Muziek / Album

Gevallen voor een prachtalbum

recensie: Soulsavers - It's Not How Far You Fall, It's The Way You Land

Twee zeer onbekende muzikanten (Rich Machin en Ian Glover) die zowel Mark Lanegan als Will Oldman inhuren voor de vervolmaking van hun tweede Soulsavers-album. Op papier een zeer interessant gegeven. Een gestoord stelletje eigenzinnige personages bij elkaar, schat ik in. Welnu, in de praktijk levert deze combinatie inderdaad eigenzinnige muziek op. Sinister en duister, maar toch sfeervol. Met zuigende beats, met intieme pianoklanken, met soulvolle samples. Met galmende drums en striemende gitaren. Een mooi muzikaal samenraapsel waar menigeen als een blok voor zal vallen.

~

Soulsavers, dat klinkt niet echt bekend in de oren, zult u denken. Welnu, drie jaar geleden bracht het duo zijn debuut Tough Guys Don’t Dance uit. Ook daar zocht het illustere collectief ‘hulp’ van een andere artiest, te weten Josh Haden, zanger van wijlen Spain. Het album werd een succes, tenminste, binnen de undergroundscene. Machin en Glover maakten eerder overigens al enkele EP’s samen en deden daarnaast onder andere mixwerk voor Starsailor en The Doves. De mannen hebben voor de nieuwe plaat behoorlijk de tijd genomen. Op de minstens zo geheimzinnige MySpace-omgeving van dit Engelse (?) duo staat dat het album is opgenomen in 2005 en in 2006, in zowel Noord-Engeland als in Los Angeles.

Weerbarstig, eclectisch album

Wat Soulsavers muzikaal gezien dan inhoudt? Gospel (“Jesus, I don’t wanna die alone, Jesus, ooh Jesus”) en soul (“Ooh, I want to see a revival, yeaah, lord let there be a revival!”). Maar ook rock, dance en triphop: al die muziekstijlen komen op dit album prachtig samen. Het gezelschap maakt trage muziek in de trant van Death in Vegas en The The (denk aan het Dusk-album), maar ook de psychedelische Primal Scream-periode komt langs. In bepaalde delen van nummers herken je de Alabama 3-titeltrack van The Sopranos-serie. Natuurlijk is er maar één vaststaand en notoir gegeven: de Mark Lanegan-stem. Die klinkt, als altijd, zeer effectief en bekend en daarmee drukt Lanagan een onnavolgbare stempel op de muziek. Behalve met zijn stem doet hij dat ook met zijn schrijvende kwaliteiten: hij schijnt mee te werken aan bijna alle songs. Naast Oldman en Lanegan hebben trouwens ook PW Long en Jimi Goodwin (van The Doves) meegewerkt aan dit weerbarstige, eclectische tripalbum.

~

Verzengend voorgedragen

Dan zijn er nog twee schitterend uitgevoerde covers, Through My Sails van Neil Young & Crazy Horse en No Expectations van de Rolling Stones. De laatste is het slotstuk van dit album en wordt slepend en verzengend door Lanegan voorgedragen. Ook het nummer Through My Sails is schitterend. De breekbaarheid van Youngs nummer uit 1975 wordt in 2007 nog eens dunnetjes overgedaan door een mooi galmend (dames?)koor op de achtergrond. Om het sfeertje te vervolmaken heeft Soulsavers ook instrumentale nummers op het album gezet. Arizona Bay is bijvoorbeeld een vijf minuten lange geluidscollage, met een central plek voor een bezwerende pianomelodie.

Ach, wat kan ik er verder van zeggen? Wat wil ik er verder over zeggen? It’s Not How Far You Fall, It’s The Way You Land is zo’n album dat je moet ondergaan. Waar je voor moet vallen, zoals de titel een beetje aangeeft. Hoe dat gebeurt, is niet belangrijk. Belangrijker is dát het gebeurt.

Film / Films

Bloed, zweet en literatuur in de Vlaamse drek

recensie: Ex drummer

Voor zijn speelfilmdebuut heeft Koen Mortier niet het makkelijkste onderwerp gekozen. Herman Brusselmans roman Ex drummer zou onverfilmbaar zijn. Mortier werd door Brusselmans zelf benaderd voor de verfilming. Hij heeft het script aangepast, maar is er toch in geslaagd geen afbreuk te doen aan de nihilistische en cynische stijl van de schrijver. Ex drummer is het laatste deel van de trilogie Plotseling gebeurde er niets, die in 1995 gebundeld werd.

Mortier heeft net als Brusselmans maling aan alles. De vier losers die samen een misvormde rockband vormen, worden voorgesteld als rockers die geen last hebben van de zwaartekracht van de realiteit. Mortiers stilering is vrij en hij maakt gebruik van effecten, maar deze sluiten naadloos aan op het platte en gewelddadige literair realisme van Brusselmans. Hij rekent in zijn debuut af met zijn “eigen handicap”. De ex-reclameman, die volgens de gevestigde filmorde geen fictie kon verfilmen, fietst de Hollands/Belgische filmwereld binnen met vermakelijk cynisme.

~

Dries (Dries Vanhegen) is een rusteloze veertiger en weinig succesvol schrijver. Hij wordt gevraagd mee te spelen als drummer in de onbekende rockband The Feminists. De drie rockers met handicap die bij hem aanbellen zijn op zoek naar een publiekstrekker om de grootste concurrent op de rockrally van Leffinge, de band Harry Mulisch, te kunnen verslaan.

Dries, de verteller en het alter-ego van Brusselmans, gaat met het curieuze drietal in zee uit verveling. Hij verlaat zijn omgeving vol stijl en design om samen met de band te repeteren in de schuur van Ma Verbeek, fantastisch neergezet door Dolores Bouckaert. Hij trotseert het barre West-Vlaamse niemandsland op zijn motor, maar vertrekt nooit voordat hij eerst zijn kompanen heeft opgejut en afgezeken. De schoten voor open doel zijn grof, sardonisch en zwart, maar nergens gespeend van humor. Met de komst van deze verbale intrigant wordt de toekomst van de band op het spel gezet en het duurt dan ook niet lang voordat de rockers elkaars bloed wel kunnen drinken.

Rockrally

~

Ex drummer wordt geheel in het Vlaams gesproken, en de ronde klanken zijn aangenaam en een genot voor de oren. De verhalende observaties van Dries zijn hels, wrang, mysogien en niet zonder arrogantie. Tenslotte is hij slechts tijdelijk afgedaald naar de maatschappelijke afgrond. Het Vlaams geeft sjeu aan de visuele harteloosheid en shockerende enscenering. De rockrally is een opzwepend hoogtepunt vol oorverdovende punk zonder nostalgie. Vier bands spelen o.a. speciaal voor de film geschreven nummers. De soundtrack met Flip Kowlier, Arno, de Tritones, Madensuyu en The Experimental Tropic Blues Band is even sterk als de beelden.

Idealisering is Mortier vreemd. Alle karakters zijn realistisch, ook al zijn types als Dikke Lul en de kale Ma Verbeek niet doorsnee. In de zwarte komedie van Mortier hebben fictie en realiteit wel degelijk raakvlakken. Het landschap van Dries mag dan haaks staan op het troosteloze kot van Ma Verbeek, maar allen voeren een bizarre strijd tegen dezelfde hopeloze niksigheid. De ernst waarmee Mortier visueel rechtstreeks op deze niksigheid afstapt maakt de fictie ironisch genoeg verdraaglijker. Niets is zo niet luchtig als ons bestaan, maar je moet er wel om kunnen lachen. De combinatie Brusselmans en Mortier is een verraderlijk absint. Ex drummer vloekt, tiert en bloedt aan alle kanten maar bewijst tegelijk, op diabolische wijze, dat we wel degelijk aan de zwaartekracht gebonden zijn. Er is geen ontsnappen aan.

Nieuwsgierig

~

Als Mortiers debuut een revanche is dan lijkt de vraag gerechtvaardigd: Wat dan nu nog? De 41-jarige vertegenwoordiger van de generatie-nix heeft er acht jaar over gedaan om Ex drummer geproduceerd te krijgen. Het is echt de omgekeerde wereld als je bedenkt dat deze man, toch behept met lef en visie, zijn schoorsteen liet roken door het maken van reclamefilms. Ex drummer is de intelligente kopstoot van een man die lang heeft gewacht op zijn publiek, maar met zijn woede nog steeds tegenover de gevestigde orde blijft staan. Dat maakt nieuwsgierig naar een volgende productie. Woede mag dan voor Mortier de juiste creatieve brandstof zijn, zelfs een filmmaker kan erop vastlopen en dat zou bij Mortier eeuwig zonde zijn.

Film / Films

Voor de liefhebbers

recensie: The Devil's Rejects (Special edition)

De nieuwste film van Rob Zombie, The Devil’s Rejects (2005), wordt vergezeld van de weinig verhullende slogan ‘death walks behind, hell waits ahead‘. Voor als de titel zelf nog niet duidelijk genoeg was. De film is het vervolg op House of 1000 Corpses uit 2003, en speelt zich een paar maanden later af. Rejects zit zo mogelijk nog voller met bloed, gore en alles wat daar nog meer bij komt kijken. Maar Zombie serveert alles met een humoristische inslag.

De film draait net als zijn voorganger om leden van de bizarre familie Firefly, niet de prettigste mensen om in de buurt te hebben. De sadistische Otis B. Driftwood en Baby, die qua sadisme niet veel voor Otis onderdoet, zijn op de vlucht voor sheriff Wydell. Al moordend proberen ze hem voor te blijven. Intussen laat de sheriff ook steeds meer van zijn normen en waarden vallen, in zijn pogingen om bij de Firefly’s te komen en met ze af te rekenen.

Karakteristiek

~

Veel personages die House of 1000 Corpses hebben overleefd, keren weer terug. Regisseur Rob Zombie – vooral bekend in de heavy metal-scene – kon zijn personages wat meer uitdiepen nu hij ze niet meer hoefde te introduceren. Niet dat je als kijker sympathie krijgt voor moordende gekken, maar het maakt het kijken zeker niet onaangenaam voor liefhebbers van het genre. Gelukkig kon Zombie ook weer rekenen op een groot deel van de cast uit het eerste deel, waarbij de karakteristieke Sid Haig er met kop en schouders bovenuit steekt als Captain Spaulding, de vader van Baby.

~

Op de dvd-hoes pronkt een totale speelduur van vier uur, maar dat is niet aan de specials af te zien. Een euvel dat al vaker is gesignaleerd bij de speciale ‘steelbook’-uitgaven. Aan de buitenkant ziet het er heel fraai en veelbelovend uit, maar in werkelijkheid stellen de extra’s maar bar weinig voor. Zo ontbreekt bijvoorbeeld elk commentaar van de illustere Zombie, die zeer waarschijnlijk wel wat mooie verhalen over zijn film had kunnen vertellen. Sommige special editions zijn helaas zo speciaal niet, en met deze film kan je beter wat euro’s besparen door de simpele versie te kopen.

Film / Films

Hokus-spookus

recensie: Goya's Ghosts

.

Later specialiseerde hij zich in meesterlijke biopics van gestoorde geniale figuren. Vooral Amadeus (1984) over Mozart is indrukwekkend. De fameuze eerste zeven minuten fungeren nog steeds als een masterclass in expositie tijdens filmworkshops. Zijn onbetwiste hoogtepunt was echter de verfilming van Ken Kesey’s roman, One Flew Over the Cuckoo’s Nest (1975) met Jack Nicholson. Deze film en Amadeus waren samen goed voor dertien Oscars.

Spaanse Inquisitie

~

Milos Forman is een overrompelende creatieve krachtbron en Francisco Goya, die zijn naam leent aan Formans nieuwste prent Goya’s Ghosts, was dat ook. Controversieel, kleurrijk en later krankzinnig: deze achttiende-eeuwse portretschilder aan het Spaanse hof lijkt een ideaal Forman-onderwerp. Helaas komt Goya’s getroebleerde personage slechts sporadisch aan bod in de film. Het is eerder een historische thriller in de geest van de cultklassieker Witchfinder General (1968), over de heksenjacht in Zuid Engeland in de zeventiende eeuw. Forman gebruikt een soortgelijke wrede episode uit de wereldgeschiedenis: de Spaanse Inquisitie. Deze gruwelijke jacht op ketters begon in Spanje in 1478 onder leiding van de katholieke monarchie, en had als doel moslims en joden uit het land te verjagen. De inquisiteur stelde aan verdachten ‘de Vraag’ – een eufemisme voor driftig martelen – over hun loyaliteit aan de kerk. Een arsenaal aan martelwerktuigen werd gebruikt, waaronder de beruchte garrucha, een diabolisch apparaat. Het lijkt verdacht veel op de machines in de sportschool, maar de garrucha, waarbij de verdachte aan het plafond hangt en langzaam uit elkaar gerekt wordt, zorgt moedwillig dat een keur aan ledematen schokkend uit de kom schieten – terwijl men het in de sportschool zelf doet. Deze methode stond garant voor vlotte bekentenissen. Absoluut een infantiele methode, maar God wilde snel duidelijkheid en de waarheid deed minder ter zake. Over God gesproken: men moet Hem op de blote knieën danken dat Goya’s Ghosts niet in handen kwam van regisseur Mel Gibson, die van sadistisch voyeurisme zijn specialiteit heeft gemaakt. Milos Forman, nu vijfenzeventig jaar, wil zijn verhaal eerlijk vertellen, en deze film is derhalve verspeend van overbodige gruwelijke details.

De film begint in 1792 als Goya’s muze Ines (Natalie Portman), beschuldigd van ketterij, in de gevangenis wordt gegooid. Ze komt terecht bij broeder Lorenzo (Javier Bardem), een meedogenloze inquisiteur. Goya (Stellan Skarsgård) is bevriend met Lorenzo en vraagt hem de onschuldige Ines genade te schenken. In plaats daarvan maakt Lorenzo misbruik van haar, en hangt ze al snel aan de gevreesde garrucha. Na twintig jaar, als de Fransen Spanje binnenvallen, komt Ines pas vrij. Lorenzo is Madrid al veel eerder ontvlucht en heeft zijn betrekking als sadistische Spaanse monnik ingeruild voor die van sadistische Franse legerofficier. Hij keert terug met de Fransen. Ines is gebroken en krankzinnig geworden, maar met hulp van de inmiddels aftakelende Goya gaat ze op zoek naar het kind dat zij in de gevangenis baarde.

Drie rollen

~

Sommige ensemblescènes in Goya’s Ghosts bezitten de flair van Amadeus en zijn een lust voor het oog, en Forman heeft bovendien een uitmuntende cast verzameld. De veelzijdige Randy Quaid overtuigt als Koning Carlos IV net zo goed als toen hij Elvis’ manager Colonel Tom Parker speelde in Elvis (2005). Natalie Portman schittert in twee rollen: Ines, de muze van Goya, en de prostituee Alicia, de dochter van Ines. De bevuilde, gemartelde en gekke Ines is eigenlijk een derde rol, maar daar passen voornamelijk complimenten aan de grimeafdeling die deze zeldzame schoonheid tot wrak omtoverde. De Spanjaard Javier Bardem maakte eerder grote indruk in Mar Adentro (2004). Met zijn markante hoofd is hij uitermate geschikt om Lorenzo, de sluwe inquisiteur met Machiavelliaanse trekjes, te spelen. Zijn Engels vormt echter een niet te nemen struikelblok. Hij klinkt soms eerder komisch dan dreigend, en zou niet misstaan in Monty Pythons klassieke sketch The Spanish Inquisition.

Als uiteindelijk de Engelsen Madrid binnenvallen zijn we dertig jaar verder en zo voelt het ook. Hoewel ambitieus van opzet hinkt Goya’s Ghosts op te veel gedachten om te overtuigen: liefdesgeschiedenis, historische epos, bio-pic, avonturenfilm, de focus is niet altijd even helder. Het doet soms denken aan een voortkabbelend zondagavond kostuumdrama van de BBC. Weldadig aangekleed, mooie details, niet onaardig, maar gelet op Formans imposante oeuvre enigszins teleurstellend. Het is ten slotte deze geniale regisseur zelf die vele decennia lang de lat zo hoog heeft gelegd.

Theater / Achtergrond
special:

M-Lab wordt kraamkamer voor muziektheater

Op twee meter afstand van een Nederlandse musicalster als Vera Mann of Henk Poort staan, het kan vanaf dit najaar allemaal in het aan de noordelijke IJ-oever gelegen M-Lab. Hier kan niet alleen worden gesleuteld aan nieuw Nederlands muziektheater (van hiphopmusical tot kleinkunst en van theaterconcert tot rockopera), maar zullen ook zo’n 150 voorstellingen per jaar worden opgevoerd. Prijs van een kaartje: maximaal vijftien euro.

“Fijn dat jullie het allemaal gevonden hebben”. Zo begroet Koen van Dijk de ‘luitjes’ van de pers. Dat is nog niet zo’n gekke opmerking, want bij het M-Lab moet je een fikse speurtocht maken door een industriegebied in Noord. Terwijl de cirkelzaag krassende geluiden maakt en de zaagsellucht je neusgaten binnenkruipt, steekt musicalmaker Koen van Dijk (hij werkte aan 25 musicals mee) zijn verhaal af. Dat het idee voor een plek waar nieuwe vormen van muziektheater de kans krijgen om te rijpen bij Janine en Joop van den Ende vandaan komt. Dat er te vaak naar bestaande musicals wordt teruggegrepen en dat er juist grote behoefte is aan nieuw, oorspronkelijk Nederlands muziektheater. En dat M-Lab er naar streeft om tussen de acht á tien nieuwe producties per jaar op te voeren in het eigen theater, dat 150 stoelen telt.

Bijna verliefd

~


Bijna verliefd spreekt Van Dijk over de bruggen en de zwevende dansvloer en wat je daar voor geweldige dingen mee kan doen, terwijl de opgetrommelde pers alleen nog maar een lege loods ziet. Het onderstreept het tomeloze enthousiasme waarmee hij en zijn medewerkers aan het project zijn begonnen.
Dat er behoefte is aan nieuw, oorspronkelijk muziektheater is snel verklaard. “Er gaapt een groot gat tussen een goed idee voor een musical hebben en zo’n productie daadwerkelijk in een theater kunnen uitvoeren. Een producent heeft zeker 80 tot 100 voorstellingen nodig om uit de kosten te komen. Vandaar dat vaak wordt teruggegrepen op bekende namen, titels en liedjes. En daarom komen Grease, Annie of My Fair Lady nog maar een keer langs. Producenten durven bijna niet meer iets nieuws te proberen, met als gunstige uitzondering producties als Doe Maar (dit seizoen) en Ciske de Rat (volgend seizoen).”
Dat is echter niet de enige moeilijkheid. Aangezien er weinig nieuw werk op de planken wordt gebracht, zien veel goede zangers en dansers uit Nederland zich genoodzaakt om hun heil over de grens te zoeken. “Wat hier ontbreekt is het tweede circuit, zoals je in New York Off-Broadway hebt en The Fringe in Londen.”

Proefdraaien

~


Het M-Lab wil theatermakers de kans geven om, met steun van ervaren professionals, aan een nieuwe productie te sleutelen. “Soms is het jammer dat je niet eerst een kleine versie kunt uitproberen, voordat je de stap naar de grote theaters zet. Stel, er gaat een grote musical in première en alle recensenten vinden het script slecht. Dat kun je voorkomen als er een plek is waar je zo’n script in kleine bezetting kunt opvoeren en kunt zien wat er nog aan verbeterd moet worden. Dat is namelijk iets wat je niet op de academie kunt leren; dat moet je in de praktijk leren door uit te proberen.”

Voor het M-Lab heeft Koen van Dijk inspiratie opgedaan in het Londense Donmar Warehouse. “Ze durven daar dingen te doen waardoor de theatermakers en de producenten vaak de schellen van de ogen vallen. Daar durven ze een grote musical tot de essentie terug te brengen, zodat je beter begrijpt waar het eigenlijk om gaat. Zij hebben bijvoorbeeld Cabaret opgevoerd, maar zonder decor en effecten, zodat je goed ziet dat de voorstelling ons ook in deze tijd wat te vertellen heeft. Dankzij hun initiatief is Cabaret aan een nieuw leven begonnen en konden we het vorig jaar in Carré zien. Kortom, wat we hier dus willen voorkomen is dat je verzuipt in decors en effecten, terwijl je script nog niet in orde is.”

Het M-Lab, dat financieel wordt gesteund door de VandenEnde Foundation en de gemeente Amsterdam, bruist van de plannen: acht à tien nieuwe muziektheaterproducties per jaar, waar soms niet meer dan vier voorstellingen van zullen worden gegeven (waarna er weer verder aan kan worden geschaafd), presentaties van de Nederlandse musicalopleidingen en nieuwe ensceneringen van bestaande musicalproducties. In juni 2007 wordt proefgedraaid met voorstellingen van de diverse theaterscholen en in september volgt de officiële opening, met een voorstelling waar je elke musicalacteur midden in de nacht voor wakker kunt maken: Into the Woods van Stephen Sondheim. Met Vera Mann in de hoofdrol en rollen voor Dick Cohen (Crazy For You) en Wieneke Remmers (Annie).

Kaartjes voor de voorstellingen zijn alleen via de website te bestellen. Daar is uiteraard ook alle informatie te vinden.

8WEEKLY

Twijfel is gewoon gezond

Artikel: Een interview met Helmut Smits

.

Er is een mooie uitspraak van je, die je deed tijdens een uitzending van VPRO’s Nachtpodium. Toen zei je: “Ik houd ervan om overal over na te denken.” Maar nu, hoe bevalt het je om te spreken over je werk?

Ik ben vooral een doener. Een werk is goed als er bepaalde lagen in zitten en die moeten mensen zelf uitvinden. En als ze dat niet doen, dan is dat ook prima. Ik hoef hen dat niet te gaan vertellen.

Je werkt binnen ongelofelijk veel disciplines en ik vroeg mij af hoe zich dat heeft ontwikkeld. Is dat een bewuste keuze geweest, was dat bijvoorbeeld tijdens je studie aan de KABK ‘s-Hertogenbosch al zo?

Nee, dat is eigenlijk geen bewuste keuze, het is een logisch gevolg. Ik ben een conceptueel denker, ik zoek het juiste medium bij een bepaald idee, en dat kan van alles zijn. Ik heb eigenlijk ook nooit over dat proces nagedacht, dat heeft zich als een natuurlijk iets ontwikkeld.

9/11 (2007) – (Foto: Rick Messemaker)9/11 (2007) – (Foto: Rick Messemaker)Ik was wat verbaasd toen ik het materiaal van je laatste tentoonstelling Friendly Fire zag, dat begin dit jaar is geëxposeerd in Dubbelbee galerie in Amsterdam. Het eerdere werk leek een speelser karakter te hebben, waarin het direct reageren op je omgeving centraal stond. Je lijkt je nu op een veel algemenere en meer beladen thematiek te hebben gericht, in dit geval met betrekking tot de aanslagen van 11 september 2001.

Juist die beladenheid vind ik interessant, juist daarom reageer ik erop. Het begon eigenlijk met het filmpje 9/11, dat ik vijf jaar na de aanslagen op de Twin Towers maakte. Dat werk bestaat uit een televisiefragment van een voetbalwedstrijd waarbij de teams na twee rode kaarten met negen spelers tegenover elf spelers staan. Daar zitten voor mij dan ook veel lagen in; voetbal is oorlog, en het oneven aantal spelers refereert aan de ongelijke strijd waarin Amerika de wereld domineert. In de video wordt dit gesymboliseerd door de CNN news ticker, die onderin het beeld loopt, en onder het fictieve kopje “Rage of Terror” continu headlines produceert. Ik heb voor het werk bewust een onbenullige wedstrijd uitgezocht. Via het magazine Voetbal International heb ik speelschema’s doorgenomen en kwam ik uiteindelijk terecht bij Talpa, die mij tegen betaling toestemming gaf om het fragment te gebruiken.

Dat is een prachtig proces. Wie speelde tegen wie in het filmpje?

Helmond Sport tegen Veendam.

Je had niet de behoefte om een voetbalwedstrijd tussen Amerika tegen een of ander Arabisch land te gebruiken?

Nee, dan ligt het er te dik bovenop.

Auto's op kleur gesorteerd (2004) – (Foto: Helmut Smits)Auto’s op kleur gesorteerd (2004) – (Foto: Helmut Smits)Is dat toevallige, terloopse karakter van de video ook inherent aan de rest van je werk? Op zoek naar het grensvlak tussen wat toeval lijkt maar eigenlijk opzettelijk door jou is uitgevoerd, zoals ook het geval is in het werk Auto’s op kleur gesorteerd (2004)? Ik heb het gevoel dat dit vaak een rol speelt, een soort onafheid, die het werk uiteindelijk ook heel ongemakkelijk maakt om naar te kijken. Het 9/11 -filmpje is daar een uitstekend voorbeeld van.

Dat is grappig, want sommige mensen vinden mijn werk juist vaak te af, waardoor ze er niet meer vrijelijk over kunnen denken. Wat jij het ‘opzettelijk toevallige’ karakter van mijn werk noemt heeft voor mij vooral te maken met subtiliteit, met gelaagdheid. Ik vind het belangrijk dat het werk communiceert, dat het niet vervalt in een soort ondoordringbaar conceptualisme, zoals ik dat vaak in de hedendaagse kunst zie, waardoor ik niet meer snap waar een werk over gaat. Ik dacht voorheen van mijzelf altijd dat ik dan niet intelligent genoeg was of dat ik daar gewoon niet bij kon, maar ik merk de laatste tijd dat het niet zo is. Het is wel degelijk mogelijk om helder te zijn, om te communiceren, zonder dat dit betekent dat een werk zijn genuanceerdheid verliest.

Nog even iets over dat onaffe karakter van het werk, bijvoorbeeld het werk The Real Thing (2006) – een coca-colazuiveringsinstallatie, met water als eindresultaat – die zuivert eigenlijk helemaal geen cola, het is vooral een idee, een conceptuele suggestie. Ook in een ander recent werk, Stadsduif (2006) – dat bestaat uit een duif die op een happymeal-verpakking zit – herken ik een bepaalde onafheid, vooral vergeleken met eerder werk waarin inhoud en materiaal heel sterk naar elkaar verwezen en eigenlijk een heel hermetisch geheel vormden.

In het werk Stadsduif verwijst de vorm van het happy meal naar een huisje, alleen toon ik de natuur hier in relatie tot de stedelijke omgeving, en niet in de idyllische setting van het platteland. Een ander gegeven is dat iedereen een hekel aan duiven heeft, terwijl wij ze ook weer afhankelijk hebben gemaakt van friet en ander voedsel dat in de stad rondslingert. Daar zit een enorme dubbelzinnigheid in. Dat is de spanning die ik zoek; een spanning die ook iets vreselijks is. Ik lever op zo een situatie kritiek, maar vooral door het aan te stippen, ik ben niet iemand die gaat demonstreren. In het geval van Stadsduif is kunst mijn vorm om iets te kunnen met problematiek die raakt aan het globalisme. Mijn werk is een manier om dergelijke complexe situaties te duiden, maar ook om er een bepaalde draai aan te geven. Dat is mijn functie in de maatschappij.

Stadsduif (2006) – (Foto: Rick Messemaker)Stadsduif (2006) – (Foto: Rick Messemaker)Maar wil je wel een verbeterde wereld? Je kickt tenslotte ook duidelijk op de wereld zoals die nu is.

Ja, het is inderdaad ook heel inspirerend. Ik zou natuurlijk ook alleen maar McDonalds aan kunnen vallen of iets dergelijks, om een ondubbelzinnig punt te kunnen maken, maar dat is ook niet terecht, want er zijn vele andere bedrijven en systemen die bijdragen aan onrechtvaardigheid in de wereld. Ik haal een deel van mijn inspiratie uit de televisie, maar wat is er waar van wat je op de televisie ziet? Het is allemaal vrij betrekkelijk en ik kies er liever voor om juist die betrekkelijkheid te tonen, het relatieve karakter van de werkelijkheid, dan mijzelf voor de gek te houden met het uitdragen van gefixeerde activistische standpunten.

Je bent een relativist, of niet?

Ja, dat vind ik een heel gezonde eigenschap, hoewel je dingen ook niet dood moet relativeren.

Het valt mij wel op dat recente werken als Black (2006) en Monument (2006) een stuk bijtender zijn dan eerder werk, dat humoristischer van toon leek. Het nieuwe werk is wat ironischer, cynischer misschien zelfs. Ze lijken in ieder geval getekend door een bepaalde droefenis.

Direct na mijn studie dacht ik vooral heel erg vanuit materiaal, daar zaten ook wel verschillende lagen in, maar het waren vaak ook gewoon mooie objecten. Nu heb ik zelf ook het gevoel dat het werk kritischer wordt, hoewel dat ook al wel aanwezig was in eerder werk, alleen minder letterlijk. Prijzenkast (2005) is daar wel een goed voorbeeld van. Dat is een werk dat is opgebouwd uit plastic verpakkingen die ik zo heb samengevoegd dat zij lijken op prijsbekers. Dat werk is feitelijk een relativering van de manier waarop wij naar roem kijken. Er is ook iets heel triest aan dat project. Je kunt je voorstellen dat het een werk is van iemand in Afrika; iemand die zijn eigen prijzen in elkaar heeft geknutseld, of anders iemand in Nederland die er nooit een prijs heeft gekregen, en dus maar besluit om ze zelf te gaan maken.

Prijzenkast (2005) – (Foto: Helmut Smits)Prijzenkast (2005) – (Foto: Helmut Smits)Is er naast televisie nog een andere bron van inspiratie voor je werk?

Alles heeft de potentie om mij te inspireren, in alles zit de potentie voor een kunstwerk. Ik bekijk bijvoorbeeld wel eens vakantiefoto’s van andere mensen op internet. Dan hoef je zelf niet op vakantie te gaan, maar heb je wel alle indrukken. Om nou echt al die plekken te gaan bekijken, dat interesseert mij gewoon niet heel erg, dan bekijk ik ze liever online. Alleen al het gegeven dat een heleboel mensen elke dag de Eiffeltoren fotograferen; als ik daar nu over nadenk, komen er meteen ideeën. Bijvoorbeeld om al die foto’s als ansichtkaarten te verkopen, zodat mensen foto’s naar hun kennissen sturen, die eigenlijk weer familiefoto’s van iemand anders zijn. Het zou mooi zijn als elke foto in die toeristische stalletjes op die manier uniek zou zijn. Als zij ook daadwerkelijk de foto’s verkopen die de toeristen zelf hebben genomen, dan is de cirkel van consumptie en productie rond.

Er zit een raar contrast in jou werk, in die zin dat je enerzijds kiest voor uitermate heldere beelden, die soms heel kritisch geladen zijn, terwijl je tegelijkertijd ook weer weigert het werk zelf te duiden.

Wat ik belangrijk vind is twijfel. Wanneer mensen echt met een bepaalde zekerheid iets stellen te weten, dan vertrouw ik dat niet. Ik heb eenzelfde soort gevoel bij het geloof. Ik vind het echt erg als mensen een boek dat onderdeel uitmaakt van een religie letterlijk gaan nemen. Ik geloof dat religie over het algemeen wel uit goede en praktische gedachten is ontstaan, maar als je dingen echt als waarheid vast gaat stellen, echt zwart-wit gaat zien, dan is dat per definitie niet goed. Twijfel is gewoon gezond. Ik zou het bijvoorbeeld heel mooi vinden als iemand in een interview of politiek debat op televisie gewoon een keer iets zou zeggen van: “Ja, ja, dat zou ook kunnen, wat u daar zegt”. Maar dat gebeurt gewoon nooit, dat iemand op zo een manier tot inzicht komt of zich zo kwetsbaar op durft te stellen. Ik begrijp natuurlijk wel waarom zoiets niet gebeurt, het hoort niet bij het spel, maar dat maakt de potentie van een dergelijke onverwachte handeling niet minder interessant.

Mensen hebben behoefte aan een bepaalde orde, en jij gaat die orde eigenlijk tegen.

Nou, ik weet niet of dat meteen iets met orde te maken heeft. Televisie gaat gewoon over belangen, zoals een politicus het aan zijn achterban verplicht is om zich aan het partijprogramma te houden.

En dat is een bepaalde beperking.

Het is absoluut een beperking. Een beperking die ik mijzelf nooit op zou willen leggen. Dat is ook mijn werk, om die beperkingen te duiden, om juist daar iets mee te doen.

Werk van Helmut Smits is de aankomende maanden te zien tijdens de volgende solo- en groepstentoonstellingen:

5 mei – 3 juni
Autoshowroom
groepstentoonstelling, CBK Rotterdam, Rotterdam

16 juni – 19 augustus
Paulo Post Futurum
groepstentoonstelling, Breda’s Museum, Breda

juni – september
groepstentoonstelling, museum De Kunstkas, Kemzeke, België

1 – 29 oktober
solotentoonstelling, Galerie R.T. Hansen
Rosa Luxemburg str 24-26, Berlijn

Kunst / Expo binnenland

De sporen van Federico d’Orazio

recensie: Federico d'Orazio - OFF OFF LIMIT

.

Federico d'Orazio, Auto Temple, 2005 - 2007, Coll. Museum Jan Cunnen, Oss + kunstenaar, foto: Dirk Kreijkamp
Federico d’Orazio, Auto Temple, 2005 – 2007, Coll. Museum Jan Cunnen, Oss + kunstenaar, foto: Dirk Kreijkamp

Zo’n tien jaar geleden vestigde de Italiaanse kunstenaar Federico d’Orazio (1968) zich in Nederland. Met Den Bosch als thuisbasis reisde hij voor langere periodes naar de Verenigde Staten en Thailand. Deze landen lieten duidelijk hun sporen na in Orazio’s werk. Zo zien we verwijzingen naar Aziatische tempels in installaties van autowrakken die met felle kleuren, graffiti en zelfs bladgoud zijn bewerkt. Terwijl boeddhistische lampionnetjes verwijzen naar Thaise tradities, representeren gekleurde neonverlichtingen in de autowrakken het moderne Thailand met de levendige seks- en reclame-industrie. De Amerikaanse samenleving wordt weerspiegeld in een video waarin een all American girl d’Orazio’s werk aanprijst als ware het een telsellreclame. Zittend op het witte strand van Los Angeles vertelt zij enthousiast over de vele voordelen van Orazio’s First Inflatable Book. Het boek blijkt in opgeblazen versie te transformeren tot een luchtbed, waarmee zorgeloos op zee gedobberd kan worden. Als een ware parodie op de Amerikaanse consumptiesamenleving draait alles om de vorm van het boek, niet om de inhoud.

Harnas van de moderne mens

Ook de keerzijde van de Amerikaanse samenleving komt ruimschoots aan bod in de tentoonstelling. In de video Hitman zien we een huurmoordenaar die al pratend over zijn werk door de zonnige straten van Los Angeles rijdt. De huurmoordenaar zelf is niet in beeld, we zien alleen zijn handen aan het stuur en kijken over zijn schouder mee naar de eindeloze huizenblokken. Zakelijk vertelt hij over de praktische kanten zijn werk, bijvoorbeeld over de contracten en de betaling; hij is openhartig over zijn persoonlijke dilemma’s en zijn onzekerheid over de toekomst. De auto is zijn ‘harnas’, de vertrouwde omgeving van waaruit hij veilig kan vertellen over zijn geheime leven. En zo komt de auto in het werk van d’Orazio op verschillende manieren terug als een nieuw soort veilige leefomgeving van de moderne mens. Echter, dit gevoel van veiligheid wordt door de miserabele toestand van de autowrakken en de video’s van botsende en ontploffende auto’s in de tentoonstelling direct weer ontkracht.

Federico d'Orazio, O, 1996, Inflatable Book, Multiple; coll. kunstenaar
Federico d’Orazio, O, 1996, Inflatable Book, Multiple; coll. kunstenaar

Tweedeling

Het is opvallend hoezeer in d’Orazio’s werk een tweedeling gemaakt kan worden; enerzijds zien we de lichtvoetige en ironische werken, aan de andere kant zijn er de zwaarmoedige werken waarin d’Orazio zich direct engageert met een naargeestige kant van de samenleving. Tot de eerste categorie behoren, naast het First Inflatable Book, een serie vrolijk varende wc-eendjes en een gigantische opblaaskoe. Tot de andere helft behoren onder meer de video Hitman, de installaties met ruwe autowrakken en een serie indringende fotografische portretten van gevangenisbewoners in Vught. In de tentoonstelling is de tweedeling letterlijk gemaakt: in de grote tentoonstellingszaal van SM’s zien we links de humoristische ‘gebruiksvoorwerpen’, rechts de zwartgeblakerde autowrakken en de fotoseries. Deze tweedeling is in werkelijkheid echter niet zo strikt te maken. Zo hebben de zwarte Auto Tempels iets kwetsbaars, de gestapelde autowrakken iets lichtvoetigs en het opblaasbare boek, de varende wc-eendjes en de kolossale koe in al hun kunstmatigheid iets naargeestigs. Door de verschillende uitersten naast elkaar te tonen hadden deze nuances wellicht beter tot hun recht kunnen komen.

Federico d'Orazio, Drive In, 2007 (detail), Autowrakken, verf, 6 dvd players en monitoren, Coll. kunstenaar, foto: Dirk Kreijkamp
Federico d’Orazio, Drive In, 2007 (detail), Autowrakken, verf, 6 dvd players en monitoren, Coll. kunstenaar, foto: Dirk Kreijkamp

Sporen van eerdere sensaties

Echter, of hij nu gebruik maakt van plastic, autowrakken, video, fotoseries of acties uitvoert, d’Orazio’s engagement brengt de uitersten in zijn werk bij elkaar. De ruime media-aandacht voor zijn installaties en acties bewijst dat hij in de verschillende landen telkens weer een gevoelige snaar weet te raken. In de tentoonstelling zien we dit terug in een wand met krantenknipsels en de vertoning van reportages op een televisie. Zo maakten Twee Vandaag, AT5, maar ook de Amerikaanse zender NBC verslagen van de Full Love Inn, het tot hotelkamer ingerichte autowrak dat in 2006 op een viereneenhalve meter hoge paal voor het Amsterdamse Lloyd Hotel – nu op het plein voor SM’s – werd geïnstalleerd. Buiten het tonen van deze media-aandacht is SM’s spaarzaam in het geven van informatie over de culturele en politieke achtergronden van de werken. Wat was de achtergrond van de gigantische opblaaskoe? Hoe kwam d’Orazio ertoe om een auto tot een kubus te persen en het resultaat in een vitrine te presenteren? Zonder antwoord op deze vragen komt de sensationele kracht van d’Orazio’s engagement niet altijd even goed naar voren. Het tonen van een wrak van een geëxplodeerde auto uit Bagdad had geen uitleg behoefd. De context van dat werk is onze eigen dagelijkse realiteit van krantenfoto’s, nieuwsbeelden en politieke debatten over de oorlog in Irak. Om die reden had dit werk de andere werken van d’Orazio in een nieuw en zeer actueel licht gesteld. In alle landen waar d’Orazio werkt laat hij een spoor achter van ophef, sensatie en media-aandacht. In Den Bosch blijft dit raakvlak met de actualiteit uit, en zijn het vooral de indrukwekkende sporen van eerdere sensaties die we zien.

Boeken / Non-fictie

Seks, tobben en tranen

recensie: Bill Morgan - I celebrate myself: the somewhat private life of Allen Ginsberg

Het is niet voor niets dat de nieuwste Ginsberg-biografie zijn titel ontleent aan een gedicht van Walt Whitman. Allen Ginsberg (1926-1997) kunnen we met recht en reden de geestelijke zoon of kleinzoon noemen van zijn grote voorganger, ook al zag zijn leven er dan iets anders uit. In het boek ruimschoots aandacht voor poëzie, de Beats, boeddhisme en andere hobbys, drank en heel veel seks, meest van de homoseksuele variant.

Ginsberg was zelf zoon van een dichter en groeide op in een middenklassemilieu, maar wilde aanvankelijk nergens voor deugen. Zo rond zijn twintigste wist hij vooral erg zeker wat hij niet wist. Hij had wel neigingen richting de literatuur, maar was vooral een bohemien op weg naar het voorspelbare afvalputje. Die tocht ging gepaard met veel tranen – hij barstte om het minste geringste in tranen uit, niet zelden onder het lezen van zijn eigen poëzie – en tobben. Zijn hele leven lang was hij op zoek naar iemand die hem mentaal de maat kon nemen. Zijn homoseksualiteit was een bijzonder complicerende factor, maar niet de enige karaktertrek die hem dwars zat. Als homo was het in het Amerika van de jaren veertig en vijftig natuurlijk al lastig, maar Ginsberg viel dan ook nog eens op gewone heteromannen en niet op de typische gays.

Het bekendste voorbeeld van dat genre was Kerouac, die een niet onbelangrijke bijrol in het boek speelt. Ginsberg deed verschrikkelijk veel moeite om diens werk gepubliceerd te krijgen, wat uiteindelijk, zoals bekend, lukte, waarmee de Beats waren geboren en Ginsberg een stigma meekreeg dat hij zijn leven lang niet meer kwijtraakte.

Destructief

Net als Kerouac, en maten als Burroughs, Corso en Cassady deed Ginsberg naast het dichten vooral aan onaangepast en bijzonder destructief gedrag. Eigenlijk wilde hij helemaal niets, behalve dichten, zodat hij met veel succes zijn eigen ruiten ingooide door bijvoorbeeld straallazarus een publiek dat hem verder kon helpen te schofferen. Hilarisch is het verhaal van de avond waarop hij iemand uitschold voor klootzak (“asshole”) en tot zijn grote verbazing een klap op de bek kreeg, waarna zijn biograaf droog noteert dat Allen weer eens werd geconfronteerd met de kracht die woorden kunnen hebben.

Illustratief voor zijn weinig praktische manier van leven was het voortdurende emmeren over zijn verzamelde gedichten. Omdat hij ooit trouw had gezworen aan de kleine uitgeverij City Lights, die zijn eerste bundel aandurfde, lukte het vele jaren niet om een grote uitgever te vinden voor het echte werk. City Lights was – met enig recht – bang voor het verlies van zijn kaskoe en blokkeerde een groot aantal pogingen. Op jacht naar de roem waar hij naar snakte liet Ginsberg zich bovendien regelmatig het hoofd op hol brengen. Bob Dylan bood hem op een gegeven moment de gelegenheid voor het maken van een stuk film, en drukte Ginsberg daarbij op het hart dat hij vooral op zijn gevoel af moest gaan. Waarop Ginsberg die woorden zo serieus nam, dat hij Dylan in weinig bedekte termen een potje neukseks voorstelde. Waar de folkzanger vervolgens niet veel voor voelde.

Hooggestemde idealen

Naarmate zijn roem groeide, nam ook de druk op Ginsberg toe. Om die te weerstaan zwoer hij een dure eed: hij zou nooit, maar dan ook nooit ergens optreden voor geld. Alleen op die manier kon hij zijn hoofd vrijhouden voor poëzie. Lang hield hij dat zoals bekend niet vol, wat ook weer tekenend is voor Ginsberg. Hij viel om van de hooggestemde idealen, maar bleef intussen ook maar een mens. Jarenlang reisde hij de hele wereld over en las zich een blauwe tong, waarbij hij zich als het even kon inzette voor het vrije woord. In de democratische wereld dan, en in het voormalige Oostblok. De leiders van sexy dictaturen als Nicaragua en Al Salvador kregen van hem alle krediet, hij ging op een gegeven moment zelfs zo ver om zijn te lezen materiaal aan de junta voor te leggen, ter goedkeuring. Menselijk, al te menselijk.

De relatie met Peter Orlovsky is een belangrijk motief in deze biografie. Orlovsky en Ginsberg kenden elkaar van jongs af aan, en hoewel Orlovsky hetero was ontwikkelde zich met enig passen en meten toch een seksuele relatie, waarin niet zelden een vrouw was betrokken. Zo kwam eenieder aan zijn trekken, alleen was het jammer dat Orlovsky een psychopathische junk en alcoholist was, wat Ginsberg helemaal nooit echt wilde zien, zelfs niet nadat Orlovsky’s gedrag volkomen uit de hand liep.

Ginsberg zelf liep intussen mantra’s zingend de wereldpodia af en knielde aan de voeten van een – ook al – dubieuze Tibetaanse goeroe. Zijn status kreeg op den duur enorme proporties, hij nam personeel in dienst om de zaken af te handelen waar hij zelf niet aan toe kwam, onderhield een lange rij klaplopers, probeerde rockster te worden – zijn grote ambitie – en stortte zich in de jaren negentig op de kunstfotografie. Dat alles vrijwel uitsluitend dankzij niet meer dan twee, zij het lange gedichten: Kaddish en Howl (“I saw the best minds of my generation destroyed by madness &c”).

Biograaf Bill Morgan had toegang tot al het materiaal dat de bijzonder anale Ginsberg in de loop van zijn leven verzamelde en koos voor een chronologische ordening, met in de kantlijn verwijzingen naar paginanummers in de Collected Poems. Het is daardoor een behoorlijk recht toe, recht aan relaas geworden, waarin wat saaie momenten als onze held weer eens een vliegtuig bestijgt, maar door de bank genomen leest het erg prettig weg. Vooral ook doordat Morgan ook de minder prettige kanten – gebrekkig zelfbeeld, misogynie, slecht ontwikkeld politiek inzicht, bij vlagen veel te goed van vertrouwen – niet onder het tapijt veegt. Het beeld van Ginsberg dat uit al die bladzijden oprijst wijkt voor het overige niet ernstig af van wat we al wisten. De nuanceverschillen worden in essentie samengevat in de ondertitel.

Film / Films

Bloed bij de borrel

recensie: Who's Afraid of Virginia Woolf? (Special edition)

Moeten we het er nog over hebben? Who’s Afraid of Virginia Woolf?; overbekend toneelstuk van Edward Albee, regiedebuut van Mike Nichols, indrukwekkende hoofdrollen van Elizabeth Taylor en haar vijfde (en zesde) echtgenoot Richard Burton. Zou iemand, in plaats van halfhartige, ironisch bedoelde beledigingen, nog iets oprechts kunnen zeggen over Who’s Afraid of Virginia Woolf? (1966) We doen een gooi.

In de commentaartrack op deze dvd keuvelt Nichols een eind weg op aanstichten van collega-regisseur Steven Soderbergh. Aan de jonge vedette, bekend van de Ocean’s-reeks of recentelijk nog van The Good German, vertelt Nichols ondermeer hoe hij niet in staat bleek afstand te nemen van zijn werk. Woedend holt hij naar het projectiehokje, als tijdens de persconferentie de film een paar gradaties te donker uitvalt, en de personages in het donker lijken te spelen. Zelfs als vervolgens de recensies uitermate gunstig blijken, blijft Nichols zich tot tranen toe verbijten over die filmspoel.

~

Een gesprek tussen dergelijke giganten is op zichzelf al een reden om tot aanschaf over te gaan. Nu profiteren Nichols en Soderbergh over en weer ook enorm van hun intelligente gesprekspartner. Haskell Wexler, de cinematograaf van Who’s Afraid of Virginia Woolf?, mist zo’n slimme gangmaker op zijn commentaartrack. Bij gevolg verzandt hij jammerlijk in onsamenhangende anekdotiek. Alles wat Wexler te berde brengt wordt al uitgelegd op de extra dvd, en beter: welke moeilijkheden het strenge studiosysteem met zich mee bracht (in Who’s Afr Virginia Woolf: Too shocking for its time); wat voor impact de film had (A Daring Work of Raw Excellence); hoe belangrijk Elizabeth Taylor was in die tijd (An Intimate Portrait). En Wexlers opmerkingen over de cinematografische aspecten zijn al gauw te technisch. Daarbij zijn ze overbodig: de hele film is één groot bewijs van zijn kunde. Nichols wist weinig tot niets van cinematografie of kadrering. Dus dat Wexler een belangrijke bijdrage leverde aan de koortsachtige sfeer staat buiten kijf.

Gezellig avondje uit

Want wat is dat nu eigenlijk voor sfeer? Wat gebeurt er nu eigenlijk in Who’s Afraid of Virginia Woolf?? Nick (George Segal) en Honey (Sandy Dennis) zijn een jong, ambitieus stel, dat nietsvermoedend het huis van George en Martha binnentreedt. In het begin lijkt het nog een geforceerd gezellig borrelavondje bij een onaangenaam stel. George en Martha houden misschien wel van elkaar – misschien meer dan elk ander stel, wie zal het zeggen – maar beiden hebben een dusdanig destructief karakter, dat na tientallen jaren huwelijk de wreedheid en de aanhankelijkheid niet meer van elkaar kunnen worden onderscheiden. Loopt de avond uit de hand, of is het de gebruikelijke usance? Nick en Honey proberen nog de gastheer en gastvrouw bij te houden, maar die hebben jarenlang kunnen vijlen aan het repertoire van vileine geestigheden.

~

De volwassen mix van liefdevolle toespelingen en hatelijke aanhalingen die George en Martha bezigen, was te gortig voor de Production Code van de Motion Picture Association. Toen deze organisatie al te sterk aandrong op zelfcensuur, besloot studiobaas Jack Warner de film simpelweg uit te brengen zonder goedkeuring van de MPA. Dat kon ook gemakkelijk, want Elizabeth Taylor en Richard Burton waren op dat moment hét sterrenpaar – inclusief spraakmakende knipperlicht-relatie – en nog twee goede acteurs ook; de film was dus al een overweldigend succes voor-ie uitkwam. De zelfcensuur van de filmindustrie werd daarop maar afgeschaft en vervangen door de soortement kijkwijzer die tot op heden in gebruik is: vrijwel alles mag worden gemaakt, maar onder de zeventien kom je de bioscoop niet in.

Sadistische spitsvondigheden

Dat sterrenpaar zorgde ook voor moeilijkheden: Elizabeth Taylor was de mooiste vrouw allertijden – maar kon ze ook acteren? Men had er een hard hoofd in. Na de première waren echter alle twijfels weg: niet voor niets won Taylor een Oscar met de vijftien jaar oudere Martha. Haar sadistische spitsvondigheden, aan de gang gehouden met een sloot sterke drank, golven over de dikhuidige George. Maar Burton ziet eruit alsof hij sinds anderhalf jaar die leeftijdgrens heeft bereikt waarbij de vouwen en kreukels er niet meer uitgaan met een plons koud water. Stoïcijns scheurt de oude beer de gasten uiteen, enkel en alleen om Martha zo grondig mogelijk en in het openbaar te vernederen – tot en met de gruwelijke ontknoping, waarna de twee gelouterd opnieuw kunnen beginnen.

Film / Films

Onverrassende nieuwe lichting

recensie: Yo / Love Conquers All

Met de Tigers on Tour bieden de organisatoren van het IFFR een internationale selectie van nieuw en aanstormend talent. De films Yo (Spanje, 2007) en Love Conquers All (Maleisië, 2006) vielen allebei in de prijzen tijdens het festival en werden waardig geacht voor deze tour die tot 1 juli verschillende bioscopen aandoet. De gekozen films zijn degelijke producties, maar weten helaas niet te verrassen.

Yo, het debuut van Spaanse regisseur Rafa Cortés, draait om de identiteitscrisis van een Duitse immigrant die gaat werken op Mallorca. Hans (Alex Brendemühl) heeft werk gevonden als een manusje-van-alles op een landhuis. Onwennig komt hij aan in het dorpje, waar hij moet aarden tussen de lokale bevolking en een nieuw leefritme moet opbouwen dat onderhevig is aan de stugheid van lokale omgangsvormen en de wisselende buien van zijn Duitse baas. Hans komt er gaandeweg achter dat de persoon wiens baan hij vervangt ook een Duitser was die Hans heette en dat hij wegens onduidelijke reden is verdwenen. De film gebruikt de band die Hans construeert met deze schimmige figuur als een basis voor een mentale crisis.

Yo
Yo

Yo heeft de kwetsbaarheid van identiteit als thema en hanteert vervreemding als zijn drijvende kracht. Brendemühls oncomfortabele vertolking is de grootste troef van de film. Hij weet Hans’ mentale afdaling in de onbegrijpelijkheid van een vreemde cultuur goed gestalte te geven. Zijn onzekerheid resulteert in ongemakkelijke momenten die erg tastbaar zijn voor de toeschouwer. Ook is Yo beklemmend gefilmd in claustrofobische shots zonder veel licht, maar deze stijl wordt door Cortés nauwelijks afgewisseld. Verder is de identiteitsproblematiek die Cortés aankaart geen vreemd gegeven binnen de arthouse cinema, maar de film brengt geen nieuwe of verrassende visies op dit aspect.

Nuchtere verliefdheid

Tan Chui Mui’s Love Conquers All begint als een onopgesmukt verslag van een jong Chinees-Maleisisch meisje, Ah Peng (een ingetogen acteerdebuut van Coral Ong Li Whei), die van het platteland naar de hoofdstad Kuala Lumpur trekt. Ze werkt daar in een eettentje en we volgen haar van dag tot dag. De introductie van een mannelijke personage die Ah Peng het hof maakt biedt een nieuwe richting in een vrij kaal verhaal. Zijn toenadering wordt eerst afstandelijk ontvangen door Ah Peng, maar naarmate zijn avances directer worden geeft ze zich op een subtiele wijze gewonnen. Mui gebruikt het mannelijke personage vervolgens om Ah Peng in te wijden in de duistere kanten van het leven in de grote stad.

Love Conquers All
Love Conquers All

Love Conquers All is een realistisch verslag van een meisje dat in de cyclus is beland van mensen die van de periferie naar het centrum trekken. Dit vormt een tendens, waarin het individu het uiteindelijk moet afleggen tegen de onverschilligheid en de massaliteit van de grote stad. Mui toont dit proces op microniveau in scènes die weinig actie bevatten. Hij filmt op een nuchtere en documentaireachtige wijze, waarmee hij zich lijkt te profileren als een sociaal realistische chroniqueur die het leven probeert te vangen zoals het is. Zijn stijl bestaat voornamelijk uit lange en heldere observatieshots die doen denken aan de cinema van Ming-Liang Tsai. In zijn zeer orthodoxe sociaal realisme dat niet snakt naar sensatiezucht lijkt de film ook op de cinema van Luc en Jean-Pierre Dardenne.

Alhoewel men deze puurheid bewonderenswaardig kan vinden, kent de film weinig afwisseling. Het enige element dat stilistisch spanning weet te brengen is een korte verwijzing naar een andere film. Ah Peng kijkt in bepaalde scènes naar een romantische film, waar een perfect liefdespaar wordt getoond. Mui lijkt daarmee zijn film te onderscheiden van een cinema die meer op entertainment en geruststelling is berust en daardoor verder verwijderd is van de werkelijkheid die hij wil vangen.

Arthouse academie

Yo en Love Conquers All falen uiteindelijk in het brengen van een pakkende en originele invulling binnen een cinematografische stroming die zichzelf ziet als serieus, artistiek en sociaal geëngageerd. Dit is een cinema die zichzelf tevens profileert als zijnde onafhankelijk van de dwang om puur en alleen maar te vermaken. Het probleem is dat deze elementen niet worden hergedefinieerd en daardoor meer lijken op sjablonen ontdaan van individuele signatuur en vitale dynamiek. Hiermee komen de schijnbaar serieuze doelstellingen van deze films over als een herhaling van filmische zetten.

De films zijn als twee stilistisch consistente en technisch correcte debuten geslaagd als we de kaders van de arthouse film nauw nemen. Maar de vraag is of Tan Chui Mui en Rafa Cortés vanuit deze positie in staat zijn om te verrassen met films die op een gewaagdere en persoonlijkere manier spelen met bestaande thema’s en stijlen.

De IFFR Tigers gaan On Tour. De Fipresci Award-winnaar Yo (van Rafa Cortés) en de twee VPRO Tiger-competitewinnaars (Love Conquers All van Tan Chui Mui en Die Unerzogenen van Pia Marais), rouleren tot begin juli in filmhuizen bij jou in de buurt.