Theater / Achtergrond
special: Terschellings Oerol Festival 2007, filmpjes!

Oerol in bewegend beeld

.

Proef de sfeer van Oerol!

Get
the Flash Player
to see this player.

Klik op Oerol deel 1 en Oerol deel 2 voor alle 8WEEKLYrecensies van het Oerolfestival 2007

Théâtre du Centaure – Cargo

Get
the Flash Player
to see this player.

Lees hier de recensie van Cargo van Théâtre du Centaure.

Jellie Schippers – Solveig

Get
the Flash Player
to see this player.

Lees hier de recensie van Solveig van Jellie Schippers.

Theater / Achtergrond
special: Het 22e Internationaal Poppentheater Festival

Grenzen verleggen met poppentheater

Poppentheater is en blijft een verrassende theaterkunst voor jong en oud. Al vele eeuwen terug werden er in het oude Egypte en Griekenland opvoeringen gegeven. Vandaag de dag is poppentheater nog steeds een veelzijdige doch ook een van de meest ondergewaardeerde theatervormen.Veel mensen zien poppenspel namelijk als kinderspel en doen daarmee geen recht aan deze vorm van theater. Er wordt genoeg geëxperimenteerd in het poppentheater, ook tijdens het Internationale Poppentheater Festival. De geselecteerde mooie, vreemde en onverwachte voorstellingen.die het festival in petto heeft tonen vakmanschap of raken een emotionele snaar. Er worden nieuwe, jonge theatermakers uitgenodigd omdat zij een internationale doorbraak verdienen.


De droom van de faun
De droom van de faun

Damiët van Dalsum, de vrouw achter het Poppentheater Festival houdt zich al veertig jaar bezig met poppentheater. Al vroeg ontdekte ze de spanning en het bijzondere gevoel dat het spelen met poppen kan geven. “Als poppenspeler word je geboren, het zit in je. Onzichtbaar ben je, achter die grote kast met gordijnen. Toch ‘zie’ je alles wat er in het publiek gebeurt: de energie, de spanning en de blijdschap. Het stroomt als energie door de lucht. Je kunt je helemaal verliezen in de karakters die je speelt.” Deze gedreven vrouw herinnert zich haar eerste voorstelling als was het gisteren. “Dat was op 1 juli 1967. Ik was apetrots op mijn eigen kleine ruimte in dat pakhuisje! De voorstelling heette Sjaak de Rover en ik speelde met handpoppen in een vuurrode kast. Terwijl ik wachtte op de eerste bezoekers speelde buiten een draaiorgel. Even droomde ik weg en stelde me voor dat de muziek speelde voor mijn opening.”

De Fluisterboot

Cietrois
Cietrois

De passie voor het poppentheater stopte Damiët van Dalsum ook in haar Poppentheater Festival. Het festival is in de loop van de tijd uitgegroeid tot een internationaal evenement, dat Dordrecht jaarlijks een twaalftal dagen lang in haar greep houdt. Ook dit jaar biedt het weer vele verrassingen. Traditioneel en eigentijds gaan tijdens het festival altijd hand in hand. “Ik ben uitermate kritisch in het contracteren van groepen,” zegt Van Dalsum. “Er komt ieder jaar weer een groot aanbod vanuit de hele wereld.
Vaak ga ik de voorstellingen zelf ter plekke bekijken of vraag de mensen om een video op te sturen. Ik moet zeker een sterke connectie voelen met datgene dat ik voor me zie.”
Een belangrijk onderdeel dat ieder jaar terugkeert op het festival is de Fluisterboot. Daar bekijk je vanaf een boot in de avonduurtjes in de overgang tussen licht en donker de prachtige grachten en open wateren van Dordrecht een poppentheatervoorstelling die vanaf verschillende locaties aan de waterkant wordt gegeven. Het resultaat is een sprookjesachtige ervaring. Het festival won er vorig jaar de eerste prijs als leukste stadsevenement van Dordrecht mee. Zodra je in de boot plaatsneemt, geef je je over aan alle onverwachte momenten die je op je reis door de grachten tegenkomt. In Een Waterproject van Rob Maaskant (regie, beeld, objecten en spel) gaat de toeschouwer op ontdekkingstocht naar de oorsprong van zijn fantasie, een ongewisse fluistertocht. Je wordt meegevoerd langs een mysterieuze boven- en onderwereld, tuinen van meelwitte onschuld en rivieren van brandend water, terwijl gongen weerklinken en stemmen opdoemen en ook weer langzaam vervagen. Het is een voorstelling met veel muziek van Indonesische gamelan, exotische trommels en andere bijzondere instrumenten. Dordrecht is een geweldige stad om deze voorstelling te beleven. De prachtige wateren van de stad bieden de mogelijkheid om de grachten tussen licht en donker te bewonderen, in samenspel met meeslepend locatietheater.

Huiskamerroute

The Tritons
The Tritons

Deze en andere voorstellingen kun je gedurende bijna een week (van dinsdag 26 juni tot en met zaterdag 1 juli) op allerlei plekjes in Dordrecht bekijken. Er zijn gezelschappen uit onder meer Frankrijk, Zuid-Afrika, Bulgarije, Indonesië, Rusland en Nederland met uiterst verrassende voorstellingen. Ook heel bijzonder is de jaarlijks terugkerende huiskamerroute. In Dordtse huiskamers worden drie korte figurentheatervoorstellingen gegeven. In groepjes van 25 loop je dan door de mooie binnenstad van Dordrecht om in privé-huizen verschillende groepen te bewonderen: beslist een bijzondere ervaring! Ook de woonbootroute, waar je in de prachtige historische haven van Dordrecht van boot naar boot trekt en daar verschillende vormen van poppentheater kunt bewonderen, is leuk om te doen. Maar het festival biedt nog veel meer. Kijk hier voor de mogelijkheden.

Het Internationaal Poppentheater Festival is tot en met 1 juli op verschillende locaties in Dordrecht te zien. De Fluisterboot, in 2003 uitgeroepen tot leukste stadsevenement, zal tijdens het festival t/m 6 juli extra varen.

Muziek / Concert

Go Gossip Go!

recensie: Doorbraak lijkt kwestie van tijd

Het concert van Gossip, afgelopen woensdagavond, was in een poep en een scheet voorbij. De dreun die de Amerikaanse band verkocht aan het publiek in de Melkweg in Amsterdam zal echter nog wel even voelbaar blijven. Een mooi visitekaartje voor een definitieve doorbraak in Nederland.

De biografie van boegbeeld Beth Ditto doet het goed in Europa. Zich verzettend tegen haar conservatieve achtergrond in het zuiden van de VS, vertrok ze op een goed moment met haar beste vriendje – en gitarist- Nathan Howdeshell naar Washington en richtte Gossip op. De van-alles-wat muziek (punk, dance, rock en soul) die ze vervolgens produceerden werd in hun thuisland niet echt op waarde geschat. Pas jaren later, en aan de andere kant van de oceaan, valt alles zo langzamerhand op zijn plek.

Dikkerdje

~


In Engeland heeft Gossip inmiddels een cultstatus bereikt en dat is vooral te danken aan Beth Ditto. Het kleine dikkerdje (1 meter 55 en een kleine honderd kilo) beschikt namelijk over een nogal grote bek en een chronisch gebrek aan gêne. Zo ver als op de cover van het Engelse muziektijdschrift NME (naakt!) ging ze in de Melkweg niet, maar haar hele houding was wel degelijk van het kaliber ‘I don’t give a damn’. En gelukkig had ze zich als bewijs van haar schaamteloosheid in een ultrastrakke jurk gehesen. Daarbovenop is ze openlijk lesbisch (“This is for the dykes!”) en beschikt ze over een ijzersterke soulstem die welk genre dan ook aankan. Het net niet uitverkochte optreden was dan ook een feest voor oog en oor, waarbij de twee bandleden fungeerden als figuranten in de Grote Beth Ditto-show.

Floorfiller

Een van de hoogtepunten was ongetwijfeld de interpretatie van George Michaels kwezelliedje Careless Whisper. Gossip had er een vet punknummer met hoog discogehalte van gemaakt dat de hele zaal meezong en dat in no-time een grote hit zou kunnen worden in het clubcircuit.
Het enige minpuntje van het hele optreden was dat de nummers stuk voor stuk zo kort waren dat het publiek er af en toe beduusd van was. Het was een optreden vol korte explosies. Alleen de uitgelaten finale kende langere nummers, zoals floorfiller Standing in the Way of Control en de toegift Listen Up!, waarbij het publiek voorin de zaal het podium opdook en om Beth heendartelde. Na een klein uur was het genoeg voor Beth. Bezweet baande ze zich een weg door de fans en verdween.

~

Als je niet beter zou weten, dacht je deze avond te maken te hebben met de populairste act van nu, maar de werkelijkheid is dat Gossip nog niet is doorgebroken in Nederland. Maar o wee, als dat na dit optreden en met hun onlangs uitgekomen nieuwe cd nog niet gebeurt, dan is er werkelijk iets mis met ons collectieve gehoor. Gossip verdient een plek bovenaan alle hitlijstjes en op alle festivalpodia.

Film / Films

Verwende weltschmerz

recensie: Reprise

Noorwegen staat cinematografisch niet echt op de kaart. Joachim Triers Reprise zou daar wel eens verandering in kunnen brengen. De film is een ironisch portret van de wensen en twijfels van eigentijdse twintigers. De film weet in zijn combinatie van glad vermaak en lichte diepgang een aardig beeld te geven van de huidige tijdgeest.

Reprise begint met een afleidingsmanoeuvre en dan nog eens met de muziek van Jean Luc Godards Le mépris op de achtergrond. In voice-over vertelt een alwetende verteller over het lot van twee succesvolle schrijvers. Met een camera in vogelvlucht, ondersteund door een snelle montage van mooie zwart-wit beelden, zien we de clichébeelden van het artistieke bestaan. De verloren muzen, de pied à terre in Parijs, de pijn die van het leven kunst maakt en het ontstaan van twee literaire meesterwerken. Maar wacht eens even gaat dat allemaal wel zo makkelijk?

~

Terug naar de werkelijkheid. Noorse twintigers Philip en Erik hebben beiden net een boek geschreven. Ze besluiten de manuscripten op dezelfde dag te versturen. In hun gedachten is het grote succes nabij, maar het echte leven is natuurlijk anders. Ze zitten vast in Noorwegen en denken dat elders het gras groener is. Trier opent vervolgens de film met beelden van een optocht die plaatsvindt op een Noorse nationale feestdag. De beelden worden begeleid door Joy Divisions New Dawn Fades, waardoor al het feestgeweld iets apocalyptisch krijgt. Is dit nu het Noorwegen wat de jonge protagonisten willen ontvluchten?

Ongenoegen van de creatieve klassen

Als Phillips roman plotseling een succes wordt lijkt alles goed te gaan, maar al gauw wordt duidelijk dat het geluk niet zo gemakkelijk te vangen is. Erik worstelt in de schaduw van Phillips roem nog met zijn schrijversschap. De film volgt in snel tempo hun ervaringen in de liefde en daarnaast de vriendengroep van het duo. Phillips succes wordt ruw verstoord door een ongeluk, waardoor hij opeens psychologische problemen krijgt. Trier lijkt deze gebeurtenis te gebruiken om Phillips artistieke temperament en wisselende gemoedstoestanden sterker naar voren te laten komen. Het vormt in het verhaal tevens de reden voor de pijnlijke relatie met zijn vriendin. Ondanks zijn depressies en stemmingswisselingen blijft ze trouw aan zijn zijde. Als Eriks boek met de moeilijke titel Prosopopeia opeens wordt uitgegeven lijkt hij in hetzelfde schuitje te zitten als Phillip. Maar ook Erik merkt dat literaire roem anders is dan het ideaalbeeld dat hij koestert.

Porno en Heidegger

~


Triers film zit vol met literaire, filmische en filosofische verwijzingen, verpakt in een gladde stijl die verraadt dat Trier voor deze film reclamespotjes maakte. Zo is er een hilarische scène waarin een van de vrienden van het duo het heeft over hoe hij zich verdiept in Heideggers Sein und Zeit, waarna we zien dat hij zich terugtrekt op zijn kamer met een plasticzak vol pornoblaadjes. Triers oog voor dit soort contrasten maakt de film vermakelijk maar ook tekenend voor de culturele conditie waar de personages in gevangen zitten. Triers Noorwegen lijkt op elke plek in de westerse wereld. De beproevingen van de jonge helden zijn erg herkenbaar en tonen de universaliteit van bepaalde dromen van roem en succes.

Erik en Philip zijn heerlijke personages, knap, intelligent en getroebleerd. Maar ze zijn tegelijk ook oppervlakkig, doordat ze zich eigenlijk niet volwaardig kunnen ontwikkelen. Met foto’s van Georges Bataille aan de muur en luisterend naar de juiste cultplaatjes in hun hippe appartementen twijfelen ze aan de zin van hun bestaan en aan de zin van kunst. Trier geeft zo een tijdsbeeld waar de idealen van de personages ondergeschikt zijn aan een gladde en ironische realiteit. De literaire avant-garde is een product op de markt en moet door de juiste marketing verkocht worden. Rebelleren is verworden tot een postmodern modeverschijnsel, waar de ware betekenis van verdwenen is.

~

Dit soort contrasten en spanningen sieren de film. En zo wordt op een feest dat door het groepje vrienden nonchalant gecrasht wordt de makkelijke easylistening-muziek bruut verstoord door Le Tigres punky liedje Deceptacon. In een andere scène, tijdens een bruiloft, laat een voormalig punker nog een keer zijn magnum opus (Fingerfucked by the President) horen, nadat hij het jawoord heeft gegeven. De netgeklede gasten lijken het allemaal te accepteren en de antiautoritaire teksten vergaan in de feestzaal, terwijl de jongens opeens merken dat ze het burgerlijk conformisme niet kunnen ontvluchten.

Uiteindelijk durft de film geen echte stap te zetten. Het menselijke drama is teruggebracht tot de verwende weltschmerz van een groep hoogopgeleide knappe twintigers. Maar Trier weet met de film de huidige generatie wel een vermakelijke spiegel voor te houden van haar dromen en wensen. Daarmee is Reprise een geslaagde publieksfilm die iets dieper wil gaan en daar soms ook in slaagt.

Film / Films

Ludwig goes to Hollywood

recensie: Copying Beethoven

In de couveuse die Hollywood heet wordt de geschiedenis gefotoshopt om vooral niet tegen de tere zielen van het grote publiek te trappen. De grauwe, wrede werkelijkheid krijgen ze via de dagelijkse nieuwsuitzendingen in overvloed. Copying Beethoven, over het voltooien van zijn meesterwerk de Negende Symfonie, past in deze vertrouwde formule.

In 1824 werd Beethoven het Beest van Wenen genoemd en gezien de scheetgrage luidruchtigheid, driftbuien en de eetgewoontes van een varken die hem hier worden toegedicht, is dit enigszins terecht. Ed Harris (The Truman Show, The Hours) speelt de componist met de manische overgave van een kruising tussen Shrek, The Hulk op zijn groenst en The Nutty Professor. Weinig subtiel, maar nog niet helemaal uitgeschakeld voor een oscarnominatie, want de leden van de Academie presenteren zich graag als cultuurminnend. Maar als er gerechtigheid bestaat gaat de Oscar naar de uitbundige capriolen van Eds wervelende Beethoven-pruik.

Onbedoeld hilarisch

~

In de schoongeveegde werkelijkheid van Wenen werkt Beethoven gestaag aan zijn baanbrekende meesterwerk, maar de tijd dringt. Zijn uitgever Schlemmer (Ralph Riach) vraagt de conservatoriumstudente Anna Stoltz (Diane Kruger, Troy) Beethoven te assisteren. Met haar als kopiist komt de symfonie op tijd af voor de première. Copying Beethoven is een fictief relaas van deze hectische tijd. Chris Wilkinson, en Stephen Rivele die eerder naam maakte met scenario’s voor Ali (2001) en Nixon (1995), tekenen voor het soms onbedoeld hilarische scenario.

Beethoven en bombast zijn geen vreemden voor elkaar en de bruisende intro vol bedelaars, hoeren en couleur locale is toepasselijk, maar een iets te gelikte poging om de magistrale eerste zeven minuten van Milos Formans Amadeus (1987) te evenaren. Zelfs de ratten die in Beethovens zorgvuldig bevuilde vertrek wonen lijken gesoigneerd. Ed Harris’ hysterische aanpak is besmettelijk, want zowel Ralph Riach als Schlemmer meet zich een overdreven komisch bedoelde klagende toon aan die danig irriteert. Beethovens kleffe, stokoude buurvrouw, die we breiend en zwijmelend op de overloop zien bij het beluisteren van weer een meesterwerk, krijgt de tenen helemaal krom. Diane Kruger als Anna Stoltz is letterlijk te mooi om waar te zijn en compleet miscast als de lieve, doortastende kopiist. Compleet verkeerd gecast voor een serieuze film over Beethoven, maar ronduit perfect voor Beethoven in Disneyland.

Amusante details

~

Niet alles is echter kommer en kwel, want Anna’s minnaar Martin (Matthew Goode uit Match Point) heeft de juiste toon te pakken en vooral de scènes rond de eerste uitvoering van de Negende zijn bij vlagen betoverend en pakkend. Jammer dat de rol hierin weggelegd voor Anna Stoltz volstrekt absurd en ongeloofwaardig is (juist hierdoor wel een must see). De close-ups van extatische, betraande gezichten roepen eerder ergernis dan ontroering op en Ed Beethoven dirigeert tegen een beroerte aan. Er zijn talloze andere amusante details: als Beethoven zich thuis wast giet hij steeds een volle kom water over zich heen, waarna het water door de vloerplanken in het eten van de boze benedenburen sijpelt. De dove Ludwig is zich van geen kwaad bewust. Deze running gag is leuk op een ‘Tom & Jerry‘-manier, maar je vraagt je af waarom de benedenburen na de zoveelste keer dat hun goulash verpest wordt niet even hun eettafel opzij schuiven.

Immortal Beloved (1994), Bernard Rose’s onevenwichtige, rommelige Beethoven-biopic met een geweldige Gary Oldman in de hoofdrol, bezat wel de rauwe, broedende intensiteit die hier afwezig is. Beethoven verliet het leven op 26 maart 1827, lijdend aan leverziekte met een longontsteking en hepatitis als complicaties. Hij was zo doof als een peer en even arm als een van zijn gesoigneerde ratten, maar Hollywood eigen is er de dappere poging zelfs in deze erbarmelijk omstandigheden er iets van een happy end aan te breien. Aandoenlijk hoe ze ginds in Tinseltown werkelijk alles in hun vermaledijde formules willen persen. Ludwig had beter thuis in Wenen kunnen blijven, Hollywood is niets voor hem.

Film / Films

Pure adrenaline

recensie: Die Hard 4.0

Een paar jaar geleden, na de aanslagen van 11 september, besloot Bruce Willis dat hij klaar was met het maken van actiefilms. Het is maar goed dat hij terug is gekomen op dat besluit, want anders was daar nooit het vierde deel van de immens populaire Die Hard serie geweest. In een zomer vol vervolgen is dit de meest spectaculaire. Maar liefst twaalf jaar na Die Hard with a Vengeance is John McClane terug. En hoe.

Veel onnodig ontploffende auto’s, rondvliegende kogels, achtervolgingen, stoere kerels en rake oneliners: alle ingrediënten voor een vette actiefilm zijn aanwezig. Plus nog een hoop extra’s, inclusief een ‘gevecht’ tussen vrachtwagen en straaljager. Realistisch? Helemaal niet. Leuk? Waanzinnig. Natuurlijk moet dit alles met een flinke korrel zout genomen worden, maar dat mag de pret niet drukken; het is immers Die Hard, een van de fijnste actiereeksen ooit gemaakt.

Megalomane schurk

~


Het vierde deel in de reeks kreeg de hippe titel Die Hard 4.0 mee, ook gelijk een verwijzing naar het plot dat om computers draait. De megalomane (want in het Die Hard-universum zijn er nu eenmaal geen andere) schurk Thomas Gabriel (Timothy Olyphant) legt heel Amerika plat door wat kunstjes met de computer uit te halen. Hij hackt zijn weg door de verkeerscontrole, nutsbedrijven, overheidsinstanties en andere belangrijke elektronica. Zijn doel is, naast het zaaien van veel onrust, uiteraard een grote bak geld binnen te halen. Helaas voor hem heeft hij niet gerekend op detective John McClane (Willis), die heel toevallig de jonge hacker Matt (Justin Long) aan de overheid moet uitleveren. Een hacker die Gabriel erg graag dood wil hebben, omdat hij heeft meegeholpen een bepaalde code te schrijven. Geheel in zijn eigen, inmiddels bekende, stijl rijdt, schiet en vloekt McClane zich een weg richting Gabriel.

Nieuw subgenre

De eerste Die Hard stamt uit 1988. Het was de film die een (actie)held maakte van Bruce Willis en een cultheld van John McClane, en die een nieuw subgenre in de actiefilms introduceerde. We kregen een ‘Die Hard-rip-off op een duikboot’, een ‘Die Hard-kloon in de trein’ en noem maar op. Was het tweede deel tamelijk teleurstellend, met deel drie gingen alle remmen los. Dit vierde deel kan daar zonder meer aan tippen. Het idee om McClane met een gewone burger op te schepen, zoals Samuel L. Jackson in deel drie, werkt wederom prima. McClane heeft iemand om tegen te praten en zijn acties aan uit te leggen, en hacker Matt werkt prima als aangever voor John’s grappen. Want net als om de actie, staat Die Hard bekend om de spitsvondige oneliners en droge humor. Zoals wanneer McClane een extreme stunt uithaalt en Matt angstvallig uitroept “did you see that?” Het droge antwoord is: “yeah I saw it. I did it!” Hoewel Justin Long in het begin van de film nog op de zenuwen werkt, is hij later goed uit te staan en een waardige sidekick. Uiteraard is Bruce Willis weer perfect als de antiheld der antihelden, het is alsof hij niet is weggeweest.

~

Het verhaal is uiteraard ondergeschikt aan de actie, maar toch is het leuk om te zien wat voor paniek een paar trucs op de computer kunnen bewerkstelligen. ‘Cyberterrorisme’ is niet te onderschatten tegenwoordig. De schurken zijn weer slim en lijken op alles voorbereid, waardoor het tot het einde toe spannend blijft. Alleen een klein subplotje waarin McClane’s dochter opduikt, is niet echt de moeite waard. Voor de rest is dit twee uur lang heerlijke actie, pure adrenaline en een hele grote glimlach.

Muziek / Album

Country met een goed humeur

recensie: Pieta Brown - Remember the Sun

Als dochter van singer-songwriter Greg Brown trok ze veel aandacht met haar debuutalbum, maar al gauw was duidelijk dat Pieta Brown op eigen benen kon staan. Haar debuutalbum kreeg goede kritieken en na haar tweede plaat The Cool komt nu haar derde album: Remember the Sun. Elf stevige country-folksongs over vriendschap liefde en leven, waar haar ‘Alabama roots’ duidelijk in terug te horen zijn.

~

Brown gaat stevig en zelfverzekerd verder waar ze bij The Cool ophield. Ze zingt over de dingen die ze om zich heen ziet gebeuren – zonder daar zelf al te somber van te worden. Zelfs als het niet allemaal even vrolijk is zoals ze met zinnen als “Nobody wants to talk to you” in Hey Run laat blijken. Ze probeert de positieve kant achter alles te zoeken, wat al uit de cd-titel valt op te maken.

Lyrics

Bij de echte lyricfreaks zal de cd niet gauw in de smaak vallen. Browns tekstschrijvende vermogens worden door sommigen weliswaar geroemd en zelfs bestempeld als poëtisch, maar echt bijzonder zijn ze niet. In het tweede nummer begint ze met de zin “Peace on earth, where did you go”. Een beetje een zwijmelende tekst over vrede op aarde die bijna drie minuten zo doorgaat. Natuurlijk kun je je best zoiets afvragen in een nummer, maar het is geen schande om dat op een mooie manier te verpakken.

Country

Afgezien daarvan is Remember the Sun een prima cd, die een beetje doet denken aan het werk van Browns beroepsgenoot Lucinda Williams, wiens nieuwe cd West nog niet zo lang geleden uitkwam. Pieta Brown ontpopt zich op Remember The Sun als een echte country-artist. De songs zitten goed in elkaar en met niet al te veel poespas heeft ze elf volle nummers neer weten te zetten. Natuurlijk ontbreekt de slidegitaar niet en ook de subtiele toevoeging van een enkele pianopartij is een waardevolle aanvulling. De productie is vakwerk en gedaan door de vriend van papa Brown: Bo Ramsey.

Specifiek

Deze plaat is zeer geschikt voor de liefhebber. De country-invloeden zijn net iets te aanwezig en haar stem klinkt soms wat zeurderig, zoals bijvoorbeeld bij het refreintje van It’s just as well. Uitzondering daarop is Worlds Within Worlds, een heerlijk luisterliedje waar Brown haar stem niet zo overstuurt als in de typische countrynummers.
Concluderend kunnen we zeggen dat Pieta Brown een fijne cd heeft gemaakt die goed ontvangen is door de luisteraars. Wel is de plaat voor een redelijk specifiek publiek geschikt. Als je niet vies bent van een beetje country met de bijbehorende sound en niet te vergeten de cowboyhoeden, zoals je die bij haar liveshow zeker zult tegenkomen, dan kun je absoluut genieten van deze plaat.

8WEEKLY

Onderdrukking en Compassie tijdens Holland Festival 2007 (Deel II)

Artikel: Vervolg van een verslag van een jubilerend festival

Onderdrukking en compassie. Het thema van het zestigste Holland Festival krijgt vorm in een recordaantal voorstellingen waarbij de nationale en internationale top zich in vier weken aan het publiek presenteert. Van Siberische strafkampen tot de eerste atoombom, van jaren dertig jazz tot de zomerse muziek van The Beach Boys, van een opmerkelijke Hamlet tot een ballet over Abu Graib – het is allemaal vertegenwoordigd.

Lees online de recensies van: | A Disappearing Number | Doctor Atomic | Babel | Pichet Klunchun and myself | Alarm Will Sound, Metropole Big Band & John Adams | Into the Little Hill | Forsythe Morris Fonte | Romeinse Tragedies | Cani di Bancata | De Lobstershop | Why Art? | Era la Notte

Dit is deel twee van een serie. Kijk voor de voorstellingen die plaatsvonden voor 8 juni hier.

Needcompany – De Lobstershop
Gezien op 23 juni 2007, Muziekgebouw aan ’t IJ, Amsterdam

~

Je hoofd duizelt een beetje na het zien van De Lobstershop van Needcompany. In anderhalf uur van beeld, tekst, video, zang en dans vertellen de acteurs een wirwar van verhalen van een aantal personages van wie de levens op een of andere manier met elkaar verbonden lijken te zijn. Axel, een professor in genetica die zijn zoon verloor en de eerste gekloonde mens, Salman, maakte. Mo, een ober in een restaurant waar hij een kreeft met saus over het witte pak van Axel laat vallen. En Vladimir, een Russische vrachtwagenchauffeur, die Mo en Axel tijdens hun ruzie om de gemorste kreeft, dood rijdt. Of toch niet?

De acteurs vertellen de verhalen van de personages in de richting van het publiek met de nodige humor en proberen zo de gebeurtenissen uit het verleden te reconstrueren. Maar terwijl zij grip lijken te hebben om wat ze aan het doen zijn, lijkt de toeschouwer die grip steeds meer te verliezen. Er wordt steeds gesprongen in de tijd en heen en weer geschoven van het ene personage naar het andere. Hoewel er onder de voorstelling waarschijnlijk een heel simpel en misschien zelfs braaf dramatisch verhaaltje schuil gaat, maakt de sterk gefragmenteerde structuur van de voorstelling dat er veel vragen over blijven. Bovendien bekruipt je het gevoel dat de feiten steeds veranderen. Het was toch de vróuw van Axel die de zee in was gelopen? Of was het dan toch Axel zelf? En als dat zo is, hoe kan het dan dat hij later vervolgens wel in het restaurant zit? Of was dat restaurant-gebeuren dan vóór het strand-gebeuren? Op een gegeven moment is niet meer te onderscheiden wat nou deel uit maakt van de oorspronkelijke gebeurtenis en wat zich afspeelt in het hoofd van Axel. Dat maakt de voorstelling intrigerend op een goede manier, maar tegelijkertijd ook op een minder goede manier verwarrend.

Op de momenten waarop er gedanst wordt echter, vallen al die vragen weg. Deze scènes drukken een gevoel uit, van wanhoop, verdriet, of blijdschap, waarbij het niet nodig is een verhaal te snappen. Het raakt je gewoon. En meer is niet nodig. (Erica Smits)

The Old Brand New – Why Art?
Gezien op 21 juni 2007, Stadsschouwburg, Amsterdam

Het lijkt een legitieme vraag, maar eigenlijk kan niemand er een helder antwoord op geven: waarom kunst? Hebben we dat nodig dan? De organisatie van de lezingenreeks The Old Brand New nodigt kunstenaars, wetenschappers en filosofen uit om hun licht te laten schijnen over het begrip ‘nieuwe kunst’, een term waar kunstenaars niet erg blij van worden tegenwoordig: de avantgarde is ‘dood’ en ’the cult of the new’ is over zijn hoogtepunt heen. Het begrip kunst reikt daarbij over alle disciplines heen, er wordt niet toegespitst op theater, beeldende kunst of poëzie als individuele eilandjes.

Donderdagavond 21 juni werd de aftrap gegeven van deze reeks, die na de zomer verder ingevuld zal worden. De oude Duitse kunsthistoricus Bazon Brock was gevraagd zijn visie geven op de legitimiteit van kunst. Want die vraag dient beantwoord te worden, wil je verder al discussiërend de diepte in gaan. Een uitstekende keuze, want Brock weet in een mooi opgebouwde en soms geestige monoloog haarfijn uit te leggen wat de basisbehoefte aan kunst is – voor iedereen.

‘To civilize cultures’, vat Brock zijn argumenten samen. In zijn betoog zoekt hij een basis in het principe van het ‘auteurschap’: een ieder die een diepere betekenis geeft aan een beeld, een product, zonder hulp of begeleiding van een expert. Volgens Brock zijn wij burgers sinds de Tsjernobyl-ramp in 1986 gedwongen onze eigen keuzes te maken, want niemand kon ons meer vertellen wat goed, slecht of waar was. En omdat je op een klein gebied expert bent en van de rest weinig tot niets afweet, creëer je meer problemen dan je antwoorden vindt. En daar is de crux: problemen creëren is precies wat wetenschappers en kunstenaars doen. Ergo, iedereen is un artiste.

Die problemen zijn een metafoor voor het ‘nieuwe’. En dat heeft in de visie van Brock geen relevantie, geen substantie, het is volledig onbekend. De noodzaak daarvan lijkt dan even ver te zoeken, maar Brock geeft een intelligente draait aan het verhaal: want als reactie op het nieuwe, grijp je terug op het verleden. Oude tradities en conventies komen daardoor in een nieuw daglicht te staan. En daarmee geef je het heden vaste grond onder de voeten en ben je voorbereid op de toekomst. ‘It is marvellous to understand that creating the new makes us rich in redefining and recreating traditions.’

Na de boeiende monoloog van Brock valt het duo Tim Etchells (theatermaker) en Adrian Heathfield (schrijver en curator) wat tegen. In plaats van een goed opgebouwd verhaal dat via enkele omwegen naar een kern toewerkt, hebben de twee een aparte vorm gezocht: ze stellen elkaar om beurten een vraag over kunst, waar ter plekke een geïmproviseerd antwoord op wordt gegeven. Wat heeft kunst met liefde te maken? En natuurlijk: waarom kunst? Hun opzet is in het begin vooral geestig en belooft een boeiende discussie op te leveren, maar niets is minder waar. De stiltes die vooral Etchells nodig heeft om zijn antwoord te bedenken zijn veel te lang en de filosofieën van beide heren zijn weinig verheffend. Niettemin lijkt The Old Brand New een boeiende internationale lezingenreeks te worden, een vrijplaats voor overpeinzingen en meningen over waarom wij kunst in godsnaam nodig hebben anno 2007. (Ruth van Beek)

Anna Caterina Antonacci – Era la Notte
Gezien op 20 juni 2007, Muziekgebouw aan ’t IJ, Amsterdam

~

Een dolk, een zwaard, een duif, emmers en een verscheurd kledingstuk. Meer rekwisieten hebben sopraan Anna Caterina Antonacci en regisseuse Juliette Deschamps niet nodig. Begeleid door de zeven muzikanten van het voortreffelijk spelende Le Cercle de l’Harmonie en met als decor honderden brandende kaarsen smeden zij solomadrigalen van Monteverdi, Strozzi en Giramo uit de vroeg-Ialiaanse barok samen tot een indrukwekkende voorstelling.

Hoewel de madrigalen door verschillende componisten geschreven zijn, lijkt het alsof sprake is van een hechte eenakter. Samen vertellen ze het verhaal een vrouw die letterlijk waanzinnig is van de liefde (La Pazza), heen en weer geslingerd wordt tussen verlangen en woede (Lamento d’Arianna), de dood aanroept als haar enige verlossing (Lagrime mie) en in een duister visioen laat zien waartoe het noodlot kan leiden (Combattimento di Tancredi e Clorinda). De vrouw zingt in haar eentje een hartverscheurend liefdesduet en voert een gevecht op leven en dood, met alle duizelingwekkende gemoedswisselingen die daarbij horen.

In haar toelichting schrijft Juliette Deschamps: “Anna Caterina Antonacci heeft het gewicht van een Madonna en de hartstochtelijke aanwezigheid van vrouwen die zijn voorbestemd tot grote dingen. Zij verscheen aan mij en ik herkende haar. Net als acteurs had ik er altijd van gedroomd te regisseren, en zij was de stem waar ik al die tijd op had gewacht, die ik waar dan ook zou herkennen.” Pathetische woorden, zeker, maar onmiskenbaar bezit Antonacci de uitzonderlijke gave om iedereen in een zaal het idee te geven dat zij zich op slechts één persoon richt – haar aanwezigheid is ronduit overweldigend.

Vooral in Monteverdi’s Combattimento di Tancredi e Clorinda weet Antonacci in haar eentje de strijd tussen Tancredi en Clorinda zo overtuigend neer te zetten, dat het publiek de adem inhoudt. Krap zeventig minuten neemt Era la Notte in beslag, maar in die minuten gebeurt zoveel, dat met recht gesproken kan worden van een ware tour de force. (Henri Drost)

Emma Dante – Cani di Bancata
Gezien op 20 juni 2007, Theater Bellevue, Amsterdam

~

Als schooiende honden zitten ze rond de tafel, de tien mannen met hun flodderige vilten hoeden. Aan het hoofd een vrouw in bruidskleed; met schuim om haar mond en rollende ogen geeft ze met rauwe stem bevelen. Ze zijn volledig in haar ban, deze volgelingen van de Mammasantissima, de oermoeder van de maffia. Ze zijn als schooiende straathonden, Cani di Bancata, parasieten die kwijlend bedelen om haar gunst. De Siciliaanse regisseuse Emma Dante heeft met haar voorstelling Cani di Bancata, de Italiaanse maffia in al zijn corrupte smerigheid willen schetsen. Opgebouwd uit gepolijste clichés en rauwe geweldscènes, is het een dynamische, ontregelende voorstelling geworden met een wrange nasmaak.

Hier is een ritueel gaande, zoveel is duidelijk. In de ruimte heerst een gewijde sfeer, er branden kaarsen, er is een soort altaar, zacht schijnt het licht door de ruiten. Maar wat er nou precies de bedoeling van is? Mannen kleden zich uit, zetten hoeden op en af, knielen, branden een kaarsje. Dan, op het teken van een woest wijf met vuurspuwende ogen, ontketent zich een voodooachtig gebeuren. Als bezeten bespringt de vrouw een van de mannen, ze wil bloed zien en slaat er op, nog eens en nog eens. In een vurige dans wordt de trouw van de man aan de vrouw bezegeld. Het is echter geen huwelijk, de vrouw is de personificatie van de maffia, de heilige godmother wiens bloed door de aderen van de mannen stroomt en aan wie zij trouw zijn, of ze willen of niet.

Cani di Bancata, druipt van de symboliek. Natuurlijk vooral van de rooms-katholieke, geperverteerd door de maffiose machtstrijd. Moeder, hoer en maagd ineen is zij, de Mammasantissima, met haar zwarte weduwesluier, haar witte bruidsjurk of kronkelend als wulpse verleidster. Ook Hollywood symbolen zijn ruimschoots vertegenwoordigd. Alle mannen dragen hoeden, zij het slappe vilthoedjes; dragen pakken, zij het slecht zittende; hebben stoere loopjes, zij het weinig overtuigende. Ze zwaaien met hun pistolen en luisteren naar bijnamen als Big Jim en Joker. En waarschijnlijk is er nog veel meer symboliek aanwezig, die door Hollandse ogen wordt gemist. Het gevoel achter de feiten aan te lopen groeit dan ook gedurende de voorstelling, nog versterkt door de complexe boventiteling. De enige oplossing is dan deze overdadige, bomvolle voorstelling over je heen te laten denderen.

En denderen kunnen ze. Dante vergt van haar spelers fysiek het uiterste. Als een losgebroken kolkende kudde bewegen ze over het speelvlak in een ogenschijnlijk losse, maar in feite strak gezette choreografie van wrede clowneske acrobatiek. Ja, clowns zijn het, maar wel van het soort dat je niet graag in een donker steegje tegenkomt. En van het soort dat je echt bij de kladden grijpt, spugend en zwetend, vloekend en wild masturberend.

Cani di Bancata, wil het geromantiseerde beeld van de maffia doorprikken. Films als The Godfather en tv-series als The Soprano’s maskeren het feit dat dit een zieke cultuur is die langzaamaan een heel land infecteert. Niet zoals vroeger door middel van openlijke afpersing maar door goede opleidingen en hoge maatschappelijke posities te bekleden wint de Cosa Nostra nu van binnenuit de gevestigde orde aan terrein. Een kaart van een verscheurd Italië maakt dit (ietwat te) expliciet. Loerend melodrama wordt echter de kop in gedrukt door het geluid van naakt kletsend vlees, geil op de maffiahoer en geil op de macht. (Sara van der Kooi)

Toneelgroep Amsterdam – Romeinse Tragedies
Gezien op 17 juni 2007, Stadsschouwburg, Amsterdam

‘Het treinverkeer bij Weesp is volledig hervat’, lezen we tijdens de
korte pauze in rode letter in de lichtkrant boven het toneel. Het
nieuws gaat 24 uur per dag door, ook buiten het politieke bolwerk
waarvan we vandaag getuige zijn. Regisseur Ivo van Hove smeedde voor
het Holland Festival drie Romeinse Tragedies van Shakespeare aan
elkaar – Coriolanus, Julius Caesar en Antonius & Cleopatra – en maakte er een multimediaal spektakel van.

De drie stukken werden drastisch ingekort en in een moderne vorm
gegoten. Het is een fikse klus geweest, maar de klassieke tragedies
zijn vertaald naar een politieke soap, met mannen in strakke pakken en
geheime agenda’s. Van Hove en zijn ploeg hebben goed gekeken naar het
politieke schouwspel zoals recent in de documentaire De Wouter Tapes . Op de acteursploeg valt ook nauwelijks iets af te dingen. Fedja van
Huêt, Frieda Pittoors en vooral Chris Nietvelt leveren mooie
prestaties. De stukken, met veel vaart gespeeld, vloeien mooi in
elkaar over en laten de politieke mechanismen zien, de spelletjes en
de belangen die altijd met elkaar in strijd zijn.

Maar de inhoud valt eigenlijk in het niet bij de vorm. Van Hove’s
stokpaardjes als video-opnames en het publiek op de spelvloer
brengen, zijn hier verder doorgevoerd. De politici worden continu
gevolgd door camera’s, waarvan de beelden op het grote scherm en op
tv’s door het hele gebouw te zien zijn. Zo kun je, een broodje en koffie
bestellend in de Pleinfoyer, de persconferentie van Brutus blijven
volgen. Het publiek wordt uitgenodigd op de bankendie her en der op
de speelvloer zijn geplaatst en aan weerszijden van het toneelstaat een lange bar waar drankjes, broodjes en salades te verkrijgen zijn. Tijdens de korte opbouwpauzes strekken toeschouwers de benen, slenteren het podium op en af en nemen weer plaats op een willekeurige stoel. Het is bijzonder om mee te
maken, deze bijna extreme vorm van theater, maar toch bekruipt het
gevoel dat het too much is. Hoeveel indruk maakt theater nog als je er
middenin zit? Hoeveel baat heeft het verhaal dat je wilt vertellen,
bij heen en weer lopende bezoekers? Bijzonder inderdaad, maar er
knaagt iets waardoor de voorstelling niet boven zichzelf uitstijgt.

Van Hove gebruikt verschillende stijlmiddelen om de verhalen te
vertellen. Soms lijkt het alsof we in Nieuwspoort beland zijn, waar de
politici worden gevolgd van geheime besprekingen in de wandelgangen
tot de persconferenties. Alsof we de Wouter Tapes zien. Dan weer wordt
het publiek toegesproken als dagjesmensen, die op een festival met een
vol programma zijn afgekomen. Er zijn nieuwe broodjes bezorgd, meldt
de omroeper, en rechts op het toneel kunnen we in de internethoek onze
e-mail even checken. Over 180 minuten staat de dood van Marcus
Antonius op de agenda, meldt de lichtkrant op een zeker moment en ook
het fatale einde van Julius Caesar wordt aangekondigd (nog vier
minuten, nog drie), zodat de toeschouwers het hoogtepunt niet hoeven
te missen. Tenslotte zijn er de theatrale momenten, waarbij wordt
teruggegrepen op de traditionele manier van toneelmaken. Verstilling
zonder effectbejag, zien we daar.

Die drie stijlen lijken niet bij elkaar te passen, maar Van Hove past
ze gedoseerd en met voldoende afwisseling toe. Bovendien zou zes uur
lang dezelfde stijl kunnen gaan vervelen en de voorstelling lang niet
zo bijzonder maken als hij nu is. Dat blijkt in de laatste fase van de
marathon, als de deuren worden gesloten, het publiek weer in de zaal
moet gaan zitten en Cleopatra en Marcus Antonius zich met een lange
aanloop opmaken voor hun tragische einde. In een op zichzelf staand
stuk zou dit erg mooi theater zijn, maar na vijf uur van snel, intens
en politiek theater voelt het wat misplaatst aan. De vaart is eruit en
opeens voelen de Romeinse Tragedies als een hele lange zit. Zonde, want hoewel deze voorstelling qua inhoud niet optimaal is, is het wel een heel bijzondere theaterervaring. (Ruth van Beek)

Het Nationale Ballet – Forsythe Morris Fonte
Gezien op 16 juni 2007, Muziektheater, Amsterdam

foto: Erik Tomasson
foto: Erik Tomasson

Voorafgaand aan de voorstelling Forsythe Morris Fonte neemt Het Nationale Ballet afscheid van eerste soliste Anna Seidl, die twintig jaar bij het gezelschap heeft gedanst. In de vertoonde compilatie-film van haar rollen in grote klassiekers als Giselle, Het Zwanenmeer en Romeo en Julia schemert een tijdsbeeld door van een gerenommeerd gezelschap dat in Nederland de kritiek kreeg dat het naast de grote, klassieke verhalen te weinig ruimte liet voor vernieuwing. Het publiek zou te weinig kennis maken met werk van nieuwe choreografen, en met moderne klassiekers. Forsythe Morris Fonte is een antwoord op dat kritische geluid. Met een wereldpremière en twee Nederlandse premières laat Het Nationale Ballet werk zien van drie hedendaagse Amerikaanse choreografen, want ‘in Amerika gebeurt het’ binnen de danswereld.

Het titelloze werk van de jonge, toonaangevende choreograaf Nicolo Fonte is speciaal voor Het Nationale Ballet gemaakt. In de vormgeving wordt op een geslaagde manier gebruik gemaakt van contrasten. In strakke, witte, semi-transparante kleding wordt er gedanst tegen een achtergrond van een gordijn van lange, witte draden. Het geheel doet denken aan een catwalk in een steriele nachtclub. Maar door de adembenemend mooie belichting verandert ineens de sfeer. De omgeving kleurt van koud ziekenhuis-wit het volgende moment naar warm avondzon-goud. Wanneer zes dansers hun krachtige danstaal laten spreken appelleert het beeld aan de wereld van een Calvin Klein commercial. Wit-strakke perfectie, luxe en schoonheid, maar ook afstand. Deze wereld is slechts bereikbaar voor een enkeling.

Forsythe’s werk Steptext roept heftige reacties op. De prachtige vioolmuziek van Bach’s Chaconne vult de zaal om plotseling te worden afgesneden. Eén ballerina en vier mannen schilderen met hun lichaam diagonale lijnen op het podium, de verwarring wordt gecreëerd door het zaallicht dat aanblijft. Later in de voorstelling valt het hele licht weg en is de zaal even compleet donker. Aantrekken en afstoten in optima forma. Het spel dat Forsythe speelt met het publiek leidt af van de dans en doet je afvragen of een werk op dit niveau dat nodig moet hebben; spelen met het lichtknopje. Bij het applaus klinken boe-geroep en bravo’s door elkaar.

Sandpaper Ballet is de titel van een speels en vederlicht werk voor vijfentwintig dansers op de jaren-50 liedjes van Hollywood-componist Leroy Anderson. Het is niet verwonderlijk dat choreograaf Mark Morris een gigantische hit scoort met dit ballet in zijn thuisland. Met een vette knipoog naar de musicalfilms van weleer is dit toegankelijke ensemble-stuk puur genieten. Op Anderson’s klassiekers als ‘Typewriter’ en ‘Blue Tango’ wordt er gedanst in een gewaagde aankleding van modeontwerper Isaac Mizrahi. Gestoken in kikkergroen van vingertop tot spitzen, doorsneden met wolken tegen een hemelsblauwe lucht; je moet er als gezelschap maar mee wegkomen. En dat doen ze met deze tongue in cheek-productie op hoog niveau.

Forsythe Morris Fonte toont een aardige dwarsdoorsnede van het Amerikaanse ballet met moderne
klassiekers uit de jaren ’80, ’90 en ’00. De prachtige belichting complementeert muziek en dans in deze mix die voor elk wat wils bevat. Drie niet-verhalende producties die alle aandacht vestigen op de basis van dans: het spel van lijnen en lichamen. Een voorstelling die een nieuwe visie combineert met traditie, een eigen publiek behoudt maar tegelijkertijd een nieuw publiek moet kunnen aanspreken. Een knappe spagaat van Het Nationale Ballet. (Lotje Dercksen)

George Benjamin, Ensemble Modern – Into the Little Hill
Gezien op 16 juni 2007, Westergasfabriek, Amsterdam

foto: Raphael Pierre
foto: Raphael Pierre

“Kunt u mij de weg…” In Nederland kennen we het verhaal van Hamelen vooral van het geliefde televisieprogramma. Een vrolijk avontuur met goede afloop. Maar het oorspronkelijke verhaal van de fluitspeler die eerst de ratten verdreef en daarna uit ontevredenheid met zijn beloning de kinderen van het stadje Hamelen weglokte, is een stuk minder aangenaam en zelfs behoorlijk wreed. De sage “Der Rattenfänger von Hameln” zou dateren uit de dertiende eeuw, de wortels zouden liggen in een pestepidemie die het stadje teisterde, of bij een slavendrijver die de kinderen weg roofde. Waar de oorsprong ook moge liggen, het verhaal spreekt anno nu nog steeds tot de verbeelding. Toneelschrijver Martin Crimp nam het dan ook als uitgangspunt voor het libretto van Into the Little Hill, door componist George Benjamin verwerkt tot een korte opera voor sopraan, contra-alt en orkest.

Centraal thema in Crimps bewerking is dat macht corrumpeert. De burgemeester die de fluitspeler niet wil betalen is in deze versie een gehaaide minister die alles doet voor de stemmen van het volk. En wat het volk wil is de ratten dood zien. Dus zet hij de sympathie die hij voor de beestjes voelt aan de kant en verraadt zelfs de liefde van zijn dochter voor haar huisrat. Alles voor macht en status. Crimp bracht dit overbekende verhaal terug tot de kern, een grimmig sprookje met slechte afloop. Zijn teksten zijn ongekunsteld en dreigend van sfeer.

Een sfeer die mooi aansluit bij het muzikale idioom van componist George Benjamin en diens zoektocht naar de schoonheid van puur geluid en pure klank. De geluiden die het virtuoze Ensemble Modern voortbrengt zijn droog en direct, schraal bijna. Benjamin lijkt bij elke toon te zoeken naar de meest directe uitdrukking ervan, door per toon meerdere klankvormen uit te proberen. Deze fascinatie blijkt al uit de twee aan de opera voorafgaande stukken, een duet en een solo voor (alt)viool. De muzikanten weten met hun instrumenten een onvoorstelbare diversiteit aan onopgesmukte klanken te produceren, zo mogelijk nog ruwer en indringender dan de eigenlijke opera.

Into the Little Hill is een van de weinige stukken op Benjamins repertoire waarin de menselijke stem wordt gebruikt. Dat is niet verwonderlijk; de stem is een fragiel instrument, niet objectiveerbaar en moeilijk te sturen. Altijd zullen de persoonlijkheid en emoties van de zanger hoorbaar zijn en dat is lastig voor een componist wiens grootste fascinatie klank en klankkwaliteit is. Gelukkig heeft hij met sopraan Anu Komsi en contra-alt Hillary Summers twee geweldige stemkunstenaars gevonden die zijn lastige, veelvormige muziek met verve weten te brengen. Kaal en droog klinken hun stemmen als ze uitroepen: “Kill them they bite / kill them they steal / kill them they take bread take rice”. Luid maar niet hard, perfect verstaanbaar, ongezocht en zonder poespas stromen de bijna dissonante tonen uit hun kelen. Summers is soeverein met haar weidse laagte, maar af en toe wordt de toehoorder de adem benomen door Komsi’s ontzagwekkende coloraturen waarin ze de verste uithoeken van haar stem laat zien. Eenvoudigweg verbluffend.

Visueel is Into the Little Hill niet bijster interessant. Regisseur Jeanneteau maakte een weinig verrassende mise-en-scène. De lichtbakken en verlichte transparante looppaden die bij moderne opera’s zo in trek zijn, worden ook hier weer ingezet. Nee, van het beeld moet je het hier niet hebben. Maar wie nieuwsgierig is naar een scherpe bewerking van een bekende tekst en naar ongebruikelijke, nieuwe geluiden zal bij Into the Little Hill zeker aan zijn trekken komen. (Sara van der Kooi).

Alarm Will Sound, Metropole Big Band & John Adams
Gezien op 12 juni 2007, Muziekgebouw aan ’t IJ, Amsterdam

~

Naar aanleiding van de Europese première van Doctor Atomic nodigde het Holland Festival John Adams uit zelf een concert samen te stellen. Met beide handen heeft Adams die kans aangegrepen voor een avond waarin niet alleen zijn eigen muziek centraal staat, maar ook swing jazz uit de tijd van Robert Oppenheimer.

Het lijkt een vreemde combinatie, maar dat is het voor Adams zeker niet. Zijn opa runde een dancehall en zijn vader leidde een swingband. Als tiener speelde hij zelf klarinet in een bigband. Al deze invloeden zijn in zijn muziek terug te vinden. Zo liet Adams zich bij het schrijven van de klarinetpartij in ‘Put your loving arms around me’ niet alleen inspireren door Mozart, maar evenzeer door Benny Goodman. Ook zijn ‘Chamber Symphony’ is een intrigerende mengelmoes van stijlcitaten. Hiervoor liet Adams zich niet alleen inspireren door de kamersymfonie van Schönberg, maar ook door tekenfilmmuziek uit de jaren vijftig. Zeer toepasselijk heet het energieke derde deel dan ook ‘Roadrunner’ en dekt de titel van het tweede deel, ‘Aria with Walking Bass’, precies de lading.

De werken van Adams worden zeer aanstekelijk én virtuoos gespeeld door Alarm Will Sound, een twintigkoppig orkest dat voor het eerst in Europa optreedt en door The New York Times omschreven is als ‘de toekomst van klassieke muziek’. De muzikanten beschouwen zichzelf meer als een band dan een traditioneel ensemble, en dat is terug te zien in de muziek die zij spelen. Niet alleen (modern) klassiek, maar ook Aphex Twin, Autechre en Zappa behoren tot hun vaste repertoire.

Na de pauze barst het feest echt los. Als een kind met ADHD in een snoepjeswinkel danst Adams over het podium. Hij leidt de Metropole Big Band door een selectie swingklassiekers uit de jaren dertig en veertig en praat op innemende wijze zijn keuze aan elkaar. Goodman, Miller, Ellington (volgens Adams “the greatest American composer bar none”), Gershwin en Dorsey krijgen spetterende vertolkingen. Wat Adams aantrekt in de bigbandmuziek zijn de buitengewoon vernuftige arrangementen en dat is te horen, maar ook de solisten krijgen alle ruimte en worden keer op keer door Adams in het zonnetje gezet. (Henri Drost)

Jérôme Bel & Pichet Klunchun – Pichte Klunchun and myself
Gezien op 11 juni 2007, Theater Bellevue, Amsterdam

~

Na het zien van Pinchet Klunchun and myself is één ding zeker: het theaterpubliek in het westen moet wel gek zijn. Wij betalen voor voorstelling zonder van te voren te weten wat we gaan zien. Het enige dat we weten is de titel van het stuk en de naam of namen van de performers. Dat geldt ook voor de theatrale documentaire Pinchet Klunchun en myself van de choreografen Jérôme Bel en Pinchet Klunchun. Volgens het programmaboekje is het een dansvoorstelling waarin niet wordt gedanst. Het is een verslag van de eerste kennismaking tussen Klunchun en Bel, tussen een Oosterse en een Westerse choreograaf, een Thai en een Fransman.

Ondanks de op het eerste gezicht grote verschillen in culturele achtergrond en esthetische opvattingen blijken de twee mannen veel met elkaar te delen en grote overeenkomsten te hebben. De performance is gebaseerd op de eerste ontmoeting tussen Bel en Klunchun in december 2004. De Franse choreograaf Bel had niet meer dan een vaag idee van wat traditionele Thaise dans was. Aan de andere kant kende Khon-meester en choreograaf Klunchun het werk van Bel ook niet. In een vraaggesprek proberen beiden meer over het artistieke werk van de ander te weten te komen. Het gesprek gaat alles behalve soepel en vlot. Bel denkt na over de vragen die hij stelt, er vallen stiltes en niet altijd zijn de antwoorden van de Thai meteen duidelijk voor de Fransman. Bel neemt een groot risico om in een theatrale en choreografische documentaire hun beide werkelijkheden aan het publiek te presenteren.

Het beeld op toneel is verre van spannend. Twee mannen zitten op een stoel tegenover elkaar op gepaste afstand. De Fransman moet het hebben van de bijna onbedoelde grappige oneliners en de uitleg over de betekenis van de Oosterse, maar ook Westerse dans. Ook Klunchun die zijn antwoorden kort illustreert met scènes uit een stuk over Khon, één van de belangrijkste Goden in de Boedhisme, houdt het gesprek nog enigszins dragelijk. Het meesterlijke aan Pinchut Klunchun en Myself is niet de kunst om het publiek ruim anderhalf uur naar een interview te laten kijken. Het meesterlijke zit hem erin dat beide performers iedere avond de schijn kunnen neerzetten dat ze elkaar voor het eerst zien en bevragen. De performance gaat verder dan het simpele gegeven Oost ontmoet West. Het wijst ons op onze vooroordelen de gekleurde Westerse bril waarmee wij voorstelling van iedere uithoek van de wereld bekijken. Na de ontmoeting tussen Klunchun en Bel laat je vanaf nu je bril thuis. (Mariëlla Pichtotte)

Wiener Burgtheater – Babel
Gezien op 11 juni 2007, Stadsschouwburg, Amsterdam

foto: Christian Brachwitz
foto: Christian Brachwitz

Beelden, beelden, beelden. We worden er elke dag mee platgebombardeerd via televisie en internet. Het zijn er zoveel dat we immuun zijn geworden voor de verschrikkingen die we dagelijks in beeldvorm over ons heen krijgen. Met als gevolg dat we ons er nauwelijks meer van bewust lijken te zijn van waar we nou eigenlijk naar kijken. Als het er maar leuk uit ziet…

De drie teksten van Nobelprijswinnares Elfriede Jellinek die het uitgangspunt vormden voor de voorstelling Babel van het Oostenrijkse Wiener Burgtheater, gaan over de relaties tussen beeldcultuur, politiek, geweld en religie. Met een overdonderende stroom theatrale beelden weet regisseur Nicolas Stemann die relaties en hun consequenties vervolgens toe te passen op de beeldtaal van het theater en brengt ze zo op een indrukwekkende wijze over het voetlicht.

Door (bijna) archetypische beelden te gebruiken en daarmee de toeschouwer op het verkeerde been te zetten, laat Stemann zien hoe cultureel bepaald zulke beelden zijn. Een moeder prijst haar zoon die de martelaarsdood gaat sterven. Ze bevindt zich echter niet in een Palestijns vluchtelingenkamp, maar in een keurige Oostenrijkse huiskamer met een openhaard en een christelijk kruis aan de muur. Osama zingt een mierzoete popsong over het paradijs in een MTVclip, inclusief een dansje met WTC-torens. Nogal knullig vergeleken bij de keiharde clips van gangstarappers als 50 cent. Een Japanse zelfmoordterroriste met haperende bomgordel wil harakiri plegen om zoveel mogelijk Arabieren om te leggen.

Zo wordt er met de betekenissen van beelden geschoven en worden betekeniselementen van verschillende archetypes over elkaar heen gelegd (Jezus als dikke Amerikaan met een met moslimhoofddoek getooide Maria, die weer de Oostenrijkse moeder blijkt te zijn). En dan hebben we het nog niet over mannen die vrouwen spelen, een levensgrote, vrolijk zwaaiende kikker, een gekruisigde Bush, een poëtische ode aan het kannibalisme, een Apollo die een hekel heeft aan Jellinek en drie naakte mannen die graag door het publiek gefotografeerd willen worden.

Door het beeld na verwarrend beeld voor te schotelen, gunt Stemann zijn publiek visueel en cognitief geen enkel moment rust. Een televisie kun je uitzetten en een foto kun je wegklikken of wegleggen. Maar in het theater ben je overgeleverd aan wat er op het toneel gebeurd. Kijken zul je. Ook als het pijn aan je ogen doet. En ook als het er niet meer leuk uitziet. (Robbert van Heuven)

John Adams – Doctor Atomic
Gezien op 10 juni 2007, Muziektheater, Amsterdam

foto: Terence McCarthy
foto: Terence McCarthy

“Een Götterdämmerung voor onze tijd.” Zo omschrijft regisseur/librettist Peter Sellars Doctor Atomic, de nieuwste opera van John Adams die op het Holland Festival zijn Europese première beleefde. En daar is geen woord aan gelogen. Met Nixon in China, over het bezoek van Nixon aan Mao Zedong, en The Death of Klinghoffer, over de kaping van de Achille Lauro door een groepje Palestijnse terroristen, blies Adams al op zeer succesvolle wijze de Zeitoper nieuw leven in, maar met Doctor Atomic overtreft hij zichzelf op alle fronten.

De opera speelt zich af op 15 en 16 juli 1945. In de woestijn van New Mexico werken Robert Oppenheimer en een team van geleerden aan de eerste atoombom. Onder grote druk van generaal Groves wordt het tijdstip waarop ’the gadget’, het codewoord voor de bom, tot ontploffing gebracht zal worden vastgesteld. Tijd om na te denken over morele bezwaren is er niet, en ook het gevaar van eventuele fall-out heeft geen enkele prioriteit. Een onweersstorm dreigt de proef te verstoren, maar om vijf uur in ochtend begint het aftellen.

Het lijkt lastig om hiervan een opera te maken: we weten immers allemaal hoe het afloopt: ’the gadget’ ontploft, daarmee de weg vrijmakend voor de bom op Hiroshima drie weken later. Door de stress van de wetenschappers af te wisselen met huiselijke scènes – het duet van Oppenheimer en zijn vrouw Kitty behoort tot het meest lyrische dat Adams geschreven heeft – en het gebruik van historische bronnen als basis voor het libretto slaagt Doctor Atomic echter in zijn opzet. Sterker: Adams en Sellars weten een enorme spanning op te bouwen.

Waar in het eerste bedrijf de tijd razendsnel gaat en de tachtig minuten niet langer dan een half uur lijken te duren, vertraagt Adams in het deel na de pauze de tijd meer en meer. De laatste minuten voor de explosie nemen een half uur in beslag, de laatste tien seconden twee minuten. Met het op deze wijze indikken en uitrekken van de tijd creëert Adams een enorme spanningsboog. De explosie zelf is hier geen luide knal, geen verblindende lichtflits, geen paddestoelwolk. Het onweer in het eerste bedrijf oogt veel flitsender. ” Tegen George Lucas kan ik toch niet op”, aldus de componist, en daarom besloot hij de explosie van veraf af te beelden, in een akkoord dat langzaam uitdooft.

Het slot is echter niet het dramatische hoogtepunt van de opera, dat is Donne’s gedicht ‘Batter my heart’ aan het einde van het superieure eerste bedrijf. Aan dit gedicht ontleende Oppenheimer de naam voor het testgebied, Trinity. Zeer geraffineerd combineert Adams hier een Puccini-achtige melodielijn met op Stravinsky leunende versieringen om de persoonlijke crisis van de atoomgeleerde te verbeelden: “break, blow, burn and make me new”. Er is maar een woord voor: hartverscheurend.

Loodzwaar wordt de opera gelukkig nergens en er zijn genoeg luchtige momenten. Groves’ bevel aan de jonge meteoroloog Hubbard om goed weer te voorspellen werkt op de lachspieren, en zijn ‘dieetaria’ waarin nauwkeurig beschreven wordt hoeveel calorieën er in twee brownies zitten is ronduit hilarisch. De rol van Groves wordt uitstekend gezongen door de Amerikaanse bas Eric Owens, maar het zijn vooral Geralf Finley als Oppenheimer en Jessica Rivera als zijn vrouw Kitty die diepe indruk maken.

John Adams laat met Doctor Atomic zien het minimalisme ver voorbij te zijn. Bij vrijwel alle nieuwe opera’s is het anders of in elk geval ongewis, maar Doctor Atomic zal zonder enige twijfel uitgroeien tot een klassieker van de moderne opera. (Henri Drost)

Simon McBurney – A Disappearing Number
Gezien op 8 juni 2007, Stadsschouwburg, Amsterdam

~

Wiskunde is universeel. Wiskunde is logisch. Het is volstrekt immaterieel en het kent geen goed of kwaad. En wiskunde heeft altijd gelijk, ook als het schijnbaar niet klopt. Maar is wiskunde wel echt? Heeft het wel van doen met de echte wereld die immoreel, oneerlijk en onlogisch is? Waar geliefden sterven aan hersenbloedingen en waar de communicatie tussen mensen niet altijd klopt, zoals één plus één twee is?

Over dat contrast tussen wiskunde en werkelijkheid, maar ook over de subtiele schoonheid van een wiskundige formule of een ontmoeting tussen twee mensen, gaat A Disappearing Number van de Britse regisseur Simon McBurney. McBurney vertelt het verhaal van de briljante Indiase wiskundige Srinivasa Ramanujan die in het vroeg-20e-eeuwse Cambridge niet kan aarden parallel aan het tragische liefdesverhaal van Ruth, een enthousiaste wiskundedocente en de vriendelijke Alex. De laatste begrijpt niets van getallen, maar houdt wel van Ruth. Op a-chronologische wijze weeft McBurney de beide verhalen dooreen, zodat een mozaïek van flarden levensverhaal ontstaat, die thema’s als wiskunde, liefde en zelfs globalisering als gemeenschappelijke deler hebben.

Dat is allemaal een beetje veel van goede. Het knip-en-plakwerk in de levensverhalen mag dan McBurneys manier zijn om te verhullen dat hij wel heel traditioneel verhalend theater maakt, maar het gevolg is dat het de toeschouwer veel moeite kost zich in te leven in de verschillende personages. Wat, getuige verschillende zeer dramatisch verbeelde scènes, wel de bedoeling lijkt te zijn. Verder wordt er flink wat technisch geschut ingezet om de toeschouwer met een stortvloed aan beelden bij de les te houden. En dat op naturalistisch Britse wijze: zijn we in een collegezaal, dan zien we een collegezaal. Bevindt een personage zich in de trein, dan zien we voortrazende landschappen. Niets maar dan ook niets wordt aan de verbeelding overgelaten. Samen met de overduidelijk thematiek en de uitgekiende soundtrack zorgt dat voor een nogal uitgekauwd geheel. Knap gemaakt, maar uiteindelijk nogal saai. Daar had McBurney misschien nog wat van wiskunde kunnen leren: je begrijpt er soms niet alles van, maar die vraagtekens maken het wel zo intrigerend. (Robbert van Heuven)

Kunst / Expo binnenland

De kille realiteit van L.A. Raeven

recensie: L.A. Raeven - Shivering Emotions

Op een ziekenhuisbed midden in de tentoonstelling ligt een tweeling te worstelen. Hun beeltenis is op ware grootte geprojecteerd op de witte lakens. De haren van de broodmagere meisjes zijn met elkaar vervlochten. Wanneer de één beweegt verzet de ander zich, armen en benen zitten elkaar voortdurend in de weg. Wat we zien is een projectie van de eeneiige tweeling Liesbeth en Angelique Raeven (1971, Heerlen), die sinds de jaren negentig opereert onder de naam L.A. Raeven. In performances en video-installaties staan vaak hun eigen extreem magere lichamen en schokkende beelden van uitgemergelde fotomodellen centraal. In de tentoonstelling Shivering Emotions in het Stedelijk Museum Schiedam laat L.A. Raeven vijf recente videowerken en multimedia-installaties zien.

'Kelly', 2005, video still, courtesy: Ellen de Bruijne Projects, Amsterdam
‘Kelly’, 2005, video still, courtesy: Ellen de Bruijne Projects, Amsterdam

De titel van de tentoonstelling is misleidend. Zonder uitzondering zijn de meisjes die in de werken centraal staan zo goed als emotieloos. Zo wordt in de nepdocumentaire Kelly (2005) de dagelijkse routine van een New Yorks meisje met een eigenaardige eetstoornis gevolgd. Zakelijk vertelt Kelly hoe zij haar dagen vult met het verzamelen van food samples in New Yorkse delicatessenwinkels. Er verdwijnen blokjes kaas, broodjes met tapenade en stukjes fruit in haar handtasje, soepen in de selfservicewinkels worden systematisch geproefd. Haar dwangneurose is absurd en schokkend tegelijk.

Stoïcijns is ook het meisje in Echoes of Despair dat door een onbekende hand wordt gedwongen om enorme hoeveelheden water te drinken. Onder de agressieve klanken van hardrockmuziek kijk je toe hoe zij glas na glas naar binnen moet werken. Het meisje kokhalst en draait soms haar hoofd weg, maar blijft toch drinken. Haar gebrek aan emotie maakt haar zo weerloos dat je als toeschouwer slechts met moeite kunt blijven kijken. In de video-installatie 5200 ml zien we een projectie van een anorexiapatiënt die met een lege blik op haar bed zit en eveneens water drinkt. In de ruimte voor het projectiescherm ligt het matras, inclusief rommeltjes, verpakkingsmaterialen van eten en haar dagboek. Eenzaam zit het meisje temidden van haar troep een strijd te voeren met haar eigen schoonheidsobsessie door 5200 ml water in korte tijd naar binnen te werken. Als toeschouwer treed je even haar persoonlijke leefwereld binnen. Haar ongrijpbaarheid maakt echter dat je niet anders kunt dan machteloos toekijken hoe ze zichzelf doelbewust geweld aandoet.

Maakbaarheid

'5200 ml', 2005, installatie, courtesy: Ellen de Bruijne Projects, Amsterdam
‘5200 ml’, 2005, installatie, courtesy: Ellen de Bruijne Projects, Amsterdam

Meer nog dan de andere werken gaat de video No Whites over maakbaarheid van schoonheid en de drang om natuurlijke processen beheersen. In de video start een jonge vrouw in het Zuid-Afrikaanse Kaapstad uit ontevredenheid met haar uiterlijk een uitgebreide zoektocht naar een zaaddonor met ideale uiterlijke kenmerken. Want, zo stelt zij, met een goed uiterlijk heeft haar kind een betere toekomst. Zonder schroom vergelijkt zij de slechte eigenschappen van het blanke ras – slechte huid, uitgezakt lichaam, slap haar – met die van de zwarte Afrikaan. Haar ideale zaaddonor, die ze zoekt op straat, in modellenbureaus en via advertenties, lijkt op de atletische en lange zwarte mannen uit reclamebeelden. Ook in No Whites gaat de hoofdrolspeelster volstrekt zakelijk te werk. Uiterlijke schoonheid is het enige dat telt, en daarbij spelen emoties of maatschappelijke taboes geen enkele rol.

Body art

De werken van L.A. Raeven passen in een ontwikkeling van feministische body art vanaf de jaren zeventig, waarin vrouwen hun eigen lichaam geweld aandoen. Zo borstelde Marina Abramovic in 1975 tot bloedens toe haar haren in de video Art must be beautiful, artists must be beautiful, sneed Gina Pane zichzelf met scheermesjes in haar lichaam en liet kunstenares Orlan zichzelf in de jaren negentig middels plastische chirurgie verbouwen naar het evenbeeld van klassieke schoonheden. Deze kunstenaressen maakten in hun werk inzichtelijk hoe bepalend maatschappelijke denkpatronen zijn voor ons beeld van vrouwelijke schoonheid, en hoezeer daarmee het vrouwelijk lichaam geweld aan wordt gedaan. De discussie is nog steeds actueel. Vrijwel dagelijks zien wij programma’s op televisie waarin vrouwen ‘gelukkiger’ worden gemaakt door ze een nieuwe garderobe, een personal trainer of zelfs een facelift te geven. Het schoonheidsideaal wordt direct gekoppeld aan persoonlijk geluk. Tegelijkertijd wordt het ideaalbeeld waarmee wij dagelijks worden geconfronteerd in reclame, mode- en muziekindustrie steeds onnatuurlijker. Af en toe horen we effectief protest, bijvoorbeeld in de documentaire Beperkt houdbaar waarin Sunny Bergman laat zien hoezeer het huidige ideaalbeeld in werkelijkheid wordt bepaald door Photoshop en plastische chirurgie.

Net als Bergman toont ook L.A. Raeven de gewelddadige effecten van de schoonheidsindustrie. Echter, in tegenstelling tot hun voorgangers neemt het duo geen activistisch standpunt in. Zij laten een wereld zien waarin meisjes zich volstrekt overgeven aan dit schoonheidsideaal. Dat doen zij middels video-installaties en nepdocumentaires waarin de scheidslijn tussen werkelijkheid en schijn flinterdun is. En zo verbeeldt het werk van L.A. Raeven een absurde realiteit die volledig gevormd is naar de kunstmatigheid van de media en commercie. Het doet je sidderen van kilheid.

Muziek / Album

Gebrek aan inspiratie nekt samenwerking

recensie: Von Südenfed-Tromatic Reflexxions

Von Südenfed is de naam voor het interessante project van Mark E. Smith, de rebelse zanger van The Fall. In dit project wordt Smith bijgestaan door niemand minder dan de heren achter Mouse on Mars: Jan St. Werner en Andi Toma. Je kunt nu raden wat voor vlees we in de kuip hebben, al klinkt Von Südenfed op Tromatic Reflexxions minder spannend dan verwacht.

~

Het drietal koos voor een ander geluid dan we van hen gewend zijn. Dit keer dus geen loungende indietronica (Mouse on Mars) versneden met new wave (Smith), maar opzwepende deunen, vette beats en Mr. Oizo-samples waar Smith zijn typische ‘praatzang’ overheen slingert. Deze beat wordt gecombineerd met traditionele instrumenten, waarmee zij een nieuw bandgeluid creëeren wat ook geschikt is voor dansclubs. De manier van musiceren is intrigerend, maar je kunt vraagtekens plaatsen bij de uitvoering.

Hetzelfde liedje

Het euvel van Von Südenfed is de te aanwezige voorman Smith. Wat hij ooit deed met The Fall – grossieren in minimalistische, afstandelijke en nihilistische new wave – doet Von Südenfed nu de das om: Smith valt in herhaling. Hoewel Mouse on Mars zich van een compleet andere kant laat horen met spannende Duitse techno, elektro, dubstep en gefreakte clash, blijft Smith heel dicht bij zijn herkenbare maniertjes van timing en zang. Het klinkt soms zo inspiratieloos dat de vraag ‘wat voegt Smith toe aan Von Südenfed’ gelegitimeerd is.

Afnemende spanning

~

Smiths saaie en vervelende tic maakt de samenwerking niet zo spannend als we hadden gehoopt. Toen het trio enkele jaren de samenwerking startte, waren het nog toevallige en kortstondige maar interessante muzikale initiatieven. Met Tromatic Reflexxions neemt die opgebouwde spanning al gauw af. Het album begint opwindend met nummers als Fledermaus Can’t Get It en Flooded. Toch klinken gelijkgestemde voorbeelden als LCD Soundsystem, Rapture of Soulwax
minder geforceerd.

Inwisselbaar

Na het opwindende begin klinken er halverwege op de plaat ineens rustige, eentonige nummers die het geheel nogal lam maken. Alleen in het popnummer Rhinohead, dat lijkt op een New Order-plaat, krijgt de electrorockband een gezicht. Voor de rest is Smith niet meer dan een MC voor twee geluidsbepalende dj’s. Heel jaren ’80, heel 2005 en erg inwisselbaar. Want het twijfelachtige niveau wordt, ondanks de sterke ingrediënten in Von Südenfed, nauwelijks overstegen. Het had zo mooi kunnen zijn.