Muziek / Album

Noord-Amerika gevat in minimalisme

recensie: Tiny Vipers – Hands Across The Void

Minimalisme werkt, denken ze bij Sub Pop. En een van hun nieuwste kindjes, Tiny Vipers, profiteert daar van. Breed werd het debuut, Hands across the Void uitgemeten in de media, maar niemand wist wat ze nu precies met de eigenzinnige muziek aanmoesten. De een vond het saai, de ander geniaal, weer een ander vond dat ze gitaar moest leren spelen. Haar nummers zijn langgerekt en wisselen weinig af, maar duren soms wel tien minuten. Geen makkelijke cd dus, maar toch een album waar je in de morgen mee wakker wordt met de behoefte de plaat toch nog eens op te zetten.

~

Jesy Fortino is de dame die schuilgaat achter de naam Tiny Vipers; in haar eentje weet ze de cd te vullen met alleen haar stem, haar gitaar en een enkele verdwaalde synth. Groot geworden in de Amerikaanse coffeeshops – al is de vraag hoe ze ooit boven het geroezemoes van een café uit kon komen – en geïnspireerd door het landschap van noordwest-Amerika. En dat hoor je terug in de muziek. Met haar nummers tekent ze als het ware de rustige, rimpelloze meren waarin de bergen weerspiegeld worden zoals ook op de voorkant van de hoes is afgebeeld. Ondanks de wat aparte stijl is de plaat goed ontvangen in de Verenigde Staten. Al moet daarbij wel worden vermeld dat Sub Pop, haar label, de pr op slinkse wijze aanpakt. Als debuterende zangeres stond ze al in voorprogramma’s van Minus The Bear, Great Lake Swimmers en José Gonzalez. In Nederland toert ze, als het goed is, in november met Buffalo Tom.

Sound

Haar nummers zijn opgebouwd uit langzame, spaarzame gitaarrifs die weliswaar niet heel pakkend zijn, maar toch blijven hangen. Waarschijnlijk is dat te danken aan de eindeloze herhaling in haar tracks. Door het minimalistische gitaarwerk en die vele herhalingen, hebben kleine veranderingen een grote impact. Voorbeeld is de overgang van majeur naar mineur in The Downward, een werkelijk schitterend effect door een minimale aanpassing.

Ook speelt ze met maten wat de nummers wat extra’s meegeeft. Niet alleen de geijkte vierkwarts komt langs, want soms plakt Jesy er ineens een extra tel aan vast; meestal als je die niet verwacht. Toch went het snel en na een paar keer klinkt die extra tel zelfs heel natuurlijk in haar composities. Gelukkig slaat ze ook hier niet in door. Het blijft bij een enkele keer en ze speelt duidelijk geen ‘rare maten’ om rare maten te spelen. Zo weet ze een redelijk originele sound neer te zetten.

Newsom

Maar er is ook herkenning op het debuutalbum van Fortino. Haar fragiele stemgeluid heeft soms het rauwe en scherpe dat ook Joanna Newsom kenmerkte op haar debuutalbum The Milk-Eyed Mender. Newsom trok dat stemmetje door tot in het extreme, wat sommige luisteraars als absoluut afstotelijk beschouwden. Fortino pakt het subtieler aan, iets wat Newsom uiteindelijk zelf ook is gaan doen. Voor haar nieuwe plaat heeft Newsom zangles genomen, waardoor de gelijkenis met de vocalen van Tiny Vipers alleen maar groter wordt. Ook is er wat Turin Breaks terug te horen op Hands across the Void, maar dan in de enkele vollere stukken van de plaat, waar beiden op dezelfde manier een geluidslandschap creëren.

Album art

Voor de hoes zijn foto’s gemaakt in de gebieden die ze bezingt. Het resultaat is schitterend. Daarvoor loop je nog eens naar de platenzaak om een cd te kopen in plaats van die te downloaden. Alle foto’s zijn in het donker gemaakt: een lamp op een boomtak in de rook van een kampvuur; een bergmeer; Jesy zelf, struikelend over een boomstam of dwalend door het bos. Allemaal plaatjes die de sfeer uitademen die het album zelf ook uitademt: de landelijke rust die in alle zeven tracks te vinden is – vanaf Campfire Resemblance tot aan The Downward. De topper van de cd is Forrest On Fire. Een nummer dat zorgvuldig is opgebouwd naar een donkere soundscape in het midden van de track, waarin de minimale gitaarloop dreigt te verdrinken als een dun twijgje in een vlammenzee. Iets wat uiteindelijk ook gebeurt maar heel subtiel wordt opgevangen door Jesy’s We’ll find a way van het volgende nummer op de plaat.

Al met al is dit een album waarover is nagedacht en die het luisteren verdient. In het begin wat moeilijk, maar zeker de moeite waard.

Theater / Voorstelling

Zo veranderlijk als de wind

recensie: LOD - Boreas

De wind. Bijna elke dag hebben we er mee te maken, maar tegelijkertijd is deze zo ongrijpbaar. Niet voor niets is er het spreekwoord: “Zo veranderlijk als de wind”. LOD laat met Boreas verschillende aspecten van de wind zien op een krachtige en overtuigende manier. De muziek is prachtig en als toeschouwer wordt je zodanig in het stuk getrokken dat je de wind bijna kunt voelen.

LOD, een productiehuis voor muziek en muziektheater, heeft met Boreas een performance over de wind gemaakt. De wind kent over de gehele wereld 600 verschillende namen en in elk werelddeel kent men een hele andere wind. De drie dansers begeleid door Claron McFaddon, de sopraan, laten alle verschillende kanten van de wind zien in hun krachtige manier van dansen.

Opvallende verschijning

~


Het decor beweegt. Het lijkt te deinen op de wind. De grote sprieten op het toneel doen denken aan grassprieten die met de wind mee bewegen. Soms gaan ze rustig, soms harder en dan buigen ze zover dat het lijkt alsof ze af gaan breken. Tussen deze sprieten loopt McFaddon terwijl zij zingt over de wind. Ze probeert, hoe ongrijpbaar de wind ook is, deze te vangen in haar woorden. McFaddon doet dit op een overtuigende manier. Ze speelt met het publiek en met de dansers die om haar heen bewegen. Begeleid door een tubakwartet laat ze het publiek soms even vergeten dat ze bij een dansvoorstelling zitten. Met haar prachtige stem en opvallende verschijning pakt ze de volledige aandacht.

De dansers, normaal gesproken met zijn vieren, maar door ziekte helaas met zijn drieën, bewegen tussen de sprieten door. Ze bewegen dan weer rustig en kalm, om vervolgens snel en vluchtig te bewegen. Evenals de wind hebben zij geen vast patroon van bewegen. De dansers spelen met elkaar om vervolgens weer doodstil te gaan liggen. Ze dagen elkaar uit en bewegen om de sopraan heen. Elke wind laat ze anders bewegen.

De wereld van de wind

~


Het totaalbeeld is van groots belang in deze voorstelling. Het decor dat voortdurend in beweging is en de sopraan lopend over dit decor, terwijl zij de meest mooie klanken ten gehore laat komen in combinatie met de dansers zo beweeglijk en veranderlijk als de wind en dit alles begeleid door het tubakwartet. Het geeft een compleet beeld en als toeschouwer waan je je dan ook voor even in de wereld van de wind, voor zover dat mogelijk zou kunnen zijn. Door middel van teksten boven het toneel met korte beschrijvingen van de wind die op dat moment langs woei, wordt het goed begrijpelijk. Als publiek weet je precies welke wind op dat moment uitgebeeld wordt. Door het spel van de sopraan met het publiek en twee grote bewegende sprieten boven de zaal wordt het gevoel gewekt dat je in de wind zit.

De voorstelling of performance, zoals LOD liever zelf zegt, duurt niet lang, maar het boeit. Het onderwerp, wat misschien zo hedendaags is dat daar normaal gesproken niet eens over na wordt gedacht, wordt een onderwerp waar men nog lang niet over uitgepraat is. LOD weet te overtuigen en maakt Boreas tot een absolute aanrader.

Boreas is nog tot 20 december in Nederland en Vlaanderen te zien. Klik hier voor meer informatie.

Muziek / Album

‘Bettye LaVette rules!’

recensie: Bettye LaVette - The Scene Of The Crime

Bettye LaVette rules!‘ 8WEEKLY-collega Imco Lanting stuurt me deze cd toe en op een bijgevoegde Boomerangkaart krast hij deze zin als stellige meerwaarde. Ik weet het, ik voel wat hij voelt en kan derhalve niet anders dan zeer benieuwd zijn naar deze nieuwe van een van de beste soulzangeressen van de wereld. Wat blijkt? The Scene of the Crime is een parel van een album met LaVettes waanzinnige stem als onvervalst centraal middelpunt.

Tina Turner? Aretha Franklin? Diana Ross? Pfft, luister naar Bettye en eat your heart out! Dat is wat de 61-jarige hoofdpersoon lijkt te willen uitdragen als ik opener I Still Want to be Your Baby (Take Me Like I Am) hoor. Je weet ineens maar al te duidelijk waar de Janis Joplins (ja, zij ook!) en de Melissa Etheridges van deze wereld de mosterd vandaan halen. Wat LaVette op dit machtige muzikale plaats delict allemaal heeft aangericht? Poeh, hè! Rasperig, rauw geschreeuw wordt net zo gemakkelijk afgewisseld met loepzuiver (Jealousy, Choices). Ze bromt, ze zoemt, ze kreunt, ze kermt in de nummers Before the Money Came (The Story of Bettye LaVette) en They Call it Love. De eerste is overigens het enige nummer op dit album dat ze zelf schreef.

Goed beschouwd is de blues natuurlijk helemaal niet tof, zo blijkt ook nu weer uit de nummers en de teksten die uit de koker van onder andere Don Henley, Frankie Miller, Willie Nelson, John Hiatt en Elton John komen. Het lijkt alsof ze de trieste verhalen ‘van a tot z’ zelf heeft meegemaakt, zo oprecht worden de woorden voorgedragen. En feitelijk, als je haar biografie er even naast legt (liefdesverdriet, de geneugten van de alcoholica en die onterecht pas laatbloeiende muzikale carrière), dan is dat ook een beetje zo. Tegenslagen zijn onderwerpen waar LaVette maar al te graag over zingt. She knows the drill.

Vrouwelijke Solomon Burke

~


Maar zo perfect covers zingen; LaVette zet wederom (dit deed ze ook al bij de prachtige voorganger I’ve Got My Own Hell to Raise) perfect de toon, als was ze de vrouwelijke Solomon Burke. Overigens over Burke gesproken, Joe Henry, producer van Burkes comeback-album Don’t Give up on Me, deed ook de productie bij die één na laatste Lavette-juweel. Dit keer deed LaVette het zelf, samen met Paterson Hood (hij is tevens de medeschrijver van Before the Money Came) en David Barbe. En laat ons eerlijk zijn, ook zonder Henry kan ze het gemakkelijk af.

Verrassende begeleiders
Paterson Hood, u kent die naam ergens van? Wel, hij is een van de Drive-By Truckers. Deze rockende countryband uit Athens, Georgia fungeert als verrassende begeleiding. De band laat soul swingen, laat funk ronken, laat de blues bijna letterlijk janken (Talking Old Soldiers) en maakt diezelfde blues kwaad (The Last Time) en blinkt uit in de waanzinnige gedragen ballade Somebody Pick up My Pieces. Af en toe had het instrumentarium wel wat minder gemogen (in het openingsnummer bijvoorbeeld zorgen de door elkaar heen dartelende lijntjes nogal eens voor onrust), maar verder is dit een prachtige muzikale begeleiding te noemen. En nog even over die souldiva, over dat bluesmonster Bettye LaVette zelf: she rules!

 

Muziek / Album

Oost ontmoet West in unieke muziekmix

recensie: Setsubun Bean Unit - Setsubun Bean Unit

.

De muziek van Setsubun Bean Unit zal niet makkelijk zijn voor de gemiddelde muziekliefhebber. Aziatische muziek is sowieso voor veel westerlingen even wennen. Maar degenen die van afwijkende, gelaagde, muziek houden, komen hier zeker aan hun trekken. Setsubun Bean Unit bevat echter ook nummers en passages die meer richting jazzy funk gaan en minder traditioneel Japanse invloeden bevatten.

~

Los van de vraag hoe Setsubun Bean Unit op hun unieke muziekcombinatie is gekomen, kun je je ook voorstellen dat velen willen weten waar de naam van de groep eigenlijk vandaan komt. Setsubun is een Japans feest waarbij sojabonen in de lucht worden gegooid om duivels te verjagen en geluk op te roepen. Drie Britten raakten tijdens hun bezoek aan Japan onder de indruk van dit Setsubun-feest. Zij behoorden tot het Britse muziekgezelschap Bellowhead. Niet alleen Setsubun vonden deze heren fantastisch, maar ook de traditionele Japanse zang waarmee eer aan de voorouders bewezen wordt, Bon Odori, veroverde hun harten. Samen met verschillende Japanse gastmuzikanten en -dansers kwamen zij tot het eerste album van Setsubun Bean Unit.

Ondefinieerbaar

Het is moeilijk, zo niet onmogelijk om de muziek van Setsubun Bean Unit te definiëren. De basis wordt gevormd door jazzy blazers die traditionele Japanse muziek ondersteunen. Hier wordt soms een vleugje spacy funk overheen gegoten afgewisseld met dub en hiphop. Daarmee is de omschrijving nog niet dekkend. Zelf luisteren en oordelen lijkt de beste aanpak.

Pikante mix

Hoewel Setsubun Bean Unit voor veel luisteraars wellicht wat te bizar is, kan in ieder geval met zekerheid gesteld worden dat het een uniek album is. De pikante mix van stijlen komt het beste tot zijn recht in de nummers Tora San en Tsugaru Jinku. Rettsu Kissu, Moon River en Lion Dance bevatten minder Japanse invloeden en zijn hierdoor toegankelijker voor westerse luisteraars. Tekstueel is er alleen voor die gelukkige zielen die zich het Japans eigen hebben gemaakt een touw aan vast te knopen. Muzikaal bevat Setsubun Bean Unit echter voldoende lagen om bij iedere beluistering nieuwe elementen te ontdekken.

Film / Achtergrond
special: Wim Wenders op dvd

Een box als een schatkist

.

Falsche Bewegung – de eerste van de zes schijven in de Wim Wenders-box van distributeur A-Film – begint met een helicoptershot: met een prachtige zwier worden we het verhaal ingeslingerd. Dan gebeurt het: in het tweede shot kijkt een man uit zijn raam en ziet de helicopter! Die spanning domineert Wenders’ oeuvre: met enerzijds de zucht naar een hypnotiserende esthetica en anderzijds de drang om conventionele filmtaal te vernietigen en hopelijk tot iets échts te komen.

<i>Falsche Bewegung</i>
Falsche Bewegung

Die man achter het raam is onze held. In Falsche Bewegung (1975), gebaseerd op Goethes Wilhelm Meisters Lehrjahre, ontsnapt hij aan het havenstadje waar hij woont. Onderweg maakt hij kennis met de grote thema’s van het na-oorlogse Duitsland: een oud-SS’er die doet of zijn neus bloedt (Hans Christian Blech), de naïef-zondige Duitse jeugd (Nastassja Kinski), een actrice die de liefde zoekt (Hanna Schygulla) en een gortdroge – met de traditie brekende – dichter (Bernhard Landau). Nogal een lijst met namen, kunnen we met terugwerkende kracht stellen. Wijlen Blech was in het echte leven ook Wehrmacht-veteraan, én een oudgediende in de West-Duitse cinema; Hanna Schygulla was destijds al wereldberoemd vanwege haar rol in Fassbinders Die Bittere Tränen der Petra von Kant (1972); en de zestienjarige Nastassja Kinski zou later een sekssymbool worden door haar rol in Wenders’ Paris, Texas (waarover later meer). Voor zijn vierde langspeelfilm sinds zijn filmacademie-examen wist Wenders (ooit een simpele medicijnen- en filosofiestudent) grote namen te strikken.

Als Bremer stadsmuzikanten trekken de personificaties van de Duitse identiteit naar een groot landhuis, eigendom van dat laatste ontbrekende puzzelstukje: de grootindustrieel. Als hun verblijf in de villa een nare wending krijgt, vluchten ze terug naar de slaapsteden om daar weer de grote stads-fragmentatie te ondergaan die ons moderne urbanisten zo parten speelt. Met excuses voor de lange woorden. Falsche Bewegung is het soort poëtische zoektocht dat art house-film zo’n slechte naam geeft. Niet dat de film vervelend is – helemaal niet zelfs – hij eist alleen nogal wat van de kijker. De dialogen zijn hevig beïnvloed door hermetische poëzie, en de cinematografie is even duizelingwekkend als zelfbewust. Wenders lijkt erop gebrand je in de kop te stampen dat je een film kijkt, maar wil toch (tegelijkertijd) een film maken die nog nooit gemaakt is.

Anti-Amerikanisme

In het naoorlogse West-Duitsland was de Amerikaanse dominantie niet beperkt tot de aanwezigheid van militairen. De overheersing van de Amerikaanse beeldtaal en cultuur lijkt Wenders voornaamste frustratie. Falsche Bewegung is misschien wel het beste te begrijpen als een reactie op die alomtegenwoordigheid van Amerika. En in die categorie valt ook Der Amerikanischer Freund, uit 1977. Gebaseerd op Patricia Highsmiths roman Ripley’s Game (net als de gelijknamige film uit 2002) richt Der Amerikanischer Freund zich voornamelijk op chronisch zieke lijstenmaker Johann Zimmermann (Bruno Ganz, Adolf Hitler in Der Untergang en een van Wenders’ lievelingsacteurs), die als huurmoordenaar wordt ingezet door de onbetrouwbare maar hartelijke Tom Ripley, een glansrol van Dennis Hopper.

<i>Der Amerikanischer Freund</i>
Der Amerikanischer Freund

Hopper speelt Ripley als een intelligente maar beschadigde jongeman. Als Zimmermann Ripley vraagt waarom deze gemene en beschadigende geruchten over hem verspreidt, antwoordt Ripley: “Je wilde me geen hand geven”. Onbeleefdheid is genoeg om iemand kapot te maken.

De geniepige Amerikaan handelt in vervalste kunst, en verspreidt verkeerde informatie – het anti-Amerikanisme ligt er dik bovenop. Het biedt Wenders ook een mogelijkheid om zowel in het verhaal als in de cinematografie te mijmeren over dat andere stokpaard: de verhouding tussen beeld en waarheid, schijn en werkelijkheid. Ook in de documentaire Tokyo-Ga (1985; met Chambre 666 – een serie interviews met de grote regisseurs van deze aarde, ook 1985 – te vinden op de bonus-dvd) wordt de Amerikanisering verbonden aan de zoektocht naar een beeldtaal die nog betekenis heeft. Japan, die andere verliezer van de Tweede Wereldoorlog, heeft een vergelijkbare verhouding tot het culturele kolonialisme van de Verenigde Staten, én een eigen verzetsman in de filmindustrie: Yasujiro Ozu. Wenders heeft deze Japanse filmer zeer hoog zitten, en gaat op zoek naar de restanten van het Japan zoals Ozu het presenteerde. Hoogtepunt is een scene waarin Wenders zijn vriend en gerespecteerd regisseur Werner Herzog treft op de top van de Tokyo Tower, notabene een replica van de Eiffeltoren in Parijs. Monomaan Herzog windt zich op over de “afwezigheid van beelden in het geïndustrialiseerde landschap van Tokyo. Hier zijn geen beelden meer. We hebben beelden nodig! Echte beelden, die iets zeggen over onze tijd.” Waarna Wim Wenders snijdt naar een groepje Japanners in leren jasjes, dansend op Jan & Dean en The Beach Boys. Wordt de Amerikaanse cultuur ze opgedrongen, of is die omarming van andere culturen ook zelf weer verworden tot een typisch Japans tafereel?

De omslag

<i>Paris, Texas</i>
Paris, Texas

Er zit een opmerkelijk verschil tussen deze drie kritische films en de laatste twee films in deze box. Veel minder maatschappijkritisch essay, en veel meer film pur sang is Gouden Palm-winnaar Paris, Texas. Hierin probeert Travis (Harry Dean Stanton), na een lange omzwerving van vier jaar, opnieuw contact te maken met zijn zoontje en daarna zijn vrouw (de eerder genoemde Nastassja Kinski). Het bijna drie uur durende epos vermijdt oppervlakkige sentimentaliteit, en de aandacht ligt hier – atypisch voor Wenders – op de personages en hun problemen. Ze fungeren niet als sjabloon van één of ander groot idee, hoogstens als archetype: Travis is de moderne Odysseus die wanhopig zijn gezin zoekt, en Jane (Kinski) – om maar in de metafoor te blijven – is Penelope. Al is de verwijdering tussen hun beiden grotendeels aan haar te wijten.

<i>Der Himmel über Berlin</i>
Der Himmel über Berlin

Ook Der Himmel über Berlin ontroert. De film is het beste te omschrijven als een vroege take op de tegenwoordig zo populaire mozaïekfilm. De klassieke ‘alles is één’-gedachte onderstreept in Der Himmel über Berlin de lotsverbondenheid van de menselijke soort (jawel). Gefilmd in zwart-wit, twee jaar voor de val van de Muur, brengt Der Himmel in twee uur tijd heel West-Berlijn en al haar bewoners in beeld zonder zwaar op de hand te zijn. Beschermengel Damiel (Bruno Ganz) offert de onsterfelijkheid op voor zijn love interest Marion (Solveig Dommartin), Damiels vriend Cassiel volgt gebiologeerd de aftakeling van een oude Duitser en we zien Peter Falk als Peter Falk, worstelend met zijn rol van Amerikaanse acteur, dit alles doorspekt met poëtische trivialiteiten. Wenders sloopt alle besef van tijd bij de kijker, laat hem op gezette tijden in grienen uitbarsten, en loutert hem van alle rancune jegens naasten. Zondermeer de beste film in een box als een schatkist.

Sleutelfilm

<i>Der Stand der Dinge</i>
Der Stand der Dinge

Tussen de eerste vier films (Falsche Bewegung, Der Amerikanischer Freund, Tokyo-Ga) en de laatste twee vinden we het curiosum Der Stand der Dinge (1982). De eerste tien minuten moeten aardig wat mensen uit de bioscoop gejaagd hebben: een viertal in zilverpapier uitgedoste acteurs sjokt door een post-apocalyptisch landschap, en na wat tegenslag laat het gezelschap een kind voor dood achter. Net als je op het punt staat de televisie uit te zetten, blijkt de SF-setting een filmset te zijn: we kijken naar een film over het maken van films. Het geld is op, en in een hotel net buiten Lissabon wachten de Duitse regisseur (Patrick Bauchau) en zijn acteurs op bericht van hun Amerikaanse producent. De verveling vreet gaten in de verhoudingen tussen de medewerkers.

Der Stand der Dinge is gebaseerd op Wenders’ ervaringen tijdens het draaien van de detective-film Hammett (1982). Producent Francis Ford Coppola schitterde in afwezigheid en de studio was boos op Wenders vanwege de on-Amerikaanse cinematografie. Dat autobiografische aspect is natuurlijk altijd aardig, maar wat Der Stand der Dinge interessant maakt is de duidelijke sleutelpositie tussen Wenders’ vroege en het latere werk op deze boxset. Voor het eerst wordt het verzet tegen het onbetrouwbare en uitvreterige Amerika aanleiding voor een dramatische verhandeling over echte mensen. Wenders blijkt een waar verteltalent, dat flauwe vondsten uiterst realitistisch en aannemelijk weet te maken. Tegelijkertijd kiest hij nooit de gemakkelijke weg: voor de hand liggende confrontaties tussen de regisseur en zijn crew en telefoonruzies met de producent worden niet eens getoond. Het drama zit in achtergelaten briefjes, vermeden blikken en vriendelijke gesprekjes tegen vreemden.

Wenders’ krankzinnige neiging om ‘verkeerde takes’ te kiezen (vrachtwagen passeert de camera met knippersignalen in Paris, Texas; in Der Amerikanischer Freund heeft een helicopter evenveel aandacht voor de trein die ze volgt als voor de eigen schaduw), werd al even genoemd in verband met Falsche Bewegung. Eigenlijk is ze alleen te begrijpen als het favoriete wapen van een tegen de liegende barbaren vechtende kunstenaar. Wat Wenders echter onderscheidt van de gemiddelde cultuurpessimist, is dat hij een tegenwicht probeert te bieden tegen de horden. Door telkens opnieuw aandacht te vestigen op het kunstmatige karakter van cinema, wapent hij zijn publiek tegen het mainstream-escapisme. Na deze box verdraag je enkel nog Wenders, Wenders, Wenders.

~

De box werd uitgebracht door A-film en bevat Falsche Bewegung (1975), Der Amerikanische Freund (1977), Der Stand der Dinge (1982), Paris, Texas (1984), Der Himmel über Berlin (1987), Tokyo-Ga (1985) en Chambre 666 (1982).

Boeken / Fictie

Schurken, dwepers en hedonisten

recensie: Miroslav Krleža (vert. Guido Snel) - De Glembays

Miroslav Krleža (1893-1981) wordt beschouwd als de grootste Kroatische schrijver van de twintigste eeuw, maar in Nederland is deze vroegere vriend van Tito vrijwel onbekend. Driekwart eeuw na publicatie verschijnt nu Krleža’s De Glembays in Nederlandse vertaling, een verzameling verhalen over de sluwe opmars van een Kroatische familie op de maatschappelijke ladders van de Donaumonarchie.

nu Krleža’s De Glembays in Nederlandse vertaling, een verzameling verhalen over de sluwe opmars van een Kroatische familie op de maatschappelijke ladders van de Donaumonarchie.

Krleža (1893-1981) schreef een oeuvre van meer dan zestig werken bij elkaar, waaronder romans, toneelstukken, essays en poëzie. Slechts een klein gedeelte daarvan vond zijn weg naar het buitenland. In eigen land geldt de schrijver en politiek activist nog altijd als omstreden. Veel Kroaten nemen hem zijn band met de Joegoslavische dictator Tito kwalijk. Maar Krleža laat zich niet gemakkelijk categoriseren. De levensloop van de schrijver was al even wispelturig als de geschiedenis van zijn land. Als jonge officier in het Oostenrijk-Hongaarse leger liep de schrijver aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog over naar het Servische kamp. Zijn dienstverband bij de vijand was echter geen lang leven beschoren: de Serven vertrouwden de overloper niet en zetten hem het leger uit. De Oostenrijkers arresteerden Krleža, ontdeden hem van zijn rang en stuurden hem als kanonnenvoer naar de frontlinies toen Oostenrijk-Hongarije de Serven in 1914 de oorlog verklaarde.

Communist en humanist


Krleža kwam de oorlog uit als communist. Ondanks de beperkingen op zijn werk in het rechts-autoritaire Koninkrijk Joegoslavië (1918-1941) groeide Krleža in de jaren na de Eerste Wereldoorlog uit tot een gevestigd schrijver. Maar toen na de Duitse inval in 1941 de fascistische Ustaše aan de macht kwam, raakte de schrijver in een isolement. Krleža weigerde zich echter aan te sluiten bij de guerillastrijd van de Partizanen, uit angst om net als zijn vriend, de schrijver August Cesarec in handen van de fascisten te vallen en te worden geëxecuteerd. Die weigering maakte Krleža in de eerste jaren na de Tweede Wereldoorlg tot mikpunt van spot in het nieuwe, communistische Joegoslavië. Zijn oude kameraad Tito rehabiliteerde hem begin jaren vijftig, maar hoewel de vriendschap tussen de twee altijd hecht zou blijven, bleef de positie van Krleža als humanist en voorvechter van de inviduele vrijheid in een communistisch land tot aan zijn dood controversieel.

Zo omstreden als Krleža politiek was, zo onaantastbaar was zijn literaire positie. De schrijver torende huizenhoog uit boven zijn generatiegenoten en zijn romans sleepten vele Oost-Europese prijzen in de wacht. Krleža’s literaire werk kenmerkt zich door een uitbundige, bijna barokke stijl, een scherp psychologisch inzicht en een schildersoog voor kleur en details. Zijn romans worden vaak vergeleken met romans van onder anderen Proust en Musil. Hoogtepunten in Krleža’s oeuvre vormen de verhalenbundel De Kroatische God Mars (1921), de romans De terugkeer van Filip Latinovicz (1932) en Op de rand van het verstand (1938) en de cyclus rond de fictieve familie Glembay, bestaande uit drie toneelstukken en een roman in elf verhalen. In deze laatste roman uit 1932, De Glembays, schildert Krleža de ondergang van een aristocratische familie ten tijde van de Oostenrijk-Hongaarse dubbelmonarchie:

Meer dan honderdtachtig jaar zijn er verstreken sinds de dag waarop in het parochieregister van Remetinec, in de regio Meðimurje, het eerste authentieke document over de Glembays werd opgesteld, en wat een bloed is er sindsdien gevloeid, wat een misdaden zijn er geweest, wat een zwendel en wat een schandalen, wat een tranen en wat een gebeden, en dat alles vanwege de Glembays en in het belang van de Glembays.

Moreel verval

Door een combinatie van “misdadigheid en agressieve roofzucht” en een doortrapte huwelijkspolitiek weten de Glembays zich van eenvoudige ambachtslui op te werken tot de nouveau riche van de Donaumonarchie. Maar met de ineenstorting van Oostenrijk-Hongarije na de Eerste Wereldoorlog komt ook aan het fortuin van de Glembays een einde.

In de familie Glembay trachtte Krleža de opkomst en ondergang van het kapitalisme samen te ballen. Hoe hoger de familie Glembay klom, hoe groter hun morele verval. Dat streven klinkt 75 jaar na dato wat achterhaald en is als diagnose bovendien weinig overtuigend. Met De Glembays heeft Krleža vooral een prachtige verzameling dwepers, schurken en hedonisten geschapen, die namen dragen als Géza Ramong von Magasfalvaï en Örkényi en die zwelgen in de bombast van bals en militaire ceremonies.

Farce


Magistraal is het hoofdstuk rond de genoemde luitenant Géza Ramong. De luitenant staat op gespannen voet met zijn superieur, kolonel Warronigg, niet in de laatste plaats omdat Ramong een broertje dood heeft aan de echt belangrijke dingen in het leven, zoals kaartspelen of over walsen babbelen met de mooie kassajuffrouw Zofika. Tot afschuw van de kolonel besteedt Ramong zijn vrije tijd daarentegen aan de “verwijfde” wiskunde. Als dan ook nog blijkt dat luitenant Ramong het in het diepste geheim heeft aangelegd met de echtgenote van kolonel Warronigg, barst de bom. Alles mondt uit in een duizelingwekkende farce vol oplichterij en misverstanden waar zelfs Gogol jaloers op zou zijn geweest.

Krleža regisseert zijn personages met onverbiddelijke hand de afgrond in en doet dat met zo veel sadistisch genoegen dat je als lezer binnen de kortste keren veroverd bent. Voeg daarbij Krleža’s razende, donker impressionistische stijl, uitstekend overgenomen in de vertaling van Guido Snel, en je zou de heren en dames van uitgeverij De Bezige Bij bijna willen smeken om het Nederlandse publiek toch ook vooral met de rest van Krleža’s werk te verblijden.

 

Film / Films

Onpolitieke klucht

recensie: Jardins en automme

.


Jardins en automne
is een film over een man die weer van het leven gaat genieten, nadat hij zijn topbaan als minister kwijt is geraakt door politieke intriges. Als hij weer terugkeert naar zijn moeder in een Franse volksbuurt, leert hij de mensen kennen die hij als politicus had moeten vertegenwoordigen. Helaas weet Otar Iosseliani’s banale film niet tot de verbeelding te spreken.

~

Aan het begin van de film ontvangt Vincent, de minister, wat staatsbezoeken. Vervolgens valt hij uit de gratie. Wat scènes tonen protesterende burgers en een politieke mannetjesmaker regelt achter de schermen de wisseling van macht. Vincent wordt vervangen door een nieuwe minister alsof hij een marionet is. Hij raakt al zijn bezittingen kwijt en zijn knappe maar materialistisch ingestelde maîtresse laat hem vallen voor de mannetjesmaker. Na al deze verwikkelingen keert hij terug naar zijn ouderlijk huis om zijn leven weer te hervatten. Het verhaal heeft vanaf dat moment een losse structuur. Vincent vindt een groep illegale Afrikaanse immigranten in het oude huis. Hij komt oude bekenden tegen en heeft contact met wat vrouwen die op de een of andere manier gemakkelijk vallen voor zijn laconieke charmes. Parallel aan deze gebeurtenissen wordt de nieuwe minister gevolgd, terwijl hij er ook een zooitje van maakt en de mannetjesmaker tot wanhoop drijft.

Gimmicks

Iosseliani’s film heeft veel gimmicks. Opvallend is bijvoorbeeld de rol van Michel Piccoli als de moeder van Vincent. Piccoli is als een van de weinige acteurs overtuigend, in een rol die eigenlijk alleen als grap bedoeld is. Een ander gekunsteld element vormen de vele dieren die in de film voorkomen. In zijn functie als minister krijgt Vincent een Toekan cadeau van een Afrikaans staatshoofd. Deze van een grote snavel voorziene vogel zit voor de rest van het verhaal in een te klein kooitje en doemt in bepaalde scènes op. Daarnaast speelt een cheeta een vergelijkbare rol. In een interview hintte Iosseliani dat hij de dieren op een speelse manier wilde gebruik als metaforen voor macht, als in een fabel. Maar ook dit element komt over als een gimmick die afleiding probeert te bieden voor de manco’s van de film.

Zo wordt er onovertuigend geacteerd. Séverin Blanchet weet in zijn debuut weinig waar te maken als de minister, die overkomt als een laconieke man die alles maar over zich heen laat komen. De ontwikkeling die de film als onderwerp heeft, wordt daardoor niet tastbaar voor de toeschouwer. De rest van de cast is net zo onovertuigend, deels omdat hun rollen zich verder niet kunnen ontwikkelen en eendimensionale typetjes zijn.

Simpele moraal

~

Als een politiek statement verpakt in een klucht is Jardins en automne ongeloofwaardig. De politici zijn in de film bordkartonnen karakters die gemakkelijk hun macht verliezen. Ook wordt politiek gezien als een erg simpel en banaal proces, waar de machthebbers per definitie het volk vervreemden en bewust om de tuin proberen te leiden. Iosseliani weet geen duidelijk statement te maken over hoe het in de politiek wel zou moeten, ook al laat hij zich wel verleiden tot het maken van lege referenties naar politieke filosofen zoals de utopische socialist Fourier. Maar het enige echte alternatief voor de machtspelletjes ligt volgens de film bij het leiden van een eenvoudig leven. Deze simpele en erg onpolitieke moraal toont aan hoe geïsoleerd en vervreemd Iosseliani is van de huidige politieke realiteit, die veel boeiendere en kritischere cinema verdient.

Boeken / Non-fictie

Wanhopige verwarring

recensie: Chris de Stoop - Het complot van België

Drie verschillende, aangrijpende gebeurtenissen uit het leven van Chris de Stoop, onderzoeksjournalist bij het Vlaamse tijdschrift Knack, zijn de aanleiding voor zijn onderzoek naar het denken in complotten. De drie verhaallijnen zijn weliswaar boeiend, maar Het complot van België is helaas geen gedegen onderzoek en stelt dan ook teleur.

De Nobelprijs wordt weleens toegekend aan wetenschappers wier ontdekkingen, na nieuw verkregen inzichten, helemaal geen Nobelprijs verdienen. Zo kreeg in 1949 de Portugese dokter Moniz de prijs toegekend voor zijn ontwikkeling van een methode om ernstig psychiatrische patiënten te helpen: lobotomie. Die therapie houdt in dat zenuwverbindingen tussen de hersenkwabben werden doorgesneden of soms zelfs een stukje hersenweefsel werd weggenomen.

Deze methode speelt een belangrijke rol in het nieuwste boek van de Vlaamse journalist Chris de Stoop (1958), werkzaam bij het Vlaamse tijdschrift Knack en ook bekend van het boek Ze zijn zo lief, meneer, dat gaat over internationale vrouwenhandel. In het complot van België staat beschreven hoe een rooms-katholieke orde lobotomie toepast, maar het zou vooral een onderzoek moeten zijn naar het denken in complotten.

Familieleed

Stoops suikeroom, Nonkel André, was een psychiatrische patiënt en is, gedurende zijn opname in het Sint-Jan-Baptistgesticht te Zelzate, ‘gelobotomiseerd’. Dit gesticht werd geleid door de Broeders van Liefde, een internationale rooms-katholieke congregatie die zich, onder andere, manifesteert op het gebied van de (geestelijke) gezondheidszorg. In het boek komt deze orde ook in de andere twee verhaallijnen voor. Om in de persoonlijke sfeer te blijven: de auteur wordt sinds het begin van de jaren ’90 gestalkt door een jonge Brusselse vrouw Nina H. Zij overlaadt hem, soms vanuit een opvanghuis van de Zusters van Liefde, met dossiers waaruit, volgens haar, blijkt dat de ‘rode maffia’, een conglomeraat van artsen, socialisten en vreemdelingen, het op haar gemunt zouden hebben. Ze vreest zelfs dat ze met haar hersenen geknoeid hebben.

De Broeders van Liefde onderhielden, zo blijkt uit de derde verhaallijn, ook een psychiatrisch centrum in Rwanda. Een land dat is geteisterd door een genocide, gepleegd in het midden van de jaren ’90, waarbij, naar schatting tussen de 500.000 en 1.000.000 doden vielen. Daar maakte Chris de Stoop mee hoe de Belgische regering in april 1994 eenzijdig haar troepen uit het conflict terugtrok en om die daad te camoufleren heeft de toenmalige regering van christen-democraten en socialisten ervoor gezorgd dat de andere landen tevens hun blauwhelmen zouden terugtrekken. Een criminele en immorele beslissing in de ogen van Stoop. Zo kon namelijk één van de ergste genocides van de twintigste eeuw plaatsvinden.

Complotten

In Rwanda blijken de verschillende bevolkingsgroepen in de ban zijn geweest van complotten, waarbij de ene groep angst had om door de ander te worden vermoord. De genocide zou zelfs een vooropgezet plan zijn geweest om zo de macht in de handen te krijgen. De angst van de bevolking vermoord te worden, gevoed door de complottheorieën die de ronde deden, verhevigde de staat van paranoia waarin Rwanda verkeerde. Hoewel Chris de Stoop het nergens expliciet aan de orde stelt, is zijn boek een waarschuwing voor de verwoestende kracht van complotten en het wantrouwen in elkaar dat hiermee gevoed wordt. En dat geldt derhalve ook voor België.

Dit is dan ook meteen de zwakke plek van het boek. Alhoewel de verschillende lijnen an sich aangrijpend zijn om te lezen, vormen ze samen een verwarrend en onduidelijk geheel. Het boek waaiert uit zonder de kern van het probleem goed op de kaart te zetten. Chris de Stoop lijkt niet te weten wat hij wil zeggen. Aan de ene kant moet je niet te veel waarde hechten aan het complot, aangezien dit alleen maar een cultuur van wantrouwen en gekte in stand houdt, getuige het verhaal van Nina H. Aan de andere kant hecht hij toch waarde aan de verschillende complotten die de ronde doen over de terugtrekking van de Belgische blauwhelmen. Daarenboven raakt zijn, op zichzelf, valide punt van kritiek op de Belgische regering ondergesneeuwd in het boek en dat is jammer.

Het complot van België blijft, ondanks de onderwerpen, een boek dat op los zand blijft drijven. Het wil nergens beklijven noch aanspreken. Het is eerder een anekdotische vertelling dan het resultaat van een gedegen onderzoek.

Film / Achtergrond
special: Deel 2

Het 2e Leids Film Festival

.

Woensdagavond is het openingsfeest opgeluisterd met champagne in een sfeervol, afgeladen Trianon filmtheater. Daarna werd de harde realiteit van Ridley Scotts American Gangster opgediend waarin de Amerikaanse droom gekaapt wordt door een veelbelovende drugsbaron uit New York. In Leiden was het overal gezellig druk op de vijf locaties: volgens de organisatoren zitten er dit jaar vijftig man bij een Russische film waar er vorig jaar vijf zaten. Prikkelen deed tv-filosoof Bas Haring vrijdagavond in een uitverkocht Scheltema over zijn lievelingsfilm The Big Lebowski (1998), precies zoals programmeur Alexander Mouret het voor ogen had. Prachtfilms waren er zeker, maar er zat ook kaf tussen het koren. De zaterdagavond bood een voorlopig dieptepunt van de Britse romcom, in de vorm van Run Fatboy Run. Zonder kaf geen koren, en wuivend goud troffen wij zondagavond in de magisch-realistische Tsjechische film I Served The King of England. Een instant klassieker en een passende finale voor een verrassend festival.

Deel 1 | Deel 2

Hel in Harlem

American Gangster
(Ridley Scott • 2007)

~


In 1968 in Harlem boeren de junks, hufters en moordenaars goed. Schokkend is dat ze allemaal bij de New Yorkse politie zitten. Het is even slikken, maar dit is een waargebeurd verhaal gebaseerd op het artikel The Return of Superfly van Mark Jacobson in New York Magazine. Frank Lucas (Denzel Washington), een uitgekookte crimineel, is de Maffia te slim af. Hij wordt rijk met het importeren van heroïne in lijkzakken tijdens de Vietnam Oorlog. Is niets in de VS heilig meer? Jazeker, GELD, en Lucas koopt alles en iedereen om. Alleen de reïncarnatie van Pacino’s Serpico, Richie Roberts (Russell Crowe), is onkreukbaar. Ridley Scott (Blade Runner, Alien) levert vakwerk, maar in de buurt van genreklassiekers als Scarface en Goodfellas komt zijn Amerikaanse boef niet. American Gangster is onderhoudend, maar ook onevenwichtig: personages als Eva, de vrouw van Lucas (Lymari Nadal), worden schaars uitgediept. Het uitstekende duo Washington & Crowe excelleert, maar Josh Brolin als de doodenge corrupte agent Trupo steelt de show. Toen was iedereen corrupt en wie niet corrupt was moest dood. Zou het nu anders zijn?

Starkiller avant la lettre

~

The Assassination of Jesse James by the Coward Robert Ford
(Andrew Dominik • 2007)
Amerika is een zeldzaam fotogeniek land. Cinematograaf Roger Deakins is er zich ook van bewust en levert hier met onvergetelijke beelden van een desolaat, winters Missouri een visueel meesterstuk af. Regisseur Andrew Dominik heeft het kunstje afgekeken van Terence Malicks Days of Heaven (1978), en de hier gebruikte trage en poëtische stijl is net zo trefzeker. Ondanks de bekende afloop blijft het tot aan de bloedstollende finale boeien. Jesse James (1847-1882), zoon van een predikant, was een paranoïde moordende treinovervaller die een legende werd. Hij stal van de rijken en machtigen en werd een held voor het gewone volk. Brad Pitt overtuigt als Jesse, maar de jonge Casey Affleck – met zijn hoekige onheilspellende portret van starkiller avant la lettre Robert Ford – imponeert nog meer. De fascinatie van Ford voor zijn beroemde prooi is bijna voelbaar. En evenals de lafhartige navolgers die hij vele jaren later kreeg, denk aan Lee Harvey Oswald die J.F.Kennedy doodschoot en Mark Chapman die John Lennon vermoordde, zal Ford onlosmakelijk als een Siamese tweeling eeuwig verbonden blijven met zijn legendarische slachtoffer.
Lees ook de uitgebreide recensie.

Wie is de ezel?

Gone Baby Gone
(Ben Affleck • 2007)

~


Als er geen aanleiding is om een wet uit te voeren moet die dan niet komen te vervallen? Of is de wet heilig, zelfs als schrijnend onrecht dreigt? Volgens de vermaarde Engelse schrijver Charles Dickens is de wet een ezel, koppig en onbuigzaam. Deze intrigerende thriller met een van de meest verpletterende slotscènes uit de recente filmgeschiedenis, legt het dilemma bloot. Debuterende regisseur Ben Affleck laat zien dat hij als acteur goed heeft gekeken naar zijn regisseurs. De grimmige en sombere sfeer, de acteurs uit een achterbuurt van Boston, de muziek, alles aan deze film overtuigt. Een bijzondere prestatie voor een debuut. De plot is complex, maar niet hinderlijk verwarrend. Iedere keer neemt het een andere wending. Affleck regisseert zijn jongere broer Casey. Hij speelt Kenzie, een privé rechercheur, die de ontvoering van een kind moet oplossen. Acteerkanonnen als Morgan Freeman en Ed Harris spelen ook belangrijke rollen, maar net als in The Assassination of Jesse James staat Casey Affleck meer dan zijn mannetje. A star is born.

Britse romcom op sterven na dood

Run Fatboy Run
(David Schwimmer • 2007)

~


Sinds Four Weddings and a Funeral (1994) en Bridget Jones’s Diary (2001) is het langzaam bergafwaarts gegaan met de oer-Britse romantische komedie. Love Actually (2003) was wel aardig, en er is ontegenzeggelijk een markt voor degelijk gemaakte ongein. Love Actually kreeg een Nederlandse versie, Alles is liefde, die overal volle zalen trekt. Maar met Run Fatboy Run heeft de Britse romcom een voorlopig dieptepunt bereikt. Simon Pegg, die Fatboy speelt, heeft als BBC-komiek een eervolle staat van dienst. Hij excelleerde in de cultserie Big Train en speelde op het grote scherm in het geslaagde Shaun of the Dead (2004). Om Fatboy te spelen moest hij tien kilo aankomen, vijftien minder dan Robert de Niro haalde voor Raging Bull (1980). Dat verschil geeft ook ongeveer de verhouding tussen lichtgewicht Pegg en zwaargewicht De Niro aan als het om acteren gaat. Run Fatboy Run, met zijn flinterdunne infantiele plot, is Britse ongein van de onderste plank. Maar het moet gezegd, het publiek lachte vaak om de geweldige Ierse komiek Dylan Moran die de show stal als Fatboy’s vriend. Desondanks alleen een aanrader voor mensen die aan chronische slapeloosheid lijden.

Magische Tsjechen

I Served the King of England
(Jirí Menzel • 2006)

~


Hoe onleuk Simon Pegg is en hoe subtiel komedie-acteren kan zijn, zien we in deze glansrol van Ivan Barney. Hij speelt de jonge Jan Dite in de Oscarinzending uit Tsjechië, I Served the King of England van de bejubelde acteur/regisseur Jiri Menzel. Ivans prestatie is even onnavolgbaar als de originele Tsjechische titel, Obsluhoval jsem anglického krále. Een jonge ober wil miljonair worden in het Praag van voor de Tweede Wereldoorlog. Bijna even innemend als Ivan Barney is Oldrich Keiser als de oude Jan Dite, die terugkijkt op zijn wilde jaren. De soms bijna surrealistische beelden zijn adembenemend. In de grandeur van het Hotel Pariz in Praag spreekt de Maître alle talen, van Chinees tot Afrikaanse dialecten. Hij weet exact wat een gast wil eten als hij de deur binnenloopt. Zijn gave heeft hij te danken, meent hij, aan het feit dat hij ooit de Engelse koning bediende. De Nazi’s krijgen Jan Dite niet klein, maar in 1944 als de Russen Praag binnen vallen poept het communisme op zijn glorieuze feest. I Served the King of England is even vertederend als Amélie (2001), en even fantasierijk als Tim Burtons Big Fish (2003). Magisch realisme is nooit zo oogverblindend magisch of overrompelend realistisch in beeld gebracht.

Publieksprijs

Het LFF kent ook een publieksprijs (De IJzeren Haring). De winnaar dit jaar is Atonement.

Film / Films

Adembenemende dialogen

recensie: Tussenstand

.

Martin en Roos zijn al een tijdje gescheiden. De enige reden dat ze elkaar soms nog ontmoeten, is omdat ze zich zorgen maken om hun 17-jarige zoon Isaac, die zichzelf isoleert. Of, beter gezegd: omdat zíj zich zorgen maakt. Híj vindt dat zij Isaac te veel op de huid zit: “Je moet hem meer vrij laten.” Roos weet wel beter. Toch proberen ze het telkens weer gezellig te maken. Ze ontmoeten elkaar in dure en exotische restaurants, maar dat draagt uiteindelijk weinig bij aan de sfeer.

Dialogen

~

Tussenstand van Mijke de Jong (Broos, Bluebird) is een film vol dialogen. Dialogen tussen Martin en Roos, in verschillende stadia van ruzie of onenigheid. En dialogen tussen één van hen met een ander, zoals een moeder of een collega. Dankzij de improviserende manier waarop De Jong, scenarioschrijfster Jolein Laarman en de acteurs à la Mike Leigh aan de film hebben gewerkt, komen de gesprekken uiterst realistisch over. Met veel halve zinnen en niet terzake doende terzijdes. Er volgt geen climax of verzoening, al lijkt het daar soms wel op. De titel luidt niet voor niets ‘Tussenstand’.

Martin wordt gespeeld door Marcel Musters, een acteur die al vaker in bijrollen heeft laten zien goed raad te weten met joviale persoonlijkheden die het uitzonderlijke talent bezitten precies het verkeerde te zeggen op het verkeerde moment. In Tussenstand krijgt hij de kans een dergelijke rol tot in de perfectie neer te zetten. Het is niet moeilijk te zien waarom Roos ooit verliefd op hem is geworden. Ondanks zijn soms botte opmerkingen zien we hem in een scène met gemak een jonge vrouw versieren die hem interviewt over zijn schrijverschap.

Geen heilige

~

Elsie de Brauw, in eerdere films van De Jong te zien in bijrollen (vaak als moeder), weet in haar rol als Roos minstens zo te imponeren. Ze is geen heilige. Misschien heeft Martin wel een beetje gelijk met zijn opmerking over die onderlip. Hij kent haar tenslotte langer dan wij. En in gesprek met een collega zie je haar net zo goed quasi-geïnteresseerd luisteren, onderwijl aan andere dingen denkend. Pijnlijk herkenbaar trouwens. Ze weet zich geen raad met Isaac (Stijn Koomen), die – als contrast met zijn ouders – gedurende de hele film geen woord zegt. Hij speelt met zijn samoeraizwaard en breekt in in huizen zonder duidelijk doel.

Mocht je denken dat een ‘praatfilm’ niet cinematografisch interessant kan zijn, dan heb je het mis. Shot en tegenshot, dat is gebruikelijk bij gesprekken in films. Zo niet Mijke de Jong. Zij brengt telkens minutenlang zeer close het gezicht van een van de gesprekspartners in beeld. Niet alleen als die praat, maar ook als die luistert, er probeert tussen te komen. Of juist overduidelijk níet luistert, maar liever de ober in de gaten houdt. Het eerste gesprek wordt zelfs gedeeltelijk herhaald: eerst met haar in beeld, dan met hem. Een uitstekende manier voor acteurs om door de mand te vallen, maar dat doen ze geenszins.

Carte blanche

~

Tussenstand is een bijzondere film, die niet de gebaande paden volgt. Het is uitzonderlijk dat zoiets in Nederland nog gemaakt kan worden, het land waar subsidiegevers het eerste en het laatste woord hebben en geen risico durven te nemen. De Jong kreeg echter carte blanche om deze film te maken, dankzij een uniek project van het Filmfonds voor tien ‘filmauteurs’, Ten to watch. Een project waar ook Alex van Warmerdam met Ober van profiteerde (de rest bevindt zich, op een komend project van Mark de Cloe na, nog in de scenariofase). Het levert een adembenemend stukje cinema op. Poets de Gouden Kalveren maar vast op!

Dit artikel verscheen oorspronkelijk op 8 september, toen de film zijn première beleefde tijdens het Theaterfestival.