en het publiek in extase achterliet. Kom, ik zet hem nog eens op en schenk de glazen nog eens vol!

 

Live in Nederland:

20 maart 2016, De Bosuil, Weert

27 april 2016, Oerkroeg Schiller, Aalten

 

Muziek / Album

Southern gothic in het hoge Noorden

recensie: Willie Darktrousers – Goede raad is duur

Soms duurt het even voordat iets goeds je bereikt. Goede raad is duur bijvoorbeeld verscheen in 2014 op vinyl. Een jaar later volgde de cd-versie, die voorzichtig op enige aandacht kan rekenen. Dat Darktrousers’ debuut is opgepakt wordt is fijn, hij heeft een fraaie plaat gemaakt.

Darktrousers (a.k.a. Emiel Joorman; hij komt uit Donkerbroek, vandaar het pseudoniem) heeft het voor elkaar. Niet alleen zijn zijn teksten boeiend en humoristisch (daarover straks meer), maar hij schrijft ook gewoon sterke nummers met dito melodieën. Uw recensent zag Darktrousers een paar keer live en vroeg zich af of die grappige liedjes grappig blijven. Dat blijven ze, omdat ze muzikaal goed in elkaar steken. Een groot deel van de plaat bestaat uit alleen zang en gitaar, maar soms is er sprake van extra instrumentatie. Die varieert van een fraaie toetsenpartij tot stompende percussie. Die bijdrages voorkomen eenvormigheid. En telkens weer drijven de melodieën weer naar boven, waardoor de nummers bijblijven.

Supermarkt

Maar de grootste troef van Goede raar is duur zijn uiteindelijk toch de teksten. De liedjes zijn allemaal in hetzelfde anonieme dorp gesitueerd. Daarin gebeuren vreemde dingen: er komt bijvoorbeeld bloed uit een kraan, de melkman is hondsdol en ene Jacob verandert in een supermarkt. Die laatste casus is een van de absolute hoogtepunten van het album, omdat Darktrousers gedetailleerd en droog, bijna zakelijk verslag doet van de transformatie: ‘Uit zijn vingertoppen groeiden tl-buizen en een systeemplafond / Er groeide een schuifdeur in zijn gezicht / Zijn aderen veranderen in kabels, zijn huid in een tegelvloer / kraakhelder verlicht’.

In het slotnummer komen bovendien situaties en personages uit veel van de eerdere liedjes nog eens langs, waardoor het gevoel versterkt wordt dat dit alles echt in één klein dorpje gebeurt. Darktrousers’ wereld doet denken aan de Amerikaanse southern gothic: groteske, vervreemdende en beklemmende plattelandssituaties. Alleen bevindt dit dorp zich eens niet in het diepe Zuiden, maar aan Darktrousers’ accent te horen ergens in het hoge Noorden.

Rondspokende zanglijn

Wie zich toch nog afvraagt of onze held ook zonder die surreële teksten zou kunnen: ja, dat kan hij. ‘Een liefdesliedje’, het op één na laatste nummer, is een gewoonweg mooi liedje over een eerste liefde. De hoofdpersonages worden eenvoudig, maar levendig getypeerd: ‘Hij hield van brommers en zij hield van zwemmen / en ze waren allebei zeventien jaar’. En dan is er toch nog die geslaagde tekstuele kwinkslag: ‘Ze lag naakt in de varkensstal met haar kont omhoog / De gereformeerde kerk, die ging in vlammen op’. Dit alles is voorzien van een zanglijn die nog lang rond blijft spoken.

Goede raad is duur is een overtuigend, verrassend sterk debuut geworden, waarin sterke liedjes en wonderbaarlijke teksten elkaar aanvullen. Op een aantal wat mindere nummers na, blijft het consistent. Darktrousers ontstijgt zo makkelijk het niveau ‘iemand die grappige liedjes zingt’. Hij staat niet in de cabaret-, maar in de folktraditie. Je zou het niet op het eerste gehoor niet zeggen, maar Willie Darktrousers blijkt uiteindelijk een serieuze singer-songwriter te zijn.

Muziek / Album

Emotionele synthesizers

recensie: Rival Consoles - Howl

Voor zijn project Howl zocht Ryan Lee West, beter bekend als Rival Consoles, de balans tussen muziek voor in de huiskamer en muziek voor grote danshallen. Dat is ook exact waarin hij geslaagd is. Howl is een overtuigende toevoeging aan een indrukwekkend muziekjaar voor het label Erased Tapes.

Electronica die menselijk klinkt en synthesizergeluiden vol gevoel, dat is de muziek waar Rival Consoles voor staat. Nu hij de overstap heeft gemaakt van een grotendeels digitale naar de analoge instrumentenwereld, heeft hij dat principe vervolmaakt. Daardoor is Howl zo imponerend: de warme electronica met een dikke laag sfeer is dansbaar, maar heeft daarnaast indrukwekkende emotionele diepgang. Het zou dan ook terecht zijn als dit album de weg naar een groter publiek vrijmaakt voor de Londense producer.

Vastgenageld

Neem alleen al ‘Pre’, een van de hoogtepunten van de plaat. Het vraagt weinig voorstellingsvermogen om een zaal los te zien gaan op de krachtige beat, ondertussen opgezogen door de continu doordreinende, treurige synthesizermelodie. Maar evengoed kun je ’s avonds op de bank zitten met de track door de koptelefoon, terwijl de rillingen over je rug lopen. Afsluiter ‘Looming’ is zo mogelijk nog intenser. Zonder haast bouwt West het nummer op, tot halverwege de synthesizertonen zich met pijn en moeite uit de boxen beginnen te scheuren, opbouwend tot een intense climax die zich het beste laat beschrijven als een emotionele ontlading. Je blijft vastgenageld achter.

Nee, Howl is absoluut geen luchtige dansplaat en wordt nergens vrolijk. Toch waakt West voor een gebrek aan afwisseling. Zo zorgt de drumbijdrage in ‘Low’ voor een heel andere vibe en vormt het geïmproviseerde 3 Laments, bestaande uit de onherkenbaar vervormde stem van West zelf, een kalm ambientintermezzo. Het daaropvolgende ‘Morning Vox’ is door de stuiterende loop juist een punt van energie. Gedurende het hele album blijft de sfeer echter donker en een tikkeltje melancholisch en vormt zo een sterk geheel.

Imperfecties

Het is opvallend hoe relatief eenvoudig de nummers in elkaar zitten. Je zou bij de beschrijvingen hierboven misschien een enorm gelaagd album verwachten en soms komt de volle muziek ook zo over, maar over het algemeen heeft West weinig middelen nodig. Waar het detail en de diepgang hem dan in zitten? Hij steekt hoorbaar aandacht in de klanktextuur en speelt bovendien op prachtige wijze met imperfecties. De synths in het eerder besproken ‘Looming’, bijvoorbeeld, bestaan uit drie lagen die net niet goed getimed zijn, wat het schurende effect geeft. Het zorgt voor een rauw randje en maakt dat de emotie binnenkomt bij de luisteraar.

Howl verdient het dus om gehoord worden. Liefhebbers van het in 2013 als meesterwerk binnengehaalde The Inheritors van James Holden zouden hier bijvoorbeeld eens naar moeten luisteren. Hoewel niet precies hetzelfde, is het idee immers soortgelijk: synthesizermuziek met een sterke nadruk op een menselijke dimensie en een organisch geluid. De oefenperiode is nu definitief voorbij, wie weet wat voor moois Ryan Lee West nog op de wereld los zal laten.

Muziek / Album

Om vaak te draaien

recensie: Jeroen Kant – Nooit genoeg

Het leek veel korter, maar het is toch alweer tweeënhalf jaar geleden dat De Lafaard Kapitein verscheen. Met Nooit Genoeg heeft Jeroen Kant een opvolger gecreëerd die misschien wel zijn beste liedjes tot nu toe bevat.

Kants vorige album was het eerst verschenen werkje op zijn eigen platenlabel, Bastaard Platen, dat hij samen met Matthijs Leeuwis oprichtte. Inmiddels hebben deze platenbazen ook plaats geboden aan ander Nederlands- en Vlaamstalig talent: Björn van der Doelen, Flip Noorman, Mathijn den Duijf, ContraContra en Marco Martens vonden inmiddels onderdak bij de sympathieke Brabanders.

Nederlanse Americana

Je kunt het album Nooit Genoeg een Nederlandstalige Americana-plaat noemen. Jeroen Kant weet traditionele muziekstromingen als country, folk en blues als inspiratiebron te gebruiken voor zijn eigen liedjes. Hij laat zich begeleiden door gitaren, drums, percussie, orgeltjes, koortjes en contrabas. Alles is vooral heel subtiel; nergens schreeuwerig, hard of dichtgespeeld. Het is muziek met veel gevoel voor de ruimte tussen de noten. Hierdoor komen de teksten goed tot hun recht. Ze zijn vaak cynisch van karakter, een goed voorbeeld is het openingsnummer ‘Nooit Genoeg’, dat onze consumptiemaatschappij en de hang naar eeuwig leven als onderwerp heeft.
Kant is niet alleen kritisch op de maatschappij, maar verhaalt ook over zijn eigen leven, waarbij hij soms heel dichtbij zichzelf komt. Een voorbeeld daarvan is het lied ‘Oude Kronkelpad’, waarin hij een verlaten liefde onder de loep neemt en zijn melancholieke gedachten daaromheen de vrije loop laat.
In ‘Een Zucht’ beschrijft Kant hoe een arbeider die richting de pensioneringsleeftijd gaat, terugkijkt op zijn leven. Veertig jaar werken en een relatie die zich voortsleept, maar toch stand blijft houden. Hij heeft spijt van het voorbije leven, dat hij niet meer over kan doen. Als hij weer jong was, deed hij het allemaal anders… misschien. Kant observeert en relativeert scherp.

Zichzelf overtroffen

Ieder liedje van het album Nooit Genoeg is als een klein verhaaltje in een boek. Steeds weer weet Jeroen Kant, ondersteund door een fijne melodie, de luisteraar aan de hand mee te nemen naar wat hij ziet, meemaakt, heeft waargenomen en beleefd. Vaak blijft Kant heel dicht bij het leven van alledag en het zijn het niet de meest vrolijke bespiegelingen die de revue passeren. Armoede, verloren liefdes, zwerven, bedrog en verdriet zijn onderwerpen die veel voorkomen. Wie zoekt naar vrolijkheid of hoop, moet met een zaklampje zoeken. Maar ze zijn er wel, die lichtere momenten. In ‘Als een kind zo blij’, schemert door de ellende heen toch een voorzichtige blijdschap en in ‘Leugens’, laat de onvoorwaardelijke liefde zich van haar mooiste kant zien in zware beloftes aan elkaar.
Jeroen Kant heeft zichzelf met dit nieuwe album overtroffen. Nooit Genoeg is een plaat om regelmatig te blijven luisteren, omdat er steeds weer wat nieuws te ontdekken valt in de teksten van de singer-songwriter. Luister je eens niet naar de teksten, dan valt ineens op dat muzikaal alles zo goed in elkaar zit dat je je nog steeds geen moment verveelt.

 

 

Live in Nederland:
17-12-2015 Luxor, Arnhem (Clubtour met Ben Caplan)
18-12-2015 Burgerweeshuis, Deventer (Clubtour met Ben Caplan)
19-12-2015 Fluor, Amersfoort (Clubtour met Ben Caplan)
23-12-2015 Tivoli, Utrecht (Clubtour met Ben Caplan)
24-12-2015 Neushoorn, Leeuwarden (Clubtour met Ben Caplan)
26-12-2015 Paradiso, Amsterdam (Clubtour met Ben Caplan)
27-12-2015 Simplon, Groningen (Clubtour met Ben Caplan)

Boeken / Achtergrond
special: De 8WEEKLY-boekenredactie selecteert de beste boeken van het afgelopen jaar

De beste boeken van 2015

Onze redacteuren hebben een selectie gemaakt uit de boeken die ze dit jaar besproken hebben. Ze vertellen je welke boeken je niet had mogen missen. Het is een afwisselende lijst geworden, met fictie, non-fictie, vertaald, Nederlands, en natuurlijk poëzie.

1. Roger Martin du Gard – De Thibaults

Jesse van Amelsfoort: ‘Vorig jaar noemde ik het eerste deel van Roger Martin du Gards De Thibaults; het dit jaar verschenen tweede deel is zo mogelijk nog beter. De kunst en kunde spat van elke pagina, net zoals het grote drama van de Eerste Wereldoorlog en het kleine drama van verscheurde families.’ Lees hier de recensie.

Goethe2. Rüdiger Safranski – Goethe. Kunstwerk van het leven

André van Dijk: ‘Op een luchtige, zeer leesbare manier brengt Safranski de levensgeschiedenis van Goethe in beeld, gekoppeld aan fragmenten uit brieven, dagboeken, gedichten en proza uit diens omvangrijke oeuvre. Zo weet hij nog stelliger een complete Goethe neer te zetten, waarbij vele aannames gestaafd worden door originele teksten en talrijke gaten op overtuigende wijze gevuld worden.’ Lees hier de recensie.

3. Katja Petrowskaja – Misschien Esther

Jesse van Amelsfoort: ‘Katja probeert haar familiegeschiedenis uit de handen van de vergetelheid te redden. Wij zijn wie we waren, wij zijn onze voorouders, maar wat als je niet weet wat dat betekent?’ Lees hier de recensie.

4. Alex Boogers – Alleen met de goden

Sam van Middendorp: ‘In Alleen met de goden neemt Aaron Bachman het op tegen mede-kickboksers, maar bovenal tegen zijn ouders en de harde, troosteloze werkelijkheid van zijn jeugd. Daarmee komt de thematiek van Boogers in deze grote roman nog eenmaal in alle hevigheid terug.’ Lees hier de recensie.

Wat in de schaduw bleef5. Yves Bonnefoy – Wat in de schaduw bleef

Maarten Buser: ‘Van de boeken die ik zelf dit jaar voor 8WEEKLY heb besproken is mijn favoriet Wat in de schaduw bleef van Yves Bonnefoy, een vertaling van twee bundels van de Franse dichter. Waar Bonnefoys eerdere poëzie vaak wat aan de abstracte, talige kant blijft, weet hij in deze twee bundels een overtuigende, bijna driedimensionale wereld te scheppen. Daarin verwerkt hij zijn bekende thema’s en beelden die nu winnen aan tastbaarheid, en dat doet de gedichten erg goed.’ Lees hier de recensie.

6. P.F. Thomése – De onderwaterzwemmer

André van Dijk: ‘Een leven in de greep van angst en schuldgevoel, dat is wat P.F. Thomése ons voorschotelt in zijn nieuwe roman. Een uiterst zwaarmoedige en deprimerende geschiedenis die glorieus blijft schitteren door de fenomenale schrijfkunst van de auteur. Er is sympathie voor de ongelukkige hoofdpersoon, maar tegelijkertijd is de neiging de man een schop onder de kont te verkopen moeilijk te onderdrukken.’ Lees hier de recensie.

7. Karl Ove Knausgård – Vrouw

Inge Cohen Rohleder: ‘Vrouw is het zesde deel van een serie dikke boeken over Knausgårds eigen leven. Zijn moeilijke jeugd met een gestoorde vader, zijn ingewikkelde huwelijk met een gestoorde vrouw en zijn schaamteloze zelfobservaties; eigenlijk is Karl Ove zelf de raarste van allemaal. Tussen de hier en daar komische wederwaardigheden vlecht hij essays over geschiedenis, kunst en onze behoefte aan liefde en aandacht. Voor iedereen valt er wel wat te herkennen en gelukkig ook te lachen. Je raakt of meteen verslaafd aan deze folianten of je bladert wat en zucht: o wat DIK, niks voor mij!’ Lees hier de recensie.

8. David Vann – Aquarium

André van Dijk: ‘De omstandigheden waaronder David Vann zijn personages laat optreden, lijken sterk op die uit zijn voorgaande werk. Er is de rauwe armoede en uitzichtloosheid die hij fraai laat samenvallen met metaforen die de jonge Caitlin opdiept uit de haar omringende vissenwereld. Het aquarium als de verbeelding van het begrensde leven waar de verhoudingen kunstmatig in stand worden gehouden.’ Lees hier de recensie.

Jij zegt het9. Connie Palmen – Jij zegt het

Sterre Houweling: ‘Jij zegt het is prachtig geschreven, intelligent en vloeiend, zoals we van Palmen gewend zijn. Hoewel het een tragisch drama is, geen thriller, kon ik het boek toch niet wegleggen. Ik wilde zo graag de details over, de eigenlijk al bekende, afloop weten.’ Lees hier de recensie.

10. Ellen Deckwitz – De blanke gave

Maarten Buser: ‘Een van de luxeproblemen van voor verschillende media mogen schrijven, is dat ik me voor Literair Nederland over De blanke gave van Ellen Deckwitz ontfermde, en iemand anders op 8WEEKLY de bundel besprak. Die was minder te spreken over deze gedichtenbundel, die het tot mijn favoriet van het jaar wist te schoppen. Deckwitz brengt veel, heel veel, bij elkaar, uit verschillende werelddelen en zelfs tijdsperiodes, maar alles wordt samen één prikkelend geheel.’ Lees hier de recensie.

Muziek / Album

Mag het een onsje minder donker?

recensie: Roots Manuva – Bleeds

Roots Manuva gaf zijn negende studioalbum de donkere naam Bleeds. In opener ‘Hard Bastards’ schetst hij meteen al een rauw beeld van het moderne Engeland: ‘Kids are having kids, kids that will never work / Grandaddy never worked, daddy never worked now / Three generations don’t give a shit about work’.

Helaas weet Roots Manuva die sfeer niet vast te houden. Bleeds is een beetje een geval van, zoals dat in de Engelse taal heet, hit and miss. Bij vlagen is de plaat heel sterk, het urgente ‘Hard Bastards’ en de donkere triphop van ‘Stepping Hard’ zijn echte hoogtepunten, maar er zijn net zoveel minder overtuigende momenten. Dat ligt meestal aan de muziek. Het samplen van huilende kinderen op ‘Crying’ klinkt op papier als een goed experiment, maar pakt op plaat maar matig uit. De sample is eerder vervelend dan sfeerverhogend. De wisselvalligheid van Bleeds is opvallend, want we hebben hier niet met zomaar iemand te maken. Roots Manuva is een grote naam binnen de Britse hiphop, scoorde een fraaie hit met ‘Witness (1 Hope)’, en had glansrollen op Gorillaz-nummer ‘All Alone’ en Leftfields ‘Dusted’.

Modderig

Het geluidsbeeld op Bleeds is donker, en een beetje modderig. Afzonderlijke lagen krijgen weinig ruimte. De producers opereren in een grensgebied tussen hiphop, elektronica, triphop en dub. Die genres vertonen al veel raakvlakken, en op Bleeds wordt te vaak naar die overeenkomsten gezocht, in plaats van de verschillen te benutten. Die houding haalt de spanning vaak uit de muziek. Muzikale details liggen vaak een eindje onder bas, drums en grauwe sfeer verstopt. Het is tevergeefs hopen op een mooi, contrasterend of in elk geval opvallend element als die synthlijn op ‘Witness (1 Hope)’.

Consistente raps

Roots Manuva zelf is vrij consistent, met eenvormigheid als risico. Hij varieert weinig in zijn flow en zijn zware accent drukt een dito stempel op zijn raps. Daarnaast valt zijn stem een beetje weg in dat modderige geluidsbeeld. Daardoor verslapt de aandacht van de luisteraar iets te vaak, en dat is jammer. Een paar goede gastrappers of godbetert wat catchy refreintjes hadden Bleeds erg ten goede kunnen komen. Bovendien weet Roots Manuva de urgentie van ‘Hard Bastards’ verderop op de plaat niet meer op te roepen. Hij valt nergens op binnen het peloton van nogal als elkaar klinkende Britse rappers waar we de afgelopen tijd kennis mee hebben gemaakt. (Iedereen die zich DELS nog herinnert: steek je hand op. Niemand?) En dat is jammer voor iemand met zo’n staat van dienst als deze man.

En toch heeft Bleeds zijn charmes. De compacte speelduur (zo’n veertig minuten) helpt erg, en er zijn genoeg prima momenten om de plaat te redden. Dit is weer zo’n typische plaat die, hoewel er veel op aan te merken is, uiteindelijk toch ergens tussen een 6,5 en een 7 scoort (zie wederom DELS). Laten we het maar niet over houdbaarheid hebben.

Kunst / Expo binnenland

Spaanse contrasten en mystiek in Amsterdam

recensie: Recensie: Spaanse Meesters uit de Hermitage

Spaanse kunst staat bekend om zijn sterke contrasten. Maar dat er ook een andere, meer mystieke kant aan zit, toont de tentoonstelling Spaanse Meesters in de Hermitage. Getoond wordt schilderkunst, grafiek en toegepaste kunst vanaf de Spaanse Gouden Eeuw tot de vroege Picasso uit de Hermitage in St. Petersburg.

hermitage-spaanse_meesters-03

El Greco (Doménikos Theotokópoulos, 1541–1614) De apostelen Petrus en Paulus, 1587–92 © State Hermitage Museum, St Petersburg

El Greco (Doménikos Theotokópoulos, 1541–1614)
De apostelen Petrus en Paulus, 1587–92
© State Hermitage Museum, St Petersburg

Wat over de hele linie geldt, is dat Spaanse ‘trots en temperament’ gepaard gaan met een grote intensiteit. Of het nu de felle Spaanse zon of de duisternis van historische drama’s is, het wordt allemaal intens weergegeven. Gevoelens zijn duidelijk af te lezen van de gezichten van Bijbelse figuren als Petrus en Paulus, zoals El Greco (1541-1614) ze schilderde. Ook in de licht/donker-werking op het gezicht van Hiëronymus door Ribera (1591-1652) en in de scherpe schaduw op de hals van een man in profiel van Vélazquez (1599-1660) zien we sterke contrasten. Het laatste schilderij is één van de hoogtepunten in de zogenaamde Spaanse zaal die ook op het affiche is afgebeeld. Deze zaal vormt het hart van de tentoonstelling, een kopie van de gelijknamige zaal in  de Hermitage in St. Petersburg, waarvan de Hermitage in Amsterdam een dependance is.

José de Ribera (1591–1652) Sint Hiëronymus en de engel, 1626 © State Hermitage Museum, St Petersburg

José de Ribera (1591–1652)
Sint Hiëronymus en de engel, 1626
© State Hermitage Museum, St Petersburg

Mystiek

Een ander kenmerk dat meestal in verband wordt gebracht met Spaanse meesters, is een mystieke, aan het rooms-katholieke geloof ontleende ondertoon van veel schilderijen uit met name de Gouden Eeuw. Op een bijschrift wordt erop gewezen dat dit was te danken aan de invloed van de beroemde mystica Theresia van Avila. Dat blijkt bijvoorbeeld uit het schilderij Visioen van St. Antonius van Murillo, waarop hemel en aarde door het kleurgebruik ineen vloeien. Sommige schilders geven ook aan alledaagse voorwerpen een mystieke lading mee, zoals oplichtend metaal op De slijper van Antonio de Puga. Ook dat is Spanje!
Contrastwerking en mystieke eenheid komen ook op latere doeken terug. Gevoel en ratio, vooruitgang en angst voor het onbekende sijpelen door op Spaanse dans (1901) van Hermenegildo Anglada Camarasa. Een voor velen onbekende naam, die al aangeeft dat ook kleine meesters zijn vertegenwoordigd.

Antonio Pereda (1611–1678) Stilleven met kastje, 1652 © State Hermitage Museum, St Petersburg

Antonio Pereda (1611–1678)
Stilleven met kastje, 1652
© State Hermitage Museum, St Petersburg

Extra’s

Ook Antonio Pereda (1611-1678) is een kleine meester. Zijn Stilleven met kastje is zo goed en zo kwaad als het gaat als een extra toevoeging in een vitrine nagebouwd, terwijl naast Picasso’s Stilleven met glaswerk een soortgelijke Catalaanse wijnkaraf is neergezet. Het prikkelt de fantasie, met name van kinderen. En het komt, net als de nagebouwde zaal uit St. Petersburg, ‘echt’ over.
Aan kinderen is trouwens meer gedacht. Speciaal voor hen zijn er drie extra’s: een kinderspeurtocht, aangegeven door middel van een loepje met een cijfer dat bij sommige bezoekers al vragen opriep, commentaren bij de werken door jongeren die deelnamen aan de Hermitage voor Kinderen (Open Blik-route), en een puur muzikale audiotour met door dj Von Rosenthal raak gekozen fragmenten. Raak gekozen, omdat het geen muzak is, maar de gevoelens die op de schilderijen tot uitdrukking komen verhevigt.

Pablo Picasso (1881–1973) Stilleven met glaswerk, 1906 © State Hermitage Museum, St Petersburg

Pablo Picasso (1881–1973)
Stilleven met glaswerk, 1906
© State Hermitage Museum, St Petersburg

De bedoeling van deze tentoonstelling is om de Spaanse kunst uit St. Petersburg ook daarbuiten meer bekendheid te geven. Dat is gezien het aantal bezoekers dat de tentoonstelling nu al trekt, gelukt. Daarnaast zijn er enkele leuke extra’s die de tentoonstelling ook voor kinderen aantrekkelijk maken. Al met al een bezoekje waard. Wie meer, en over de gehele linie sterkere kunst van Spaanse meesters wil zien, kan in het Prado in Madrid terecht.

Germaine Kruip
Kunst
special: Germaine Kruip in de Oude Kerk
Germaine Kruip

Een nachtbloeiende bloem

Bij de vernissage met werk van Germaine Kruip (geb. 1970) in de Amsterdamse Oude Kerk liepen sommige bezoekers de collegekamer in en meteen weer uit. Als ze naar boven hadden gekeken, hadden ze gezien waar het in deze tentoonstelling om draait: het onzichtbare zichtbaar maken.

Germaine KruipIn algemene zin ontwikkelde de Nederlandse kunstenares haar stijl nadat ze in 1999 de tweede prijs van de Prix de Rome won in de categorie Beeldende Kunst/Theater. Wat deze door de Stichting Oude Kerk geïnitieerde tentoonstelling betreft, lag het beginpunt in wezen bij een scenografie die ze ontwierp voor het Holland Festival 2014. Een derwisj danste toen, naar een scenografie van haar, vierkanten in plaats van de gebruikelijke cirkels. Deze opvoering wees vooruit naar tien spiegels, Kannadi from square to circle, die Kruip onlangs ontwierp. Ze zijn niet alleen cirkelvormig, als het Indiase symbool voor een hoger bewustzijn, maar in alle mogelijke geometrische vormen gemaakt en op hout aan de panelen van de Sebastiaanskapel bevestigd. Zo vormen ze een gesprek tussen het oosterse denken en een inmiddels protestantse kerk. Kruip gaat in haar werk puur uit van geometrische vormen, zoals je van een bewonderaar van Mondriaan en de conceptuele kunstenaar Ian Wilson kunt verwachten.

Column untitled

Vierkanten en cirkels vormen ook de basis van het meest in het oog springende kunstwerk op de expositie, dat in een rechte lijn vanaf de Sebastiaanskapel staat: een oorspronkelijk uit 2011 daterende, minimalistische zuil, die nu is uitgebouwd tot achttien meter hoogte, opgetrokken uit zeven maal zeven gestapelde ronde en vierkante blokjes van wit/grijs carrara-marmer. 750 kilo tussen een stellage op de zolder en de zerkenvloer. Het idee is ontleend aan een zuil in een tempel in Hampi (India). Zeven maal zeven roept associaties op aan een ritueel, en aan een gedicht van Ida Gerhardt, dat eindigt met: ‘Zeven maal, om met zijn tweeën te staan’. Lopend in licht en donker, dat je zowel profaan als religieus kunt duiden, en in de ruimte, zoals een nagenoeg leeg kerkinterieur van Saenredam, een andere schilder die Kruip bewondert.

A room, 24 hours

Licht en een cirkel vormen het wezen van een ouder, uit 2010 daterend ‘mentaal kinetisch werk’ zoals Kruip het tijdens de perspresentatie omschreef. Het valt te zien in de collegekamer en bestaat uit een gaslampvormige daglichtlamp die in één etmaal een cirkel draait. Mentaal wil dan zeggen: je ziet de lamp niet bewegen, maar je voelt wel aan dat dit gebeurt. En als je wegkijkt, en na een poosje weer kijkt, zie je ook dat het is gebeurd. Het licht schijnt in de kamer, en reflecteert door de ramen op straat. Dit doet denken aan de zeven draaiende spiegels die in hetzelfde jaar als het ontstaan van dit werk waren te zien in Museum De Paviljoens te Almere. Spiegels voor een raam, met een matzwarte en een reflecterende kant. Het werd licht en donker. Adembenemend mooi.

Germaine KruipOude Kerk unlimited

Licht en duisternis zijn naast geometrische vormen, ruimte en spiritualiteit kenmerkend voor het hele concept van de tentoonstelling, dat Kruip vat onder de titel Oude Kerk unlimited. Hierin is het licht teruggebracht tot een minimale intensiteit. Een kroonluchter is omhoog gehesen, kroonluchters in de zijkapellen zijn zelfs helemaal weggehaald, elektrische en andere verlichting is uitgezet, spaarzaam daglicht valt door de ramen naar binnen en wat strijklicht belicht Column untitled, zodat het bijna lijkt of deze uit zichzelf oplicht. De schaduwwerking doet denken aan die in het werk van Jan Schoonhoven, een derde door Germaine Kruip bewonderde Nederlandse kunstenaar.

The entrance

Het werk The entrance van componist Robert Ashley (1930-2014), dat ook onderdeel uitmaakt van de expositie, wordt vanuit het onhoorbare opgebouwd. Een dag voor de vernissage was het opgenomen. Die opname wordt vanaf de opening gebruikt. De contemplatieve compositie ontstaat door het verplaatsen van stapeltjes muntstukken op de toetsen van het orgel. Die stapeling verwijst naar Column untitled. Een best riskante onderneming, met het oog op vallende stapeltjes. Maar Germaine Kruip bracht het er, samen met Will Holder, goed en intens vanaf. Een mooie toevoeging aan het beeldend werk.

A square, spoken

Dat geldt ook voor het feit dat de bezoeker tenslotte op afspraak een één-op-één wandeling kan maken met een acteur. Volgens een script van Kruip en in de vorm van een vierkant. Er worden teksten gelezen over ‘het vierkant’. De opzet van dit performatieve werk doet denken aan Kruips Point of view, een wandeling die in 1988 in Amsterdam door toevallige passanten en een acteur kon worden gemaakt in samenwerking met het toneelgezelschap De mug met de gouden tand, waar Kruip als art director en scenograaf voor werkte, één van de vele activiteiten die de kunstenares op haar naam mag schrijven. Daar is nu deze mooie tentoonstelling, een waar Gesamtkunstwerk bij gekomen. Een minpuntje vormen de grote kaarsen bij de ingang die de begeleidende tekst over de tentoonstelling verlichten. Die brengen de bezoeker in een sfeer die niet wordt doorgezet. Maar verder niets dan lof voor de tentoonstelling die zich ontvouwt naarmate de schemering invalt, als een bloem.

Ook nog te zien: Geometry of the scattering: scene I, II & III. Theatervoorstelling in Veem Huis voor Performance, Amsterdam (28 en 29 november 2015).

 

Kunst / Expo binnenland

Vloeibare mode

recensie: Tijdelijk Modemuseum

Het Nieuwe Instituut, Rotterdams centrum voor architectuur, design en e-cultuur, is veranderd in een Tijdelijk Modemuseum. Directeur én tijdelijk curator Guus Beumer neemt niet de modeontwerpers, maar juist de positie van de gebruikers als uitgangspunt in zijn wervelende presentatie.

In de visie van Beumers moet mode niet getoond worden als esthetisch product van een selecte groep makers. Mode is een beweeglijke of vloeibare grootheid die het verleden met de toekomst verbindt als een tijdmachine. Om dat in een statische museale omgeving te laten zien, heeft hij een opstelling gemaakt die de contrasten uitvergroot en een nieuwe dynamiek toevoegt aan een gevestigd verwachtingspatroon.

Overtuigend handelsmerk

Waterlooplein, 1966. Foto Ben van Meerendonk. Collectie Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis

Waterlooplein, 1966. Foto Ben van Meerendonk. Collectie Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis

De basis van dit Tijdelijk Modemuseum is onderverdeeld in een serie ruimtes die samen een ‘Speculatieve geschiedenis van de Nederlandse Mode’ laten zien. Als eerste wordt Het Huis genoemd: de naoorlogse periode waarin de Nederlandse huisvrouw het modebeeld van de Parijse salons ontdekt. Via de nieuwe jeugdcultuur in de jaren 1955-1965 (De Dijk en Het Plein) en de hippiegeneratie (De Straat) komen we bij De Markt. Hier begint de mode zich op grote schaal als betaalbare industriële productie te ontwikkelen. Dan volgen nog de mode van de kraakbeweging (1975-1985) en de uitgaansmode in De Club. Als laatste onderdelen zien we De School (mode als culturele discipline) en Het Scherm (mode in een nieuw economisch model) als verbeelding van de Nederlandse mode in de 21ste eeuw.

Op eenvoudige eilandjes worden de verschillende hoofdstukken getoond met behulp van tekst, beeld en attributen uit het desbetreffende tijdvak. Een wat rommelige opstelling die je met evenveel understatement ‘dynamisch’ zou kunnen noemen. Het is het overtuigende handelsmerk van Het Nieuwe Instituut zich niet met traditionele tentoonstellingsoplossingen tevreden te stellen. En daarbij mag de bezoeker ook wel enige moeite doen.

Aanraakbare couture

Collectie van Ferry van der Nat. Foto Johannes Schwartz

Collectie van Ferry van der Nat. Foto Johannes Schwartz

Het middendeel van de grote zaal is ingeruimd voor een enorme hoeveelheid kledingstukken die, hangend in stellingen en gearchiveerd in dozen, de couturecollectie vormen van de Zwitserse Eva Maria Hatschek (1924-2010). Decennialang liet deze gefortuneerde dame al haar kleding, schoeisel en accessoires op maat maken en zorgde ze ervoor dat het geheel na haar overlijden voor de gemeenschap beschikbaar bleef. De bezoeker mag onder begeleiding alles bekijken, aanraken en bestuderen, zodat de afstand tot deze veelal historische topstukken minimaal is.

Een andere collectie wordt getoond door stylist en verzamelaar Ferry van der Nat. Zijn vintage-verzameling, waarin grote ontwerpers als Molenaar, Vos, Fong Leng en Govers vertegenwoordigd zijn, hangt in een prachtige opstelling in de ruimte. Ook hier kunnen bezoekers informatie van de verzamelaar krijgen, de tijdloze stukken bekijken en zelfs aantrekken en kopen. Juist dat aspect maakt van het Tijdelijk Modemuseum een enerverende speeltuin, die de confrontatie met en de interpretatie van mode tot een boeiend avontuur maakt.

Fast fashion

Op de eerste verdieping is de rondgang gebruikt om een hedendaagse bewustwording teweeg te brengen. De ontwerpers Alexander van Slobbe en Francisco van Benthem leggen de hand op restpartijen kleding en materialen die de grote modeketens als overschot beschouwen. Door een creatieve ingreep krijgen de stukken opnieuw het handschrift van de ontwerper en wordt een samenhangende – zeer betaalbare – collectie afgeleverd. Ook op de bovenste etage is een recyclingproject te volgen dat op indringende wijze de vercommercialiseerde waarde van de mode aan de kaak stelt. Fast fashion levert enorme afvalbergen op, faciliteert outsourcing in lagelonenlanden en vervuilt het milieu door de vele transportkilometers die nodig zijn om ons in een nieuw pak te steken.

J.P. Kloos, Galerijwoningen Amsterdam, 1972. Collectie Het Nieuwe Instituut

J.P. Kloos, Galerijwoningen Amsterdam, 1972. Collectie Het Nieuwe Instituut

In de kelder van het instituut is een charmante presentatie te zien onder de noemer ‘Dressed by Architects’. Het Nieuwe Instituut, dat de archieven van het voormalige Architectuurinstituut beheert, toont hier presentatietekeningen van bouwprojecten door de jaren heen. De getekende figuranten vormen een fraaie modeshow waarmee de verschillende tijdperken worden verbeeld. Zo legt het instituut een verbinding tussen historisch erfgoed en de ambitie van het hier en nu.

Directeur/curator Guus Beumer, bekritiseerd vanwege zijn werkwijze bij de ontwikkeling van het Tijdelijk Modemuseum, doet in deze opzienbarende tentoonstelling precies wat er van hem en het Het Nieuwe Instituut verwacht wordt: signaleren, onderzoeken, bevragen. En verrassend uitpakken.