Boeken / Non-fictie

Winnie de Poeh heeft het moeilijk

recensie: Trudy Dehue - De depressie-epidemie

Volgens bepaalde onderzoeken zijn Nederlanders welvarende, vrije en veilige mensen. Ondertussen slikken we steeds meer antidepressiva. Bovendien worden we overspoeld door een gigantisch aanbod van therapieën, zelfhulpboeken en andere informatie over depressiviteit. Hoe valt het een met het ander te rijmen? Trudy Dehue gaat in op deze zaken in het boek De depressie-epidemie.

Trudy Dehue (hoogleraar wetenschapstheorie en -geschiedenis aan de Universiteit Groningen) gaat in De depressie-epidemie in op de geschiedenis van het woord depressie en analyseert de vercommercialisering van de wetenschap. Ze bespreekt antidepressivareclames en door de overheid gefinancierde depressiecampagnes en zet kanttekeningen bij het wetenschappelijk onderzoek m.b.t. depressie. Dehue vraagt zich af waar al die aandacht voor depressie vandaan komt. Sterker nog: ze vraagt zich af wat we überhaupt vandaag de dag verstaan onder het woord depressie.

Trudy Dehue publiceerde eerder al over de verborgen vooronderstellingen van menswetenschappelijke kennis in vooraanstaande internationale tijdschriften zoals Isis, en History of the Human Sciences. Haar boek De depressie-epidemie belicht deze vooronderstellingen ten opzichte van het begrip depressie. En geeft aan wat dat voor ons begrip van die term en hoe we er mee omgaan betekend.

Er was eens…
Aan de hand van een kritische blik op de geschiedenis van het woord depressie én de rol van de verschillende betrokkenen rondom depressie probeert Trudy Dehue een beter begrip te kweken ten opzichte van de rol die het woord depressie in onze samenleving vervult. Daarvoor begint de schrijfster met een uiteenzetting over de ontstaansgeschiedenis van het begrip depressie. Ze laat zien dat je niet zomaar kunt spreken van een toename van depressiegevallen, aangezien het woord depressie in de loop der jaren steeds binnen een andere context optreedt. De definitie is aan verandering onderhevig waardoor vergelijkingen met het verleden krom gaan. Niets is zo veranderlijk als de wereld om ons heen en niets is dus ook zo veranderlijk als ons begrip van die wereld en de begrippen die daaruit voortvloeien. Want kunnen we echt de melancholie van weleer vergelijken met de depressie van vandaag de dag?

Maar waar komt dan het idee vandaan dat depressie een steeds groter gezondheidsprobleem aan het worden is? Om het antwoord op deze vraag te vinden duikt Dehue niet alleen in de ontstaansgeschiedenis van het begrip depressie zelf, maar ook in de rol die overheid, wetenschap en farmaceutische industrie spelen in onze opvattingen over depressie. En die partijen blijken allemaal in mindere of meerdere mate bij te dragen aan de toename van het antidepressivagebruik. Het is de onderlinge verweven- en afhankelijkheid van deze drie partijen die een objectieve benadering van het begrip depressie uiterst moeizaam maakt.

Bittere pil
Dat de farmaceutische industrie graag met cijfers komt die ons aansporen om maar vooral antidepressiva te slikken, is niet bepaald verrassend. Maar de rol die wetenschap en overheid in dit verhaal spelen zal toch menig wenkbrauw doen fronsen. Trudy Dehue laat zien dat deze laatste twee partijen niet altijd zo onafhankelijkheid zijn als we wellicht van hen verwachten. Bewust of onbewust laten ze zich bij tijd en wijle beïnvloeden door allerlei factoren die een objectieve, onafhankelijke benadering van de depressieproblematiek in de weg staan. Alleen al het feit dat alle partijen steeds meer uitgaan van een biologische achtergrond van depressie -en dus van behandeling door antidepressiva- wijst op een beperkte benadering van de problematiek. Waarbij vooral de farmaceutische industrie garen spint.

De depressie-epidemie probeert dit alles vanuit de huidige maatschappelijke context te verklaren. Een context die een logisch, maar niet bij voorbaat juist gevolg is van de historische ontwikkelingen in de wetenschap, commercie en maatschappij. Gelukkig zijn er ook tegengeluiden te horen zoals in de vergelijking die Canadese kinderartsen optekenden met behulp van Winnie the Pooh:

‘Het leven in het Honderdbunderbos is lang niet zo onschuldig als het lijkt. Met de hedendaagse mogelijkheden om psychische stoornissen te herkennen, begrijpen we dat Poehs fixatie op honing eigenlijk een symptoom is van de obsessieve compulsieve stoornis, terwijl hij met zijn brein vol vluchtige gedachten ook nog lijdt aan ADHD. Die laatste stoornis trof het springerige Teigetje trouwens eveneens. En kijk eens met professionele blik naar het zenuwachtig blozende Knorretje, dat toch duidelijk een angststoornis heeft. De zwartkijker Iejoor is in feite helemaal niet vertederend, die is gewoon depressief.’

Dit voorbeeld laat zien hoe men tegenwoordig al snel iemand in een diagnostisch hokje tracht te duwen. Geen wonder dat we steeds depressiever worden!

Herstel
Al met al zou je haast depressief worden bij het lezen van dit boek. Er worden namelijk behoorlijk wat beweringen gedaan door overheid, wetenschap en industrie zonder dat daar keiharde bewijzen voor te vinden zijn. Zo word je als lezer in een positie gedrukt die je eigenlijk niet zou willen. Je wilt tenslotte geen depressie aangepraat krijgen.

Aan de andere kant is het echter ook een opbeurend verhaal. Het is namelijk allemaal niet zo somber als het lijkt. Het is gewoon een kwestie van definitie. Trudy Dehue weet al die wetenschappelijke beschouwingen op een frisse onderhoudende manier te brengen. Ondanks de vele verwijzingen naar wetenschappelijk onderzoek wordt het nooit saai en stoffig. Ben je ook maar enigszins geïnteresseerd in de wijze waarop de wetenschap werkt of als je vrolijk wordt van depressies, dan is dit zeker een boek dat het lezen waard is.

In ieder geval is het gewoon eens lekker verfrissend om tussen al die doemscenario’s over een aan depressie ten onder gaande maatschappij een ander geluid te horen. En daarmee is het vertrouwen in de wetenschap weer enigszins hersteld. Gelukkig maar. Ik greep al bijna naar mijn Prozac.