Boeken / Fictie

Chef-kameraad van het Onvoltooide

recensie: Saša Stanišic - Hoe de soldaat de grammofoon repareert (vert. Annemarie Vlaming)

Hoe zat het ook alweer met die oorlog in voormalig Joegoslavië? In zo’n vraag hebben we eigenlijk geen zin. We hebben in die jaren negentig toegekeken hoe daar voormalige landgenoten elkaars gebieden betwistten en daarbij over lijken gingen. De genocide in Srebrenica was het dieptepunt dat is blijven hangen in ons nationale geheugen. En daar houdt het wel zo’n beetje bij op. Saša Stanišic brengt op hartverscheurende wijze de tragedie op de Balkan onder woorden op een manier die ons er weer aan de haren bij sleept. In een boek dat in Duitsland een bestseller werd, maar hier tot nu vrijwel onopgemerkt is gebleven.

In Hoe de soldaat de grammofoon repareert noemt Saša Stanišic zichzelf Aleksandar en verhaalt hij op haast dromerige wijze over zijn kindertijd in de Bosnische provinciestad Višegrad. Hij leeft het onbezorgde leven van een avontuurlijke en volop fantaserende jongen, die langzaam in een allesoverheersende oorlog verzeild raakt.

Stanišic beschrijft dit alles als een filmscenario, de tragikomische scènes volgen elkaar in vlot tempo op en de lezer wordt regelmatig op het verkeerde been gezet door de plotselinge afwisseling van romantische jeugdherinnering en heftige tragiek. 

Een scène. Het overlijden van ‘chef-kameraad’ opa Slavko is de eerste barst in het wereldbeeld van Aleksandar. Maar hij blijft geloven dat door zijn tovenarij Slavko gewoon weer terugkomt. Tijdens de begrafenis dringt het tot hem door dat dit niet zal gebeuren.

Ik ben tegen het eindigen, tegen het kapotgaan! Het voltooide moet worden tegengehouden! Ik ben de chef-kameraad van het Altijddoorgaan en steun het Enzovoort!

Dronken buurman

Volgende scène. Pruimenoogst bij de overgrootouders. Een jaarlijks terugkerende, feestelijke familiebijeenkomst. Aleksandar eet zich vol en vlucht naar het toilet, hij beschrijft vervolgens op hilarische wijze de inwijding van dit eerste watercloset in het huis, een paar jaar geleden. Opeens wordt zijn sluimerende herinnering verstoord: de dronken buurman Kamenko, toch vriend van de familie, stormt de tuin in en richt zijn geladen pistool op de spelende muzikanten.

Zulke muziek in mijn dorp? Zijn we hier in Istanbul! Zijn we mensen of zigeuners? Jullie moeten de Servische Grootstaat bezingen in plaats van deze Turkse zigeunertroep

Daarmee is de toon gezet. Je krijgt kriebels in je nek bij de beleving van deze haat die zich zo sluipend in de harten en hoofden van buren en vrienden nestelt. Intussen zijn er steeds vaker beelden van brandende steden in Kroatië op televisie, de oorlog die nog zo ver weg lijkt. En dan is daar het opkomende geluid van artillerievuur in de omgeving en verplaatst het onschuldige kinderleven zich zonder enige moeite naar de kelders onder Aleksandars woongebouw. Eerst is het nieuw en avontuurlijk, maar als de ouderen in plaats van te fluisteren steeds meer hardop over de situatie gaan spreken, begint de spanning op te lopen. 

Toen brak de oorlog uit en niemand noemde hem oorlog. Dat, zeiden ze. Of shit. Of gauwvoorbij, alsof ze een kind wilden geruststellen bij de aanblik van een spuitje.

Nieuwe scène. Op een avond in de kelder zijn daar opeens de soldaten. Ze trappen de deur in, eisen het weinige voedsel op en laten zich bedienen door de jonge tante Amela, die huiverend alle handtastelijkheden moet toestaan. Men is op zoek naar Bosnische soldaten en alle mannen zijn verdacht. Een aantal van hen wordt geboeid en geblinddoekt afgevoerd. Even later klinken buiten de schoten.

Schokkend document

Veel gebeurtenissen worden door Aleksandar met een naïeve vanzelfsprekendheid aangenomen. Deze vorm maakt dit boek tot een schokkend document, omdat alle gruwelijkheid er langzaam insluipt en nog geen enkel referentiekader heeft. De krankzinnigheid van de oorlog wordt dik onderstreept als Aleksandar ziet hoe dronken soldaten een paard zó hard slaan dat het zelf van de brug af in de Drina springt en verdrinkt.

Nog een scène. Tijdens een wapenstilstand wordt er op een open plek in de bergen boven Sarajevo een voetbalwedstrijd gespeeld. Servische en Bosnische soldaten tegenover elkaar. Plotseling, midden in de felle en sportieve wedstrijd, is de wapenstilstand afgelopen. De Serviërs bereiken als eerste hun wapens en nemen alle tegenstanders krijgsgevangen. Enkele onthutste en verontwaardigde Bosniërs worden zonder pardon afgeknald.

Aleksandar vlucht met zijn ouders naar Duitsland waar ze moeizaam een bestaan opbouwen. Tien jaar later bezoekt hij in Bosnië het inmiddels etnisch gezuiverde Višegrad. In zijn geboortestad is alles anders geworden, de kapotgeschoten huizen worden bewoond door vreemde mensen, de verhoudingen zijn omgedraaid en de macht is verdeeld onder de sterkste lieden.

Poëtisch

Een kind vertelt het verhaal van een oorlog. Onwetend en open, hier en daar zelfs kluchtig. Saša Stanišic weet de impact van deze dramatische gebeurtenissen nóg indringender naar voren te brengen dan de bekende feiten al doen. Het zorgeloze kind-zijn dat druppelsgewijs vermengd wordt met de bizarre verhoudingen van volwassenen is schrijnend om te lezen.

Geschreven in een structuur die enige concentratie behoeft, met hoofdstukken die vanuit verschillende perspectieven zijn opgebouwd, is vooral de mooie en soms zelfs poëtische stijl van Stanišic opvallend.

Als ik had kunnen toveren zou ik de dag het vermogen hebben afgenomen om voorbij te gaan.

En nu is het wachten. Wachten op hoe de diverse landen van voormalig Joegoslavië zich herschikken en herstellen van alle verschrikkingen van toen. Ook is het wachten op het volgende boek van deze zeer bijzondere schrijver.