Boeken / Fictie

Les Misérables in de 20e eeuw

recensie: Romain Gary (vert. Jenny Tuin) - Een heel leven voor je

In de roman Een heel leven voor je van Romain Gary (1914-1980) doen het jonge weeskind Momo en zijn bejaarde verzorgster Madame Rosa er alles aan om bij elkaar te blijven, zelfs als dit ten koste gaat van de ander. Het verhaal, dat zich afspeelt in het na-oorlogse Parijs, wordt geheel verteld vanuit het oogpunt van Momo.

In de multiculturele wijk Belleville runt de bejaarde ex-prostituee Madame Rosa een illegaal tehuis voor de kinderen van hoeren uit de buurt. Madame Rosa begint zich steeds meer te hechten aan Momo, een van haar protegés die zijn ouders nog nooit heeft gezien. Momo beschrijft zijn relatie met Madame Rosa en de zelfkant van Parijs met veel detail. Door middel van dit perspectief geeft Gary zijn visie op de Franse samenleving. Daarnaast is Een heel leven voor je erg goed geschreven. De vroegrijpe stem van Momo is overtuigend en slaagt erin om de lezer mee te laten leven met de personages.

Prix Goncourt

~

Voor zijn debuut Les racines du ciel (De laatste kudden van Afrika) won Gary in 1956 de prestigieuze Prix Goncourt. Hij zou de prijs nogmaals ontvangen in 1975 voor Een heel leven voor je, destijds uitgebracht onder het pseudoniem Emile Ajar. Dat maakt hem de enige schrijver die de Prix Goncourt twee keer wist te winnen. Gary was tijdens zijn leven een van de populairste en meest actieve Franse schrijvers. Hij publiceerde meer dan dertig roman, essays en memoires, waarvan sommige onder verschillende pseudoniemen.

In de loop van Een heel leven voor je takelt de oude Madame Rosa langzaam helemaal af. Rosa is getraumatiseerd door haar verblijf in Auschwitz, maar ze probeert haar angst te bezweren met stapels valse persoonsbewijzen, het portret van Adolf Hitler, en een schuilplaats in de kelder. De buurtbewoners – de straat wordt hoofdzakelijk bewoond door Afrikanen, Arabieren en Joden – staan de vrouw zoveel mogelijk bij in het opvoeden van de kinderen. Verteller Momo krijgt steeds meer verantwoordelijkheden voor het huishouden aan de Rue Bisson. Momo en Madame Rosa doen er alles aan om bij elkaar te blijven; zelfs als de vrouw erg ziek is weigert ze naar het ziekenhuis te gaan.

Victor Hugo

In Een heel leven voor je verwijst Gary veelvuldig naar de Franse klassieker Les Misérables van Victor Hugo. Zo heeft de oude vriend van Momo, Monsieur Hamil, vaak een boek van Victor Hugo bij zich en noemt hij Momo aan het einde van de roman zelfs Victor. Ook het thema van de twee boeken komt overeen: morele superioriteit manifesteert zich onafhankelijk van sociale klasse of leeftijd.

Net als Les Misérables zoomt Een heel leven voor je in op mensen uit de lagere sociale klasse om iets duidelijk te maken over de maatschappelijke thema’s van de tijd. In het boek snijdt Gary enkele belangrijke onderwerpen aan, zoals de multiculturele maatschappij in de Parijse wijken, de rigiditeit van de Vierde Republiek en de klassenverschillen in Frankrijk. Hij schildert de saamhorigheid en loyaliteit in de Parijse wijk Belleville af als een ideaalbeeld voor Frankrijk: een blauwdruk voor een betere samenleving. Gary is er goed in geslaagd om zijn ideeën over de Franse samenleving te combineren met een meeslepend verhaal.

Theater / Voorstelling

Dogtroep is niet dood

recensie: Dogtroep - To be to not be

.

~

Natuurlijk zou je net zo gemakkelijk kunnen betogen dat al die signalen deel uitmaken van het verhaal dat de Dogtroep, zoals altijd, in tamelijk abstracte beeldtaal vertelt. Dat de hartslag en het genetisch materiaal horen bij het leven waarover To be to not be gaat. Of bij de man die gaandeweg centraal blijkt te staan en de liefde van zijn leven niet loslaat ook al raakt ze zwaar gehandicapt. Ook de andere zichtbare lijn, die waar de materiële en emotionele, de zakelijke en ideële wereld elkaar raken, kan letterlijk geïnterpreteerd worden. De danseres met één spitz en één bergschoen. De bouwvakkers tegenover de kunstenaars. De keiharde betonwereld die vanavond het machtige decor vormt voor het zachte theater. 

Maar de romantische ziel ziet misschien iets anders. Ach, het is niet eens erg vergezocht dat Dogtroep met deze laatste voorstelling uit zijn roemruchte geschiedenis een statement wil maken dat de groep als innovatief gezelschap belangrijk is geweest voor het Nederlandse theater. Dat het jammer is dat dat verloren gaat omdat de overheden geen geld over hebben voor deze bijzondere kunstvorm. Misschien is het gezelschap anno 2008 niet meer telkens vernieuwend, maar het was dat decennia lang wel. Dertig jaar geleden zetten de artistiek leiders (te beginnen name Warner van Wely) geregeld de theaterwereld op z’n kop, bedachten nieuwe technieken, kwamen met andere vormen; ze stonden bekend als de theateruitvinders.

~

Dogtroep plantte in de loop der jaren zaadjes. Rechtstreeks, in nieuwe kunstenaarsinitiatieven van oud-medewerkers zoals Jos Zandvliet bij Accu, Titia van Leeuwen bij het 5e Kwartier en Vincent de Rooij met zijn eigen (festival)producties. Maar ook meer indirect. In het vuurwerk van The Lunatics, de robotica van Odd Enjineers, het spektakel van Vis-a-Vis – dingen die we ook allemaal zien in To be to not be. Dus echt verloren is het allemaal niet, zijn werk leeft voort. En met zijn laatste zuchtje adem produceert ‘papa Dogtroep’ nog een koter: Dordt, een theaterhuis voor beeldend locatietheater in Dordrecht, waar Lotte van den Berg als artistiek leider projecten gaat realiseren samen met een steeds wisselende groep makers uit verschillende disciplines en achtergronden. Naast Lotte van den Berg werken ook zakelijk leider Bart Kusters en technisch coördinator Koen van Oosterhout mee – de laatste twee oefenen nu nog, niet geheel toevallig, dezelfde functies uit bij Dogtroep.

Talentvol regisseuse Van den Berg kan er misschien voor zorgen dat de beeldende chaos van voorheen-Dogtroep iets meer lijn krijgt en kan ook het grote, heftige aspect nog wat meer in perspectief plaatsen door er het kleine en fijne tegenover te zetten. Want alles wat we te zien krijgen is op zich of vermakelijk, of prachtig, of spectaculair, of poëtisch, maar niet alles past even helder in een verband. Dat is geen probleem als je geen lijn suggereert, maar dat gebeurt wel, al is de verbastering van Shakespeares beroemdste zin natuurlijk een ideale kapstok om helemaal los te gaan en alles wat je wil laten zien aan op te hangen. Ach, het is ze gegund, zo’n afsluiter. En vervelend is het voor het publiek beslist niet, want To be to not be is vast een even heerlijke speeltuin om naar te kijken als het vast en zeker was om die te creëren.

 

Kunst / Achtergrond
special: diverse kunstenaars - Shanghai Biënnale Translocalmotion

Hedendaagse kunst uit Shanghai is hot. Shanghai Biënnale: culturele evolutie

.

In Shanghai vindt op dit moment de zevende Biënnale plaats, deze keer met een Nederlands tintje dankzij curator Henk Slager. De kunstmanifestatie is meer gedurfd dan vorige edities. Dankzij de snelle groei van de Chinese kunstmarkt ziet de overheid de voordelen van aansluiting bij de westerse kunstwereld. Het past in het bruisende kunstklimaat in Shanghai, waar de vele hippe galeries de markt beheersen en de trends bepalen.

In een winkeltje bij Suzhou Creek leuren jonge kunstenaars met hun matige schilderijtjes voor de prijs van honderd yuan (tien euro). Een paar kilometer verderop, in kunstenaarskolonie M50, hebben hun meer geslaagde vakbroeders het makkelijker. Een paar duizend euro is wel het minimum voor werken die een plekje hebben veroverd in de galeries waar de Westerlingen komen. Hedendaagse kunst uit China is hot en Shanghai speelt een belangrijke rol op dit toneel. In de havenstad wonen ruim 16 miljoen mensen op een lapje kleiner dan een tiende van Nederland. Wolkenkrabbers en shopping malls beheersen er steeds meer het stadsbeeld. Bulldozers schuiven de oude stad – en daarmee het culturele erfgoed – in hoog tempo aan de kant. De kunstwereld in deze stad is net zo dynamisch. Het is een ideale omgeving voor een belangrijke manifestatie rond hedendaagse kunst zoals de Shanghai Biënnale.

Gedurfde Biënnale

Het jaar 2000 was een omslagpunt voor de hedendaagse Chinese kunstenaars. Ze hoefden niet langer ondergronds te blijven. Ook de Shanghai Biënnale had dat jaar voor het eerst een internationaal karakter en een onafhankelijke curator, hoewel het Shanghai Museum of Art (een staatsmuseum) een flinke vinger in de pap hield. ‘Dat is nu veel minder. De openheid valt mij mee’, zegt Henk Slager. Hij is curator van de huidige Biënnale, samen met de Duitser Julian Heynen. Ze kregen het voor elkaar om niet 160 maar slechts 60 kunstenaars te tonen. ‘Zo is er meer ruimte voor bepaalde kunstenaars en voor projecten. Ook gedurfd is dat de helft van de werken pas vlak voor de opening ter plekke wordt gemaakt. Dat maakt de Chinezen heel nerveus,’ vertelt hij.

Yue Minjun, Colourful Running Dinosaurs (2008)
Yue Minjun, Colourful Running Dinosaurs (2008)

Het thema is migratie en urbanisatie, uitgedrukt in het neologisme Translocalmotion. De kunstenaars moesten onderzoeken hoe de snelle groei uitwerkt op mensen en op publieke ruimten als het grote People’s Square in Shanghai. Jeanne van Heeswijk interviewde hiertoe vele stadsbewoners en gelukzoekers. ‘Zij zijn de echte autonomen, want zij gaan de stad vormgeven’, vindt ze. Haar werk, Gold Card. Shanghai Dreamin’, gaat over de dromen en idealen van de Shanghainezen die mee willen liften met de welvaart. Ze koos willekeurig locaties op de stadskaart en voerde daar gesprekken met schoenpoetsers, kappers, soepverkopers of beveiligers. ‘Hartverscheurende verhalen zijn het. De vraag wat hun droom is voor over vijf jaar kunnen ze niet beantwoorden. Ze hebben hun huis en baan verlaten voor de stad en zijn druk bezig om geld te verdienen voor hun kind.’ Op de Biënnale laat Van Heeswijk de stadskaart zien met de verhalen per plek (in het Chinees) en T-shirts met kritische leuzen zoals ‘Het leger is alleen pr’. Ze deelde vlak voor de opening de shirts uit aan het publiek op People’s Square. Ze vreesde voor ingrijpen door de overheid, maar dat viel mee.

Censuur

Maatschappijkritiek kan, maar alleen indirect en verpakt, weet ook Tiong Ang. De Amsterdamse kunstenaar maakte voor de Biënnale een sterke installatie die refereert aan de commerciële globalisering en hoe China profiteert van Afrikaanse grondstoffen. ‘Buy African Goods’ staat er op de gele wand achter zijn beelden, tekeningen en videoscherm. ‘Dit vatten de Chinezen letterlijk op, censuur is dus niet nodig,’ zegt Tiong. De film speelt met clichés en vooroordelen en laat onder andere een man uit Senegal in traditionele kledij zien die midden op straat in Shanghai loopt. Paarden staan centraal in de installatie, een verwijzing naar de geschiedenis van het museumgebouw, dat ooit bij een Engelse renbaan hoorde.

Tiong Ang, Models for (the) people (2008), filmstill
Tiong Ang, Models for (the) people (2008), filmstill

Op de eerste verdieping krijgen enkele kunstenaars ruimte voor solo-exposities om te reflecteren over urbanisatie. Henk Slager: ‘Meestal word je op biënnales overspoeld door het grote aantal kunstenaars. Dat wilden wij anders.’ Lonnie van Brummelen en Siebren de Haan ( vijf van de honderdzestig kunstenaars zijn Nederlander) krijgen de ruimte voor hun Monument of Sugar uit 2007. Het begeleidende verfilmde verhaal over de verscheping en douanecontroles van de suiker richting China past in het thema maar overtuigt niet erg.

Er is sowieso veel aandacht voor conceptuele kunst vanwege het onderzoekende karakter van het thema. Mike Kelley presenteert een installatie – Untitled (from Kandors) – uit 2007 over verstedelijking waarbij hij citeert uit Supermanstripverhalen. Samen met een performance van tekenende architectuurstudenten laat dit zien dat de gedroomde stad van de avant-garde een utopie blijft, aldus de catalogus. Minder speels dan we gewend zijn van hem en eigenlijk ook wat saai. Dat kan niet gezegd worden van de bijdrage van de gevierde Yue Minjun, beroemd geworden met zijn lachende gezicht. Een stoet grote en kleine kleurrijke dinosaurussen met die bekende lach staan opgesteld in een corridor. De Colourful Running Dinosaurs zijn net als auto’s glanzend gespoten. ‘De kijker ziet de oerdieren en probeert dan de ontwikkeling van culturen te verbinden met de nieuwe tijd,’ aldus de curator. Met dit vrolijke nieuwe werk wil de kunstenaar ook waarschuwen voor de uitputting van de aarde.

Mike Kelley, Untitled (from Kandors) (2007), installatie
Mike Kelley, Untitled (from Kandors) (2007), installatie

De derde groep kunstenaars, een verdieping hoger, dragen kleiner en vaak poëtischer werk bij. Een mooi voorbeeld is de Noord-Koreaanse kunstenares Son Kuk Gyon. Oude meubelstukken lijken bedekt met stuifsneeuw. Het is suiker (eigenlijk soda, want dat houdt beter). ‘Het zoete van ons geheugen, we denken aan onze jeugd in suiker – zoet maar het kan ook makkelijk wegsmelten en dan is het bitter’, verklaart ze vriendelijk glimlachend.

De verhalen van de kunstenaars zijn opgenomen in het boek Shanghai Papers dat binnenkort verschijnt.

Schilderijen van performances

Bij een preview van de Biennale hoort natuurlijk een rondblik in de kunstwereld van Shanghai. Door de dynamiek en het optimisme is de hectische stad een ideale broedplaats voor hedendaagse kunst. De kunstwereld is er creatiever en jonger dan in Beijing. Een galeriehouder in M50 zegt: ‘Deze grond kan zo verkocht worden en dan is alles weg. Maar die onzekerheid geeft juist extra energie.’

Yang Zhichao, Iron (2000), foto
Yang Zhichao, Iron (2000), foto

M50 (afkorting voor het adres Moganshan Lu 50) is een oud fabrieksterrein waar tientallen ateliers en galeries gevestigd zijn. Eén ervan is Eastlink. In 2000 hield het de spraakmakende expositie Fuck Off die de nieuwe periode van vrijheid voor de kunstenaars inluidde. Nu is het een toonaangevend galerie/veilinghuis voor hedendaagse kunst. Geld speelt nu immers de hoofdrol. De performances van de Chinese avant-garde in de jaren negentig (moeilijk controleerbaar voor de Staat en goedkoop!) zijn vervangen door schilderijen en foto- en videokunst. Een illustratief voorbeeld is de bekende performancekunstenaar Yang Zhichao (1963). In Eastlink hangen foto’s van zijn ‘bodyart’; zo liet hij zich in 2000 brandmerken of metalen voorwerpen onder zijn huid implanteren. Ernaast hangen grote schilderijen van deze performances, die hij vanaf 2006 is gaan maken omdat deze meer gewild zijn bij de klanten.

Yang Yongliang, Floating Bus + Ruins in the water (2008), tweeluik fotografie
Yang Yongliang, Floating Bus + Ruins in the water (2008), tweeluik fotografie

Fotogalerie OFOTO in M50 exposeert werk van Yang Yongliang, een jonge fotograaf die de bouwwoede in China in verfijnde traditionele stijl illustreert. De zachtgrijze wolken en bomen blijken van dichtbij wolkenkrabbers en bouwkranen te zijn. Zijn werk is zo gewild dat de galeriehouder geen prijs durft te noemen, de markt verandert immers met de dag. De combinatie van traditie (kalligrafie, Mao’s Culturele Revolutie) met een moderne invalshoek is zo populair bij kopers omdat ze deze Chinese beeldtaal herkennen. Maar gelukkig is de hausse van de Chinese cynische ‘popart’ (van het type ‘Mao met Coca Colablikje’) voorbij, stelt de kunstondernemer. De Chinese hedendaagse kunst is veel gevarieerder en reflectiever, blijkt ook uit de intensieve rondgang door Shanghai.

Kritiek

Het kunstsysteem in Shanghai drijft vooral op galeries en buitenlandse verzamelaars; instituten spelen een kleine rol. De week rond de opening van de Biënnale kun je elke dag opnieuw naar vele launching parties. Natuurlijk bedoeld voor een opening van een expositie, maar vooral om de kunstscene te ontmoeten en te netwerken. Een meer idealistisch kunstcentrum is BizArt, dat sinds 1998 een soort salonfunctie heeft voor experimentele kunstenaars. Het wil de dialoog over kunst stimuleren. BizArt doet ook opdrachten zoals catalogi maken omdat de Staat een non-profit kunstbedrijf maar verdacht zou vinden. Jonge videokunstenaars krijgen er een platform. De bekende filmer Yang Fudong behoorde ook tot hun ontdekkingen. Zijn zwart-wit films met verwijzingen naar tradities gaan vaak over de vervreemding van plattelanders in de grote stad. Hij exposeert tot 12 oktober in ShanghArt, een belangrijke galerie. BizArt wordt gesteund door het Prins Claus Fonds.

Xiao Min, Secret Room # 4 (2008), metalen sculptuur
Xiao Min, Secret Room # 4 (2008), metalen sculptuur

Helaas komen kunstcentra als deze niet veel voor in de commerciële wereld van de Chinese hedendaagse kunst. Wereldwijd is er regelmatig kritiek op deze overspannen markt waar het ene record na het andere gevestigd wordt. Is het een zeepbel of een omslag? Op de ArtPrice lijst van 100 levende kunstenaars die meer dan een miljoen dollar ontvangen voor een werk prijken nu 35 Chinezen. Vijf jaar geleden was het er één. Het geld verhindert reflectie en ontwikkeling want kunstenaars kopiëren liever wat Westerlingen zelf maken of graag kopen, is de veelgehoorde kritiek. Voor een deel kan dat kloppen, maar in Shanghai is veel authentiek werk van jonge kunstenaars te zien. Niet alleen toegankelijk werk in de vorm van figuratieve schilderijen of het zoveelste kunstwerk over de overgang naar de moderne tijd. Opvallend is wel dat kunstkritiek bijna ontbreekt in China. Door de snelle ontwikkelingen is de behoefte aan context groot, maar wie verschaft deze? Victoria Lu, ervaren curator en criticus in de VS en China, stelt dat er weinig kritisch of wetenschappelijk geschreven wordt in China over hedendaagse kunst (bron: krant Shanghai Talk). Er verschijnen wel meer boeken, maar die zijn ironisch genoeg meestal geschreven door westerlingen. Zij verwacht niet dat de markt instort: ‘Het westen moet er maar aan wennen dat China erbij hoort, inclusief de hoge prijzen.’

Theater / Voorstelling

Tweekamersamenleving

recensie: Toneelschuurproducties - A streetcar named desire

.

Er zit iets van bewondering in de blik van Euniçe. De gehoofddoekte Turkse bovenbuurvrouw lijkt onder de indruk van de moderne, zelfverzekerde Blanche. Misschien zou zij ook wel zo vrij en onafhankelijk willen zijn als dat rare wezen met die gegoede maniertjes die zojuist is ingetrokken bij buurvrouw Stella. Maar al snel blijken die maniertjes net zo onecht als de motieven van Blanche om haar zus weer eens op te zoeken.

~

In de oorspronkelijke versie speelt A streetcar named desire in New Orleans. Een bewuste keuze van de Amerikaanse schrijver Tennessee Williams. Want, zo schrijft hij in een van de eerste regieaanwijzingen van het stuk: ‘New Orleans is een kosmopolitische stad waar bevolkingsgroepen relatief warm en gemakkelijk met elkaar omgaan.’ Tegen die culturele achtergrond plaatst Williams het verhaal van de gegoede Stella die trouwt met de arme macho-Pool Stanley. De spanning loopt op als zus Blanche onder valse voorwendselen op bezoek komt en met haar divagedrag de verhoudingen tussen de zussen, maar ook tussen Stanley en Stella op scherp zet.

Regisseur Eric de Vroedt verplaatste voor zijn versie van A streetcar…, die hij maakte voor Toneelgroep Amsterdam en Toneelschoolproducties, de situatie van New Orleans naar een krappe tweekamerflat in een grote Nederlandse stad. Een superrealistische flat is het, volgestouwd met meubels, Stella’s kitscherige snuisterijtjes, badkamergerei, een aanrecht met een aardige lading drank. De kranen werken echt, net als de lampen, de stofzuiger en de koelkast. Aan het balkon van de bovenburen is een schotelantenne bevestigd. En omdat Stanley in De Vroedts versie van Marokkaanse afkomst is, hangen er naast de foto’s van Stella en Stanley Arabische teksten boven het bed. Alleen de deuren en muren ontbreken, waardoor het publiek letterlijk een doorkijkje in het huis krijgt en daarmee in het leven van de personages. Een gevoel dat nog versterkt wordt doordat het publiek aan weerszijden van de flat wordt geplaatst en door het huis heen de andere helft van het publiek kan zien.

Eigenlijk voelt het nog het meest alsof we stiekem bij een willekeurige flat in de grote stad naar binnen gluren en daar getuige zijn van de ruzies en spanningen die in elke woning, elke familie voorkomen. We kijken naar echte mensen.

Echte mensen wier ideeën over wie ze zijn, wie ze willen zijn, wie ze zouden willen dat de ander zou zijn, hard met elkaar in botsing komen. Vaak zitten ze elkaar letterlijk in de weg in de te krappe flat. Stanley, de ex-militair die graag de macho uithangt bij zijn vrienden en die denkt dat hij de vrouwen de baas is. Stella, de sterke vrouw die zich niet door Stanley laat commanderen, hem regelmatig verbaal in de hoek zet, hem steeds weer wil verlaten, maar zielsveel van hem houdt. Blanche, de labiele zus die haar hele hebben en houden is kwijtgeraakt, maar daar niet aan wil. Ze blijft vasthouden aan het beeld van de gegoede, moderne vrouw, waarmee ze macho Stanley tot wanhoop drijft. En de stille Euniçe, die Blanche’s onafhankelijkheid bewondert en in navolging van haar de hoofddoek afdoet en zich beter gaat kleden. Maar die, als Blanche niet zo zelfverzekerd blijkt te zijn als Euniçe dacht, snel weer terugkeert naar haar vertrouwde, eigen, gehoofddoekte zelf. A streetcar… laat als het ware een minisamenleving zien, een land op tweekamerflatniveau waarin verschillende mensen een plekje voor zichzelf proberen te veroveren. Een onderwerp dat De Vroedt ook onderzocht in zijn vorige voorstelling MightySociety5.

Bovenop dit ijzersterke concept en het prachtige decor kan De Vroedt ook nog rekenen op de talenten van zijn acteurs, die zich met veel plezier door de eindeloze lappen tekst van Tennessee Williams racen. Ze mompelen, schreeuwen, zetten stemmetjes op, maken geintjes en geven daardoor vaart aan de voorstelling. Het zijn vooral de vrouwen die mooie sterke personages weten neer te zetten. Janni Goslinga won terecht een Colombina voor haar rol als de sterke en gevoelige Stella en Tamar van den Dop doet niet voor haar onder als Blanche. Maar Çigdem Teke zet als de stille Euniçe de sterkste vrouw neer. Omdat zij als enige personage uiteindelijk kiest voor wie ze echt wil zijn: zichzelf.

Boeken / Fictie

Behekst manuscript

recensie: Jacqueline Zirkzee - Het Heksenhuis

Eva is een heks. Dat kan niet anders met haar achtergrond. Als haar oma opgepakt wordt omdat ze verdacht wordt van hekserij, weet ze dat ze de stad moet verlaten. Samen met een reisgenootschap trekt ze in Jacqueline Zirkzee’s Het Heksenhuis het oude Duitsland door, op zoek naar vrijheid.

Jacqueline Zirkzee (1960) schreef al eerder de historische romans Mykene en Het Boek van Tristan en Isolde. Voor Het Heksenhuis baseerde zij zich op een bestaande brief van een verdachte van hekserij, die hij in 1628 aan zijn dochter schreef. Zirkzee is naast schrijfster ook journaliste en historica. Dat laatste stelt haar in staat een feitelijk correcte historische roman te schrijven als Het Heksenhuis.

Beschuldigingen
Iedereen heeft op de middelbare school vast wel in een geschiedenisles over de heksenvervolgingen gehoord. Gruwelijke verhalen die vooral voortkwamen uit valse beschuldigingen. Deze verhalen laat Zirkzee met Het Heksenhuis herleven en dat doet ze op een angstaanjagend realistische manier.

Haar roman vertelt het verhaal van Eva Babel, een bastaardkind dat door een verschrikkelijk drama is verwekt. Haar oma neemt de zorg voor Eva op zich en een tijd leiden zij een betrekkelijk goed bestaan. Maar wanneer Eva’s oma wordt verdacht van hekserij en opgesloten wordt in de gevangenis, waar zij op gruwelijke wijze verhoord zal worden, weet Eva dat ze moet vluchten. Tenslotte is hekserij erfelijk en het zal dan ook niet lang duren voordat zij ook opgepakt zal worden. Ze ontvlucht haar woonplaats en komt terecht in Bamberg, de hoofdstad van de heksenvervolgingen. Ze vindt daar werk in het inmiddels beroemde Heksenhuis, de gevangenis waar alle verdachten van hekserij worden vastgehouden, gemarteld en verhoord.

Gevaarlijk dichtbij de mensen die haar kunnen oppakken, vindt ze een brief van een gevangene gericht aan zijn dochter Veronica Junius. Ze leest hem opnieuw en opnieuw en opnieuw, totdat het te heet onder haar voeten wordt en ze gedwongen wordt Bamberg te verlaten. Gewapend met de herinnering aan de brief gaat ze op zoek naar Veronica. Wanneer ze haar vindt gaan ze samen met haar broertje en een chaperonne op zoek naar een plaats waar ze veilig zijn, terwijl ze doen alsof ze op bedevaart zijn. Onderweg wordt Eva geconfronteerd met valse beschuldigingen en oude herinneringen. Waar zal ze veilig zijn? En wat heeft de toekomst voor haar in petto? Want niets komt zonder prijs.

Herhalende geschiedenis
Het Heksenhuis is op een geheel eigen manier erg aangrijpend. Niet alleen door de overtuigende manier waarop Zirkzee vertelt, maar ook omdat ze van tijd tot tijd afstandelijke opsommingen maakt van de verdachten die opgepakt zijn en van wat er met hen gebeurd is. Op die manier worden de slachtoffers zo direct gepresenteerd, dat je wel moet lezen wat Zirkzee te vertellen heeft. Ook het feit dat de brief waarop het manuscript gebaseerd is echt is, draagt bij aan de realiteitszin die het boek bezit. Je weet dat je niet zomaar een verhaal leest, maar je leest iets dat echt gebeurd is en dat vervolgens pas een verhaal geworden is.

Door alle eerder genoemde elementen is Het Heksenhuis niet alleen een historische roman, maar ook een tragische en dramatische roman, die je doet inzien dat de geschiedenis in dit verhaal zich iedere keer weer herhaalt. Alleen is dat steeds in een ander jasje: in de Tweede Wereldoorlog waren het geen heksen die vervolgt werden, maar Joden en met de oorlogen van vandaag is het eigenlijk niet anders.

Het Heksenhuis is dus tegelijkertijd een verhaal uit het verleden én actueel. Doordat Zirkzee gruwelen van lang geleden nog maar eens onder de aandacht brengt kan er bij de lezer een gevoel van schaamte voor wat de mens elkaar allemaal aandoet eigenlijk niet uitblijven.

Film / Films

Verfrissende genreclichés

recensie: 3:10 to Yuma

.

3:10 to Yuma, James Mangolds verfilming van de psychologische krachtmeting tussen de charismatische outlaw Ben Wade (Russell Crowe) en de naar respect zoekende familieman Dan Evans (Christian Bale), is een uitstekende remake van een al even sterke western uit 1957 over mannelijkheid, vaderschap en eer.

De onfortuinlijke rancher Dan Evans bezit een stuk land dat erg gewild is door de plaatselijke grootgrondbezitter Hollander, omdat de nieuwe spoorweg daar binnenkort doorheen komt. Het lukt Evans niet om Hollander en diens handlangers van zich af te houden en hij voelt dat hij het respect van zijn vrouw en twee zonen verliest. De charismatische maar meedogenloze outlaw Ben Wade berooft postkoetsen, waarbij hij geen enkel middel schuwt om bij het vervoerde geld te komen. Wade wordt geholpen door een al even gewelddadige bende, waarvan zijn rechterhand Charlie Prince (een heerlijk gestoorde Ben Foster) met voorsprong de fanatiekste is.

Pinkertons

~

Evans’ mislukkingen op zijn ranch worden fysiek gespiegeld in zijn handicap; hij verloor een been in de Amerikaanse Burgeroorlog. Hij zit financieel aan de grond en moet iets verzinnen om zijn ranch en gezin te redden. Als Wade gevangen genomen wordt na de laatste postkoetsoverval, meldt Evans zich dan ook aan bij het team dat Wade op de trein naar de gevangenis van Yuma wil zetten. Hij krijgt er niet alleen $200 voor, maar het biedt hem ook een kans zijn uitzichtloze situatie om te keren en zijn gezin voor zich te herwinnen. Wade is echter een handige man die zijn begeleiders met regelmaat het bloed onder de nagels vandaan weet te halen. Zijn bende heeft ondertussen de achtervolging ingezet. Daarnaast moet het team nog rekening houden met Apaches die zich in een pas ophouden en met een groep spoorwegarbeiders die het recht in eigen handen willen nemen ten aanzien van Wade. Het groepje, waaronder de oude premiejager Byron McElroy (een sterke rol van Peter Fonda), wordt langzaam uitgedund. Tot alleen Evans, diens zoon Will (die niets liever wil dan dat zijn vader slaagt, maar ook een zekere bewondering heeft voor de coole Wade) en de leider van de Pinkertons (een groep veiligheidsmensen die vaak ingehuurd werden om geldtransporten te bewaken) over zijn.

Westerntradities

~

Zoals uit de opsomming van rollen, plaatsen en voorwerpen al blijkt, wemelt het in 3:10 to Yuma van de genreclichés. Nu is de western bij uitstek een traditioneel genre dat gediend is bij terugkerende elementen. Regisseur James Mangold (Walk the Line) doet dan ook geen poging die uit de weg te gaan. Alles is aanwezig: de schijnbaar onverslaanbare bad guy, de postkoetsoverval, de door de komst van de trein bedreigde rancher, de oude premiejager, de hinderlaag in de nauwe pas, de dokter die boven zijn angsten uitstijgt, de zoon die worstelt met zijn loyaliteit, de te fanatieke rechterhand en de shoot out op het eind. Het is verbazingwekkend hoe Mangold en zijn scriptschrijvers een frisheid weten te geven aan al deze westerntradities en daarbij een uiterst enerverend plot serveren. Er zijn zwakke punten, waaronder de Apache-aanval en de weinig uitgewerkte rol van Gretchen Moll als Evans’ vrouw. Maar die zijn in de minderheid.

~

Het acteren is over het algemeen uitstekend, zowel in de bijrollen als door de twee hoofdrolspelers. Crowe heeft de beste teksten en kan het meest met zijn theatrale karakter doen. Hij balanceert knap tussen charme en wreedheid en toont dat de twee uitersten als een vanzelfsprekende entiteit binnen een persoon kunnen bestaan. Bale heeft aanvankelijk de ondankbare taak een ruggengraatloos man te portretteren. Dat doet hij met verve, maar hij krijgt een enorme steun in de rug als hij boven zichzelf uit mag steken in het laatste kwart van de film. 3:10 to Yuma zal het genre geen nieuw leven inblazen, maar weet zich goed staande te houden in een lange traditie.

Kunst / Expo binnenland

Werkmans liefde voor drukkersmateriaal

recensie: Hendrik Nicolaas Werkman - Stedelijk Museum te gast: 'Druksels' van Werkman

.

Afbeeldingen, samengesteld uit gekleurde vormen van inkt op papier. Soms gestempeld, soms rechtstreeks. De ene keer met een sjabloon gestempeld, de andere keer getekend met de inktroller op papier. Hendrik Nicolaas Werkman (1882-1945) ontwikkelde zich van drukker en schilder tot een kunstenaar die liefdevol werkte met al het materiaal dat hij in zijn drukkerij voor handen had.

In het prentenkabinet van het Van Gogh Museum zijn prachtige series van Werkman te zien. Van het internationale avantgarde tijdschrift The Next Call uit de vroege jaren twintig tot Amsterdam-Castricum, een serie gemaakt tijdens de Tweede Wereldoorlog. 

The Next Call, foto 2
The Next Call 2 (1923), Stedelijk Museum Amsterdam

De tentoonstelling is de eerste van een reeks exposities die het Stedelijk Museum op locatie zal openen. Dit in verband met de sloop van de huidige behuizing in het Post CS gebouw en in afwachting van de oplevering van het verbouwde pand aan het museumplein.

Werkmans techniek
Wie de tentoonstelling binnenloopt, valt meteen het heldere kleurgebruik van de Groningse drukker op. Werkman ontwikkelde door de jaren heen een geheel eigen wijze van werken. Hij gebruikte zijn drukkersmateriaal op alle mogelijke manieren.

In de nummers van The Next Call maakt Werkman al op een vrije manier gebruik van zijn zetmateriaal. Grote afficheletters en de rechthoekige achterkanten van letterblokken bepalen het beeld. Deze zijn in vrije composities in twee of drie basiskleuren op papier gezet. De invloeden van verschillende stromingen als De Stijl, Dada of het Constructivisme zijn in dit werk te herkennen.

Vrouweneiland, foto 5
Vrouweneiland 5 (1942), Stedelijk Museum Amsterdam

Vanaf 1929 gaat Werkman ook direct met zijn inktroller op papier werken en later met sjablonen. Hij kan dan elke gewenste afbeelding en mengkleur creëren, zoals te zien is  in de series Vrouweneiland – een serie paradijselijke voorstellingen – en Amsterdam-Castricum

Amsterdam-Castricum
De serie Amsterdam-Castricum maakte Werkman na zijn bezoek, tijdens de Tweede Wereldoorlog, aan Castricum. Op uitnodiging van Willem Sandberg kon hij daar schilderijen van het Stedelijk Museum bekijken, die in verband met de bezetting in een kluis waren verborgen. De serie maakt duidelijk dat dit bezoek grote indruk op Werkman heeft gemaakt.

Sandberg, destijds conservator later directeur van het Stedelijk Museum, was erg onder de indruk van het werk van Werkman. Hij kocht verschillende stukken aan en legde daarmee de basis voor de unieke collectie van 800 Werkmans die het Stedelijk nu bezit.

foto 4 Amsterdam Castricum
Amsterdam-Castricum (1941), Stedelijk Museum Amsterdam

De serie Amsterdam-Castricum uit 1941 toont architectonische vormen op speelse wijze in een kleurig landschap. De inkt is transparant over elkaar aangebracht, waardoor een gelaagdheid in kleurintensiteit ontstaat. Vormen zijn met sjablonen op papier gezet, de omgeving direct met inktroller op papier. Hierdoor ontstaan lijnen en vlakken met enerzijds een strakke lijn en anderzijds een rafelige afscheiding.

Druksels
Werkman gaf zijn werk gemaakt met drukkersmateriaal een nieuwe naam: druksels. Het zijn geen schilderijen of tekeningen. Het is ook geen drukwerk, omdat het vaak unieke stukken zijn waar vele tientallen handelingen voor nodig waren. Druksels zijn de creaties die Werkman maakte, direct of indirect, met zijn drukkersmateriaal op papier. Ze laten een combinatie zien van Werkmans verfijnde beheersing van techniek en de speelse imperfectie van het handwerk.

Boeken / Non-fictie

Winnie de Poeh heeft het moeilijk

recensie: Trudy Dehue - De depressie-epidemie

Volgens bepaalde onderzoeken zijn Nederlanders welvarende, vrije en veilige mensen. Ondertussen slikken we steeds meer antidepressiva. Bovendien worden we overspoeld door een gigantisch aanbod van therapieën, zelfhulpboeken en andere informatie over depressiviteit. Hoe valt het een met het ander te rijmen? Trudy Dehue gaat in op deze zaken in het boek De depressie-epidemie.

Trudy Dehue (hoogleraar wetenschapstheorie en -geschiedenis aan de Universiteit Groningen) gaat in De depressie-epidemie in op de geschiedenis van het woord depressie en analyseert de vercommercialisering van de wetenschap. Ze bespreekt antidepressivareclames en door de overheid gefinancierde depressiecampagnes en zet kanttekeningen bij het wetenschappelijk onderzoek m.b.t. depressie. Dehue vraagt zich af waar al die aandacht voor depressie vandaan komt. Sterker nog: ze vraagt zich af wat we überhaupt vandaag de dag verstaan onder het woord depressie.

Trudy Dehue publiceerde eerder al over de verborgen vooronderstellingen van menswetenschappelijke kennis in vooraanstaande internationale tijdschriften zoals Isis, en History of the Human Sciences. Haar boek De depressie-epidemie belicht deze vooronderstellingen ten opzichte van het begrip depressie. En geeft aan wat dat voor ons begrip van die term en hoe we er mee omgaan betekend.

Er was eens…
Aan de hand van een kritische blik op de geschiedenis van het woord depressie én de rol van de verschillende betrokkenen rondom depressie probeert Trudy Dehue een beter begrip te kweken ten opzichte van de rol die het woord depressie in onze samenleving vervult. Daarvoor begint de schrijfster met een uiteenzetting over de ontstaansgeschiedenis van het begrip depressie. Ze laat zien dat je niet zomaar kunt spreken van een toename van depressiegevallen, aangezien het woord depressie in de loop der jaren steeds binnen een andere context optreedt. De definitie is aan verandering onderhevig waardoor vergelijkingen met het verleden krom gaan. Niets is zo veranderlijk als de wereld om ons heen en niets is dus ook zo veranderlijk als ons begrip van die wereld en de begrippen die daaruit voortvloeien. Want kunnen we echt de melancholie van weleer vergelijken met de depressie van vandaag de dag?

Maar waar komt dan het idee vandaan dat depressie een steeds groter gezondheidsprobleem aan het worden is? Om het antwoord op deze vraag te vinden duikt Dehue niet alleen in de ontstaansgeschiedenis van het begrip depressie zelf, maar ook in de rol die overheid, wetenschap en farmaceutische industrie spelen in onze opvattingen over depressie. En die partijen blijken allemaal in mindere of meerdere mate bij te dragen aan de toename van het antidepressivagebruik. Het is de onderlinge verweven- en afhankelijkheid van deze drie partijen die een objectieve benadering van het begrip depressie uiterst moeizaam maakt.

Bittere pil
Dat de farmaceutische industrie graag met cijfers komt die ons aansporen om maar vooral antidepressiva te slikken, is niet bepaald verrassend. Maar de rol die wetenschap en overheid in dit verhaal spelen zal toch menig wenkbrauw doen fronsen. Trudy Dehue laat zien dat deze laatste twee partijen niet altijd zo onafhankelijkheid zijn als we wellicht van hen verwachten. Bewust of onbewust laten ze zich bij tijd en wijle beïnvloeden door allerlei factoren die een objectieve, onafhankelijke benadering van de depressieproblematiek in de weg staan. Alleen al het feit dat alle partijen steeds meer uitgaan van een biologische achtergrond van depressie -en dus van behandeling door antidepressiva- wijst op een beperkte benadering van de problematiek. Waarbij vooral de farmaceutische industrie garen spint.

De depressie-epidemie probeert dit alles vanuit de huidige maatschappelijke context te verklaren. Een context die een logisch, maar niet bij voorbaat juist gevolg is van de historische ontwikkelingen in de wetenschap, commercie en maatschappij. Gelukkig zijn er ook tegengeluiden te horen zoals in de vergelijking die Canadese kinderartsen optekenden met behulp van Winnie the Pooh:

‘Het leven in het Honderdbunderbos is lang niet zo onschuldig als het lijkt. Met de hedendaagse mogelijkheden om psychische stoornissen te herkennen, begrijpen we dat Poehs fixatie op honing eigenlijk een symptoom is van de obsessieve compulsieve stoornis, terwijl hij met zijn brein vol vluchtige gedachten ook nog lijdt aan ADHD. Die laatste stoornis trof het springerige Teigetje trouwens eveneens. En kijk eens met professionele blik naar het zenuwachtig blozende Knorretje, dat toch duidelijk een angststoornis heeft. De zwartkijker Iejoor is in feite helemaal niet vertederend, die is gewoon depressief.’

Dit voorbeeld laat zien hoe men tegenwoordig al snel iemand in een diagnostisch hokje tracht te duwen. Geen wonder dat we steeds depressiever worden!

Herstel
Al met al zou je haast depressief worden bij het lezen van dit boek. Er worden namelijk behoorlijk wat beweringen gedaan door overheid, wetenschap en industrie zonder dat daar keiharde bewijzen voor te vinden zijn. Zo word je als lezer in een positie gedrukt die je eigenlijk niet zou willen. Je wilt tenslotte geen depressie aangepraat krijgen.

Aan de andere kant is het echter ook een opbeurend verhaal. Het is namelijk allemaal niet zo somber als het lijkt. Het is gewoon een kwestie van definitie. Trudy Dehue weet al die wetenschappelijke beschouwingen op een frisse onderhoudende manier te brengen. Ondanks de vele verwijzingen naar wetenschappelijk onderzoek wordt het nooit saai en stoffig. Ben je ook maar enigszins geïnteresseerd in de wijze waarop de wetenschap werkt of als je vrolijk wordt van depressies, dan is dit zeker een boek dat het lezen waard is.

In ieder geval is het gewoon eens lekker verfrissend om tussen al die doemscenario’s over een aan depressie ten onder gaande maatschappij een ander geluid te horen. En daarmee is het vertrouwen in de wetenschap weer enigszins hersteld. Gelukkig maar. Ik greep al bijna naar mijn Prozac.

Boeken / Fictie

De waarheid als klaagzang

recensie: Hülya Cigdem

‘Ik wou dat ik kon zeggen dat alles in dit boek fictie is en dat het geweldig is om een importbruid te zijn. Maar dat zou een leugen zijn en daar heb ik geen zin meer in. Het is tijd voor openbaring.’ Met deze woorden besluit Hülya Cigdem haar roman De Importbruid, een indringend, persoonlijk relaas over de naïeve Turkse Rüya die als vijftienjarig bruidje naar Nederland wordt gehaald. Het verhaal van Rüya is tevens het verhaal van de schrijfster zelf. Ook zij kwam op haar vijftiende naar Nederland als importbruid, maar heeft zich inmiddels weten op te werken tot journaliste en met dit boek ook tot schrijfster.

Het leven van een importbruid is allesbehalve benijdenswaardig. Het staat vooral in het teken van gehoorzamen. Gehoorzamen aan je man, aan Allah, maar bovenal aan de schoonmoeder. Haar wil is wet. Rüya wil echter geen genoegen nemen met het leven dat voor haar is uitgestippeld. Ze wil meer, ze wil studeren en een eigen leven leiden, maar een uitweg uit haar situatie is nauwelijks denkbaar. Al als dertienjarige, wanneer ze nog in Turkije woont, hoopt ze zich te kunnen ontworstelen aan haar tirannieke moeder door zich te verloven met de in Nederland geboren Kaan.

Na twee jaar verloofd te zijn, vertrekt ze naar Nederland om te trouwen. Haar nieuwe leven in Nederland blijkt evenmin rooskleurig. Ze is volkomen afhankelijk anderen. Met haar man heeft ze het niet slecht getroffen, maar ook hij heeft niets in te brengen tegenover zijn ouders. De enige kans die haar gegeven wordt is onderbetaald werk in een naaiatelier. Uiteindelijk krijgt ze na lang strijden toestemming om Nederlands te leren. Wanneer ze de taal steeds beter begrijpt en in contact komt met Nederlanders en westerse denkbeelden, is haar leven als importbruid steeds minder draaglijk.

Stiekem lezen

Dat Cigdem heeft durven vertellen over het leven van een importbruid getuigt van lef. Ze is niet bang om de vuile was buiten te hangen en dat verdient respect. Ze schuwt niet om tradities die geworteld zijn in het behouden van de familie-eer te bekritiseren. Dat Cigdem met het schrijven van dit boek een deur open heeft gezet naar meer openheid zal haar dan ook niet in dank worden afgenomen. Ook de open manier waarover ze over seks schrijft, zal niet bij iedereen in goede aarde vallen. De persoonlijke wijze waarop ze haar leven weergeeft, inclusief de seksscènes, is bijna op het pijnlijke af. Alsof je stiekem iemands dagboek leest.

Ware woensdagavondfilm

Ook verdient het respect dat ze de Nederlandse taal, op een paar spelfouten na, zo vloeiend hanteert alsof ze nooit iets anders heeft gedaan. Literair gezien schort er echter nogal wat aan de roman. Af en toe overheerst een kinderlijke toon. Daarnaast barst het boek bijna uit zijn voegen van alle emoties. Dat maakt het indringend, maar tegelijk lijkt het daardoor ook wel erg veel op een waargebeurde woensdagavondfilm. Alles wat Cidgem heeft beschreven zal ontgetwijfeld de waarheid zijn, en de waarheid moet gezegd worden, maar haar verhaal is nu vooral een klaagzaag over alles wat er mis is.

Alles in het leven van Rüya is vervuld van haat; ze voelt zelfs nauwelijks liefde voor haar dochtertje. Iedereen krijgt ervan langs, niemand is hoe hij zou moeten zijn. Dit alles maakt het bijna onmogelijk om sympathie voor haar te voelen, terwijl dat toch van de lezer verwacht wordt. En we zouden dat ook graag willen, want een leven zoals van Rüya, als dat van een importbruid, wens je niemand toe.

Boeken / Fictie

Een herkenbare dagdroom

recensie: Helle Helle - Het idee van een ongecompliceerd leven met een man

Vergeet het maar! Dat lijkt de titel van Helle Helles derde roman op eerste gezicht te suggereren. Het idee van een ongecompliceerd leven met een man is voor hoofdpersoon Susanne een leven waarin ze samen tijd zouden besteden aan aanrakingen, uitstapjes en winkelen. Ze zouden beiden werken en samen kinderen hebben. Familiefeesten, elk weekend vrienden over de vloer en natuurlijk een nieuwe lamp voor boven de eettafel. Dit ideaal lijkt gedoemd te mislukken. Vooral omdat ze niet haar eigen partner voor ogen heeft, maar ‘een man die ze ooit heeft gekend’.

Schrijfster Helle Helle is erg goed in het weergeven van de kleine dingen in het onbeduidende leven van gewone mensen en weet dit vervolgens nog boeiend te maken ook. De zinnen die zij de hoofdpersonen van het boek laat uitspreken of denken, zeggen veel meer dan dat de lezer op de pagina geschreven ziet staan. Haar stijl kun je vergelijken met het dagelijks leven waarin woorden vaak overbodig zijn, doordat ook gezichtuitdrukkingen en lichaamstaal gelezen worden. Het is wonderlijk om te merken dat zoiets ook mogelijk lijkt bij het schrijven van een boek. In elk geval lukt het Helle Helle.

Kleurloos
Susanne woont samen met haar vriend Kim, in een klein appartement. Het leven dat zij leiden kan bijna niet grijzer. Susanne zelf is schoonmaakster; eerst in het ziekenhuis, later bij particulieren thuis. Kim daarentegen ziet in zichzelf een succesvol schrijver, wat hem ertoe verplicht zijn dagen thuis door te brengen, achter de computer. Maar vaak lukt het hem niet iets op papier te zetten en dan ligt hij op de bank of is hij zomaar wat gaan rijden in hun geleende auto.

De gesprekken tussen Susanne en Kim bestaan uit korte zinnen, meestal van het kaliber ‘waarom heb je dit’ en ‘wat doe je’. Na het korte antwoord op zo’n vraag volgt meestal niet meer dan een ‘oh’ of zelfs stilzwijgen. Als lezer krijg je sterk de indruk dat er veel meer in de onopvallende Susanne zit dan in Kim. Susanne lijkt in haar ontwikkeling beperkt te worden door Kims zelf uitgeroepen genialiteit.

Kleur
Hun leven wordt verstoord wanneer een oud-collega van Susanne zichzelf uitnodigt om een paar dagen bij hun in het appartement te logeren, even weg van haar overspelige echtgenoot. ‘Even’ en ‘een paar dagen’ worden al snel weken. Deze levendige, maffe en drukke Ester is hoogzwanger en een behoorlijke last voor Susanne en Kim. Als ze haar arm breekt laat ze zich door het stel verplegen en eigent ze zich hun bed toe. Susanne moet af en toe haar tong afbijten om niet tegen de zwangere, zielige Ester uit te vallen als deze haar laarzen gebruikt, te lang föhnt en kortsluiting veroorzaakt, de douche bezet houdt en scheten laat. Maar Kim fleurt juist op door de aanwezigheid van Ester, want nu heeft hij het juiste argument waarom zijn boek niet afkomt.

Susanne moet veel verbijten, niet alleen de ergernissen die Esters bezoek met zich meebrengen, maar ook Kims manier van werken. Gevoelens en gedachten houdt ze voor zich, niemand die weet hoe zij zich werkelijk voelt en wie zij werkelijk is. Je zou willen dat ze het dak beklimt en alles eruit schreeuwt, dat ze Kim eindelijk eens een verschrikkelijke schop onder zijn kont geeft. Maar het is Helle Helles subtiliteit die haar daarvan weerhoudt. Het leven gaat door, het kabbelt, tijd verstrijkt zonder dat er veel gebeurt. Toch ligt er continu verandering op de loer. Maar wie zegt dat deze veranderingen niet gewoon mee kabbelen?