Boeken / Fictie

Onafgemaakte kunst

recensie: Ebele Wybenga - Galerie onvolmaakt

.

Kunstenaar of ondernemer? Mees Blaeu kan niet kiezen, dus besluit hij beide te worden. Hij opent een galerie waarin hij kunst verkoopt die nog niet af is. De klant koopt een leeg doek en een kunstenaar, om vervolgens aanwezig te zijn bij het ontstaan van de kunst. Daarnaast is de klant in zekere mate degene die bepaald wat er op het doek verschijnt. Maar slaat dit aan? En is zo’n galerie over tien jaar nog steeds bekend? Ebele Wybenga werkt het uit in Galerie onvolmaakt.

Galerie onvolmaakt is het debuut van Ebele Wybenga (1987). Toch is dit niet het eerste werk van zijn hand: vanaf zijn zestiende schreef hij over imago, merken en reclame voor online jongerenmagazine Spunk. Op dit moment schrijft hij voor de glossy Bright, is columnist voor het reclamevakblad Adformatie en studeert hij rechten in Amsterdam.

Onvolmaakt

Wybenga is vanuit een fantastisch idee begonnen met schrijven; het idee van een galerie die onvolmaakte kunst verkoopt, is zo gek nog niet en zou best eens in werkelijkheid gerealiseerd kunnen worden. Maar met een goed idee heb je nog geen goed boek. Wybenga schrijft absoluut niet vervelend, zijn stijl is zelfs aangenaam te noemen, maar waar zijn idee origineel is, is zijn schrijfstijl dat niet.

Net als de kunst die Mees in Galerie onvolmaakt wil verkopen, is zijn stijl nog niet helemaal af. Het mist eigen metaforen en vergelijkingen. Er wordt enkel voor standaard stijlfiguren gekozen en de personages in het boek zijn niet erg opvallend, terwijl het idee van onvolmaakte kunst dat juist wel is. Het evenwicht is daardoor niet helemaal eerlijk verdeeld, want waar Wybenga’s idee van de bladzijdes spat, zijn de personages die hij creëert een samenraapsel van alle personages die al eens geschreven zijn. Het boek gaat over jongeren en is voor jongeren, maar dat laatste valt amper uit het verhaal te halen. Daarvoor mist het teveel elementen: geen spannende seks, geen uit de hand gelopen avondjes uit, geen overmatig alcoholgebruik en dialogen die het taalgebruik van jonge mensen missen.

Dit gebrek aan een eigen stijl neemt echter niet weg dat Galerie onvolmaakt fijn om te lezen en makkelijk te volgen is. Het boek biedt een prima kans om je rustig terug te trekken en je even over te geven aan de woorden van de schrijver. Wybenga bezit zeker potentieel om verder te groeien in het schrijversvak, dus wie weet wat we nog van hem horen na dit debuut.

Muziek / Achtergrond
special: 1. DONDERDAG

Eurosonic/Noorderslag 2008

~

Het is wel eens voorgekomen dat Eurosonic- donderdagen slappe ellende waren. Dat je jezelf de hele binnenstad van Groningen door voelde slepen, om vervolgens weer een halfbakken Oostblok-
‘sensatie’ mee te krijgen. Niets daarvan tijdens deze editie, die werkelijk uit de (in de voorbeschouwing al aangehaalde) startblokken schoot. Wie deze openingsavond zou besluiten om rond middernacht uur reeds de krib op te zoeken, had op dat moment al pareltje na pareltje gezien kunnen hebben. Met een beetje mazzel, dat moet gezegd, want de rijen – altijd een heikel punt tijdens deze Groningse ontdekkingstocht – logen er dit jaar bepaald niet om.

1. DONDERDAG | 2. VRIJDAG | 3. ZATERDAG

Maar beginnen deed het, met dank aan Scandinavië, uitermate veelbelovend. Het Deense The Kissaway Trail bracht met een gedreven indierockset het vuur al vroeg in Huize Maas. Om nog maar te zwijgen van de feeststemming die een plein verder beslag nam op het Grand Theatre, alwaar het Zweedse I’m From Barcelona haar publiek een glimlach bezorgde die er de rest van het festival niet meer vanaf te toveren was; alsof hun landgenoten uit de Lukas Moodyson-film Together een eigen hippiekoor waren begonnen na het zien van een Flaming Lips-show. Maar dan anders.

Schoonheid voor het oprapen

The Kissaway Trail (foto: Harold Zijp)
The Kissaway Trail (foto: Harold Zijp)

Maar ook elders lag de schoonheid voor het oprapen. In de Spieghel bracht de IJslandse pianist Olafur Arnalds – vorige maand ook al een lichtpunt op State-X/New Forms – een bloedstollend mooie set met de hulp van een strijkkwartet. Zo geconcentreerd, intiem en subtiel gebracht, dat de rij buiten raad zocht in het programmaboekje om erachter te komen of er een concert bezig was, of misschien om plekken te vinden waar wél fatsoenlijk was binnen te komen.

De Stadsschouwburg even verderop was bijvoorbeeld zo’n plek waar – wederom een Scandinavisch – pareltje viel te bewonderen: de Noorse Hanne Hukkelberg fluisterde haar gehoor toe als een engel bij dageraad, en kon aan het eind van de show bepakt en bezakt huiswaarts keren met een koffer vol gestolen harten. Plus, uiteraard, haar omgekeerde oude fiets.

Na zo’n grandioze opening was er wellicht maar één element waarmee de avond nog verder opgestuwd kon worden: feestgedruis. En daaraan was in Simplon bepaald geen gebrek; zeker niet tijdens de spetterende show van Yelle, die met haar boblijn en kekke outfit haast net zo retro was als de Franse bubblegum electro die uit de speakers knalde. Met een drummer en toetsenist gaf de Française een heerlijk dansbare show, stukken steviger dan op plaat bovendien. Yelle fokte het publiek tussendoor op met meeklapbevelen en wist het met rare dansjes om haar frêle vingers te winden.

Kladdengrijpers

Does It Offend You Yeah? (foto: Irene Bosma)Does It Offend You Yeah? (foto: Irene Bosma)

Wat een schril contrast met de band in de bovenzaal: Adept, een Grote Favoriet van de 8WEEKLY-redactie, maar inmiddels ook daarbuiten uitgegroeid tot een gewaardeerde liveband. Zoals altijd gaven de noorderlingen een duistere, verontrustende elektronoise-show, maar dit keer met zó’n explosie van energie en zó’n vloeiende setopbouw, dat je als toeschouwer weinig anders restte dan keihard bij de kladden gegrepen te worden; vluchten, hooguit.

Dat trof, voor diegenen met zere kladden: in de benedenzaal ging het er stukken opgewekter aan toe. Simplon stoomde bij de show van de Schotse hipster Calvin Harris, die de zaal bewees nu al een van dé festivalacts van 2008 te zijn. Zijn discopop mag op plaat dan nog zo luchtig zijn, live wordt ze voorzien van precies de juiste energie en groove, waardoor nog sterker het onweerstaanbare popkarakter van de muziek naar boven komt. Calvin Harris heeft de gave om nummers te schrijven die bij het tweede refreintje luidkeels doen meezingen. Niet voor niets schreef hij enkele nummers voor de nieuwe plaat van Kylie Minogue.

Niet al wat schijnt is goud

Maar blijven hangen deed de euforie in Simplon niet. Diep in de nacht gaf nerd-collectief Slagsmålsklubben in de bovenzaal nog een lollige britpopset ten beste; liet stropdastrio The Subs een knallende live-set met stampende beats en scheurende bassen los; probeerde Goose ook op dj-vlak de bevriende Soulwax-broeders achterna te gaan; en wisten de veelbelovende punkfunkbritten Friendly Fires en Does It Offend You Yeah? de grote zaal heel behoorlijk mee te krijgen. Maar de hooggespannen verwachtingen konden ze geen van allen écht waarmaken.

Stalingrad Cowgirls (foto: Douwe Oppewal)
Stalingrad Cowgirls (foto: Douwe Oppewal)

Gelukkig zijn er dan ook tussendoortjes met minder bombarie. De Finse Stalingrad Cowgirls bijvoorbeeld, verderop in Vindicat. De drie pittige, eigenwijze dames gaven een stevige rockshow: niet onaardig, maar geen moment echt verrassend. Zeker niet bij de uitgekauwde en voor de hand liggende Ramones-cover Hey Ho, Let’s Go. Gelukkig zijn er de plaatjes nog, zullen sommigen zeggen.

En er zijn de Zweden! Het themaland van Eurosonic, leverancier van een fikse wagonlading bands, bracht Eurosonic ook Friska Viljor. De naam die deze band tijdens de Nederlandse tour eind vorig jaar al opbouwde, was goed voor een propvolle Spieghel, alwaar sommigen de show slechts konden zien via de telefoon van hun buurman. Maar ook zij kregen een gedreven set mee vol prachtige, goed opgebouwde poprocksongs. En ze wisten dat, wat er de rest van het festival ook zou gebeuren, het op de Eurosonic-donderdag dit jaar in ieder geval meer dan snor zat.

Boeken / Fictie

Chef-kameraad van het Onvoltooide

recensie: Saša Stanišic - Hoe de soldaat de grammofoon repareert (vert. Annemarie Vlaming)

Hoe zat het ook alweer met die oorlog in voormalig Joegoslavië? In zo’n vraag hebben we eigenlijk geen zin. We hebben in die jaren negentig toegekeken hoe daar voormalige landgenoten elkaars gebieden betwistten en daarbij over lijken gingen. De genocide in Srebrenica was het dieptepunt dat is blijven hangen in ons nationale geheugen. En daar houdt het wel zo’n beetje bij op. Saša Stanišic brengt op hartverscheurende wijze de tragedie op de Balkan onder woorden op een manier die ons er weer aan de haren bij sleept. In een boek dat in Duitsland een bestseller werd, maar hier tot nu vrijwel onopgemerkt is gebleven.

In Hoe de soldaat de grammofoon repareert noemt Saša Stanišic zichzelf Aleksandar en verhaalt hij op haast dromerige wijze over zijn kindertijd in de Bosnische provinciestad Višegrad. Hij leeft het onbezorgde leven van een avontuurlijke en volop fantaserende jongen, die langzaam in een allesoverheersende oorlog verzeild raakt.

Stanišic beschrijft dit alles als een filmscenario, de tragikomische scènes volgen elkaar in vlot tempo op en de lezer wordt regelmatig op het verkeerde been gezet door de plotselinge afwisseling van romantische jeugdherinnering en heftige tragiek. 

Een scène. Het overlijden van ‘chef-kameraad’ opa Slavko is de eerste barst in het wereldbeeld van Aleksandar. Maar hij blijft geloven dat door zijn tovenarij Slavko gewoon weer terugkomt. Tijdens de begrafenis dringt het tot hem door dat dit niet zal gebeuren.

Ik ben tegen het eindigen, tegen het kapotgaan! Het voltooide moet worden tegengehouden! Ik ben de chef-kameraad van het Altijddoorgaan en steun het Enzovoort!

Dronken buurman

Volgende scène. Pruimenoogst bij de overgrootouders. Een jaarlijks terugkerende, feestelijke familiebijeenkomst. Aleksandar eet zich vol en vlucht naar het toilet, hij beschrijft vervolgens op hilarische wijze de inwijding van dit eerste watercloset in het huis, een paar jaar geleden. Opeens wordt zijn sluimerende herinnering verstoord: de dronken buurman Kamenko, toch vriend van de familie, stormt de tuin in en richt zijn geladen pistool op de spelende muzikanten.

Zulke muziek in mijn dorp? Zijn we hier in Istanbul! Zijn we mensen of zigeuners? Jullie moeten de Servische Grootstaat bezingen in plaats van deze Turkse zigeunertroep

Daarmee is de toon gezet. Je krijgt kriebels in je nek bij de beleving van deze haat die zich zo sluipend in de harten en hoofden van buren en vrienden nestelt. Intussen zijn er steeds vaker beelden van brandende steden in Kroatië op televisie, de oorlog die nog zo ver weg lijkt. En dan is daar het opkomende geluid van artillerievuur in de omgeving en verplaatst het onschuldige kinderleven zich zonder enige moeite naar de kelders onder Aleksandars woongebouw. Eerst is het nieuw en avontuurlijk, maar als de ouderen in plaats van te fluisteren steeds meer hardop over de situatie gaan spreken, begint de spanning op te lopen. 

Toen brak de oorlog uit en niemand noemde hem oorlog. Dat, zeiden ze. Of shit. Of gauwvoorbij, alsof ze een kind wilden geruststellen bij de aanblik van een spuitje.

Nieuwe scène. Op een avond in de kelder zijn daar opeens de soldaten. Ze trappen de deur in, eisen het weinige voedsel op en laten zich bedienen door de jonge tante Amela, die huiverend alle handtastelijkheden moet toestaan. Men is op zoek naar Bosnische soldaten en alle mannen zijn verdacht. Een aantal van hen wordt geboeid en geblinddoekt afgevoerd. Even later klinken buiten de schoten.

Schokkend document

Veel gebeurtenissen worden door Aleksandar met een naïeve vanzelfsprekendheid aangenomen. Deze vorm maakt dit boek tot een schokkend document, omdat alle gruwelijkheid er langzaam insluipt en nog geen enkel referentiekader heeft. De krankzinnigheid van de oorlog wordt dik onderstreept als Aleksandar ziet hoe dronken soldaten een paard zó hard slaan dat het zelf van de brug af in de Drina springt en verdrinkt.

Nog een scène. Tijdens een wapenstilstand wordt er op een open plek in de bergen boven Sarajevo een voetbalwedstrijd gespeeld. Servische en Bosnische soldaten tegenover elkaar. Plotseling, midden in de felle en sportieve wedstrijd, is de wapenstilstand afgelopen. De Serviërs bereiken als eerste hun wapens en nemen alle tegenstanders krijgsgevangen. Enkele onthutste en verontwaardigde Bosniërs worden zonder pardon afgeknald.

Aleksandar vlucht met zijn ouders naar Duitsland waar ze moeizaam een bestaan opbouwen. Tien jaar later bezoekt hij in Bosnië het inmiddels etnisch gezuiverde Višegrad. In zijn geboortestad is alles anders geworden, de kapotgeschoten huizen worden bewoond door vreemde mensen, de verhoudingen zijn omgedraaid en de macht is verdeeld onder de sterkste lieden.

Poëtisch

Een kind vertelt het verhaal van een oorlog. Onwetend en open, hier en daar zelfs kluchtig. Saša Stanišic weet de impact van deze dramatische gebeurtenissen nóg indringender naar voren te brengen dan de bekende feiten al doen. Het zorgeloze kind-zijn dat druppelsgewijs vermengd wordt met de bizarre verhoudingen van volwassenen is schrijnend om te lezen.

Geschreven in een structuur die enige concentratie behoeft, met hoofdstukken die vanuit verschillende perspectieven zijn opgebouwd, is vooral de mooie en soms zelfs poëtische stijl van Stanišic opvallend.

Als ik had kunnen toveren zou ik de dag het vermogen hebben afgenomen om voorbij te gaan.

En nu is het wachten. Wachten op hoe de diverse landen van voormalig Joegoslavië zich herschikken en herstellen van alle verschrikkingen van toen. Ook is het wachten op het volgende boek van deze zeer bijzondere schrijver.

Film / Films

Groots falen

recensie: The Idiot (Hakuchi)

Akira Kurosawa was een groot bewonderaar van Russische literatuur, met name van Fjodor Dostojevski. Toen hij in 1950 begon met de verfilming van diens roman The Idiot, wilde Kurosawa dan ook zo trouw mogelijk blijven aan die bron. Dit in tegenstelling tot zijn normale werkwijze, waarbij hij een team van adviseurs om zich heen verzamelde en veel tijd uit trok voor een volledig op ‘film’ gericht script. Het resultaat was een film van 265 minuten waar productiemaatschappij Shochiku zo van schrok dat ze er 100 minuten uitsneden. Dat leidde tot een weliswaar kortere maar ook verwarrender versie van wat Kurosawa voor ogen stond. Met name het beginstuk waarin het meest is verwijderd en met behulp van tussentitels getracht wordt zaken te verduidelijken, werkt juist erg desoriënterend. Toch is The Idiot een belangrijke film in het oeuvre van de Japanse meester.

~

Kameda (Masayuki Mori) is met de trein op weg naar het huis van zijn oom Ono (Takashi Shimura). Tijdens de Tweede Wereldoorlog is hij veroordeeld tot het vuurpeloton wegens oorlogsmisdaden, maar op het laatste moment wist hij aan de dood te ontsnappen doordat de echte dader opgepakt bleek. Kameda is vrij, maar ook zo getraumatiseerd dat hij zeer teruggetrokken en timide is, aan epilepsie lijdt en contact met anderen vermijdt. Hij is niet in staat te liegen en daardoor krijgt hij het stempel ‘idioot’, maar ook van een soort orakel. Kameda mag dan wel beschouwd worden als een idioot, maar al snel komt men er achter dat hij slimmer is dan menig ander als het gaat om het begrijpen van menselijke gevoelens.

Christusfiguur

Wegens de verplaatsing van het verhaal naar het winterse Hokkaido (het meest noordelijke eiland van Japan), heeft Kurosawa de Russische satire die kenmerkend is voor Dostojevski laten varen. Ook de orthodox-christelijke context is hier niet aanwezig. Wel heeft het personage Kameda sterke overeenkomsten met de Christusfiguur uit het origineel, en het karakter loopt vooruit op een thema dat Kurosawa veel toe zou passen in zijn latere films. Onschuldige personages die door hun eerlijkheid en openheid controverse oproepen, maar die door hun gedrag ogen weten te openen en aanzetten tot een beter begrip tussen mensen.

~

Kurosawa had grote bewondering voor Dostojevski en heeft erg veel tijd gestoken in het zo nauwgezet mogelijk verfilmen van een roman die toch vooral handelt over interne en psychologische ontwikkelingen. Hij verplaatste de handeling weliswaar naar Hokkaido, maar de personages blijven toch vooral Russisch. Het kijken naar Russische gewoontes en personages die gespeeld worden door Japanse acteurs schept verwarring, en draagt niet echt bij tot identificatie. Ook het acteren is wel eens beter geweest in een Kurosawafilm. Masayuki Mori is vooral steeds hetzelfde met zijn naïeve blik, en Toshiro Mifune heeft duidelijk moeite met zijn rol als verliefd heethoofd. Setsuko Hara’s prestatie neigt soms zelfs naar camp als ze met haar lange wimpers en donkere cape lang in de camera kijkt. Al blijft het moeilijk oordelen vanwege het vele gesneuvelde materiaal waarin wellicht een ander beeld naar voren was gekomen.

Harde les

Uiteindelijk kan de film toch vooral als een harde les voor Kurosawa gezien worden; hij zou nooit meer zo getrouw blijven aan een (literaire) bron, en in zijn bewerkingen (van ondermeer Gorki’s The Lower Depths en Shakespeare’s Macbeth en King Lear) steeds zorgen dat het cinematografische aspect ervan voorop stond. The Idiot zal vooral herinnerd worden wegens de strakke composities en kadrering van de personages, en de bijtende kou die uit de beelden van het majestueuze Hokkaido spreekt.

Boeken / Non-fictie

Een dubbeltalent

recensie: Eugène Delacroix - Ik heb het niet over middelmatige mensen

Ferdinand Victor Eugène Delacroix (1798-1863) wordt wel de leider van de romantische school in de Franse schilderkunst genoemd. Van zijn schilderijen, waarvan ‘De Vrijheid leidt het volk op de barricaden’ uit 1830 één van zijn bekendste is, spat het verf en dramatiek af. Maar hij is zoveel meer. Alleen daarom al is de uitgave van fragmenten uit zijn dagboeken en brieven gerechtvaardigd.

Delacroix blijkt een dubbeltalent te zijn. Naast een enorme productie – er zijn meer dan 800 schilderijen en wandschilderingen, meer dan 600 tekeningen en ruim 100 litho’s en etsen van hem overgeleverd – had hij ook nog de tijd om te schrijven. Omdat hij dat toch niet altijd consequent heeft volgehouden, is voor de bundeling Ik heb het niet over middelmatige mensen ook een aantal brieven gebruikt.

Binnen- en buitenwereld

Joop van Helmond, vertaler en samensteller, stelt in zijn nawoord dat het dagboek veelal interessanter gevonden werd dan zijn schilderijen. Maar zoals Helmond het treffend omschrijft, het dagboek is een ‘bijproduct van zijn leven en werk en dankt zijn unieke karakter aan het feit dat het voor de kunstenaar en de mens die het bijhield een laboratorium was voor de ontdekking van zichzelf.’ Die ‘ontdekking van zichzelf’ benadrukt het belang dat Delacroix hechtte aan hartstocht en verbeelding. Beiden zijn bronnen van inspiratie voor zijn schilderijen.

Daarnaast is het dagboek ook een intrigerend tijdsdocument. Een ‘ontdekking van de wereld buiten zichzelf’. Delacroix’ leven speelt zich af tussen de Franse Revolutie (1789) en de Industriële Revolutie. Toen hij zijn laatste adem uitblies was deze volop aan de gang. Je maakt, via hem, kennis met uiteenlopende figuren als de schrijfster George Sand en de componist Chopin, zijn familieleden – Delacroix’ vader was prefect te Marseille en Bordeaux – en andere kunstenaars. Hij gaat naar de opera, geniet van Mozart, leest Dante, Lord Byron en Shakespeare en denkt na over de relatie tussen muziek en kunst, over de liefde, over het geluk, over andere kunstenaars en hun verhouding tot elkaar en zíjn verhouding tot hen. We lezen zijn indrukken van Marokko, een reis die hem, artistiek gezien, blijft inspireren. Aan het eind van zijn leven begint Delacroix aan een Dictionnaire des Beaux-Arts, een lexicon met analyses van begrippen als durf, schilderij en touche. In het dagboek worden we deel van die ontstaansgeschiedenis.

~

Verlichting en Romantiek

Door de nadruk op de ‘ontdekking van zichzelf’ wordt Delacroix in het romantische kamp geplaatst. In de cultuur- en mentaliteitsgeschiedenis wordt vaak gesproken over de tegenstelling tussen Verlichting en Romantiek, waarbij de eerste gelijkgeschakeld wordt met de rede, terwijl de Romantiek emotie en hartstocht symboliseert. Dat de zaken nooit zo eenvoudig liggen, wordt duidelijk bij lezing van Delacroix’ dagboekfragmenten. Door de tumultueuze tijd waarin Delacroix leefde, begonnen mensen uit te zien naar een nieuwe sociale orde. Zij zochten hun heil in hun geloof in de kracht van de rede – in de schilderkunst vertegenwoordigd door neoclassicisten, zoals Ingres (1780-1867) – of zij zochten het in een meer emotionele benadering – de Romantische schilders, zoals Géricault (1791-1824) en natuurlijk Delacroix zelf. Wat beiden echter gemeen hebben is het verlangen naar een terugkeer naar de natuur, naar de natuurlijke staat van mens. Een zoektocht naar de kern van de mens.

Voor de schilder Delacroix was bij zijn persoonlijke zoektocht kleur zeer belangrijk. De kleur dient in schilderijen als de drager van stemmingen en hij gaf kleuren een nieuwe betekenis mee. Een betekenis waar later de impressionisten hun voordeel mee konden doen. De aantrekkingskracht van het schilderij moest zich volgens de schilder Delacroix veeleer op het emotionele dan op het intellectuele vlak afspelen. Het is interessant hoe de schrijver Delacroix hiervan het tegendeel is, met het schrijven aan zijn Dictionnaire stelt hij zich juist veel rationeler op.

“Het ‘ken uzelf’ zou dan ook het fundamentele axioma moeten zijn,” schrijft Delacroix, “van elke samenleving, waarin ieder lid naar beste kunnen volledig zijn rol vervult.” Doordat hij zowel zijn innerlijke wereld als de wereld om hen heen probeert te analyseren, zijn zijn dagboekfragmenten en brieven zeer waardevol. Niet alleen voor de kunstgeschiedenis, maar ook voor jezelf.

Boeken / Fictie

De weg van alle vlees

recensie: Ruth Lasters - Vouwplannen

Tastenderwijs de werkelijkheid net even een duw geven, zodat alles er anders uitziet. Dat is de poëtische methode die Ruth Lasters gebruikt. In haar nieuwe bundel Vouwplannen geeft ze het mensenleven in al zijn volheid vorm.

Soms heb je aan een titel eigenlijk al genoeg. Vouwplannen – daar heeft iedereen meteen beeld bij. Meerdere beelden zelfs. Een ouderwetse vouwplaat, van bijvoorbeeld de Euromast of een Groningse boerderij, of het bestek voor een papieren vliegtuig dat echt kan vliegen, of zoals Lasters in het titelgedicht schrijft het vouwplan van een papieren doos.

In verband met poëzie denk je dan weer aan het op een nieuwe en verrassende manier in elkaar vouwen van de taal, met dezelfde basisingrediënten komen tot nieuwe combinaties. In het woord klinkt ook de echo mee van trouwplannen en ja: de liefde is hier volop aanwezig en in zekere zin zelfs allesbepalend. Voeg daar het motto van golfer Tiger Woods aan toe: ‘You’ve got to stay patient, stay in the moment, keep grinding’ en het is gedaan met iedere poging tot onbevangen lezen.

Woods sloeg gewoon wat modieuze sporttaal uit, maar zo voorin een dichtbundel krijgen zijn woorden een geheel nieuwe en andere lading. Het is alsof de dichter een handleiding aan de lezer geeft, een manier van benaderen: kalm blijven, concentratie en vooral doorzetten, waarbij het Engelse woord ‘grinding’ vanwege zijn associaties met zware fysieke inspanning zorgt voor een in de poëzie weinig voorkomende invalshoek, om maar niet te spreken van de betekenis die het woord in modern slang heeft.

Wijdbeens

Dan moet het lezen nog beginnen. De bundel is opgedeeld in vier afdelingen – respectievelijk Doorgangen, Spiertrekking, Wetmatigheden en Gras – die makkelijk te lezen zijn als vier staties in ieder mensenleven zowel als in de ontwikkeling van het leven op aarde. Dat begint met de doorgang van de ene staat in de andere, van het ongeborene in het geborene – maar ook het begin voor het begin, als de liefde zijn verwoestende werk doet, is in meer dan één dimensie op te vatten als een doorgang. Niet voor niets eindigt het eerste gedicht in deze openingsreeks met de woorden ‘onloochenbaar geschonden’: het scheppingsproces is tegelijk destructief, alleen al doordat het verandert en dus niets bij het oude laat.

In deze gedichten gebruikt Lasters telkens weer metaforen die ontleend zijn aan bouw en woninginrichting: ramen, trappen, kamers, tafels – waarbij duidelijk is dat het huis staat voor het vrouwelijke lichaam. Opvallend is verder het fruit dat voorbijkomt, de kersen en appels die binnen het grotere kader eigenlijk een eigen behandeling verdienen. De appel kennen we uit de Schrift, maar komt ook in vele andere culturen voor als metafoor voor verandering. Over kersen als seksueel symbool en de vele daarmee samenhangende connotaties kunnen we kort zijn, niet voor niets gaat Lasters in het aan dit onderwerp gewijde gedicht wijdbeens.

Hoewel sprake is van een geliefde trekt Lasters het thema veel verder. De trap in het gelijknamige vers bijvoorbeeld is een ‘draaitrap’, wat wij in Nederland een ‘wenteltrap’ zouden noemen en hier verwijst naar de dubbele helix van ons DNA, immers ook de oorsprong van alles. Door het vrije, maar aan alle wetten van grammatica en syntaxis gehoorzamende vers in de laatste regel te laten ontsporen – ‘Iemand moet je erop/naar boven, zijlings’ – bereidt ze ons voor op wat volgen gaat.

Geslacht

Het fysieke blijft ook in de onderverzameling Spiertrekking domineren, de eerste twee gedichten hier heten nota bene ‘Actie’ en ‘Scheur’. Nadat we uit DNA zijn ontstaan gaan onze lichamen aan de slag met het telkens opnieuw construeren van nieuw genetisch materiaal, ‘met jouw vingers in het aarden pad’ – de vrouw als akker, opnieuw een beeld waarin eeuwen en eeuwen cultuur resoneert. Het vrouwelijk geslacht seksualiseert steeds verder, maar verliest nooit zijn oorspronkelijke functie. ‘Doos’, ‘scheur’, ’ton’, ‘mand’ – het zijn maar een paar synoniemen die Lasters gebruikt, maar in zekere zin hoort ook de leegte die hier in verschillende gedaanten voorbijkomt tot deze orde. Uit iets wordt niets blijft de rode draad, al verandert de verschijningsvorm. Dat ze over klonen spreekt kan dan ook geen toeval zijn, we zitten hier immers midden in het evolutieproces, de aarde raakt overwoekerd met leven dat wij technologisch naar onze hand zetten: ‘het wonder van/een koperen muntstuk bij/snijbloemen’.

Vandaar dat we naadloos over kunnen gaan op Wetmatigheden, een reeks die weer wat meer terugkeert naar de kleine kring waarin de dichter leeft, met als meest omineuze titel ‘Najaar’, of het derde seizoen en de aankondiging van winter en wende. Symbolisch voor de orde in taal en wereld is onder meer het Groot Dictee der Nederlandse taal, waarvan de fouten worden getatoeëerd op de rug van iemand die – hoe kan het ook anders – naamloos blijft. Hij heeft de woorden, maar kent ze niet, omdat ze zich buiten zijn gezichtsveld bevinden. Zo kan zijn eigen taalwereld in tact blijven, maar het is wel een particuliere. Om ze te lezen is de ander noodzakelijk. Ook elders wordt gewaarschuwd voor het maken van fouten; de orde is kwetsbaar. Een kwetsbaarheid die net als de zowel constructieve als destructieve kracht van het scheppingsproces twee kanten heeft: ‘En zo elk verzinsel/ – alsook dit gedicht – volstrekt niet op onszelf/berust maar op een wijziging van één woord//door een notaris in een akte’. Vergelijk ook de rol die het DNA in deze bundel speelt.

Waarna wij het Bijbelse woord volgend besluiten met Gras, waar het vlees gelijk aan is (Jesaja 40:6) en dat niet voor niets opent met een gedicht dat ‘Kraaien’ heet, waarin gesproken wordt van verlies. De toon van de poëzie verandert, verder gaan wordt lastig, ‘Ik wilde één begrip wissen’, ‘Ik zou de laatste dakpan vinden in het gras’, de ‘jij en ik’ nemen afzonderlijk plaats in een zaal vol stoelen, ‘Ik geef een nachthemd mee om gauw aan te/denken als je mijn tepel niet meer weet’ – de sfeer is er één van afscheid en tot weemoed stemmende herinneringen. De droom van een wereldomvattende orde is vervlogen: ‘Rituelen van weleer en hoe er errors sluipen in hun/voorgeprogrammaard//teder dat dan kabbelt tot onwezenlijk/wreed (…)’. Wat overblijft is de ‘oercode van troost die ik nog weet’.

Boeken / Fictie

Gewone bijzondere mensen

recensie: Yolanda Entius - Alleen voor helden

.

Lucy’s verliefdheid brengt haar op een dag uitgeregend bij David op de stoep. Ze wordt opgevangen door zijn moeder, die haar liefdevol een warme badjas en een kom soep geeft. Lucy geeft zich graag over aan deze gastvrijheid en als Davids moeder haar uit medelijden uitnodigt om met de familie kerst in Frankrijk te vieren, slaat zij dit niet af. Haar broer Boris nodigt ze er zelf bij uit en zo vertrekken de drie tieners naar het enorme huis in Augmentier. Daar wordt de basis gelegd voor de langdurige vriendschap. Boris ondekt er zijn gevoelens voor David en David op zijn beurt beseft gevoelens te hebben voor Lucy, hoewel haar vastberadenheid een alarmbel doet rinkelen in zijn hoofd. “Ik heb, vanaf het eerste moment dat ik haar zag, die afgrond in haar ziel gezien, die hitte, die koortsigheid, en wist heel goed dat ik mijn vingers daaraan niet branden moest.” In Augmentier wordt een pact gesloten dat bepalend zal zijn voor de rest van hun leven. Het verbod van de één wordt het excuus van de ander. En leidt tot schuldgevoelens bij beiden.

Of Lucy’s liefde, zo lang opgespaard om slechts aan één man te kunnen geven, beantwoord zal worden, is een vraag die gedurende het hele boek blijft hangen. Het is de meest aanwezige verhaallijn, maar niet de meest plezierige. De overtuiging dat David ooit de hare zal zijn, brengt haar tot wanhopige daden. Het leidt er toe dat ze op veertigjarige leeftijd doet wat ze vierentwintig jaar eerder had moeten doen…

Drieluik
Yolanda Entius is niet alleen een romanschrijfster, ze heeft veel geschreven voor toneel, televisie en film en regisseerde diverse toneelstukken en films. Dat verklaart wellicht de opmaak van het boek: het verhaal over opgroeien en volwassen worden, vriendschap en verlangens, wordt als een drieluik verteld vanuit de drie perspectieven van de hoofdpersonen. Dezelfde gebeurtenissen door drie paar ogen bekeken. “Ik pakte hem bij zijn schouders en gaf hem bij wijze van grap een stevige zoen op zijn mond. Boris kreeg een kleur”. En “David bezegelde zijn plechtige eed op onze vriendschap met een zoen. (…) En ik? Ik gloeide als een peertje van meer dan honderd watt.” De verhalen van de drie verschillende hoofdpersonen wervelen in het boek om elkaar heen, net zoals de personages zelf. Hun relatie is er één van aantrekken en afstoten. Steeds weer komen ze bij elkaar terug, zelfs als dat niet meer mogelijk lijkt te zijn.

Op 25 november 2007 heeft Yolanda Entius het eerste exemplaar van dit boek aan Ramses Shaffy overhandigd. Op http://www.yolandaentius.nl/ is de brief te vinden aan Ramses Shaffy, waarin zij haar bewondering, zelfs bijna liefde voor hem opgeschreven heeft en waarin zij hem uitnodigt om bij de presentatie van haar boek aanwezig te zijn. Grappig en ontroerend is vervolgens de beeldregistratie waarin zij haar brief nog eens voorleest, ditmaal aan Ramses Shaffy persoonlijk, en waarin te zien is hoe zij na al die jaren een jeugdfantasie kan waarmaken.

Boeken / Non-fictie

Mededogen voor monsters

recensie: Umberto Eco - Geschiedenis van de lelijkheid

Er is veel lelijks in de wereld. Gelukkig, want het zou anders maar een saaie boel worden. De geschiedenis van de lelijkheid van Umberto Eco toont het mismaakte zusje van de schoonheid in een lange reeks bonte verschijningsvormen. Benodigd: een sterke maag en een groot hart.

Je zou kunnen zeggen dat lelijkheid, niet schoonheid, het leven draaglijk maakt. Lelijkheid maakt de dingen écht, vond Dorian Gray. Dit narcistische romanpersonage van Oscar Wilde wist hoe het voelde om nooit lelijk te worden – en het beviel hem uiteindelijk slecht. Het is eenvoudig voor te stellen dat een wereld zonder lelijkheid, kwaad, pijn en dood een even ondraaglijke als oneindige saaiheid oplevert. Je zou haast sterven van verveling. Hoezeer schoonheid ook de zinnen prikkelt, ze doet dat toch vooral door de gunstige vergelijking met het banale, het misvormde en het walgelijke.

Slappe tiet
De geschiedenis van de lelijkheid, onder redactie van de duizelingwekkend erudiete Italiaanse schrijver en wetenschapper Umberto Eco, belooft dan ook een spannender leeservaring te bieden dan diens eerder verschenen De geschiedenis van de schoonheid. Dat is het ook, afgezien van de onhebbelijke gewoonte van mensen om lelijkheid van vroeger nu plots mooi te vinden, waardoor er nog aanzienlijk veel schoonheid in Eco’s boek geslopen is.

~

De lezers van De geschiedenis van de lelijkheid worden onthaald op een stoet abjecte monsters, heksen, demonen, lijken, misgeboortes, saters, pestlijders, harpijen, faunen en simpelweg minder begeerlijke lieden. Maar ook mistige stadsgezichten en industriële bouwwerken worden opgevoerd, om de troosteloosheid van de vooruitgang te illustreren. De talrijke illustraties maken het vooral tot een bladerboek dat de salontafel mag ontsieren. Tussen de beelden door geeft Umberto Eco in beknopte hoofdstukjes een overzicht van het (westerse) denken over lelijkheid. Natuurlijk laat een moderne uomo universale als Eco zich niet vangen in één discipline. Naast de vele schilderijen en foto’s staan evenzoveel oorspronkelijke teksten, van Augustinus tot Warhol, die soms even smerig en hilarisch zijn als de beelden eromheen. Zo worden we getrakteerd op een vijftiende-eeuws ‘Loflied op de lelijke tiet’, in het hoofdstuk over de lelijkheid van de vrouw. (‘Tiet van niet, allenig vel / slappe tiet, als een bretel.’)

De lelijkheid ontsnapt
Het bezingen van een lelijke tiet mag dan ironisch zijn, het is onderdeel van een eeuwenoude traditie om lelijkheid te prijzen. Vaak in dezelfde stijl als waarmee schoonheid geroemd wordt. Opvallend veel teksten in het boek bespreken lelijkheid in zo niet jubelende dan toch milde bewoordingen. Daaruit blijkt dat er manieren zijn waarop lelijkheid in een gunstig daglicht kan komen. Noem het vluchtwegen of ontsnappingsclausules.

~

Zo kan lelijkheid ‘verlost’ worden door de artistieke weergave ervan. Want behalve lelijkheid bevat het nagebootste nu ook de schoonheid van het meesterschap. Dat geldt voor bijna alle illustraties in Eco’s boek; ze zijn mooi in hun afbeelding van het lelijke. Een andere mogelijke ontsnapping ontstaat wanneer het lelijke gebruikt wordt als uitdagend wapen in de strijd tegen de smaak van de meerderheid. De kunstzinnige voorhoede in het begin van de twintigste eeuw verketterde vol overgave de gangbare schoonheid van de troostrijke kunst door vervorming, walging, nachtmerrie en ontregeling te verheerlijken. Ze trad daarmee in de voetsporen van decadente schrijvers als Baudelaire die al een halve eeuw eerder de lelijkheid hun liefde verklaarden. De ironische voetnoot hierbij is dat die radicale en ontregelende kunst van begin vorige eeuw intussen mooi en prachtig gevonden wordt. Ziedaar een dúbbele ontsnapping van de lelijkheid.

Ten slotte is er voor een lelijk object altijd nog een dubieuze vluchtroute via camp. Dat maakt het lelijke van gisteren vandaag tot mooi – juist omdat het lelijk is. Denk aan het onuitstaanbare schilderij van een huilend zigeunerjongetje. Dubieus is deze route vooral omdat het etiket camp definitief de lelijkheid van het object vaststelt. En dat terwijl het ooit, zoals alle échte camp, toch heel oprecht als iets moois bedoeld was.

Barmhartig
Lelijkheid is relatief. Eco kan het nauwelijks voldoende benadrukken. Esthetische normen verschuiven, het begeerlijke wordt afstotelijk, het onooglijke fraai. Desondanks blijft er veel lelijkheid over die nooit aan haar lot ontsnappen kan. Eco schrijft daarover: “Geen enkel bewustzijn van de betrekkelijkheid van esthetische waarden kan voorkomen dat wij in dat soort gevallen zonder aarzelen het lelijke herkennen en dat we er niet in slagen het in iets aangenaams te transformeren.” Voor die vormen van lelijkheid sluit De geschiedenis van de lelijkheid af met een oproep tot mededogen.

Meer nog dan de lach of de koude rilling kan mededogen een reden zijn om nu en dan eens naar het boek van Eco te grijpen. Om het mismaakte met een glimlach vol barmhartigheid te aanschouwen – en te hopen dat anderen de lelijkheid in onszelf met evenveel mededogen bezien.

Muziek / Album

Legio concurrenten

recensie: Jean-Guihen Queyras - Cello Suites Bach

.

Het cliché wil dat clichés altijd een kern van waarheid in zich hebben, en dat geldt ook voor die rond de Cello Suites van Johann Sebastian Bach. In de meeste klassieke muziek is de ‘solist’ helemaal niet zo alleen als de naam impliceert, maar kan hij altijd nog beschutting vinden bij het orkest of de piano achter zich. Bij de Cello Suites van Bach ontbreekt die steun: de suites gelden dan ook als meesterproef, als monument, als mijlpaal en ga zo maar door. Complicerende factor is dat een opname van het werk zich moet meten met die van talloze andere cellogoden en het getuigt dus wel van lef om opname nummer 68 op de markt te brengen. Niet verwonderlijk dat veel cellisten wachten tot na hun vijftigste: Jean-Guihen Queyras is er met zijn ongeveer veertig jaren eigenlijk nog vroeg bij, maar dat maakt het resultaat er niet minder om.

~

De eenzaamheid van de solist wordt mooi geïllustreerd op bijgaande dvd waarop een opname van de derde suite staat. We zien Queyras moederziel alleen in een kerk, met voor zich een aantal microfoons dat alles genadeloos zal registreren. Voer voor psychologen dus, zo’n opname, we zouden de muziek zelf bijna vergeten. Johann Sebastian Bach heeft met de suites geprobeerd om een serie meerstemmige stukken te schrijven voor maar een instrument, dat zowel de basnoten als de melodielijn speelt en dat is natuurlijk uitzonderlijk goed gelukt, anders was de naam geen Bach. In 1722, toen de stukken verschenen, was er nog nooit iets zó veeleisends geschreven voor de cellist.

Ritmisch

Jean-Guihen Queyras geldt als een alleskunner, maar het opvallendste is zijn belangstelling voor moderne gecomponeerde muziek. Hij speelde jarenlang in het Ensemble Intercontemporain onder leiding van Pierre Boulez, een topensemble op dat gebied, en die scholing hoor je in deze opnamen terug: Queyras klinkt technisch onberispelijk, weinig sentimenteel, met een oor voor gedetailleerde dynamiek en vooral heel erg ritmisch. Het is fascinerend om te zien hoe razendsnel de strijkstok van de cellist over de snaren flitst, haast zonder ze aan te raken, terwijl er toch een hele grote klank uit het instrument komt. Dat flitsende hoor je terug op de cd.

Queyras’ interpretatie is misschien een tikkie middle of the road, degelijk en overzichtelijk maar ondanks (of dankzij) dat ontzettend lekker. Want het is eigenlijk wel eens fijn om comfortabel midden op de weg te rijden, en niet tegen de vangrail van de een of andere opvallende extremiteit aan. Zeker als het gaat om een weg die zo goed is aangelegd als die van Queyras. De cellist houdt van racen, maar dat komt de ritmische drive en compactheid van de stukken juist ten goede, zonder dat het detail verloren gaat. Door de snelheid wordt het makkelijker om de meerstemmigheid in het stuk te horen, en de ritmische aanpak herinnert ons eraan dat de suites in essentie bestaan uit gestileerde dansen: en zo is Queyras via een omweg toch weer ‘historisch’ in zijn benadering.

De cd is alweer een tijdje uit, maar binnenkort is Queyras in Nederland te beluisteren (met een ander programma): op 11 en 12 januari in de Anton Philipszaal in Den Haag en op 20 januari in het Concertgebouw te Amsterdam.

Muziek / Album

Als The Cat Empire in huis is dansen de muizen op tafel

recensie: The Cat Empire - Two Shoes

.

Een paar schoenen: je kunt er mee rennen, mee schuifelen, mee trappen, mee dansen en nog veel meer. In het geval van The Cat Empire kun je er maar een ding mee en dat is dansen tot je er bij neervalt. Want deze Australische band, ‘wereldberoemd’ in eigen land, heeft met Two Shoes een erg fijn album gemaakt waarbij zelfs de meest verstokte azijnpisser waarschijnlijk nog wel op een tikkende voetbeweging valt te betrappen.

~

The Cat Empire uit Melbourne is al enkele jaren succesvol bezig met het veroveren van de wereld. Deze zeskoppige feestband breekt in 2003 in eigen land door met het debuutalbum The Cat Empire en treedt wereldwijd op bij grotere festivals, onder andere Womad en het Edinburgh Festival. De al in 2005 in Australië verschenen opvolger Two Shoes, opgenomen in Havana (Cuba), bereikt de eerste plaats van de lokale hitlijsten en wordt nu wereldwijd uitgebracht door Universal. De 2007-versie die nu in de Benelux verkrijgbaar is, werd samengesteld uit zes nummers van het debuutalbum plus de volledige opvolger.

Opzwepend

De band beschrijft hun eigen muziek als “Live Australian Music, een mix van funk, jazz en rock met sterke latin invloeden”. Geef het geheel maar een naam, in ieder geval is het een opzwepende mix. Bij de enkele rustigere nummers zijn ook duidelijk reggae-invloeden te horen. Qua mentaliteit en sound doet The Cat Empire denken aan vele Zuid-Amerikaanse acts als Los Fabulosos Cadillacs, Los Auténticos Decadentes, Ozomatli of La Vela Puerca. De magische formule die zanger en belangrijkste componist Felix Riebl hanteert is zeer effectief. The Cat Empire is een combinatie van een strakke ritmesectie met veel koper, een rappende zanger die zijn stem regelmatig vervormt, afwisselende ritmebreaks binnen een en dezelfde song en het slimme gebruik van achtergrondkoortjes. Bovendien is de muziek voor iedereen toegankelijk, want de teksten zijn ongecompliceerd en volledig pretentieloos, zoals “Music is the language of our soul” of “Aeh it’s a pleasure to meet ya, you look like an incredible creature”. En als het dan wél ergens over gaat (oorlog) dan komt Felix met de volgende vondst aanzetten: “Our weapons were our instruments, made from timber en steel”.

~

Het opvallende aan deze plaat is dat de negen songs van Two Shoes die in Cuba zijn opgenomen met een hele rits Cubaanse blazers en achtergrondzangers, minder overtuigen dan de songs uit 2003 die in eigen land zijn opgenomen. Naar de exacte reden waarom de band naar Cuba is uitgeweken kun je slechts gissen (de plaat was wél een commercieel succes), maar de eerste vijf nummers op Two Shoes: How To Explain, Hello, Days Like These, Lost Song en The Rythm, zijn de échte partykrakers. Als je de band bezig hoort zie je zo een toekomstige samenwerking met Carlos Santana of Manu Chao ontstaan.

Onweerstaanbaar

Het vervolg van de plaat begint met Sly, een duidelijk meer op rock georiënteerde song. Echt swingende nummers levert Two Shoes alleen nog met In My Pocket, het instrumentale Sol Y Sombra met schitterend pianospel van Oliver McGill, en Party Started. De rest van het materiaal is vermakelijk maar niet meer onderscheidend genoeg. Nee, de kracht van The Cat Empire is toeslaan met verrassende danssongs, daarin is de band onweerstaanbaar sterk. Een heel album met vijftien nummers volspelen op het hoge niveau van de eerste vijf songs is te veel gevraagd, maar één ding is zeker: met The Cat Empire kun je een feestje bouwen.