Film / Films

Elegant, harig, imaginair portret

recensie: Fur: An Imaginary Portrait of Diane Arbus

Diane Arbus (1923-1971) was een legendarische fotografe. Haar foto’s zijn bizar en fascinerend, en dertig jaar na dato lijkt het nog alsof ze gisteren gemaakt zijn. Arbus portretteerde het abnormale, en haar voorliefde voor freaks maakte dat haar werk vaak als shockerend werd gezien en ervaren. De film Fur is geïnspireerd op de biografie die Patricia Bosworth in 1984 over Arbus schreef. Geregisseerd door Steven Shainberg, die eerder faam verwierf met Secretary, een erotisch gestileerde haat-liefde verhouding tussen een secretaresse en haar baas.

~

Diane Nemerov Arbus groeide op in een welgestelde familie vol decorum. Haar vader runde het fameuze bonthuis Russek op Fifth Avenue. Ze trouwde jong en tegen de wil van haar ouders met Allan Arbus. Samen openden ze een fotostudio en kregen twee dochters. In Fur komen Diane’s jeugd en afkomst als een metafoor terug. Haar donkere kanten, obsessies en depressies komen nauwelijks aan bod. Zeker is dat ze in haar leven andere paden heeft gelopen dan haar milieu van haar verwachtte en dat dit van grote invloed is geweest. Uiteindelijk pleegde ze in 1971 zelfmoord.

Harig sprookje

Arbus’ vaak gruwelijke, maar tegelijk liefdevolle, portrettering van mensen in marge zijn het helderste statement en antwoord op haar obsessie met de keerzijde van haar milieu. Zelf heeft ze daarover eens gezegd:

“De meeste mensen gaan door het leven met een innerlijke angst en onzekerheid over een traumatische ervaring. Freaks zijn geboren met een trauma. Ze hebben alleen daarom al de angst om te leven overwonnen. Het zijn de aristocraten onder ons”.

Ongepolijst, indringend en wars van lelijkheid gaf Arbus steeds weer de discrepantie tussen het gepolijste (wat mensen willen zijn) en het ongepolijste (wat anderen niet over het hoofd kunnen zien) vast. Haar werk is schokkend realistisch omdat ze de mythe van de Amerikaanse droom doorbreekt. Haar voorkeur voor het mismaakte en de emoties die haar werk oproept, toen en nu wijken ver af van het ‘normale’ leven en de destijds gangbare fotografische paden. Arbus heeft het gezicht van de Amerikaanse Fotografie voor altijd veranderd.

Steven Shainberg, een bewonderaar van Arbus, heeft voor Fur gekozen voor het imaginaire. Elementen uit het leven en werk van de fotografe zijn verbonden met het bizarre van haar werk. Uitgangspunt van de film is de innerlijke creatieve strijd van Arbus om zichzelf los te maken uit een beklemmend milieu. Shainberg vertaalde dit in een harig sprookje. Feiten worden verweven rond de fictieve relatie van Arbus (Nicole Kidman) met Lionel (Robert Downey Jr.), een man met overmatige beharing die de bovenste etage van het huizenblok verandert in een wereld die aan Alice in Wonderland doet denken.

Fictie en feit

~

Tijdens de presentatie van de nieuwe bontcollectie (van het huis Russek) in de studio van fotograaf Allan Arbus arriveert de nieuwe bewoner van de zolderverdieping, gadegeslagen door de immer correcte gastvrouw Diane Arbus. De vreemdeling is gemaskerd, en arriveert met een verhuiswagen vol curiosa. Het oogcontact met Lionel wekt haar nieuwsgierigheid, en zal het beschermde leven van Arbus voor altijd veranderen. Arbus die als moeder, assistente én styliste van haar man voortdurend in een spagaat ligt, verandert van een hyperventilerende controlfreak in een door nieuwsgierigheid gedreven avonturierster in de magische wereld van Lionel. Eenmaal onder zijn vleugels neemt zijn wereld langzaam bezit van haar en haar gezin. Echtgenoot Allan (Ty Burrell) stimuleert aanvankelijk de obsessie van zijn schuchtere vrouw voor de vreemde buurman, die zij wil portretteren. Maar als de nieuwe vrienden van zijn vrouw voor een constante chaos in huis zorgen komt het tot een crisis.

Fur eindigt daar waar fictie en feit synchroon lopen. Arbus’ huwelijk liep in 1959 uit op een scheiding. Eenmaal onafhankelijk kwam ze tot creatieve wasdom en kon ze zich overgeven aan haar passie. Ze begon zich steeds meer op het kunstzinnige te richten, en werd daarbij geholpen door diverse mensen, waaronder de fotografe Lisette Model.

Nauwelijks herkenbaar

Aan de oppervlakte gemaskerd door eenzaamheid, angst en isolement, onderhuids donker, een afspiegeling van haar eigen complexe persoonlijkheid, zijn al haar portretten vol schoonheid, rauwe intensiteit en vol liefde voor de authentieke ander in wat voor menselijke verschijning dan ook. Hier is niets van te zien in Fur. Er is geen connectie met het werk van Arbus.. De film is nu teveel ontsproten aan de interpretaties van Shainberg: stijlvol, ingetogen, elegant en zorgvuldig vormgegeven, het relaas van een creatieve worsteling. Diane Arbus is daarin nauwelijks herkenbaar als compleet en complex personage. Nicole Kidman blijft kleven in het schuchtere, de perfectie van Arbus, teleurstellend voor eenieder die het werk van Arbus kent. Vooral als je bedenkt dat in haar werk de bloedstollende verstilling van het absurde masker van mensen zo essentieel is. Het is ongeloofwaardig, zelfs al is het fictie, dat de echte Arbus zonder de nodige uitbarstingen en emotionele explosies haar innerlijke strijd heeft gevoerd, ook in de context van een sprookje.

~

Robert Downey Jr. speelt met verve de excentrieke harige mecenas; wat er onder zijn harigheid schuilt is symbolisch voor Arbus’ zucht naar het onbekende. Dit staat in schril contrast met de sleazy milieus waar Arbus zich destijds in begaf, en waar Lionel haar in Fur fictief in introduceert. Kortom: de relatie tussen de beauty en het beest is te elegant en commercieel; breed uitgesponnen op het niveau van de desperate huisvrouw en de freak die haar wakker schudt. Te nadrukkelijk is ook de erotiek als voornaamste emotie, alsof er geen woede, drift, verdriet en onmacht bestaan. Zonder het werk van Arbus werkt de fictie tegen de gebruikte feiten, en is het gepolijste imaginaire eerbetoon van Shainberg vooral een stilistische representatie van de jaren zestig met een vleugje Carnivale. Dat schept afstandelijkheid, en is als eerbetoon misplaatst. En dat is waar Arbus in het leven en haar werk juist mijlenver vandaan stond.

Film / Achtergrond
special: Kiarostami's Ten

Opnieuw leren kijken

Met de speciale uitgave van Abbas Kiarostami’s Ten en 10 on Ten wordt duidelijk waarom deze Iraanse cineast een reputatie heeft als vernieuwer. Ten is een staalkaart voor minimale cinema die streeft naar maximale inhoud, en met 10 on Ten geeft Kiarostami in tien segmenten aan wat zijn filosofische visie is. De films combineren een idee en zijn uitvoering ervan tot een manifest voor een autonome cinema.

Aan het einde van de documentaire Hearts of Darkness, waar het monsterlijk moeizame productieproces van Apocalypse Now wordt getoond, zien we Francis Ford Coppola – ouder en misschien wel wijzer geworden – reflecteren over de toekomst van film. Volgens hem zou die liggen bij de mogelijkheid dat een meisje in een gewone buitenwijk met haar simpele camera een meesterwerk zou kunnen maken. Men zou na het lezen van deze uitspraak kunnen denken dat er na grootsheid die veel cinema karakteriseert, op gegeven momenten wordt terugverlangd naar eenvoud. Tegenover al die spectaculaire producties die de kijker verleiden met een technische beeldenstorm is het ook mogelijk om met minimale middelen te kijker te raken.

Autorit

~


De Iraanse regisseur Abbas Kiarostami valt duidelijk binnen die laatste categorie. Sinds 1970 maakt hij films die op hun eigen bescheiden en kleinschalige manier ambitieus zijn. Hij is naar eigen zeggen een autodidact, wiens vroegste films bedoeld waren voor kinderen. Gaandeweg probeerde hij te komen tot serieuzere en diepgaandere onderzoeken. Centraal in zijn visie is de wijze waarop cinema de realiteit kan tonen.

Ten bestaat uit tien scènes die zich afspelen tijdens een rit in een auto. Een naamloze vrouwelijke bestuurster is de hoofdpersoon van de film. We zien haar met haar zoon, haar vriendin en wat toevallig opgepikte personages gesprekken hebben, terwijl zij rijdt. Kiarostami hanteert voor Ten een eenvoudige manier van filmen, met twee camera’s: een gericht op de bestuurder en de andere op de passagier. Deze statische opstelling wordt maar een enkele keer afgewisseld met shots die meer tonen.

Vrouwen in Iran

Er is geen duidelijke narratieve lijn in het verhaal, ook al blijft de bestuurster het enige personage dat in alle scènes voorkomt, waarmee ze continuïteit behoudt. De gesprekken die ze voert hebben voornamelijk te maken met de positie van de vrouw in Iran. De film wordt feministisch genoemd, maar dat is misschien wat te eenzijdig gezien. Kiarostami is boven alles een humanist die film ziet als een manier om de werkelijkheid in al zijn complexe facetten te vangen. Ten is bijvoorbeeld minder beklemmend dan Jafar Panahi’s The Circle, waarin er geen twijfel lijkt te bestaan over het lot van vrouwen in Iran.

~

Ten geeft een genuanceerder en subtieler beeld van de situatie. De eerste dialoog is daar een mooi voorbeeld van. De bestuurster en haar kind ruziën over hun leefsituatie. Ze probeert aan haar zoon duidelijk te maken dat vrouwen onderdrukt worden en geen rechten hebben. Ze is gescheiden van de vader van haar kind, omdat ze snakte naar vrijheid. Het kind begrijpt deze situatie op het eerste gezicht niet en lijkt daarmee symbool te staan voor de houding van mannen in Iran (hij is ook het enige mannelijke personage in de film). Maar naarmate de ruzie voortduurt wijst het kind ook op de verantwoordelijkheid die er bestaat als individuen kiezen voor hun vrijheid, terwijl kinderen nog afhankelijk zijn van die volwassenen. Deze dialoog is op een zeer naturalistische wijze gevangen en lijkt daarmee op een documentair verslag. Ondanks de culturele afstand die men zou verwachten zijn de scènes uit Ten herkenbaar en pakkend. Dit effect werd bereikt door Kiarostami’s improvisatietechniek, die wonderlijke resultaten heeft opgeleverd van een puur naturalisme. Verder toont de film op een dagelijks niveau de gefragmenteerde staat van Iran en haar bewoners: een land dat ooit westers georiënteerd was, en nu een theocratische dictatuur is.

Visie

10 on Ten geldt als een masterclass en manifest in filmvorm. Kiarostami zien we nu zelf achter het stuur van een auto, terwijl hij in tien lessen praat over Ten en wat zijn visie is op cinema. De film bevat verder beelden van zijn voorgaande films, en geeft daarmee een beeld van de ontwikkeling die de regisseur heeft doorgemaakt.

~

Kiarostami is in zijn zoektocht en werkwijze te vergelijken met Lars von Trier, die met zijn Dogmamanifest ook streefde naar een pure cinema, al is Kiarostami minder cynisch en wispelturig dan de Deense regisseur. Daarentegen is hij wel pessimistisch over de dominante tendensen in de hedendaagse cinema: in een tijd waarin wij zo veel kunnen zien lijkt het alsof we blind zijn geworden voor het leven zoals dat zich dagelijks aan ons openbaart. Deels is dat het resultaat van de visuele inflatie die onze beeldcultuur momenteel kenmerkt. In zijn lessen komt naar voren dat film een mate van puurheid moet behouden. Er is een wantrouwen voor het gekunstelde, kunstmatige en manipulerend effect van de Hollywoodfilm. Kiarostami vindt dat veel filmers zich laten leiden door de technische mogelijkheden, maar dit zijn juist de zaken die filmmakers naar zijn mening beperken. De neiging om succesvol te zijn en te willen vermaken doet naar zijn mening af aan de zeggingskracht van het medium. En in een sterke uitspraak in 10 on Ten karakteriseert hij de populaire cinema als ‘zakkenrollerij in de duisternis’.

Mysterieus advies

Het is niet verbazend dat Kiarostami voor het grootste gedeelte van de bioscoopbezoekers op deze wereld onbekend zal blijven. Maar waar het bij hem om draait is autonomie boven de onderwerping aan de mechanismen van de commerciële cinema. Toch vormt voor hem de dominantie van de Amerikaanse film een niet te ontkennen feit. Hij is hierin realistisch, omdat hij inziet dat het succes van deze vorm van film niet voor niets bestaat. En hij sluit zijn betoog in 10 on Ten merkwaardig genoeg af met het mysterieuze advies om te leren van de cinema die nu alomtegenwoordig is. Een subtiele coda brengt de kijker vervolgens weer terug naar de kern van zijn verhaal.

~


In 2002, toen Ten nog nieuw was, leek de euforie voor digitale camera’s en de goedkopere productiemethoden groter dan nu. Vreemd genoeg is dit een technologische ontwikkeling die Kiarostami wel lijkt te omarmen. Iedereen kan nu een ‘film’ maken, zoals Coppola en Kiarostami beiden lijken te bedoelen. Maar de resultaten en de criteria zullen nog afhankelijk zijn van hoe elke filmmaker het medium ziet. Kiarostami’s masterclass vormt in dat opzicht een overtuigende blauwdruk, en zijn visie omvat een mate van kritiek, diepzinnigheid en een nobele vorm van betrokkenheid met het lot van mensen. Vanuit de bescheiden technische beginselen weet Kiarostami met Ten en 10 on Ten grote ideeën te combineren met een eenvoudige stijl die de kijker doet reflecteren over de koers van de eigentijdse cinema. Nu is het alleen de vraag of al die miljoenen potentiële filmmakers zich zullen laten leiden door die visie.

Ten en 10 on Ten verschenen als boxset bij distributeur De Filmfreak.

Boeken / Fictie

Poëzie van een raadselachtige revolutionair

recensie: Twee vertalingen van Rimbaud

“Eén keer met het onstuimige hart aan de taal wrikken (…) en dan weggaan, niet terugblikken, koopman worden”; zo vatte Rainer Maria Rilke het leven van de Franse dichter Rimbaud samen. Arthur Rimbaud (1854-1891) schreef tussen zijn zestiende en zijn éénentwintigste een onorthodox oeuvre bij elkaar, om vervolgens de poëzie en Frankrijk vaarwel te zeggen.

In 2006 verschenen er twee omvangrijke vertalingen van Rimbauds werk, door twee van onze beste vertalers, die zich beiden al tientallen jaren op bewonderenswaardige wijze met zijn werk bezighouden. Paul Claes vertaalde het gehele oeuvre (Gedichten; Een seizoen in de hel; Illuminations) en van de hand van Hans van Pinxteren verscheen Ik is een ander, waarin het leeuwendeel van de prozagedichten is opgenomen. Beiden hebben hun bestaande vertalingen herzien en in een tweetalige band bijeengebracht en uitgebreid met gedegen commentaar dat de lezer vertrouwd maakt met Rimbauds leven, werk en poëzieopvatting. Bij Claes zijn deze uitgebreider en staan ze steeds voorafgaand aan de afzonderlijke bundels, zodat de ontwikkeling van Rimbauds werk en dichtopvatting goed zichtbaar wordt.Van Pinxterens commentaar is minder uitgebreid, maar hij gaat daarnaast dieper in op zijn onorthodoxe vertaalaanpak. In zeven jaar tijd heeft hij de Illuminations acht à tien keer opnieuw vertaald, zonder terug te kijken naar zijn eerdere vertalingen. Daaruit werd de uiteindelijke versie geboren – die voor deze uitgave weer is bijgesteld. Bovendien legt hij uit waarom een ‘brokkelige’ vertaalstijl naar zijn idee past bij Rimbauds werk.

Onbekend in Nederland

Een jonge Rimbaud
Een jonge Rimbaud

Deze plotse overdaad aan Rimbaud in het Nederlands zegt meer over het belang van een van Frankrijks grootste dichters dan over zijn bekendheid of populariteit in Nederland, die uiterst gering is. Slechts een handjevol mensen is echt goed thuis in het werk. De hoeveelheid mensen die een of meer gedichten kent zal iets groter zijn. Rimbaud is in Nederland vooral een naam, misschien wel vooral in combinatie met Verlaine, met wie hij een stormachtige relatie heeft gehad die tot een schietincident leidde waarbij Rimbaud in zijn hand gewond raakte.

Rimbaud liep op zijn zestiende weg uit Charleville, een provinciestad in de Franse Ardennen, waar hij met zijn moeder en broers en zussen woonde. Hij belandde in Parijs, waar hij Paul Verlaine ontmoette, met wie hij een onstuimige knipperlichtrelatie zou krijgen. Enkele keren verliet Rimbaud hem en keerde Verlaine terug naar zijn vrouw en kind. Via Verlaine kwam Rimbaud in aanraking met de Parnassiens, dichters die op dat moment de poëzie domineerden met hun formalistische l’art-pour-l’art-poëzie. Hij werd algauw door hen verguisd vanwege zijn non-conformisme, en Rimbaud had op zijn beurt een grote minachting voor hun verkalkte poëzieopvatting.

Toch is Rimbauds eerste bundel, Poésies (Gedichten, 1871), qua vorm nog vrij traditioneel, in meerderheid bestaande uit sonnetten. Wel geeft zijn werk blijk van een zekere baldadigheid (die ook wel bij zijn leeftijd past – hij was zestien toen hij deze bundel schreef) door het gebruik van niet al te verheven woorden als ‘pisser’ en ‘cul’ (kont), alsook andere woorden die normaal niet direct met poëzie worden geassocieerd (‘bureaux’, ‘pioupiou’), en ongewone, wetenschappelijk aandoende woorden als ‘amygdales’ en ‘hydrolat lacrymal’. Rimbaud zet zich dus vanaf het vroegste begin af tegen de conventionele burgerlijkheid, wat in zekere zin de kiem van zijn hele poëzie is. Deze uit zich in dit stadium onder andere in de verheerlijking van de schoonheid van het lelijke. Zo schreef hij een meedogenloos onflatteus sonnet over een vrouw die uit een badkuip oprijst (“een vrouwenkop vol kale plekken”), die eindigt met de steenpuist op de anus. In Gedichtenstaan sonnetten over billen (“Hun billen zijn de onze niet”) tussen aangrijpende, wonderschone, meer impressionistische gedichten als De slaper in het dal.

Het poëtische experiment wordt voor Rimbaud een manier om te ontsnappen aan de alledaagse werkelijkheid. Hij zoekt naar geestverruiming door extreme ervaringen in liefde, lijden, drank en drugs. In brieven, die later bekend zouden worden onder de naam Lettres du voyant (Zienersbrieven) zet Rimbaud zijn poëzieopvatting uiteen. Geïnspireerd door Baudelaire, die zijn Fleurs du mal eindigde met de zin: “… pour trouver du nouveau!”, ontwikkelt hij de opvatting dat de dichter het ‘onbekende’ moet zoeken. Achter de banale wereld van alledag gaat een andere, nog onbekende wereld schuil, en de poëzie is dé manier om deze te leren kennen. De dichter moet een ziener worden, door een bewuste ontregeling van alle zintuigen.

Nieuwe taal

Rimbaud in 1872
Rimbaud in 1872

Om de mensheid het ‘ongekende’, zoals Van Pinxteren het noemt, te kunnen aanreiken, moet hij een nieuwe taal uitvinden. Lyriek is voor Rimbaud niet zozeer het uitdrukken van persoonlijke emoties, maar veeleer het verkennen van onbekende ervaringen. “Je est un autre”, zo schrijft hij in een van deze brieven; “ik is een ander”. Deze verkenning van het onbekende vergt een nieuwe taal, die Rimbaud vindt in het prozagedicht, die voortaan zijn versvorm zal zijn. Rimbauds prozagedichten zijn compact, fantasievol en dynamisch, ze staan volledig los van de traditie. Rimbauds tweede bundel, Een seizoen in de hel (Une saison en enfer, uit 1873), kenmerkt zich, aldus Paul Claes, door een revolutionaire esthetica met zijn onstuimige typografie, perspectiefveranderingen en abrupte overgangen. De tekst is voortdurend in beweging, is nergens vast te pinnen. Dat levert zinnen op als: “Ik ga dood van verveling. Dit is mijn graf, ik ga naar het pierenland, gruwelijke gruwel! Satan, grapjas, je voert me in het verderf met je bekoringen. Ik roep. Ik roep! om een prik van de vork, een slok vuur.”

Ook Rimbauds derde en laatste bundel, Illuminations (overigens geen Frans, maar een Engels woord) staat vol fantasierijke prozagedichten. Ze zijn impressionistischer, met meer natuurbeelden en droomachtige, symbolistische, haast surrealistische gedichten, zoals het volgende:

In het bos is er een vogel, als hij zingt sta je stil en bloost.
Er is een klok die niet slaat.
Er is een kuil met een nest vol witte dieren.
Er is een kathedraal die daalt en een meer dat stijgt.
Er is een wagentje dat in het struikgewas is achtergelaten of met linten versierd de weg af snelt.
Er is een groep verklede toneelspelertjes die je door de boszoom heen op de weg ziet lopen.
Er is ten slotte, als je honger en dorst hebt, iemand die je wegjaagt.

Met Illumiminations zegt Rimbaud de literatuur voorgoed vaarwel. Na zijn twintigste zal hij geen literaire letter meer schrijven. Hij werd korte tijd KNIL-soldaat, en later koopman en wapenhandelaar in Afrika. Uiteindelijk stierf de “man met de zolen van wind” op 37-jarige leeftijd, met één geamputeerd been. Hij gaat geografische grenzen over, naar een ander ‘onbekende’: de andere kant van de wereld.

Arthur Rimbaud: Ik is een ander, Zienersbrieven, Een seizoen in de hel en Illuminations • Vertaling: Hans van Pinxteren • Uitgever: L.J. Veen • Prijs: € 24.90 (Hardcover) • 256 bladzijden • 9789020405712

Arthur Rimbaud: Gedichten, Een seizoen in de hel, Illuminations • Vertaling: Paul Claes • Uitgever: Athenaeum – Polak & van Gennep • Prijs: € 17.50 (Paperback) • 368 bladzijden • 9789025346898

Een aparte beschouwing over de verschillen tussen de twee vertalingen verschijnt over enkele weken op deze site, als onderdeel van een nieuwe special over literaire vertalingen.

Muziek / Achtergrond
special: Haldern Pop 2 t/m 4 augustus Rees-Haldern

Geen zomer zonder Haldern

De eerste week van augustus zou simpelweg niet compleet zijn zonder een bezoek aan het Haldern Pop Festival, net over de grens bij Nijmegen. Zoals elk jaar het zomerfestival waar 8WEEKLY naartoe gaat om, naast enkele grotere namen, de nieuwe muzikale krenten in de pap te ontdekken. Het is een knus festival, zonder al te veel festivalgekte, met twee podia; een groot openlucht Main Stage en de klassieke Spiegeltent. Enkele ontdekkingen van de afgelopen jaren zijn Bright Eyes (2003), The Dresden Dolls, José González (2004) en Guillemots (2006).

De bands die dit jaar het grote publiek moeten trekken zijn bijvoorbeeld The Waterboys, The View, Spiritualized (akoestische sessie!) en The Magic Numbers. Een greep uit het programma brengt ons echter ook twee van de meest recente songwriter ontdekkingen, te weten Patrick Watson en Loney, Dear. Deze beide heren hebben onlangs samen een kleine, doch zeer goed ontvangen, tournee gedaan in Nederland. Bij de bebaarde Canadees Patrick Watson leidde dat zelfs tot twee Paradiso-shows in één week. De Zweed Emil Svanängen (Loney, Dear) was eerder dit jaar ook al op Eurosonic te bewonderen.

Two Gallants
Two Gallants

Persoonlijke favoriet zijn de heren van Two Gallants, wier debuutplaat What the Toll Tells simpelweg niet van mijn mp3-speler af te slaan was. In 2006 al met ruime voorsprong verkozen tot concert van het jaar in de Groningse Vera. Songs als Las Cruces Jail en Steady Rollin’ hebben reeds menig scheve blik opgeleverd vanwege hardop meezingen. Hun nieuwe EP The Scenery of Farewell is dit jaar uitgekomen op Saddle Creek, het label waar ook alle releases van Bright Eyes op zijn verschenen.

Daarnaast herbergt het kleine plaatsje net over de grens bij Nijmegen dit jaar spannende nieuwe bands als Voxtrot, Architecture in Helsinki, The Duke Spirit en Jamie T. De festivalvrijdag in de schitterende Spiegeltent belooft sowieso al veel goeds, want daar spelen zowel Brakes als The Electric Soft Parade. Twee zeer aan elkaar verwante bands, want Brakes is ooit opgericht door Tom en Alex White van The Electric Soft Parade. Maar dan met Eamon Hamilton, voormalig keyboardspeler en maniakale trommelaar van British Sea Power, op zang. En wie zich nog het spontane volksfeest herinnert van laatstgenoemde band in 2005 in dezelfde tent, kan enigszins inschatten hoe de fans op deze shows gaan reageren.

~

Het programma bevat tenslotte nog genoeg namen die in eerste instantie geen belletje doen rinkelen. Waarvan ik geen idee heb wat ze spelen. Maar dat is natuurlijk juist het mooie aan een festival. Wie weet zit daar de verassing van deze editie tussen. Misschien dat de weergoden ons na twee jaar noodweer dan ook een keer gunstig gezind zijn. Bekijk de festival line-up eens rustig op de website.

Muziek / Album

Alweer een nieuwe Spoon

recensie: Spoon - Ga Ga Ga Ga Ga

De van oorsprong Texaanse band Spoon, vernoemd naar een nummer van de Duitse band Can, brengt deze zomer haar achtste album uit. Sinds 2004 komt de productieve band elk jaar met een nieuw album. Het gevaar van deze muzikale ijver is dat de kwantiteit ten koste gaat van kwaliteit. Helaas is dat op Ga Ga Ga Ga Ga het geval.

~

Ga Ga Ga Ga Ga telt tien korte nummers en duurt in totaal nog geen 37 minuten. De kwaliteit van de nummers wisselt sterk en varieert van ontroerende indiepop tot ongeïnspireerde dertien in een dozijn gitaarliedjes. Ga Ga Ga Ga Ga opent aardig met Don’t Make Me A Target, een nummer wat helaas zo overgeproduceerd is dat de stem van zanger Britt Daniel niet uit de verf komt. De instrumentale stukken in het nummer zijn de redding: de kort aangeslagen akkoorden in de gitaarpartij in combinatie met de piano vormen een solide basis.

Hitpotentie

In tegenstelling tot het openingsnummer heeft het catchy en poppy You Got Yr Cherry Bomb aardige hitpotentie. Het zou zeker geschikt zijn voor een hippe tienerserie zoals Spoons eerdere plaat The Way We Get By in The OC. De meest hitgevoelige nummers van Spoon zijn niet de beste. Op dit album is het leukste nummer Don’t You Evah: een geweldige song waarin Daniel zich sarcastisch uitlaat over het verloop van een relatie, ondersteund door een eenvoudige maar sterke bassline.

Elk nummer op het album heeft kenmerkende elementen zoals de staccato piano op The Ghost Of You Lingers. Toch lijkt het alsof Spoon zijn krachten niet ten volste benut. Het minst opzienbarende en doorsnee nummer is Eddie’s Ragga, waarop de band sloom en ongeïnspireerd overkomt. Om het maar even oneerbiedig te zeggen klinkt dit als een ‘volmaker’.

Geduld

Misschien had Spoon even moeten wachten met het alweer uitbrengen van een album, tot er een sterkere verzameling nummers voor handen was. Er is namelijk al genoeg Spoon-muziek om op te teren. Het album bevat teveel degelijke en brave indiepop-liedjes voor op de achtergrond. Ga Ga Ga Ga Ga klinkt als een redelijke World Party/I Am Kloot-combinatie, maar komt nergens in de buurt van hun sterke debuut uit 1996.

Kunst / Expo binnenland

Onvoorspelbaar realisme

recensie: Realistische kunst 1910-1950

In Arnhem is de modebiënnale nog aan het nasudderen, maar wie over de drempel van het Museum voor Moderne Kunst Arnhem (MMKA) stapt, verruilt het hedendaagse voor een geheel ander tijdperk. De tentoonstelling Realistische kunst 1910-1950 geeft een overzicht van het werk van bekende kunstenaars die in de eerste helft van de vorige eeuw werkten in de realistische traditie.

De verschillende werken van uitsluitend Nederlandse kunstenaars vormen een veelzijdig, maar ook onvoorspelbaar geheel waarin naast traditionele, ook de meer experimentele thema’s aan bod komen. Het getoonde werk verwijst vooral naar de realiteit; de waarneembare werkelijkheid. Het museum toont de werken van onder andere Henk Chabot, Chris Lebeau, Charley Toorop en Johan van Hell in een ronde omgang die weer eindigt bij het begin van de expositie, een vorm die de bezoeker uitnodigt het gepresenteerde werk nóg eens te bekijken.

Charley Toorop, Portret van Bertha van der Laaken-Polak, 1937-1938
Charley Toorop, Portret van Bertha van der Laaken-Polak, 1937-1938

Select gezelschap

Opvallend zijn de verschillende zelfportretten die op een interessante manier met elkaar communiceren. Terwijl Chris Lebeau zichzelf neerzet als mooie, tedere man waar geen vlekje aan te ontdekken lijkt, lijkt Henk Chabot in zijn zelfportret minder positief uit de verf te komen. Door de donkere verftinten die hij gebruikt, zijn duistere blik en vervreemdende manier van poseren heeft zijn portret iets weg van dat van een slechterik uit een enge film.

Alle getoonde werken zijn eigendom van het MMKA en bij het samenstellen van deze collectie is gezocht naar verschillende vormen van realisme. Belangrijke vormen daarvan zijn: het neorealisme waarin het alledaagse centraal staat en het surrealisme waarin naar een realisme wordt gezocht dat minder voor de hand liggend is voor de kijker. Daarnaast is het opvallend dat in deze tentoonstelling het werk wordt getoond van een kleine groep kunstenaars. Het MMKA had in de periode waarin de werken het museum binnenkwamen een speciale band met onder andere Henk Chabot, Chris Lebeau en Charley Toorop. Het MMKA bleef zich op de selecte groep richten, ook toen de aandacht van andere musea zich anders oriënteerde. Dit heeft tot gevolg gehad dat de collectie van het MMKA in de breedte tamelijk beperkt bleef. De tentoonstelling Realistische kunst 1910-1950 geeft dan ook een goede weergave van het collectiebeleid van het MMKA aan het begin van de vorige eeuw.

Ontwikkeling en contrast

Naast zelfportretten zijn er in de tentoonstelling landschappen, stillevens en familieportretten te zien. Van elke kunstenaar zijn meerdere werken te zien die zo veel mogelijk bij elkaar hangen. Daardoor is bij enkele kunstenaars een ontwikkeling te zien die vooraf is gegaan aan het vinden van de uiteindelijk realistische stijl. Vooral het werk van Chabot laat goed zien hoe hij door de jaren heen het lijnenspel explicieter is gaan gebruiken. Opvallend zijn ook de neorealistische werken met hun alledaagse onderwerpen die een sterk contrast vormen met de surrealistische en expressief-realistische werken van andere kunstenaars. Van Johan van Hell zijn er werken als Kleedjes kloppen waarop typisch Hollandse vrouwen kleedjes kloppen en het sterk gestileerde portret van een Arbeidsongeval. In scherp contrast met de schilderijen van Van Hell staan de werken van Lodewijn Bruckman; hij toont stillevens van objecten als veren en spijkers die door de kunstenaar uit hun bestaande omgeving zijn gehaald waardoor een vervreemdend beeld ontstaat. Deze schilderijen doen veel meer een beroep op de fantasie van de kijker en horen bij het surrealisme dat in deze tentoonstelling als tegenhanger dient van het neorealistische werk van onder andere Van Hell.

Johan van Hell, Arbeidsongeval, 1930
Johan van Hell, Arbeidsongeval, 1930

Zwervende beelden


In de tentoonstelling hangen de werken vrij dicht bij elkaar, wat goed past bij het idee dat de werken niet zozeer op zichzelf staan maar verwijzen naar het grotere geheel van de tentoonstelling. Terwijl de kijker het ene werk bekijkt, nodigt het volgende werk al uit om ook bekeken te worden. De aandacht in de tentoonstelling is evenwichtig verdeeld over de kunstenaars en hun werk, hoewel de bronzen beelden een beetje buiten de boot lijken te vallen en eerder een decoratieve functie vervullen. De beelden, die over de gehele gang zijn geplaatst, vallen wat in het niet bij de indringende kleuren van de doeken. Ze lijken een minder belangrijke rol te spelen en lijken geen onderdeel van het verhaal dat hier wordt verteld over de verschillende stromingen van het realisme. Zonder extra informatie, waarin het museum helaas niet voorziet, is het dan ook moeilijk de beelden in het tijdsbeeld te plaatsen waar de schilderijen zo duidelijk in thuishoren.

Aangename selectie

Deze tentoonstelling van realistische werken uit het begin van de vorige eeuw is interessant maar vergt weinig uithoudingsvermogen. Van elke kunstenaar die vertegenwoordigd is in de Arnhemse collectie realisten zijn hier de topstukken te zien. Het museum heeft bij de selectie van het werk voor deze expositie bepaald geen risico’s genomen wat betreft kwaliteit of opmerkelijkheid. Dat neemt niet weg dat het een aangename selectie is met een paar juweeltjes die net wat meer in het oog springen zonder om aandacht te schreeuwen. Tegelijkertijd is de expositie een goed vertrekpunt voor de (her)ontdekking van een interessante kunstenaar of enkele boeiende stromingen binnen de Nederlandse schilderkunst.

Film / Films

Flauwe film, grappige dvd

recensie: Talladega Nights: The Ballad of Ricky Bobby

Snelheid en liefde voor auto’s zit Ricky Bobby (Will Ferrell) in het bloed. Niet zo vreemd, want hij werd in het racemonster van zijn vader geboren toen die naar het ziekenhuis scheurde. Vaders laat het gezin al snel in de steek, maar zijn motto “If you ain’t first, you’re last!” zal Ricky Bobby’s leven gaan beheersen.

Ricky Bobby en zijn boezemvriend Cal Naughton, Jr. (John C. Reilly) zijn monteurs van een NASCAR-raceteam als op een dag de coureur niet verder wil rijden. Ricky springt in de wagen en ontpopt zich vervolgens tot een regelrechte sensatie. Hij rijgt vervolgens het ene succes aan het andere, maar alles gaat mis als hij concurrentie krijgt van de Franse coureur Jean Girard (Sacha Baron Cohen).

Ferrel & McKay

~

Talladega Nights (2006) is de tweede speelfilm die Ferrell samen maakte met co-schrijver en regisseur Adam McKay, zijn oude maatje van Saturday Night Live). Beiden maakten eerder Anchorman: The Legend of Ron Burgundy. Die film was grappig door zijn bij vlagen lichtsurrealistische inslag en doordat hij bevolkt werd door talloze bizarre, maar erg geslaagde typetjes. Het duo maakt sinds kort ook het internet onveilig met hun website funnyordie.com. Hierop kunnen zij (en bevriende komieken) hun komisch talent tonen, vaak (landlord Pearl!) met hilarisch resultaat. Dat beloofde dus wat voor Talladega Nights, waar Ferrell bovendien hulp kreeg van onder andere Baron Cohen (Ali G en Borat) en Reilly (Boogie Nights, Magnolia).

Het eindresultaat valt helaas tegen. Toegegeven: de autoraces zijn bijzonder spectaculair in beeld gebracht en zouden in geen enkele Bruckheimerfilm misstaan. Maar de typetjes zijn plat en de grappen missen te vaak het absurdistische dat Ferrel-humor doorgaans kenmerkt. Zelfs Baron Cohens personage – met een ontzettend slecht Frans accent – is geen enkel moment grappig. Bovendien blijkt de NASCAR-wereld zich, in tegenstelling tot bijvoorbeeld die van het ijsdansen in Blades of Glory, minder te lenen voor humoristische situaties. Kortom: er valt opvallend weinig te lachen.

Bonus

~

En dan, op het moment dat de film afgelopen is en je min of meer opgelucht bent dat je de dvd er uit kunt halen, besluit je toch maar de vele extra’s te bekijken. Die blijken uiteindelijk grappiger dan de film zelf, zoals het bizarre audiocommentaar van onder andere McKay en acteur Ian Roberts (die elke keer bijzonder opgewonden raakt als ie zichzelf in beeld ziet). In de film zagen we al hoe de twee zoontjes van Ricky Bobby (met de onvergetelijke namen Walker en Texas Ranger) hun opa volledig verrot scholden. Bij de extra’s krijg je uitgebreid te zien hoe de jochies improviserend tot dit resultaat zijn gekomen, wat werkelijk hilarisch is. Daarnaast zijn er veel bloopers, interviews, audities en verwijderde scènes te bekijken die bij vlagen erg vermakelijk zijn. Zo valt er gelukkig op deze dvd van een niet-grappige film toch nog een hoop te lachen.

Boeken / Non-fictie

Een begrafenis met de f van Ferron

recensie: Lilian Blom - De Tuinkamer

In 2005 overleed Louis Ferron, de schrijver van een bijzonder oeuvre waarin Duitsland en zijn woonplaats Haarlem een belangrijke plaats innemen. De laatste twintig jaar van zijn bestaan leefde hij met Lilian Blom. Haar debuut De Tuinkamer is om twee redenen een geslaagd boek geworden. Naast het feit dat ze op mooie wijze de intensieve periode beschrijft die ze met Ferron beleefde vanaf het moment dat hij ongeneeslijk ziek werd verklaard, richt Blom met dit boek een monument op voor de schrijver met wie ze haar leven deelde.

Ferron had, ondanks een lang bestaan als schrijver, niet het gevoel alle verhalen te hebben verteld die hij wilde vertellen. Dat is de directe aanleiding voor het schrijven van De Tuinkamer, zo valt in de eerste regels van het boek te lezen. Opschrijven moest Blom dit broze verhaal, en niet van zich áfschrijven, want dat is volgens Ferron immers “de taal voor therapeuten en de damesclubjes”. Door de visie van haar overleden man pontificaal op de eerste regels van het boek af te laten drukken, stippelt Blom de koers uit voor haar boek: de kracht moet in de eerste plaats in Bloms schrijven zitten, en pas op de tweede plaats in de heftige gebeurtenis die aan het boek ten grondslag ligt: het overlijden van de schrijver Louis Ferron.

Romanticus pur sang

De insteek is moedig en pakt mooi uit. Naast de passages waarin Ferrons aftakeling wordt beschreven (en die sowieso raken) slaagt Blom er in om ook, en misschien zelfs wel meer, te imponeren op de momenten waarop ze de twintig jaar beschrijft die ze met Ferron doormaakte vóór hij op zijn ziekbed belandde. In die zinnen wordt een portret geschilderd van een romanticus pur sang, die naast schrijven zijn tijd het liefst doorbrengt in de kroegen van Haarlem, met het kettingroken en met het bezingen van zijn liefde voor Lilian.

Er hangt echter ook een donkere nevel om dit bohémienbestaan, die te herleiden is naar zijn jeugd, toen zijn (Duitse) vader op jonge leeftijd overleed en zijn moeder hem in een pleeggezin onderbracht. Het opgroeien zonder zijn vader, gestigmatiseerd als moffenzoon in de kleinburgerlijke Bomenbuurt in Haarlem en het gevoel overbodig te zijn geweest bij zijn moeder, leverde vragen op bij Ferron die vijftig jaar nadien nog steeds niet beantwoord zijn. Ferron gaat na lang aandringen van zijn vrouw uiteindelijk de confrontatie met zijn verleden toch aan door naar Bremen af te reizen, op zoek naar de familie van zijn vader. In De Tuinkamer legt Blom twee verhaallijnen uit: ten eerste is er het relaas van Ferrons ziekteperiode en ten tweede is er de lijn van de speurtocht van de schrijver naar zijn raadselachtig verlopen jeugd, die Blom door middel van flashbacks door de eerste lijn heen mengt.

Een heilige boekenverzameling

Blom vlecht uiteindelijk kundig de twee verhaalstrengen samen en laat de schrijver en de mens Ferron vredig het toneel verlaten. Kort voor zijn overlijden was er van de man die zijn leven lang tussen de letters werkte, al zo weinig over dat hij niet weer wist of je het woord begrafenis nu met een v of met een f moest schrijven. “Begrafenis schrijf je met de f van Ferron”, merkt Blom tragikomisch op. De opmerking leidt het trieste moment in waarbij de spulletjes van Ferron verdeeld moeten worden. Jan Siebelink, naaste vriend van de schrijver, krijgt de zogenoemde “heilige boekenverzameling” van Ferron. Wij als lezers houden aan Ferrons overlijden ook een mooi boek over, namelijk De Tuinkamer. Het is in zijn bescheiden opzet geslaagd en weet primair te boeien vanwege Bloms talent een verhaal te vertellen, en niet omdat de schrijfster van het boek ons bestookt met een groots, pathetisch verhaal over de Dood. Dat zou kiezen voor de makkelijke weg zijn geweest. Het had een verhaal opgeleverd dat waarschijnlijk net zo goed in de stoel bij een talkshow verteld had kunnen worden als op de pagina’s van een boek. En juist doordat er hier niet voor die (verleidelijke!) methode is gekozen, levert het toegankelijke stof op die ook interessant is voor mensen die onbekend zijn met het leven of het werk van Louis Ferron. Het is de creatievere en doordachtere aanpak, kortom de juiste manier om een schrijver te eren.

Muziek / Achtergrond
special: 5 Days Off barst uit z'n voegen

Veel kwaliteit, weinig vernieuwing

.

Ooit begonnen als kleine broertje van het Gentse festival 10 Days Of Techno (later omgedoopt tot 10 Days Off, toen een bredere muzikale koers werd ingeslagen), is 5 Days Off qua bezoekersaantallen hard op weg de Belgen van de troon te stoten. 21.500 bezoekers liepen tussen 5 en 9 juli langs de kassa’s van de Melkweg en Paradiso. Bij dat cijfer is voor het gemak ook het uitverkochte (vijfduizend man) concert van Daft Punk in de Heineken Music Hall meegerekend.

~


Het Franse duo Thomas Bangalter en Guy-Manuel de Homem-Christo trapt woensdag het vijfdaagse festival af met een even curieus als veelbesproken optreden. Curieus omdat de heren schuil gaan onder zwartleren pakken en zilveren helmpjes en zodoende amper hun instrumenten kunnen zien, laat staan bedienen. Veelbesproken omdat de meegebrachte lichtshow werkelijk fenomenaal is. Zo blijken twee enorme witte klimrekken aan weerskanten van het podium inventief geprogrammeerde neonbuizen waarop ook geprojecteerd kan worden.
Achter de driehoekige kansel waarin het duo staat, hangt een soort videomuur van twintig meter breed en vijf meter hoog. Daft Punk, dat groot werd met hun conceptuele fusie tussen house, disco en obscure pop, speelt een soort sing-along medley van hun grootste hits, waarbij nummers als Robot Rock, Too Long en Face to Face voorbij razen, naast fragmenten van hits als Around the World, One More Time en Harder, Better, Faster. Het blijft vreemd, zo’n concert zonder enig oogcontact met de artiesten. Maar het uitzicht is werkelijk formidabel.

Intiem

De rest van 5 Days Off verloopt beduidend intiemer. Zo is de Canadese technoheld Richie Hawtin donderdag omringd door z’n fans, die zich verdringen rond het dj-hokje dat strategisch op het podium is geplaatst. Nog bonter maken de Chilenen Luciano en Ricardo Villalobos van Left & Right het. De grootmeesters van de minimal techno, een stroming die vooral in Berlijn en op het zonovergoten party-eiland Ibiza opmars maakt, staan vrijdag midden op de Melkweg-dansvloer met hun draaitafels. Door geluidsproblemen vluchten ze even later toch maar naar het podium, waar ze een daverende set weggeven aan de volgepakte zaal.

Diezelfde avond gaan een stel maffe Japanners er met de publieksprijs vandoor. Soil & Pimp Sessions verbouwt met razende punkjazz de bloedhete bovenzaal van Paradiso tot een kolkende massa. BBC-dj Gilles Peterson is al fan en wij snappen nu waarom. De blazers Tabu Zombi en Motoharu bespelen hun instrumenten alsof het rockgitaren zijn terwijl een dikke Japanse André Hazes-lookalike, compleet met gleufhoed, zwart pak en diamanten kruis op z’n borst de massa opjut. Na afloop van de Japanse storm moeten beide blazers bijna aan het zuurstof, zo heftig hebben ze zich gegeven. Wat een sensatie, dit zestal.

Digitalism
Digitalism

Is vrijdag de dag met de meeste hoogtepunten, ook op de overige dagen speelt er in de twee zalen altijd wel iets dat indruk maakt of verbazing wekt. De 5 Days Off-programmeurs geven dit jaar ruim baan aan nieuwe stijlen als dubstep (Kode 9), minimal (zie boven) en baile funk (Bonde do Role). Opvallend is verder hoe internationaal het artiestenarsenaal is. Er zijn technojocks uit Turkije, minimalspecialisten uit Chili en Canada, Finse avant-gardisten, Schotse dubstep-dj’s en Japanse jazzpunkers.

Hete Uffie

Ook het überhippe Franse platenlabel Ed Banger ontbreekt niet. Hun grootste troef Justice ontbreekt weliswaar, maar met de piepjonge sexy Uffie komt de Melkweg-zaal ook moeiteloos vol. Uffie is hot. Uffie heeft 65.331 vrienden op MySpace. En na vanavond weer een hoop meer. Logisch, want de rapster heeft volgens fans meer sexappeal dan Peaches, Miss Kittin en Lily Allen bij elkaar. Helaas blijkt haar optreden weinig meer dan een veredelde playbackshow, waarbij de zang van de platen geregeld haar microfoonvolume overstemt. Maar leuk is het wel, zo’n zaal vol “I’m ready to fuck” scanderende kids.

Trentemøller
Trentemøller

Weinig verrassingen

Zondag is het relaxed afdansen bij de Deense technoprins Anders Trentemøller, die indrukwekkend debuteert met een liveband. Vergezeld van een bassist en een drummer presenteert de Deen zijn bejubelde album The Last Resort, dat vorig jaar uitkwam op Pokerflat Recordings. Op dat album ontbreken de straffe minimale technobeats waarmee Trentemøller bekend werd en draait het vooral om sfeer. Het pleit voor Trentemøller dat hij het aandurft om op het podium die sublieme melancholieke sfeer overeind te laten en niet alsnog kiest voor een handjes-in-de-lucht-vierkwartsbombardement. Een van de aanraders voor het Lowlands festival, waar de Deense band ook op de planken zal staan.

Maar waren er ook echte verrassingen op deze editie van 5 Days Off? Waren er kiemen zichtbaar van radicaal nieuwe dansmuziekstijlen? Nauwelijks. Na vijf nachten dansen hoorden we alleen subtiele veranderingen van al bestaande stijlen als techno, house en drum ’n bass. Soms kwamen al die stijlen samen, zoals in het opwindende optreden van het duo Digitalism. Maar ook zij brachten weinig nieuws.
Verder concludeerden we dat minimal techno inmiddels naar de massa is doorgebroken, met uitverkochte optredens van Richie Hawtin en Left & Right, dat dubstep opwindender is dan de lome bassen doen vermoeden en dat de Fransen terug zijn van weggeweest. Ook al ontbrak de heetste Franse danceband van dit moment: Justice. En bleef een rechtstreeks duel tussen Daft Punk en hun beoogde opvolgers dus achterwege.

Muziek / Album

Weltschmerz met een sprankje hoop

recensie: Editors - An End Has a Start

In 2005 verraste een viertal jongens uit Birmingham de muziekwereld met het album The Back Room, een verzameling zwartgallige nummers subliem gedragen door de diepe en warme stem van zanger Tom Smith. Het album was een doorslaand platina succes. Deze zomer is de band terug, met een album dat wat meer ‘pop’ is dan het wave/postpunk-debuut. Smith is als zanger sterk gegroeid en maakt hier en daar een zelfs een uitstapje naar een zoete ballad met clichéteksten.

An End Has a Start moet het hebben van de uptempo nummers, het inmiddels herkenbare gitaargeluid (net zo karakteristiek als bijvoorbeeld het gitaarspel van The Edge) en de donkere, diepe stem van Smith. Op het openingsnummer en tevens de eerste single Smokers outside the Hospital Doors duiken de heren meteen het diepe in. Het wrange beeld van de titel komt tot leven als Smith tergend langzaam de tekst van het refrein inzet terwijl tegelijkertijd de drums en de gitaren versnellen. Deze goed werkende truc wordt herhaald op Bones, dat voor het verschijnen van dit album al vaker in de livesets te horen was. De paniek en de angst zijn voelbaar: “Retreat, retreat, I’ve fallen at the low tide.” Editors speelt duidelijk met gevoelens van eenzaamheid en vervreemding, maar gelukkig is er altijd nog wat hoop die doorklinkt. Mede door de tweede zanglijnen en de extra pianopartijen klinkt An End Has a Start ook weidser en epischer dan het debuut.

Glad ijs

~


Met The Weight of the World, het derde nummer van het album, begeeft de band zich op glad ijs. De stem en de teksten van Smith zijn in de snellere nummers een doeltreffend instrument om de donkerte met een sprankje hoop te bezingen. In de ballads wordt het echter snel jengelig en clichématig. Waar in The Weight of the World de weltschmerz in de teksten het nummer nog overeind weet de houden, zakken de Editors bij Push Your Head towards the Air door het ijs. De ballad heeft een te hoog ‘alles-komt-goed’ gehalte:

“Now don’t drown in your tears babe
Push your head towards the air
Now don’t drown in your tears babe
I will always be there.”

De langzame zangpartij verandert hier in een zeurderige klaagzang zonder enige diepgang. Met name in de brug verandert Tom Smith opeens in Chris Martin die de wereld in zijn eentje probeert te redden. Dergelijke langzame popliedjes, uitmondend in een solootje met – jawel – het herkenbare Editors gitaargeluid van Chris Urbanowicz, zijn het slechtste wat Editors te bieden heeft. Gelukkig staat hier het nodige fraais tegenover, zoals het aangrijpende Escape the Nest, waarin het beklemmende gevoel van het leven in de grote stad zonder enkel uitzicht, wordt bezongen.

Tweedeling

Grofweg is het album in twee stukken te verdelen. De nummers die je meteen bij de strot grijpen en je niet meer loslaten, zoals Bones en The Racing Rats, en de langzame nummers als Well Worn Hand en Push Your Head towards the Air waarbij je na een halve minuut afhaakt. Door de eerdergenoemde prijsnummers kan An End Has a Start echter nog wel degelijk als een goede – zij het geen volwaardige – opvolger van The Back Room worden beschouwd. Vergeet alle vergelijkingen met Interpol en Joy Division; geniet gewoon van An End Has a Start, en pak zo af en toe nog even de debuutplaat erbij. Of ga kijken en luisteren op Lowlands of Pukkelpop deze zomer, want met hun zeer energieke set op Glastonbury vorige maand gaf Editors een indrukwekkend en veelbelovend visitekaartje af.