Film / Films

Nieuwe dvd’s

recensie: Butterfly Kiss / The Brave / Un año sin amor / Battle in Heaven

.

Butterfly Kiss
(Michael Winterbottom, 1995 • Paradiso)

Het speelfilmdebuut van Michael Winterbottom werd in 1995, op het filmfestival van Berlijn, controversieel genoemd. Butterfly Kiss is inderdaad ongewoon door zijn vorm en inhoud. Amanda Plummer en Saskia Reeves overtuigen als de twee geliefden Eunice en Miriam. Eunice, gepierced door haar tere delen, trekt al moordend door Ierland. Bij een pompstation ontmoet ze de naïeve Miriam, die voor haar valt en haar slaafs volgt. De verhouding tussen Eunice en Miriam evolueert langs de snelweg, op parkeerplaatsen en in motels. Het duurt even voordat Miriam door heeft dat Eunice juist daar haar slachtoffers zoekt. Winterbottom portretteert Eunice als ‘de meesteres’ van het desolate landschap.

~

Fraai gefilmd dwaalt Eunice citerend uit de bijbel straffeloos moordend rond. Minder fraai zijn de zwart-witte blokken waarin Winterbottom Miriam als getuige/medeplichtige neerzet. De monologen van Miriam zijn bekentenissen die de goddeloze (snel)weg telkens wreed onderbreken. Het is een irritante ingreep in de visuele continuïteit. Mogelijk zocht Winterbottom een stijl om zo het idee van compassie vorm te geven? In elk geval schaadt deze keuze de dramatiek en is het twijfelachtig of er iets wordt toegevoegd. Deze wrede roadmovie overtuigt meer dankzij een ruige eindscène waarin ook Miriams aandeel duidelijk wordt. (Antoinette van Oort)

The Brave
(Johnny Depp, 1997 • Paradiso)

In 1997 kwam The Brave uit, het regiedebuut van Johnny Depp. De film kreeg op het toenmalige filmfestival in Cannes veel kritiek van de Amerikaanse critici en werd daarom niet in de Verenigde Staten uitgebracht. Hoewel de film ook hier niet erg succesvol was, is hij nu toch op dvd verschenen. Een briljante film is het niet, maar het waarom van de vernietigende kritieken vanuit de VS wordt nergens echt duidelijk.

~

Depp is inmiddels de van alle kanten bewierookte acteur die eigenlijk niets meer fout kan doen, maar uit deze film blijkt dat acteren toch zijn sterkste kant is. Hoewel The Brave vol zit met sfeervolle locaties in de woestijn (die het uitzichtloze bestaan van hoofdpersoon Rafael benadrukken) en mooi geschoten plaatjes, ontbreekt het de film aan overtuigingskracht en vaart. In het begin zien we Depp als de norse alcoholist Rafael, die ermee instemt zich voor een groot bedrag dood te laten martelen voor een snuff-film. Hiermee wil hij zijn gezin, dat op een vuilnisbelt in een caravan woont, ‘redden’. Dit strookt echter niet met de manier waarop hij met zijn gezin omgaat.

Afstandelijk ligt hij de halve dag in bed en de andere helft zit hij in de kroeg. Maar naarmate de film vordert ontwikkelt hij zich toch als goede vader en echtgenoot, waarmee hij de sympathie van de kijker langzaam weet te winnen. Met zijn naderende dood in het oog probeert hij een leven vol criminaliteit en alcoholisme goed te maken, maar waarom hij geen andere uitweg ziet dan een gruwelijke dood en waarom hij niet eerder heeft geprobeerd zijn leven te beteren wordt nergens echt duidelijk. Met een goed gecomponeerde soundtrack en een visueel dromerige sfeer is The Brave een esthetisch geslaagd project, maar op narratief gebied geen sterk geheel. (Anouk Werensteijn)

Un año sin amor
(Aanhik Berneri, 2005 • Homescreen)

In een grauw kamertje ergens in Buenos Aires probeert Pablo, een jonge homoseksuele leraar Frans, een contactadvertentie op te stellen. Dit gaat hem niet gemakkelijk af, want wie is hij eigenlijk? En welke informatie zal hij openbaar maken, behalve zijn leeftijd, beroep, lengte en gewicht? De toevoeging HIV+ zal zijn kansen op het vinden van liefde waarschijnlijk niet bevorderen.

~

Un año sin amor is gebaseerd op de gelijknamige dagboekroman van Pablo Pérez, en toont Pablo’s zoektocht naar liefde en het leren leven met zijn ziekte. De realiteit van medicijnen, hoestaanvallen en zijn vervelende tante ontvlucht hij via vluchtige seks met willekeurige bezoekers van pornobioscopen, homoclubs en uiteindelijk SM-kelders. Misschien zoekt hij de liefde wel op de verkeerde plekken, maar hij hoeft in ieder geval nog even geen beslissingen te nemen. Zelfs als je eigen realiteit ver verwijderd is van die van de jonge schrijver, is het niet moeilijk om met hem mee te leven.

Dit is toe te schrijven aan het knappe acteerwerk van hoofdrolspeler Juan Minujín, maar ook aan de aanpak van de debuterend regisseuse Anahi Berneri. Ze zit de personages dicht op de huid; ook in de SM-scènes, die echter zo vluchtig gemonteerd zijn dat ze realistisch maar toch niet te vulgair zijn. Berneri gaat de realiteit niet uit de weg, en versterkt dit effect nog verder door een extra korrelige, instabiele en grauwe visuele stijl. De realiteit heeft ook veel moois te bieden, door extreme close-ups van al dan niet oplossende pillen en handen met rode polsen die behoedzaam op een in leer gehuld lichaam gelegd worden. In een eenzaam jaar zonder liefde, waarvan het verstrijken zichtbaar gemaakt wordt door de cover van Pablo’s favoriete pornoblad, zijn het zulke momenten die levenslust geven. (Tessa Overbeek)

Battle in Heaven (Batalla en el cielo)
(Carlos Reygadas, 2005 – Lumière)

Marcos is de chauffeur van Ana, dochter van een generaal, die in ‘de boetiek’ (lees: het bordeel) werkt. Hij en zijn vrouw hebben een baby ontvoerd in de hoop op losgeld, maar het kind overlijdt. Op zoek naar vergiffenis bekent Marcos dit Ana, voor wie hij seksuele en emotionele gevoelens koestert. Ana reageert echter niet zoals hij gehoopt had.

~

Battle in Heaven is een film die er niet naar streeft een verhaaltje te vertellen. Regisseur Carlos Reygadas lijkt vooral geïnteresseerd te zijn in het beeld. Met weinig dialoog en lange, soms statische shots zien we tegen de achtergrond van Mexico-City het portret van een man, gevangen in een leeg en onopgemerkt bestaan. Het grootste deel van de film kijken we dan ook door zijn ogen. We kijken door de voorruit van zijn auto, kijken vanuit zijn ogen naar zijn omgeving en het beeld wordt wazig wanneer hij zijn bril verliest.

Toch is Marcos een anti-held. De veelvoudige seksscènes in deze film hebben door Marcos’ zwaarlijvige verschijning een afstotende werking op een publiek dat opgegroeid is met de slanke en mooie mensen uit Hollywoodfilms. De film doet grotendeels kil en afstandelijk aan, maar dat ontkracht niet de meeslepende werking van de film. Vooral na de onverwachte wending tegen het einde verandert de tot dan toe vooral esthetische kijkervaring. Reygadas weet met Battle in Heaven te verrassen en ontroeren op een geheel eigen wijze. De dvd bevat geen extra’s, en er moet eerst door drie trailers heen gezapt worden voordat de film daadwerkelijk begint. (Anouk Werensteijn)

Film / Films

Afgezaagde formule

recensie: Saw III

In 2004 verraste regisseur James Wan horrorfans met het duistere Saw, een film die door de opgeroepen claustrofobische beklemming en slimme inzet van visuele effecten tot één van de succesvolste horrorhits van de laatste jaren gerekend mag worden. Een vervolg, Saw II (2005), liet niet lang op zich wachten en nu is er dan Saw III. Maar waar de duistere originaliteit van Wans eersteling zorgde voor diepe wonden in de ziel, laten de vervolgdelen nog geen schrammetje achter.

Eén van de sterke troefkaarten van Saw is de eenvoud van de plot: twee mannen ontwaken in een afgesloten kamer, vastgeketend aan leidingen. Opnamen op een in de kamer achtergelaten taperecorder informeren hen over hetgeen er gebeurd is: zij zijn ontvoerd door de zogenaamde Jigsaw Killer (Tobin Bell), een psychopaat die duivelse situaties bedenkt waaraan zijn slachtoffers alleen kunnen ontsnappen door tot het uiterste te gaan. Een eveneens in de kamer achtergelaten zaag (waarmee de titel van de reeks verklaard is) kan niet door de kettingen snijden waarmee het tweetal wordt vastgehouden, maar wel door vlees en bot… De ontsnapping van beide mannen wordt zo een beproeving waarbij hun mentale en fysieke reserves op ondraaglijke wijze worden getest, terwijl het spanningsniveau bij het publiek door de pijngrens heen gejaagd wordt.

Geforceerde schaalvergroting

~

David Finchers Seven (1995), waarin een seriemoordenaar wordt opgevoerd die met een reeks planmatige, op de zeven doodzonden gebaseerde moorden, een moraliserend effect denkt te hebben op zijn omgeving, is van duidelijke invloed geweest op Saw. Jigsaw selecteert zijn slachtoffers namelijk op soortgelijke wijze en ontleent zijn naam aan de spreekwoordelijke puzzel die zij dienen samen te stellen waaruit hun verantwoordelijkheid blijkt. Slechts diegenen die in Jigsaws ogen gestraft dienen te worden vinden zichzelf terug in zijn demonische machinaties.

Waar Saw zich grotendeels afspeelde in één enkele ruimte, verplaats de regisseur van het tweede deel, Darren Lynn Bousman, de handeling naar een met Jigsaws dodelijke vallen gevuld huis. Deze geforceerde schaalvergroting, waarmee aan de groeiende verwachtingen van een horrorpubliek dat een nóg bloedstollender voortzetting van dezelfde formule wil, tegemoet wordt gekomen, wordt verder doorgezet in het eveneens door Bousman geregisseerde derde deel. De overtreffende trap wordt hierin gevormd door een opslagplaats, waarin chirurg Lynn (Bahar Soomekh) bijkomt nadat ze uit het ziekenhuis waar ze werkt werd ontvoerd door Amanda (Shawnee Smith), de assistent van Jigsaw. De moraliserende moordenaar is namelijk aan bed gekluisterd. Hij lijdt aan kanker en wil dat Lynn hem aan een hersentumor opereert. Om zich van haar medewerking te verzekeren krijgt Lynn een bom rond haar nek bevestigd die is verbonden met Jigsaws hartslag. Wanneer deze zou stoppen gaat de bom af. Om zelf te overleven, dient Lynn dus Jigsaw in leven te houden.

Een tweede slachtoffer dat zich in de loods bevindt is Jeff (Angus MacFadyen), een vader die zijn zoontje verloren heeft bij een verkeersongeval en dit trauma nog steeds niet heeft verwerkt. Jigsaw maakt hem tot doelwit van zijn spel omdat de vader wraak wil nemen op diegenen die hij verantwoordelijk acht voor de dood van zijn kind: Tim (Mpho Koaho), de jonge bestuurder van de auto die zijn zoontje doodreed, en rechter Halden (Barry Flatman) die hem een lichte straf oplegde. De scènes waarin Jeff wordt geconfronteerd met deze mensen voorzien ruimschoots in het diabolische martelwerk waarin de Saw-reeks grossiert. Vooral het fragment waarin Jeff Tim uit een ingenieuze pijnbankconstructie probeert te redden is gruwelijk en gaat letterlijk door merg en been. Om nog maar te zwijgen van de operatiescène waarin Jigsaw onder Lynns mes gaat.

Bloedeloos

~

Toch kan al dit misselijkmakende bloedvergieten niet verhullen dat Saw III bloedeloos voortborduurt op dezelfde beproefde formule. Het door Leigh Whannell geschreven scenario wordt ontsierd door een storend gebruik van flashbacks, met name om Amanda’s aandeel in Jigsaws plannen te verduidelijken. Het publiek wordt hierdoor danig in verwarring gebracht en verliest uiteindelijk interesse, terwijl nagelbijtende spanning juist het definiërende kenmerk was van de eerste Saw.

Ondanks verwoede pogingen de toeschouwer bij de les te houden – het dreinerige muzikale equivalent van een fikse migraine-aanval dat voor de soundtrack moet doorgaan, en het té zelfbewuste camerawerk van David A. Armstrong dat het niveau van een rock-videoclip nauwelijks ontstijgt – faalt de film. Ook de keuze van production designer David Hackl om zowel de tweede als deze derde film praktisch in duisternis te hullen, terwijl het gebruik van fel licht in wit betegelde ruimten het origineel juist zo ten goede kwam, is discutabel. Voeg daar het geforceerde einde aan toe, waarbij de deur op een kier wordt gezet voor een vierde film in de reeks, en het afgezaagde karakter van Saw III wordt pijnlijk duidelijk.

Film / Achtergrond
special: Chan-wook Parks wraaktrilogie

Loze wreedheid

Deze maand vertoont Het Filmmuseum de zogenaamde wraaktrilogie van de Koreaanse regisseur Chan-wook Park. Een drietal films die visueel overweldigend zijn, maar na een kritische blik cynische spielerei blijken.

Als vanuit het niets verscheen Park (1963) twee jaar geleden ten tonele. Oldboy (2003) werd getipt door Tarantino, verwierf in de hele wereld een bioscooproulement en werd de meest besproken cultfilm van 2004. De redenen zijn duidelijk: een overdonderend spektakel, duidelijk gemaakt door een begaafde cineast en, niet in de laatste plaats, een stevige portie overdreven geweld.

<i>Sympathy for Lady Vengeance</i>
Sympathy for Lady Vengeance

De film werd unaniem geprezen, en de verwachtingen voor zijn volgende film waren hooggespannen. Sympathy for Lady Vengeance (2005), een officieuze opvolger – en kennelijk de laatste in een soort trilogie met als eerste deel Sympathy for Mr. Vengeance (2002) – zou aanvankelijk bij ons dan ook in première gaan, maar wordt nu uitsluitend als onderdeel van de trilogie vertoond. Het eerste deel was al in cultkringen bekend – opnieuw vanwege de buzz rond de brute geweldsscènes. Aan dit drietal films te beoordelen lijkt de Koreaan zijn niche gevonden te hebben in wraakvertellingen die hij in een steeds meer barokke visuele stijl, met een gevoel voor ironie en een dosis sadistisch geweld verkleedt.

Krachttoer

Parks technische kwaliteiten staan buiten kijf, maar in geen van deze films neemt de regisseur een moment de moeite zijn karakters en situaties geloofwaardig en levensecht te maken. Ook thematisch gezien is de trilogie armoedig. Een rudimentair wraakplot dient in alle films als basis voor een reeks in toenemende mate wrede acties, die verheerlijkt en gestileerd worden.

<i>Oldboy</i>
Oldboy

Sympathy for Mr. Vengeance is een buitenbeentje in de trilogie, omdat het sadisme van de hoofdpersonen nog in contrast staat met Parks vaak verstilde breedbeeldcomposities en kleurencontrasten. In Oldboy staat de barokke visuele stijl juist in dienst van de sensatie van wreed geweld, terwijl Lady Vengeance ieder greintje van geloofwaardigheid overboord gooit ten bate van een mechanische krachttoer. De ironische humor werkt in Mr. Vengeance nog afstotelijk; in Oldboy versterkt het de sensatie en in Lady Vengeance is de balans volledig zoek. Deze film heeft ook de meeste morele pretenties: de rechtvaardiging van wraak komt hier het meest expliciet naar voren. Park bedelft dit thema echter onder platte ironie en een hyperbool van loze stilistische gebaren: splitscreens, willekeurige topshots, extreem weelderige decors, enzovoorts. Je krijgt het idee naar een twee uur lange reclamefilm te kijken.

Stijloefeningen

Ook een tussendoortje als Cut, Parks bijdrage aan de portmonteaufilm Three… Extremes, bevestigt dat de Koreaan niets anders in zijn mars heeft dan hol cynisme, wreedheid en grote gebaren. Hier neemt een figurant wraak op de vrouw van een arrogante regisseur die hem zo vaak genegeerd heeft. Het machtsspel dat zich voltrekt is thematisch puberaal en, afgezien van wat absurde humor, geheel gericht op het loze sadisme waar de filmfanaten die Park op handen dragen wel pap van lusten. Maar opnieuw is dit alles voor het oog virtuoos geregisseerd: weelderige tracking shots en beeldcomposities die van het doek afspatten.

<i>Cut</i>
Cut

Dit is het werk van een filmsadist, een cynische krachtpatser die mikt op een puberpubliek en de kijker graag laat zwelgen. Park is iemand die graag Vivaldi tijdens een vechtscène draait, een regisseur die echt lijkt te geloven dat de meest luxe stijl een suggestie van thematische diepgang kan opwekken. Dit steevaste gebrek aan psychologie maakt van zijn films opgeblazen, hyperbolische stijloefeningen. Deze kleurrijke ballonnen gaan bij sommigen door voor briljante cinema, maar Park is niet meer dan een beeldexpressionist die steevast weigert zijn werk een oprechte kern te geven. Psychologische geloofwaardigheid of inzicht in de sociale problematiek die er de basis van vormt is ver te zoeken, zodat de virtuoze bombast overdonderend werkt, maar levenloos blijft.

Meesterlijk

Vreemd genoeg was het ooit heel anders: Parks doorbraak in thuisland (zijn eerste twee films zijn helaas zelfs in Korea niet beschikbaar, en dus onmogelijk te beoordelen) was filmkunst van een geheel andere orde. JSA (Joint Security Area, 2000) is een uitstekende, geheel geloofwaardige combinatie van politieke thriller en melodrama. Het verhaal van een moord op een militaire basis op het grensgebied van Noord- en Zuid-Korea wordt als een ouderwetse whodunnit voornamelijk in flashbacks getoond. Dit is op zich niet bijzonder, maar Park maakt gebruik van een uiterst geraffineerde structuur, van perfect beheerste opnames, en weet in gelijke mate te onderhouden, ontroeren en imponeren. De film is duidelijk geschoeid op de leest van Hollywood, maar heeft een geheel eigen, subtiele visuele stijl en een subtext van mannelijke vriendschap (liefde?) die nog altijd taboe is bij het grote publiek van Amerika. In de laatste scène toont Park zijn gevoel voor visuele compositie: het is een montage die op magnifieke wijze de thematiek van de film (de scheiding tussen Noord- en Zuid-Korea en de onmogelijkheid van reünie) onderstreept.

<i>Joint Security Area</i>
Joint Security Area

Park toonde zich met JSA een meester van visuele filmtechniek, en hij gebruikte die om zijn film thematisch en emotioneel te ondersteunen. Hij zou die techniek perfectioneren met zijn latere werk, maar verloor daarmee direct het hart voor zijn films, dat hij tot op heden nog niet terug heeft gevonden.

Sympathy for Mr. Vengeance, Oldboy en Sympathy for Lady Vengeance worden tot en met 17 januari in het Filmmuseum vertoond, en daarna in Plaza Futura in Eindhoven. De trilogie verscheen onlangs als box op dvd bij A-Film; Mr. Vengeance heeft een foute beeldverhouding, en de enige interessante extra is een tergend oppervlakkig audiocommentaar bij Oldboy. Three… Extremes verscheen eerder op dvd bij A-Film. JSA is inmiddels in al onze buurlanden op dvd verschenen, maar bij ons niet.

Boeken / Fictie

De ondergang van het vlakke land

recensie: Tom Lanoye - Het derde huwelijk

.

Lanoyes voorlaatste roman mag dan al even achter ons liggen, de schrijver blijkt nog niet veel veranderd. Hij hanteert nog steeds dezelfde zwierige stijl, en de politieke relevantie van zijn boeken steekt als altijd die van partijprogramma’s naar de kroon. België blijft zijn geliefde decor, en de politieke wantoestanden in dat kleine land zullen Lanoye nog wel even blijven inspireren. Geen ontsnapte misdadigers of corrupte politici deze keer, maar wel: het schijnhuwelijk.

Untouchables

~

Maarten Seebregs, het hoofdpersonage van Het derde huwelijk, bevindt zich in de herfst van zijn leven. Hij is ontslagen op zijn werk, zijn grote liefde is gestorven en zelf heeft hij ook al niet lang meer te leven. Dan neemt echter een zekere Norbert Vandessel contact met hem op. Vandessel is stapelverliefd op een Afrikaanse, maar kan niet met haar trouwen omdat hij in het oog wordt gehouden door de Dienst Vreemdelingenzaken. Hij heeft dan ook een snood plan beraamd: hij wil Maarten rijkelijk belonen als deze instemt om tijdelijk te trouwen met zijn verloofde. Zodra ze officieel Belgische is, moeten de twee zo snel mogelijk scheiden en staat niks Vandessels eigen huwelijk nog in de weg.

De opzet klinkt eenvoudig, en plotgewijs heeft Het derde huwelijk inderdaad niet veel meer om het lijf. Aan de hand van een aantal anekdotes doet Lanoye het smeuïge verslag van een huwelijk dat gedoemd is om te mislukken. Zijn roman wordt zo het verhaal van twee verstotenen die tegen alle verwachtingen in troost bij elkaar vinden. Zowel de zieke, homofiele weduwnaar als de illegale immigrante zijn untouchables aan de rand van de Belgische samenleving, en die verbondenheid leidt tot verrassende situaties. De twee gaan nochtans op een totaal andere manier met hun positie om: Maarten wil deze ellendige wereld zo snel mogelijk verlaten, terwijl Tamara staat te popelen om zich Belgische te kunnen noemen.

Twee werelden

Het is dan ook niet moeilijk om Maarten en Tamara te zien als symbolen voor hun respectieve beschavingen. Maarten staat voor een ziek, wegkwijnend Europa, Tamara symboliseert het levenslustige Afrika dat klaarstaat om de fakkel over te nemen. Spijtig genoeg laat Lanoyes stereotiepe tekening van zijn personages weinig ruimte voor een nuancering van die tamelijk eenzijdige interpretatie. Toegegeven, veel van zijn beschrijvingen zijn raak, en Lanoye heeft nog steeds heel wat zinnigs te zeggen over België en zijn inwoners. Maar Europa wordt af en toe wat té ziek, en Afrika wat té springlevend afgeschilderd om geloofwaardig te blijven. Op die momenten lijkt het wel alsof Lanoye het polariserende wereldbeeld van zijn stervende hoofdpersonage heeft overgenomen.

Dubbel gevoel

~

Ook stilistisch geeft Het derde huwelijk een dubbel gevoel. Enerzijds toont Lanoye zich alweer een begenadigd stilist, op zijn best wanneer de situaties in zijn boek uit de hand lopen of wanneer hij karikaturale personages kan neerzetten. Zo vormen de scènes met Karel en Jenny, de twee inspecteurs van de Dienst Vreemdelingenzaken, de hoogtepunten van de roman. Bovendien is Het derde huwelijk ook veel beheerster geschreven dan de Monstertrilogie, Lanoyes vorige drie romans. Waar zijn trilogie over België zich regelmatig verloor in oeverloze uitweidingen of stilistische experimenten, is Het derde huwelijk strak gecomponeerd. Elk hoofdstuk beschrijft een anekdote uit het huwelijksavontuur van Maarten en Tamara, terwijl Maarten ondertussen door middel van flashbacks terugblikt op zijn vroegere leven.

Anderzijds heeft die compositie ook zijn nadelen. De voortdurende flashbacks voegen bijvoorbeeld wel een extra dimensie toe aan het verhaal, maar ze remmen tegelijkertijd ook af. Dat is jammer, want de afzonderlijke scènes duren sowieso al lang. In combinatie met die flashbacks en Maartens soms zeurderige overpeinzingen kunnen ze dus wel eens gaan vervelen. Lanoyes verhaal lijkt niet sterk genoeg om die compositie te kunnen torsen.

Dat is natuurlijk een streng oordeel. Ondanks al zijn tekortkomingen is Het derde huwelijk namelijk een meer dan genietbare roman. Het geschilderde wereldbeeld lijkt soms een dimensie te missen, maar stilistisch gezien blijft Lanoye wel één van de beste auteurs van de Lage Landen. Bovendien is het mooi en verrassend om lezen hoe Maarten en Tamara ondanks al hun verschillen toch naar elkaar toegroeien. Laten we ten slotte ook de hilarische zijpersonages en de vele filmische scènes niet vergeten die ondanks al hun extremen toch heel wat over de Belgische, en bij uitbreiding de westerse, samenleving weten te zeggen.

Muziek / Album

Postrockers op zoek naar een eigen gezicht

recensie: Solaire - …And then I strapped explosives to my body

Creatief zit de postrock als stroming al jaren op een dood spoor. Het beste voorbeeld daarvan is dat elke band tegenwoordig de mosterd haalt bij iconen als Godspeed You Black Emperor, Mogwai en Mono. Toch blijft de muziek onder muzikanten en critici mateloos populair. Een kleine greep uit het aanbod van afgelopen jaar: de nieuwe albums van We vs. Death (Utrecht), Mono, Explosions in the Sky, Sickoakes en Toman. Net voor de jaarwisseling kwam daar nieuweling Solaire bij met het fraaie debuutalbum …And then I strapped explosives to my body. Een eigen smoel hebben de Rotterdammers nog niet, maar speltechnisch en compositorisch kunnen ze zich nu al meten met het beste dat Nederland in het genre te bieden heeft.

~

Waar de grote namen uit het buitenland zich graag verliezen in epistels van minimaal tien minuten, eindeloze spanningsbogen en adembenemende, tyfusharde gitaarmuren, is in de lage landen de afgelopen jaren een soort subgenre ontstaan: postrock gegoten in een indiepop jasje. Alsof die minuten durende gitaarerupties ons nuchtere noorderlingen net iets te veel zijn. Wellicht is het ook gewoon een poging om aan het geijkte postrock stramien te ontkomen, je moet je op de een of andere manier immers onderscheiden van de rest. Het Haarlemse El Camino probeert dat met een amalgaam van postrock en dwarse, Sonic Youth-achtige indie, We vs. Death door toevoeging van een frivool trompetje en het Groningse Audiotransparent door de karakteristieke, maar oh zo voorspelbare climax weg te laten.

Voors en tegens

~

Solaire zoekt de eigen smoel vooral in dromerige vocalen en samples. Helaas is die fragiele, zeurderige zang geen gelukkige keus. De samples passen wel mooi in het plaatje, bijvoorbeeld in de songs Iamnotsad en Timon, waar het de onheilspellende, maar een beetje kleurloze gitaarpop net dat beetje extra geeft. Met ook hier een kanttekening, samples zijn al sinds mensenheugenis onderdeel van het postrock instrumentarium. Waarmee ik maar wil zeggen, op originaliteit scoren ze niet erg hoog. Wel positief is dat Solaire zich niet beperkt tot het idioom van een band als Mogwai (Ming’s pretty years), maar op zijn tijd ook venijnig en tegendraads uit de hoek kan komen, zoals in Untitled-self portrait. Toch blijven de meeste nummers helaas niet al te lang hangen.

Het is duidelijk dat Solaire, opgericht in de zomer van 2005 door neven Robert den Hartog en Koos de Wolf, bestaat uit een vijftal goede muzikanten. Zij kennen hun klassiekers, en zijn op de hoogte van de spelregels van het genre. Het grootste manco van Solaire is vooral een ‘eigen geluid’, meteen de belangrijkste opdracht voor 2007. Ga op zoek naar iets eigens, iets dat je onderscheidt van het gros van de bands. Als ze daarin slagen zie ik de toekomst zonnig voor ze in.

Theater / Voorstelling

Weinig opwaaiend stof

recensie: Toneelgroep de Appel - De goede mens van Sezuan

Het is een aantrekkelijk beeld, bij binnenkomst in de zaal: in het Haagse Appeltheater is met planken en pallets een open stad nagebouwd. Daarbij bieden de verhoogde tribunes in u-vorm een mooie blik van boven op het gekrioel. Het beeld is bijna even simpel en effectief als Lars von Triers met krijtstrepen vormgegeven dorpje Dogville. Niet alleen qua vormgeving lijkt De goede mens van Sezuan op Dogville. Ook de typisch Brechtiaanse vervreemdingstechnieken die zo opvallen in Lars von Triers verontrustende film worden door De Appel ten volle ontplooid. Maar de uitwerking van deze technieken is opmerkelijk anders dan bij Von Trier. Veel stof doet deze opvoering van De goede mens dan ook niet opwaaien.

Bertolt Brecht schreef De goede mens van Sezuan in de aanloop naar de Tweede Wereldoorlog. Brecht was een overtuigd Marxist, die met zijn toneelstukken het publiek de ogen wilde openen voor de wrange morele dilemma’s van zijn tijd. Het publiek mocht daarom niet onderuitgezakt naar het gebeuren op het toneel kijken, maar moest actief betrokken zijn bij de voorstelling. In De goede mens van Sezuan worden dan ook liedjes gezongen, stappen acteurs af en toe uit hun rol en voorziet een verteller alles van commentaar. Zo stelde Brecht alles in het werk om de illusie van het theater te doorbreken, en de kijker te doen beseffen dat er met allerlei kunstgrepen een verhaal wordt verteld.

Ontregeling

~


Von Trier vertaalde deze technieken naar een ander medium en zet in zijn film de vertelconventies van de cinema op scherp. Toneelgroep De Appel gebruikt alle conventionele Brechtiaanse technieken, en maakt daarmee uitstekend hedendaags theater. Maar ook niet meer dan dat. Het probleem is vooral dat we het allemaal al wel kennen: publiek betrekken, het samenvloeien van genres en het mixen van media is meer regel dan uitzondering. Hoge cultuur en popmuziek, soap en opera, het is allemaal met elkaar te mengen. Misschien is De goede mens van Sezuan zelfs een voorbeeldige Brecht en heeft De Appel alle regels voor ontregeling netjes opgevolgd, maar ze niet vertaald naar de eenentwintigste eeuw. De voorstelling verontrust niet en opent hij geen nieuwe deuren.

Goed en kwaad

~


Dan was Dogville in zekere zin een geslaagdere opvoering van hetzelfde eeuwige verhaal van de mens tussen goed en kwaad. Want ook qua thematiek lijkt Dogville op De goede mens van Sezuan. Beide verhalen gaan over de worsteling om goed te zijn in een wereld vol al te menselijk egoïsme en machtsmisbruik. In De goede mens van Sezuan is Shen Te een prostituee die niemand iets kan weigeren. Als de goden haar rijkelijk belonen voor bewezen diensten en zij een tabakswinkel kan openen, vraagt de gemeenschap wel erg veel van haar goedheid. En in Dogville wordt de goedheid van de hoofdfiguur Grace misschien nog wel erger op de proef gesteld: een compleet dorp maakt misbruik van de kwetsbare vreemdelinge die ze in hun midden hebben opgenomen.

Zonder scherpe randjes

~

De goede mens van Sezuan wordt nergens echt indringend of actueel. Dit overigens in tegenstelling tot wat de promotiecampagne van De Appel belooft. De expliciete vergelijkingen tussen Brechts thema’s goedheid en gastvrijheid en hedendaagse bootvluchtelingen, kleine Chineesjes in een Nederlandse cel of economische sytemen bestaat alleen op Appelpapier.

Blijft er behalve een mooi decor dan niets over van De goede mens van Sezuan? Zeker wel! De Appel presenteert sterke acteurs, live muziek, een mooie aankleding en laat dat alles samengaan in een uitmuntende regie. Alleen ontbreekt de harde, opruiende boodschap die Brecht zestig jaar geleden met het stuk wilde overbrengen. Dat leidt nu tot een vermakelijk toneelstuk, zonder scherpe randjes.

De goede mens van Sezuan speelt nog tot 17 maart 2007. Klik hier voor meer informatie.

Film / Films

Poëtische western

recensie: The Proposition

The Proposition heeft een speciale ontstaansgeschiedenis. Regisseur John Hillcoat wilde een film maken waarin het ruige landschap van de Australische outback centraal stond. Daarnaast was hij van jongs af aan geïnteresseerd in het plaatsen van specifieke genres in bijzondere contexten, in dit geval wilde hij de klassieke Amerikaanse western verplaatsen naar Australië. Hij benaderde Nick Cave, voor wie hij al jaren videoclips maakt, om de muziek voor deze film te maken. Bij het ontbreken van een script bedacht hij dat Cave ook wel het script zou kunnen schrijven, en zo ontstond een bijzonder debuut.

Australië, begin negentiende eeuw. De gevangen genomen outlaw Charlie Burns (Guy Pearce) krijgt een verschrikkelijke keuze voorgelegd door politiechef Stanley (Ray Winstone): als hij zijn oudere broer Arthur opspoort en vermoordt, zal Stanley het leven van zijn jongere broertje Mikey sparen. Met dit morele dilemma gaat Charlie op pad, terwijl Stanley probeert de jonge en naïeve Mikey te beschermen tegen de woeste en wraakzuchtige inwoners van het dorp waar hij gevangen zit.

Geen typische western

~

Wie bij het kijken van deze film een typische western verwacht, komt bedrogen uit; geen zwart-wit schets van de held die tegen de slechterik vecht en geen jolige saloonscènes. The Proposition is een film over een gevoel van ontheemdheid. Het misplaatste witte tuinhekje van het huis van Stanley en zijn vrouw Martha (Emily Watson) in de ruige woestijn, het constante gezoem van vliegen, de blanke man die het land van de Aboriginals probeert te ‘civiliseren’; niets of niemand is op zijn plek in dit verhaal. De Europeanen die met grote verwachtingen naar Australië reisden, kwamen bedrogen uit. De outback blijkt een meedogenloze, snoeihete en bijna onbewoonbare plek.

The Proposition is boven alles poëtische beeldkunst. Het gaat hier vooral om het neerzetten van een desolaat gevoel, een gevoel dat door de lege Australische woestijn uitstekend benadrukt wordt. De personages staan in dienst van het thema en missen daardoor soms diepgang. Dit zorgt er wellicht voor dat veel kijkers aan het einde met een onbevredigd gevoel blijven zitten, maar betekent niet dat The Proposition het kijken niet waard is. Het ingetogen acteerwerk en de duidelijk voelbare invloed van Nick Cave maakt dit een sfeervolle muzikale schets van een uitzichtloze, verlaten plek.

Aboriginals

~

De dvd bevat ruim anderhalf uur aan extra’s. Naast de making of zijn er nog de reportages over het scenario, de personages, de research en geschiedenis, de thema’s en de opnames. Hierin wordt echter grotendeels herhaald wat er in de making of ook al aan bod was gekomen. Maar naast de verplichte kontkusserij en “wat was het leuk om met iedereen te werken” is er ook ruimte voor een serieuze noot, zoals de bespreking van het ontbreken van de Aboriginals in de Australische geschiedenis. Dat dit onderwerp nog steeds gevoelig ligt, blijkt wel uit het feit dat meerdere malen wordt benadrukt hoe goed het is dat er nu eindelijk een film is die een reëel beeld schetst van de verhouding tussen de Britse kolonisten en de oorspronkelijke bewoners van het land.

Het is waarlijk een gemis dat The Proposition in Nederland maar een beperkte bioscooprelease heeft gekend (o.a. bij het festival van Recente Australische Cinema in het Filmmuseum), de dvd kijken blijft helaas de enige optie.

Boeken / Fictie

Ieder zijn waanidee

recensie: Richard Powers - The Echo Maker

Om twee uur ’s nachts wordt Karin Schluter uit bed gebeld. De stem aan de andere kant van de lijn vertelt haar dat haar jongere broer Mark is opgenomen in het Good Samaritan Hospital in Kearney. Hij is met zijn truck over de kop geslagen. Overbezorgd spoedt Karin zich naar het ziekenhuis. In de daaropvolgende weken waakt ze bij Mark, die in een coma is geraakt. Urenlang leest ze hem voor en masseert ze zijn voeten om zijn bloedsomloop te stimuleren. Ze blijft trouw aan wat haar vader haar vroeger had doen beloven: dat ze altijd voor haar broertje zou zorgen. Ook al betekent dit dat ze gedwongen wordt te blijven in Kearney, het plaatsje dat ze dacht te zijn ontvlucht.

Zo begint de inmiddels negende roman van Richard Powers. Met vroeger werk als Galatea 2.2 en The Time of Our Singing verwierf hij een grote naam als een romancier die op geheel eigen wijze schrijft vanuit zijn achtergrond als exacte wetenschapper. Van Powers is bekend dat hij er de schrijver niet naar is om zich in zijn verhalen te concentreren op een halfzachte confrontatie met het onverwerkte verleden. Maar The Echo Maker lijkt toch heel even die kant op te gaan.

~

Voor Karin is Kearney een broedplaats van onaangename herinneringen. Niet in de laatste plaats omdat ze er samen met Mark groot werd gebracht door een ziekelijk paranoïde vader en een godsdienstfanatica als moeder. In het verderop gelegen Sioux City denkt ze een eigen bestaan op te bouwen met een nieuw huis, een degelijke baan en het begin van een relatie met een leuke man. Maar keer op keer vindt ze zich tegen haar wil terug op de plek waar ze opgroeide. Met dezelfde regelmaat als de door hun instinct gedreven Canadese kraanvogels die elk voorjaar opnieuw met zijn duizenden neerstrijken rond de nabij stromende rivier.

Capgras

Op het moment dat Mark ontwaakt, neemt The Echo Maker een essentiële wending. Mark blijkt een hersenbeschadiging te hebben, die resulteert in het werkelijk bestaande maar zeldzame Capgras syndroom: de patiënt is ervan overtuigd dat degenen die hem het dichtst nabij staan, vervangen zijn door dubbelgangers. Mark bekt zijn zus dan ook af, wanneer hij zover is dat hij weer volzinnen kan vormen: “Wie heeft je gestuurd?” Hij is onvermurwbaar in zijn geloof dat Karin een surrogaat is van zijn echte zus. Haar nieuwe naam is wat hem betreft Karin Two.

Wanneer een aangeslagen Karin googlet op ‘Capgras syndroom’ en op het voorbeeld stuit van een jongen die zijn vader opensneed om de bedrading te vinden, slaat de schrik haar pas goed om het hart. Door haar jeugdvriendje Daniel, met wie ze inmiddels opnieuw samenwoont, krijgt ze een boek van de bekende neuroloog Gerald Weber in handen gedrukt. In zijn populair-wetenschappelijke bestsellers beschrijft Weber verschillende casestudies die de fantasie prikkelen: een vrouw die na een ongeluk geen beweging meer kan registreren, iemand die haar eigen ledematen niet langer herkent, een ander die geen nieuwe herinneringen meer kan aanmaken.

Powers excellereert als hij de persoon van deze Gerald Weber, uiterlijk een kruising tussen Charles Darwin en de kerstman, beschrijft. Weber is een vastberaden wetenschapper, die zijn zelfvertrouwen goeddeels ontleent aan de internationale verkoopsuccessen en lovende besprekingen van zijn boeken. Als hij wachtend op de trein wordt aangeklampt door een wat verward sprekende man, heeft hij in een fractie van een seconde de diagnose gesteld. De man lijdt aan een vorm van Korsakov: ondervoeding door overmatige alcoholconsumptie, een verstoorde realiteitszin vanwege een gebrek aan vitamine B. Wanneer hij een mailtje heeft ontvangen van een wanhopige Karin stapt hij met dezelfde trefzekerheid op het vliegtuig van New York naar Nebraska. Aangekomen in het Good Samaritan Hospital laat hij Mark wat testjes doen, vinkt hij een vragenlijstje af en al snel beschikt hij over voldoende informatie voor een uitgebreide casusbeschrijving.

Heel knap schetst Powers deze Weber als een intelligente en ogenschijnlijk integere man, wiens morele status langzaamaan gaat wankelen. Weber stelt Karin zo goed als het kan gerust. Hij praat met de in het ziekenhuis dienstdoende neuroloog, Dr. Hayes, en probeert met hem tot overeenstemming te komen over de voor Mark meest geschikte behandelingstherapie. Maar vóór Karin het door heeft, zit Weber alweer op het vliegtuig terug naar huis. Weber voelt zich goed. Hij heeft het onderbuikgevoel dat hij in de tijd leeft waarin veel van de grote vragen omtrent het menselijk brein zullen worden opgelost. Hoe vormen de menselijke hersenen het bewustzijn? Bestaat er een vrije wil? Het brein, zo stelt Weber, is de bron van politiek, technologie, sociologie en kunst. Wanneer we de neuronen temmen, dan temmen we onszelf.

Bastion

~

Maar dit bastion van zelfvertrouwen brokkelt verrassend snel af. Wanneer na een reeks lovende besprekingen ook wat kritische recensies verschijnen over zijn nieuwste boek, is Weber de eerste die aan zichzelf gaat twijfelen. Er gaan stemmen op dat hij de personen die hij in zijn boeken beschrijft, exploiteert voor eigen gewin. Zijn vrouw houdt hem voor dat hij een stem geeft aan mensen die nooit gehoord worden, maar de twijfel is al gezaaid. Bovendien worden vraagtekens geplaatst bij het wetenschappelijke karakter van zijn werk. In een treffende scène vindt Weber zichzelf met een jetlag terug op een conferentie in Sydney, waar hij voor een academisch publiek zijn vaste verhaal moet afsteken. Met de ogen op zich gericht beseft Weber zich dat hij wordt omringd door een levensvorm die in kuddes jaagt.

Hij is niet de enige die in een identiteitscrisis terechtkomt. Mark is het zwaarst getroffen. De hond die kwijlend tegen hem opspringt, is een spitting image van zijn eigen border collie – niet dezelfde. En als hij thuiskomt blijkt zijn huis een verdraaid goede kopie van het origineel. Maar ook Karin begint zichzelf af te vragen of ze zich werkelijk ooit heeft gedragen als de echte zus van Mark, of ze met haar jarenlange behaagzieke gedrag ooit zichzelf is geweest.

In de romans van Powers dringt de wetenschap diep door in het dagelijkse leven. Maar de wetenschap staat zij aan zij met de twijfel. Hoe meer feiten boven tafel komen, hoe meer vragen ernaast komen te liggen. Het gaat Weber hoe langer hoe meer dagen dat hij zelf eveneens aan waanideeën lijdt. Aan de hand van de beschikbare feiten componeert iedereen zijn eigen verhaal, beseft Weber, en in dat verhaal gelooft men vervolgens heilig. Maar de werkelijkheid is zo complex en veelkantig dat je én in het dagelijkse leven én in de wetenschap de realiteit nooit van één kant kunt bekijken.

Powers’ hoge inzet resulteert niet in een ideeënroman, waarin essayistische uitweidingen het boek gewicht moeten geven en het menselijke aspect geen ruimte krijgt. Hij houdt van een goed plot. Typerend zijn dan ook de door het boek gewoven thrillerelementen. Want hoe kan het dat een ervaren automobilist als Mark ooit op een voor hem overbekende weg is verongelukt? Tegelijk bouwt Powers elk personage uiterst realistisch op. Hij is een meester van de dialoog, of beter gezegd: hij is een meester van de confrontatie. Als geen ander maakt hij de onderhuidse irritatie tussen twee discussiërende neurologen voelbaar, de ingesleten maniertjes van een man en vrouw die al dertig jaar zijn getrouwd of de subtiele wisselwerking tussen twee gebrouilleerde jeugvrienden. Met datzelfde vakmanschap brengt hij literatuur en wetenschap tegen over elkaar in stelling.

Theater / Voorstelling

Wrange vertelling onder roze bloesembomen

recensie: RO Theater - Dogville

Een idyllische roze hemel en besneeuwde bergtoppen in de verte. De appelbomen staan in volle bloei, je kunt de geur van de zomer bijna ruiken. En op de houten boerenkar waar de kratten vol fruit op gestapeld staan, wordt Grace verkracht door Chuck. De Deense regisseur Lars von Trier maakte van Dogville drie jaar geleden een uiterst kale verfilming, met alleen een houten vloer met daarop de plattegrond van het dorpje in wit krijt getekend. Bij Pieter Kramer wordt deze wrange aanklacht tegen mens en maatschappij een uiterst kleurrijke vertelling, zonder de angel eruit te halen.

Dogville vertelt het verhaal van een vrouw die zo sterk in de goedheid van de mens gelooft, dat haar vergevingsgezindheid geen grenzen kent. Maar het gezegde ‘wie goed doet, goed ontmoet’ blijkt niet zomaar overal te gelden. De sjieke Grace, gevlucht voor gangsters met mitrailleurs, wordt onder leiding van amateur-filosoof Tom opgenomen in Dogville, een dorpje ergens in de Rocky Mountains. Tom wil middels deze ‘casus’ uitzoeken of zijn buurtbewoners in staat zijn te geven en te ontvangen.

Gebruiksvoorwerp

~

Nadat ze over hun eerste angst voor politie en gangsters zijn gestapt, besluiten de bewoners van Dogville gezamenlijk dat Grace mag blijven, in ruil voor klusjes. Daarmee halen ze een bron van goedheid binnen waar ze niet tegen opgewassen zijn. Want langzaam slaat het bijna romantische bergdorpje waar iedereen vriendelijk en beleefd leek te zijn, om in een gevangenis waar Grace van asielzoeker verandert in een gebruiksvoorwerp dat het slechtste en wreedste in de dorpsbewoners naar boven haalt.

Tegen zoveel goedheid is de mensheid niet opgewassen, dus stel ze daaraan ook niet bloot, zou je kunnen zeggen. Of zijn mensen nog steeds kinderlijk hebberig en pakken ze je hele hand als je ze een vinger biedt? Of pleit het verhaal juist voor een stukje egoisme in iedereen, uit pure zelfbescherming? Wat de boodschap ook is, het verhaal is fantastisch, intelligent en wrang. Kramer heeft dezelfde sfeer en toon weten te raken als in de film uit 2003, en dat is in dit geval een groot compliment.

Details

~

Was Von Triers vooral een registratie van een toneelstuk, Kramer laat zijn ervaring met film grenzeloos los op zijn versie van Dogville. Iedere scène wordt in een decorstuk gespeeld, dat tot in de details is neergezet. Zoals de winkeletalage van Ma Ginger, of het parochiehuis. Zelfs uitgesproken filmische begrippen als continuïteit heeft hij niet links laten liggen.

Je zou denken dat het de illusie die theater ook is, en nodig heeft, laat afbrokkelen. De timing van het decorwisselen is zo perfect en de vaart van de vertelling doet denken aan een uitgekiende montage. Maar de decorstukken worden zo zichtbaar het podium op gedragen – er komt een deur uit de lucht zakken, muren worden vliegensvlug met de hand omgedraaid om binnen en buiten aan te geven – dat er juist wel sprake is van illusie. Bijna Brechtiaans toont ons dat dit theater is: waar de spotlight op staat, daar vindt de vertelling plaats, de mensen daaromheen doen niet mee. En toch word je meegenomen door het verhaal.

Kanttekening

~

Dat gebeurt ook dankzij het sterke spel van de uitgebreide cast. Jacqueline Blom is een ontwapenende Grace en Frank Lammers weet ondanks zijn bassende en eentonige stem van Tom een twijfelende, aandoenlijke jongen met een zwart randje te maken. Ton Kas als de verteller is lekker droog, maar maakt in zijn tekst helaas veel versprekingen, wat een beetje slordig aandoet. Het is een kleine kanttekening in een gewaagde maar geslaagde bewerking van Dogville.

Dogville van het ro theater speelt tot en met 24 februari. Klik hier voor meer informatie.

Muziek / Album

Gekte met focus

recensie: Electric Barbarian - Minirock from the Sun

Er zal wel geen hond zijn geweest die él gekocht heeft. En dat is jammer, want deze debuutplaat van het Groningse gelegenheidscollectief Electric Barbarian was twee jaar geleden wel degelijk een bijzonder fijne afwisseling. Nou ja, fijn, het was meer een ongemakkelijk prikkelende tour de force, waarin de Lost Poet Kain het voortouw nam met zijn hallucinerende spoken words.

Opgejaagd werd je, bij de strot gegrepen, door de doeltreffende samenkomst van tekst, drum ’n bass, jazz, hiphop, funk en turntablism. Minirock from the Sun, Electric Barbarians tweede, zou het wel eens veel beter kunnen gaan doen. Minder spoken word, meer jazz, hippere tracks, medewerking van Kypski (van C-mon) en nog veel meer andere factoren zullen Electric Barbarian meer bekendheid geven. Tenminste, dat is te hopen voor deze band die wederom een prachtige freakplaat heeft uitgebracht.

Hypnose

~


Opvallend is de grotere rol van de blazers en de rijkdom aan pakkende jazzy melodielijntjes en heerlijk slepende passages die daarmee worden geproduceerd. Waar op él de vocals van Kain de nadruk kregen, zijn het nu de bass van Floris Vermeulen, de drums van Harrie Arling, de onnavolgbare turntablepraktijken van Grazzhoppa en de invloed van een breed scala aan gastmuzikanten die het hem doen. Deze plaat doet je wederom in staat van hypnose verkeren, maar is daarin wel subtieler. Waar él in pure passie en waanzin alle kanten op ging, lijkt Minirock from the Sun veel meer focus te hebben. Het ADHD-kind is ouder geworden en heeft geleerd meer rust in te bouwen. Deze rust is echter net als bij zo’n kind pure schijn, want onderhuids blijft het broeien op een manier waaraan de luisteraar zich niet kan onttrekken. Zelfs een ultiem laidback nummer als Baby Cry roept negen minuten lang een bevreemdende sfeer op, waarbij afdwalen onmogelijk is.

Minirock from the Sun is indringend, subtiel, vaag en toegankelijk gelijk zonder dat daarmee concessies worden gedaan aan de experimenteerdrift van het collectief. Zoek en sample, een stijl, een gevoel, pas het allemaal in met behoud van een uniek eigen geluid. Dat kunnen alleen de besten en tot die categorie kan Electric Barbarian in verscheidene passages op Minirock from the Sun dan ook zeker worden gerekend.