Kunst / Expo binnenland

Onvoorspelbaar realisme

recensie: Realistische kunst 1910-1950

In Arnhem is de modebiënnale nog aan het nasudderen, maar wie over de drempel van het Museum voor Moderne Kunst Arnhem (MMKA) stapt, verruilt het hedendaagse voor een geheel ander tijdperk. De tentoonstelling Realistische kunst 1910-1950 geeft een overzicht van het werk van bekende kunstenaars die in de eerste helft van de vorige eeuw werkten in de realistische traditie.

De verschillende werken van uitsluitend Nederlandse kunstenaars vormen een veelzijdig, maar ook onvoorspelbaar geheel waarin naast traditionele, ook de meer experimentele thema’s aan bod komen. Het getoonde werk verwijst vooral naar de realiteit; de waarneembare werkelijkheid. Het museum toont de werken van onder andere Henk Chabot, Chris Lebeau, Charley Toorop en Johan van Hell in een ronde omgang die weer eindigt bij het begin van de expositie, een vorm die de bezoeker uitnodigt het gepresenteerde werk nóg eens te bekijken.

Charley Toorop, Portret van Bertha van der Laaken-Polak, 1937-1938
Charley Toorop, Portret van Bertha van der Laaken-Polak, 1937-1938

Select gezelschap

Opvallend zijn de verschillende zelfportretten die op een interessante manier met elkaar communiceren. Terwijl Chris Lebeau zichzelf neerzet als mooie, tedere man waar geen vlekje aan te ontdekken lijkt, lijkt Henk Chabot in zijn zelfportret minder positief uit de verf te komen. Door de donkere verftinten die hij gebruikt, zijn duistere blik en vervreemdende manier van poseren heeft zijn portret iets weg van dat van een slechterik uit een enge film.

Alle getoonde werken zijn eigendom van het MMKA en bij het samenstellen van deze collectie is gezocht naar verschillende vormen van realisme. Belangrijke vormen daarvan zijn: het neorealisme waarin het alledaagse centraal staat en het surrealisme waarin naar een realisme wordt gezocht dat minder voor de hand liggend is voor de kijker. Daarnaast is het opvallend dat in deze tentoonstelling het werk wordt getoond van een kleine groep kunstenaars. Het MMKA had in de periode waarin de werken het museum binnenkwamen een speciale band met onder andere Henk Chabot, Chris Lebeau en Charley Toorop. Het MMKA bleef zich op de selecte groep richten, ook toen de aandacht van andere musea zich anders oriënteerde. Dit heeft tot gevolg gehad dat de collectie van het MMKA in de breedte tamelijk beperkt bleef. De tentoonstelling Realistische kunst 1910-1950 geeft dan ook een goede weergave van het collectiebeleid van het MMKA aan het begin van de vorige eeuw.

Ontwikkeling en contrast

Naast zelfportretten zijn er in de tentoonstelling landschappen, stillevens en familieportretten te zien. Van elke kunstenaar zijn meerdere werken te zien die zo veel mogelijk bij elkaar hangen. Daardoor is bij enkele kunstenaars een ontwikkeling te zien die vooraf is gegaan aan het vinden van de uiteindelijk realistische stijl. Vooral het werk van Chabot laat goed zien hoe hij door de jaren heen het lijnenspel explicieter is gaan gebruiken. Opvallend zijn ook de neorealistische werken met hun alledaagse onderwerpen die een sterk contrast vormen met de surrealistische en expressief-realistische werken van andere kunstenaars. Van Johan van Hell zijn er werken als Kleedjes kloppen waarop typisch Hollandse vrouwen kleedjes kloppen en het sterk gestileerde portret van een Arbeidsongeval. In scherp contrast met de schilderijen van Van Hell staan de werken van Lodewijn Bruckman; hij toont stillevens van objecten als veren en spijkers die door de kunstenaar uit hun bestaande omgeving zijn gehaald waardoor een vervreemdend beeld ontstaat. Deze schilderijen doen veel meer een beroep op de fantasie van de kijker en horen bij het surrealisme dat in deze tentoonstelling als tegenhanger dient van het neorealistische werk van onder andere Van Hell.

Johan van Hell, Arbeidsongeval, 1930
Johan van Hell, Arbeidsongeval, 1930

Zwervende beelden


In de tentoonstelling hangen de werken vrij dicht bij elkaar, wat goed past bij het idee dat de werken niet zozeer op zichzelf staan maar verwijzen naar het grotere geheel van de tentoonstelling. Terwijl de kijker het ene werk bekijkt, nodigt het volgende werk al uit om ook bekeken te worden. De aandacht in de tentoonstelling is evenwichtig verdeeld over de kunstenaars en hun werk, hoewel de bronzen beelden een beetje buiten de boot lijken te vallen en eerder een decoratieve functie vervullen. De beelden, die over de gehele gang zijn geplaatst, vallen wat in het niet bij de indringende kleuren van de doeken. Ze lijken een minder belangrijke rol te spelen en lijken geen onderdeel van het verhaal dat hier wordt verteld over de verschillende stromingen van het realisme. Zonder extra informatie, waarin het museum helaas niet voorziet, is het dan ook moeilijk de beelden in het tijdsbeeld te plaatsen waar de schilderijen zo duidelijk in thuishoren.

Aangename selectie

Deze tentoonstelling van realistische werken uit het begin van de vorige eeuw is interessant maar vergt weinig uithoudingsvermogen. Van elke kunstenaar die vertegenwoordigd is in de Arnhemse collectie realisten zijn hier de topstukken te zien. Het museum heeft bij de selectie van het werk voor deze expositie bepaald geen risico’s genomen wat betreft kwaliteit of opmerkelijkheid. Dat neemt niet weg dat het een aangename selectie is met een paar juweeltjes die net wat meer in het oog springen zonder om aandacht te schreeuwen. Tegelijkertijd is de expositie een goed vertrekpunt voor de (her)ontdekking van een interessante kunstenaar of enkele boeiende stromingen binnen de Nederlandse schilderkunst.