Theater / Voorstelling

Relativerende nuance in oppervlakkige modewereld

recensie: Theater Artemis - Ribstuk

Als alle meisjes- en damesbladen zo spannend, genuanceerd en relativerend over kleding, schoonheid en het lichaam zouden schrijven als Theater Artemis erover speelt in Ribstuk, had de gemiddelde vrouw heel wat minder problemen met haar zelfvertrouwen en haar verschijning. Schrijver Erik-Ward Geerlings verstopte in opdracht van regisseur Floor Huygen een verhaal over innerlijk, over drijfveren, over autonomie achter het schijnbaar oppervlakkige uiterlijk van de modewereld.

~

Zonder dat er ook maar één spiegel op de vloer staat, reflecteert het naar alle kanten. Het publiek vormt, bijna letterlijk, de spiegel die de hoofdrolspelers de maat neemt. En natuurlijk vormen de personages, zoals in ieder behoorlijk theaterstuk, een spiegel voor elkaar en voor de toeschouwers en werpen ze bovendien blikken in het verleden en/of de toekomst.

Rode draad in Ribstuk is een schaamtevolle fantoomafwijking van het puberende meisje Zara: ze weet zeker dat haar rib uitsteekt en dat iedereen het kan zien. Futiel voor wie stevig in zijn schoenen staat (en wie doet dat eigenlijk echt?), maar een halszaak voor een jonge meid die misschien net beseft dat ze iemand is en die zich nog duizend kanten op kan ontwikkelen. En tja, zo’n rib zit maar wat in de weg als een topontwerpster je ontdekt en in dienst neemt.

Want dat gebeurt: haar modegevoelige, creatieve vriendinnetje Alister sleept haar mee naar haar zogenaamde tante en probeert zichzelf er binnen te kletsen omdat ze een toekomst in de mode ambieert. Maar Viv – gemodelleerd naar de ooit avant-gardistische medeschepster van de punk, Vivienne Westwood – ziet niets in haar maar wel in de stille, onbetekende volger Zara. Al snel schemert door dat ze daarop niet erg trots hoeft te zijn: Viv is een beetje door haar ideeën heen, zoekt als een idioot naar inspiratie en parasiteert op het jonge meisje in de hoop een briljante ingeving te krijgen. Ze roeit niet meer, zoals in haar beste tijd, tegen de stroom in, maar krijgt het ook – bijna – niet voor elkaar om mee te gaan met de snelle commerciële stroom waar ze inmiddels inzit.

~

Betty Schuurman is beresterk als de paradoxale rijpe dame Viv: een arrogante diva met knechtjes, een beetje een aanstelster, die in haar stiekeme onzekerheid en verwarring ook eigenlijk niet weet of ze het beste haar zilveren Prada Sport-sneakers of haar felgekleurde, hooggehakte United Nude Fold-laarsjes moet dragen. De twee meiden, Sylvia Hoeks en Alejandra Theus, beginnen een beetje te gespeeld meisjesachtig, maar groeien goed in hun rol van aandoenlijke spring-in-het-veldjes. Te midden van de bergen hippe tijdschriften, stellages met voortdurend bewegende digitale fotolijstjes (helaas te klein om te kunnen zien wat er opstaat) en het centrale plankier zien we, heel herkenbaar, hoe de vriendinnen van elkaar verwijderd raken en weer naar elkaar toetrekken. Fabian Jansen, eerder een stevige Vakman, is ultiem in zijn element als ‘de man’ in zijn vele verschijningsvormen, van de volgzame assistent via de nerveuze stagiair tot de snelle marketingman en brengt daarmee welkome luchtigheid en humor in het stuk.

Geerlings en Huygen spelen in Ribstuk van voor tot achter heel slim met het gegeven autonomie. Het verhaal heeft geen echte moraal, behalve dan dat je je altijd bewust moet zijn, dat je je niets zomaar moet laten opdringen. Voortdurend, zelfs achteraf, verandert je gevoel wie hier nu eigenlijk origineel, eigen, autonoom is en ook wat mooi of lelijk is. De derde alinea van dit artikel zou dan ook op diverse manieren herschreven kunnen worden, telkens met het perspectief of de nadruk ergens anders, waardoor de hele betekenis verandert. En juist door deze schijnbare chaos ontstaat het bijzondere evenwicht waar de ‘damespers’ bijzonder bij gebaat zou zijn.

Boeken / Fictie

Verdriet als wraakfantasie

recensie: Arjaan van Nimwegen - De sluis

In De sluis van Arjaan van Nimwegen worden de verhoudingen tussen bevolkingsgroepen behoorlijk overtrokken. Autochtonen zijn in dit boek overwegend weldenkende, tolerante mensen, maar de allochtonen deugen van geen kant. Het zijn of criminele drop-outs, of moslimfanatici; de autochtonen die nog bij hen in de wijk wonen zijn racisten geworden. In die context speelt zich een bizar verhaal af, waarvan de lezer gaandeweg het idee krijgt dat het slechts hersenspinsels zijn die hier in worden weergegeven.

Sterre, de vrouw in wier hoofd de lezer gedurende het hele boek zit, ziet zichzelf als een doorgeefluik tussen onverenigbare werelden. Ze bewoont –veelzeggend– het sluisgebouw in het kanaal dat de wijk verdeelt in een goed en een slecht deel. Ze is getrouwd geweest met een allochtone moslim, die haar opvattingen en levenswandel op religieuze gronden afkeurde. Samen hadden ze een zoon, maar de man ging er op een dag spoorloos vandoor.

Wraakengel
Het verhaal draait om de zoon, Edwin, die zojuist zelfmoord heeft gepleegd. We komen weinig van hem te weten. Hij had een hechte band met zijn –inmiddels dementerende– grootvader. Uit nagelaten aantekeningen blijkt dat hij tot het inzicht was gekomen ‘dat er niets is’. Edwin was een buitenstaander, door de racisten op zijn school als een bastaard beschouwd en door de allochtonen evenmin geaccepteerd. Sterre krijgt door een klasgenote van Edwin, Liza, ingefluisterd dat ze de dood van haar zoon ongedaan moet maken. Dat kan door drie jongeren uit de wijk te doden: een racist, een allochtone drop-out en een moslimfanaticus. Sterre begrijpt het advies niet, maar besluit niettemin het uit te voeren.

De lezer die zo ver in het boek is gekomen, heeft dan in de gaten dat hier wel een zeer wonderlijke werkelijkheid wordt beschreven. Het vermoeden dat een aantal zaken uitsluitend in het hoofd van Sterre plaatsvindt, wordt versterkt door Liza, die zich uit in een soort orakeltaal. Sterre noemt haar ‘haar wraakengel’ en dat moet waarschijnlijk letterlijker worden genomen dan de lezer in eerste instantie kan vermoeden. Maar ook de karikaturale bewoners in de wijk lijken producten van Sterre’s observaties te zijn. Af en toe beseft ze dat ze doordraaft en roept ze zichzelf tot de orde:

Denken in metaforen, ik moet daar gewoon vanaf. Straks ga ik het nog opschrijven, en voor je het weet wordt het echt en trekt er een Jeroen–Bosch–stoet van gelijkenisdriehoekjes over mijn eiland: blanke pelgrims met geschoren hoofden of stekelkoppen, jager–verzamelaars, glanzend zwart als mestkevers, schrijdende koningszonen met brandende braambossen, engelen op mijn weg, gevolgd door wat ongeregelde clichés en staande uitdrukkingen: een kille klauw om het hart, een gezicht van oude lappen, ogen op steeltjes.

We moeten concluderen dat inderdaad is gebeurd waar Sterre hier bang voor is; ze heeft het opgeschreven en het resultaat is deze roman (tenminste dat is de constructie die Van Nimwegen heeft gekozen). Als we het boek volgens die lijnen lezen, wordt er een intrigerende wereld geschapen. Dan wordt ook duidelijk dat we hier met een zeer eigenzinnig, maar ook erg goed boek te maken hebben. De uiterst subjectieve manier van vertellen doet denken aan het werk van K. Schippers, zij het dat Van Nimwegen iedere zin vollaadt met betekenis, waar Schippers meer sec de wereld observeert. Van Nimwegen schrijft zo ingenieus en soepel van taal, dat je sterk de indruk krijgt dat De Sluis het werk is van een duivelskunstenaar.

Boeken / Fictie

Wetenschap, primaten en poëzie

recensie: Jan Lauwereyns - Vloeistof en welvaart

Jan Lauwereyns is een geval apart, zoveel is duidelijk. De Vlaamse dichter en neuropsycholoog vertrok ooit naar Japan voor zijn geliefde, maar woont nu in Nieuw Zeeland. In het dagelijks leven doet hij onderzoek naar cognitieve en visuele impulsen bij ratten, omdat hij het niet meer over zijn hart kon verkrijgen om proeven met apen te doen. Hij is fysiek bijna totaal afwezig in de poëziescene van het Nederlandse taalgebied, maar de critici zijn onverdeeld enthousiast.

Vloeistof en welvaart is geen licht verteerbare bundel. Bij de eerste lezing is het vooral een aantal briljante oneliners die prikkelen om door te lezen, zoals: ‘Verdriet gaat in een nieuwe zomerjurk / over één nacht ijs op straat.’ Tegelijkertijd lijkt Lauwereyns in andere passages zijn best te doen om de lezer af te schrikken met hermetische regels als ‘Op zwartgeblakerde staven liggen batata’s / in hun paarse bikini te puffen. / Zeg, Johannes, wolf toch, / en zeg nou eens, / waar zit het, Ik? Systeem?’ Waar de niet-hardcore poëzielezer doodmoe zal worden van dit continue proces van aantrekken en afstoten, doet het voor de fanatiekere lezers zijn werk goed.

Liefde op het tweede gezicht
Juist de eigenaardige mengeling van lyriek en wetenschap, van meeslepende dichtregels en afstandelijke observatie, is onweerstaanbaar als je je er aan overgeeft. Zelfs van een tandartsbezoek weet Lauwereyns nog wat moois te maken: ‘Type-1-emoties uitgeschakeld, / hoor ik de blues van brekende golven / mij met lijzige riffen plaatselijk verdoven.’ Bij de tweede lezing van Vloeistof en welvaart begint bovendien nog een ander aspect naar de voorgrond te dringen, namelijk dat Lauwereyns’ poëzie naast wetenschappelijk én lyrisch vooral ook erg grappig is: ‘Zo’n theeceremonie heeft verdacht veel weg / van samen een kopje thee drinken.’ Met name in de gedichten waarin de drie paden elkaar kruisen, is hij op zijn best:

Gelukkig zijn we vocaal opmerkelijk vaardig
met zowat dertig verschillende kreten.

Straks komt een andere soort op hetzelfde idee

en na toevallig veel toevalligheden
is gelijk het hele paradijs er weer.

Een verwijzing naar een ‘verhakkelde medegorilla’ laat er geen twijfel over bestaan dat dit gedicht refereert aan de primaten waarmee Lauwereyns in het begin van zijn carrière proeven uitvoerde. Ironisch genoeg is het dezelfde gelijkenis met mensen die apen zo geschikt maakt voor neuropsychologisch onderzoek, die er destijds ook voor zorgde dat de dichter deze vorm van dierproeven in twijfel begon te trekken. Ethiek speelt in meerdere gedichten uit deze bundel een belangrijke rol, en krijgt vaak vorm in verwijzingen (paradijs, appels, slangen) naar de zondeval en het begin van de strijd tussen goed en kwaad.

Poëzie als therapie
Pas ná de tweede lezing van de bundel, als ik het omslag dichtsla en de merkwaardige foto van pootjesbadende mensen met op de achtergrond een (atoom)explosie goed bekijk, durf ik een poging te doen om de losse eindjes aan elkaar te knopen. Het lijkt alsof Lauwereyns in deze bundel drie stemmen met elkaar in verband probeert te brengen: die van de wetenschapper, de mens en de dichter. De eerste is objectief en deelt emoties in in type–1, type–2 en type–3. De tweede zet zijn vraagtekens bij het zwart-witte wereldbeeld dat de wetenschapper vertegenwoordigt en vraagt zich af wat een mens beter maakt dan een aap, of de ene bevolkingsgroep beter dan de andere. De derde verbindt de eerste twee door ze een taal te geven die meerduidig en veelstemmig is. Wat maakt dat Vloeistof en welvaart? Een filosofische verhandeling? Een therapiesessie? In ieder geval een bundel die uitnodigt tot lezen en nadenken. Minstens drie keer. 

Boeken / Fictie

Een absurde en hilarische zomer

recensie: Arto Paasilinna (vert. Annemarie Raas) - De zomer van de vrolijke stieren

.

De achterflaptekst van de roman belooft het volgende verhaal: ‘Een gepensioneerde ingenieur is zijn geheugen kwijt. Samen met een daadkrachtige taxichauffeur begint hij aan een reis door het hoge noorden om te achterhalen wie hij is en waar hij vandaan komt. Het wordt een zoektocht vol absurde situaties in een wereld waarin van alles mis is.’ Die zoektocht eindigt echter al op een vierde van het boek, als de twee mannen de zoon van de vergeetachtige ingenieur tegenkomen, die natuurlijk heel wat over de identiteit en het leven van zijn vader kan vertellen.

Duizendmarkbiljetten

De speurtocht is hiermee ten einde, de reis echter niet. Die reis begon tussen Espoo en Helsinki, om precies te zijn in het stadje Tapiola, waar taxichauffeur Seppo Sorjonen plotseling moet remmen omdat er een oude man op de weg staat. De man stapt in de taxi, maar weet niet waar hij heen wil en zelfs niet waar hij woont. De man blijkt de vergeetachtige ingenieur Taavetti Rytkönen te zijn. Bij gebrek aan een duidelijke bestemming en met behulp van Rytkönens dikke bundel duizendmarkbiljetten beginnen ze aan een wekenlange reis die zal eindigen in het dorpje Sykäräinen, in het oosten van Finland.

Tijdens deze reis volgt de ene absurde situatie de andere op. De eerste nacht bezat Rytkönen zich binnenin een Duitse tank vol met aardappels en slaapt er zijn roes uit. De tweede nacht brengt hij naakt door in een vijver. Maar omdat het beroep, het adres, de burgerlijke staat en het verleden van Rytkönen al in het eerste kwart van het boek ontdekt worden, zakt het verhaal hierna een beetje in. Want de zoektocht is ten einde, dus waarom niet naar huis terugkeren? Sorjonen vraagt zich hetzelfde af, maar na enig aarzelen en op aandringen van Rytkönen wordt de reis toch voortgezet.

Explosieven

Samen gaan ze op zoek naar een oude oorlogskameraad van Rytkönen, genaamd Heikki Mäkitalo, die tegenwoordig boer is. In het tweede en laatste deel van het boek komt er weer vaart in het verhaal, met wederom een reeks absurde incidenten. Hoewel deze laatste helft van het boek hilarisch is, leidt het soms af dat de schrijver zijn duidelijke verwijzingen uitvoerig uitlegt. Zo vernietigen Mäkitalo en Rytkönen de boerderij en het bijbehorende land van eerstgenoemde met behulp van explosieven. Deze vernietiging wordt dag voor dag beschreven en duurt precies zes dagen. Paasilinna kan het niet laten om hier aan toe te voegen dat God de wereld in zes dagen schiep.

Hoe Rytkönen zo vergeetachtig is geworden blijft onduidelijk. Sorjonen houdt het op dementie, maar merkt ook het grote drankgebruik van Rytkönen op. Rytkönens zoon zegt dat zijn vader altijd al last heeft gehad van een slecht en selectief geheugen, maar hij weet niet of de granaatscherf die zijn vader tijdens de oorlog in zijn hoofd heeft gekregen hiervoor verantwoordelijk is. Het doet niets af aan het verhaal: de roman heeft niet de pretentie meer begrip voor vergeetachtigen te creëren. Het is simpelweg een vermakelijk verhaal. Want ondanks de soms wat uitleggerige schrijfstijl en het eerdergenoemde dipje in het verhaal, is De zomer van de vrolijke stieren een absurde en hilarische roman die je in één ruk uitleest en waaraan je met een glimlach terugdenkt.

 

Boeken / Fictie

De keerzijde van talent

recensie: Pascal Mercier (vert. Hans Driessen en Marion Hardoar) - Lea

Na het overweldigende succes van Nachttrein naar Lissabon bewijst Pascal Mercier (pseudoniem van Peter Bieri, Bern 1944) opnieuw dat hij schrijven kan. In zijn jongste roman Lea vertelt hij de tragische geschiedenis van een hoogbegaafde violiste. Een aangrijpend verhaal over vervreemding en verbondenheid en de onvermijdelijkheid van het lot.

Bach

Bach

Adrian Herzog en Martijn van Vliet, een chirurg en een wetenschapper uit Bern, ontmoeten elkaar in de Provence en besluiten samen terug te reizen. In de intieme sfeer die tussen hen ontstaat, vertelt Van Vliet de tragische geschiedenis van zijn dochter Lea. Na de dood van zijn vrouw Céline sluit de kleine Lea zich op in haar eigen wereldje. Ze is ontroostbaar en onbenaderbaar. Maar als ze een jaar later op achtjarige leeftijd een violiste Bach hoort spelen, keert de glans terug in haar ogen en besluit haar vader een viool voor haar te kopen. Al snel blijkt dat Lea buitengewoon getalenteerd is en dat haar een schitterende toekomst als concertvioliste te wachten staat. Maar haar talent heeft ook een keerzijde.

Realiteitsverlies

De glans in Lea’s ogen geeft haar vader hoop dat haar ziel opnieuw tot leven is gewekt. Met iedere vordering van zijn dochter verdwijnt de herinnering aan zijn vrouw verder op de achtergrond. Voor Van Vliet staat de viool symbool voor Lea’s wedergeboorte. En voor Lea? Genialiteit bekommert zich niet om het individu. Hoe meer Lea zich overgeeft aan de dwingende roep van haar instrument, hoe meer ze het contact verliest met de realiteit. Ze valt ten prooi aan haar eigen perfectionisme.

Haar vader heeft het beste met haar voor en doet alles om de carrière van zijn dochter te ondersteunen. Maar wat hij niet beseft is dat hij met al zijn goede bedoelingen alleen maar bijdraagt aan haar ondergang. Een onomkeerbaar drama ontvouwt zich en niemand heeft de regie. ‘De ziel is een plaats waar dingen gebeuren, niet waar dingen gedaan worden,’ zegt Van Vliet. Terwijl Lea zich verder omhoog werkt, raakt Van Vliet verder van zijn dochter verwijderd en daarmee ook van zichzelf. Wanhoop drijft hem tot een misdaad, waardoor hij uiteindelijk de grip op zijn leven verliest.

Vrije wil

Pascal Mercier is als hoogleraar filosofie verbonden aan de Universiteit van Berlijn. Hij vertaalt in zijn romans ingewikkelde psychologische en filosofische thema’s in meeslepend, literair proza. Als geen ander weet hij tot de diepten van zijn personages door te dringen. Opvallend daarbij is de psychoanalytische vertelconstructie. Twee mannen op weg naar huis. De een vertelt zijn verhaal, de ander luistert zonder te oordelen. Het proces dat daarmee in gang wordt gezet, toont zowel de begrensdheid als de verbondenheid van de psyche.

Wij werpen de schaduwen van onze gevoelens
Op de anderen en zij de hunne op ons
Soms dreigen we erdoor verstikt te worden
Maar zonder hen zou er geen licht zijn in ons leven.

Mercier dwingt de lezer zijn eigen autonomie onder de loep te nemen. Zijn stijl prikkelt en beroert de geest. In hoeverre zijn wij meester over ons leven? Hebben wij een vrije wil? Of zijn wij het product van de beelden en wanen die anderen over ons uitstorten? Wat weten we eigenlijk van dat wat ons drijft? En van elkaar? Lea is een roman over samenzijn zonder elkaar te ontmoeten, over de verzwegen wereld van de fantasie en over de onmogelijkheid om ooit werkelijk tot de ander door te dringen.

 

Film / Films

Tussen bestseller en pulproman in

recensie: Inkheart

Stel je voor: je leest een boek en de personages blijven niet beperkt tot je eigen fantasie, maar komen daadwerkelijk tot leven. Vliegende apen uit The Wizard of Oz die rondjes vliegen naast de krokodil uit Peter Pan, terwijl Assepoester de keuken schrobt. In de wereld van Inkheart kunnen zogeheten ‘Silvertongues‘ dit kunstje: als zij een boek voorlezen, verschijnen de personages in de echte wereld.

~

Hoofdpersoon Mortimer (Brendan Fraser) is zo’n Silvertongue. Negen jaar geleden besloot hij het verkeerde boek, Inkheart, voor te lezen aan zijn dochtertje. Daarbij verscheen Capricorn (Andy Serkis), de grote schurk uit dat verhaal, en om de balans te houden tussen beide werelden verdween Mortimers vrouw juist in het boek. Daar zit ze nu nog. In het heden is Mortimer nog steeds op zoek naar Inkheart, zodat hij zijn vrouw terug kan halen en Capricorn, die zich netjes heeft aangepast en nu in deze wereld ook een slechterik is, terug kan sturen. Daarbij krijgt hij hulp van de onbetrouwbare Dustfinger (Paul Bettany), die destijds ook uit Inkheart is verschenen.

Bijfiguren

~

Regisseur Iain Softley (The Skeleton Key) neemt weinig tijd om de hoofdpersonages te introduceren. Op een korte flashback na begint de film meteen met een ontmoeting tussen Mortimer en Dustfinger, en de actie blijft er daarna redelijk goed in zitten. Dat werkt fijn voor het tempo van de film, maar echt een band met de personages wordt niet ontwikkeld. Mortimer is geen hoofdpersonage dat de kijker lang bij zal blijven, evenmin als zijn dochter Meggie. Het wordt ook nergens duidelijk gemaakt waarom een Amerikaanse vader een dochter met een Brits accent heeft, terwijl hij haar alleen heeft opgevoed na het verdwijnen van zijn vrouw. Gelukkig zijn de bijfiguren wel ontzettend plezierig. Vooral Paul Bettany als Dustfinger is een leuk personage, en is in ieder geval degene met de meeste diepgang in deze film. Andy Serkis doet het leuk als over-the-top slechterik Capricorn, en het is erg leuk om Helen Mirren (als oudtante van Meggie) eens in een niet zo’n serieuze rol te zien. Hoewel de personages misschien niet degelijk zijn uitgewerkt is er wel aandacht besteed aan de dialogen, die over het algemeen nog best grappig zijn.

Inkheart is gebaseerd op de trilogie van de Duitse schrijfster Cornelia Funke. Zij heeft er voor gezorgd dat Fraser de hoofdrol kreeg, omdat ze hem bij het schrijven in gedachten had. Overal in de film wordt het belang van boeken en lezen aangekaart, een mooie boodschap voor een film die toch vooral voor kinderen bedoeld is. Zeker bij het zien van de bibliotheek van Mirrens personage is de behoefte om snel een boek op te pakken groot. Het tweede deel van de trilogie, Inkspell, zal ook verfilmd worden. In dat deel spelen veel van dezelfde personages weer een rol.

Vanzelfsprekend

~

Hoewel de film dus voortvarend van start gaat, zakt Inkheart in het midden wat in. Er lopen teveel personages rond waar aandacht aan besteed moet worden, en sommige subplotjes hadden beter weggelaten kunnen worden. De film is ook wat rommelig. Mortimer rent van hot naar her om dan weer zijn vrouw, dan weer zijn dochter te kunnen redden, terwijl de kijker zich afvraagt waarom hij er niet wat vaker een boek bij pakt en een legioen elven/tovenaars/soldaten tevoorschijn leest om hem te helpen. Sowieso wordt het hele Silvertongue-idee niet bijster vaak gebruikt, terwijl dat nu juist het leukste gegeven van het boek is. Ook aan het daadwerkelijke verhaal daarvan wordt weinig aandacht besteedt. Alles wordt redelijk als vanzelfsprekend aangenomen, zonder veel uitleg.

De film zou in boektermen geen bestseller genoemd worden, maar een pulpromannetje is het ook zeker niet. Leuk vermaak voor in de meivakantie, om daarna maar weer vlug een boek te pakken.

 

Muziek / Album

Hint naar het verleden

recensie: Storybox - You Can Be Replaced

.


In een tijd waarin handwerk en ambachten praktisch naar het verleden verwezen zijn, verrast de Nederlandse band Storybox met nostalgische liedjes en een artisanale sound op hun plaat You Can Be Replaced. De vraag die rijst is of zij zich kunnen meten met de grote namen waar ze overduidelijk naar geluisterd hebben.

Zo is er onmiskenbaar goed naar bands als de The Beatles en The Beach Boys geluisterd. Beetje meerstemminge zang hier, catchy akkoordenprogressie daar, teksten mooi volgens het hippie-idioom; het luistert allemaal heerlijk weg. Naast deze flowerpower-invloeden laten de mannen ook horen thuis te zijn in de roots en americana, hetgeen naar voren komt middels origineel instrumentgebruik en die typische lome, aan blues denkende ritmesectie.

Goed geconstrueerde pop

~

De heren van Storybox zijn sterk in het schrijven van popliedjes, er is geen ruimte voor experiment of lang uitgesponnen egotripperij. Praktisch alle nummers finishen keurig voordat de vier-minuten-grens bereikt is. Deze ‘Storybox-methode’ komt mooi naar voren in de opener ‘Subtle Sounds’, een weloverwogen popliedje met een fijn roots-sausje. Ook de tweede track ‘High’ is erg sterk, en doet de luisteraar vrijwel onmiddelijk een spurt naar de platenkast inzetten om al die tijdloze Beatlesplaten nog eens te beluisteren. Andere hoogtepunten zijn het fijn afstandelijk en mild zeurend klinkende ‘At Hello’, waar verraderlijk moeiteloos wordt geschakeld naar het dromerig klinkende refrein. Andere eervolle vermeldingen zijn weggelegd voor de stroperig klinkende bas in ‘Happy Man’, en het schurende en bij tijd en wijle etherische gitaargeluid van gitarist Oscar Buma.

Damesblad-ballades

Helaas vergaloppeert de band zich op de nummers ‘The Anderssons’ en ‘Let’s Go Back’ lelijk. Hoewel ongetwijfeld bedoeld als gevoelige liedjes, is het resultaat een aanslag op de irritatiegrens. De pijlen worden net iets te gemakzuchtig gericht op het hart, maar missen hun doel faliekant. Kwalificaties als gezapig en mierzoet zijn op hun plek. Meer geschikt als gratis bijvoegsel bij een damesblad dan als songs op deze cd.

Te weinig eigen smoel

Concluderend is Storybox een authentiek klinkende band waar Nederland toch best trots op mag zijn. Op twee matige nummers na leveren ze een zeer verdienstelijke plaat af. Storybox heeft echter te weinig een eigen gezicht en een idiosyncratische sound om boven het maaiveld dat het verleden heeft achtergelaten, uit te steken. De composities zijn weliswaar sterk, maar kunnen zich bijvoorbeeld niet meten met de meer dwingende songs van een vergelijkbare Nederlandse band als El Pino and the Volunteers. Laat staan met die van de eerder genoemde Beatles en Beach Boys. Dit is aan de ene kant logisch, want het valt natuurlijk niet mee het niveau van laatstgenoemden te benaderen. Het feit blijft echter dat dit schijfje helaas nergens boven het niveau van een goede voldoende uitsteekt. Dat maakt van You Can Be Replaced meer een mooi geheugensteuntje om de platenspeler eens af te stoffen dan een solide werk dat op eigen benen kan staan.

Muziek / Achtergrond
special: Spinvis – Koningstheater 's-Hertogenbosch

Spinvis in zijn eentje

.

Het Koningstheater ligt vlak bij het grote Theater aan de Parade. Desondanks is er nauwelijks sprake van concurrentie want dit theater heeft zijn eigen plaats. Het heeft dan ook een totaal andere sfeer en is dus geschikt voor andere soorten acts en optredens. Voor deze avond is de zaal volledig uitverkocht. Vanuit iedere positie is er goed zicht op het betrekkelijk kleine podium. De stoelenwand loopt redelijk steil naar boven. Een vergelijking met Carré in Amsterdam doemt op, maar zo steil is de wand net niet. Hoewel ondergetekende bijna bovenaan zit, gelijk met de geluidstechnicus, heeft hij heel goed zicht op de verrichtingen van Spinvis. Het geluid is super.

Foto: Matthijs Hakfoort

Foto: Matthijs Hakfoort

Het voorprogramma wordt verzorgd door Tom Pintens uit België, die wel eens vergeleken wordt met Spinvis. Als die vergelijking al op gaat is het slechts in de liedjes waarbij Spinvis zich alleen begeleidt op gitaar, en in zijn teksten. Spinvis brengt collagemuziek met samples, dat doet Tom Pintens helemaal niet. Een klein half uur verzorgt hij de warming-up. Dan neemt Spinvis zijn min of meer vaste plek in rechts op het podium voor een groot paneel met pedalen van zijn sampleapparaat. Hij is volledig ingebouwd door een grote verscheidenheid aan apparatuur en instrumenten. Het voordeel van optreden in een theater is dat het publiek muisstil is en gebiologeerd luistert en kijkt naar wat er op het podium gebeurt. Pas na afloop van een stuk klinkt er een oorverdovend applaus. Dat was vaak harder dan het geluid dat de installatie van het podium weergaf.

Respect

Spinvis dwingt vanaf het openingnummer, ‘Kindje van God’, respect af. Hij regelt eenvoudig, lijkt het, en zelfverzekerd zijn samples in voordat hij rustig een nummer aankondigt en van start gaat. Zoals het hem betaamt is iedere uitvoering van een song op het podium uniek. ‘Nummers die ik maak blijven groeien. Bij iedere show is het een momentopname, het is een foto van hoe ik dan naar het nummer kijk’ zal De Jong later verklaren in het interview. Op de vraag wanneer er een live-cd gaat komen zegt Spinvis: ‘Die gaat er niet komen, ik wil volledig controle hebben over wat er op een cd komt. Een optreden is een momentopname. Als het gordijn sluit is het voorbij.’

Nieuw werk

Foto: Desiré Festen

Foto: Desiré Festen

Wanneer gaat er een nieuwe cd komen? ‘Ik verlang heel erg naar nieuw materiaal. Het is niet moeilijk, maar ik kan niet alles tegelijk.’ Ga je er speciaal voor zitten om te schrijven voor een nieuw album of schrijf je altijd tussendoor? ‘Ik ben continu bezig. Het is niet iets waar ik voor ga zitten. Ik werk aan liedjes, een beetje hieraan en een beetje daaraan. Het zijn net plantjes, een beetje water geven en dan is er soms een klaar. ‘Maar wanneer kunnen we een album verwachten? ‘Die derde komt niet dit jaar, maar het wordt een “warme mensen”- plaat.’ Speel je ondertussen af en toe nieuwe nummers? ‘Zoals vanavond breng ik er soms een en probeer het nummer uit. Als het goed is zet ik het op de plaat en dan verandert het niet meer.’ Vanavond was er onder andere ‘Het reislied’ dat als een incidentele gebeurtenis ten gehore werd gebracht. Een mooi nummer, maar of het ook zo op de plaat zal verschijnen is natuurlijk afwachten.

Spinvis in zijn eentje is een knap spektakel. Op de grote staande schermen worden beelden getoond die ook gesampled zijn: muzikanten die hun steentje bijdragen aan de uitvoering op het podium, zonder zelf aanwezig te zijn. Soms zie je dezelfde begeleider op alle drie de schermen in een andere pose van een sample, soms zijn het drie verschillende personen die ieder hun eigen sample doen. Het is heel knap hoe Spinvis dat allemaal bestuurt in zijn eentje. Dat visuele spektakel vraagt erom eens vastgelegd te worden. Op de vraag of er misschien dan een dvd met zijn werk in aantocht is antwoordt De Jong ‘Ja, dat zijn we zeker wel van plan. Ik moet even de tijd vinden om het netjes te registreren.’

Kleurenpalet

Naast de samplemuziek die Spinvis zo kenmerkt brengt hij vanavond ook twee liedjes waarbij hij zichzelf op gitaar begeleidt, waaronder ‘Wespen op de appeltaart’. ‘Ja, dat is ook ontzettend mooi, je hebt een palet van allemaal kleuren en dit is ook een kleur.’ Op Dagen van gras, dagen van stro lijkt het of je meer een bandalbum hebt gemaakt. ‘Ja het is niet zo’n knipalbum, ik wilde niet hetzelfde maken. Anders zou ik mijn eigen gevangenis maken van de collagemuziek. Ik wilde er bewust uitbreken.’ ‘Mijn muziek is kamermuziek. Op het podium vanavond is het zoals thuis met de drie ramen waar zo af en toe iemand binnenkomt, om een kopje koffie te drinken of wat te spelen. Ik werk met muziek als wieltjes, het is wat mechanisch en dat is mijn muziek natuurlijk ook.’

Be- en verwondering

Foto: Keke Keukelaar

Foto: Keke Keukelaar

Met het geluid van totale paniek, dat Spinvis het publiek laat maken en opneemt, bouwt hij een van zijn liedjes op. Binnen dit nummer gebruikt hij ook de stem van Simon Vinkenoog in een van zijn samples. Het is een mooie en rare gewaarwording om het geluid van de zaal steeds terug te horen. Het gebruik van de stem van Vinkenoog is natuurlijk voor Spinvis niets nieuws. Hij heeft inmiddels twee albums gemaakt met Vinkenoog samen, Ja en Ritmebox. Als groot bewonderaar van de dichter maakte hij dit laatste album ter gelegenheid van diens tachtigste verjaardag. Beide platen zijn minder toegankelijk maar, zoals Spinvis vertelt: ‘Een van de kleuren op zijn palet.’

Na dit gekke en een beetje kakofonische lied komt het gevoelige ‘Ronnie gaat naar huis’, waarin Ronnie iedere dag opnieuw alles inpakt en naar huis gaat. Waarschijnlijk gaat deze song over een psychiatrisch patiënt. Daarna speelt hij ‘Goochelaars en geesten’ van het gelijknamige album, dat hij volgens eigen zeggen ergens gevonden heeft, waarbij hij zichzelf begeleidt op gitaar. ‘Kus me dan en bijt mijn tong af’ is de hekkensluiter van het onderhoudende optreden van Spinvis. Met een elektrisch en voor Spinvis-begrippen hard rockgeluid laat De Jong het publiek in verwondering en bewondering achter.

Boeken / Fictie

De duivel heet Audrey

recensie: Franke van Hoeven - Klatergoud

.

In 2003 verscheen het boek The Devil Wears Prada van Lauren Weisberger. Zij baseerde haar verhaal op haar ervaringen als redactrice bij de Amerikaanse Vogue. De duivel uit de titel is symbool voor de hoofdredactrice van dat blad, Anna Wintour, die Weisberger beschrijft als een ware tiran. Nederland heeft met Klatergoud een eigen The Devil Wears Prada gekregen. Franke van Hoeven liet zich bij het schrijven inspireren door haar werk bij de glossy Jacky.

Miss Schrikbewind

In het verhaal speelt de volslanke Brit de hoofdrol. Zij ambieert na haar studie Literatuur een leven als Carrie Bradshaw uit Sex and the City en solliciteert bij een glossy vrouwenblad, Audrey genaamd. Eenmaal aan de slag, gaat er een wereld voor haar open. Ze mag haar idool Bret Easton Ellis interviewen, eet risotto met bladgoud en gaat op zakenreis naar New York.

Maar ze moet voor haar nieuwe leven wel wat over hebben. De redactie wordt aangevoerd door ‘Miss schrikbewind’, een ontzettend verwende dame die de duurste crèmes achterover drukt, haar redactie afsnauwt en gaat stampvoeten als ze haar zin niet krijgt. En een ‘Audrey’, zoals de redactrices van het blad genoemd worden, is mooi en slank. Brit zet zichzelf op een hongerdieet, met vreetbuien als gevolg. Om het oppervlakkige leven op de redactie vol te houden, drinkt ze liters witte wijn.

Chicklit

Brit is single, woont in Amsterdam, doet iedereen die daar niet woont af als ‘provinciaal’, brengt haar sociale leven grotendeels achter haar Hyvespagina door en anders achter een glas witte wijn. Klatergoud is chicklit en sluit naadloos aan bij Bridget Jones en Sex and the City, waarin single vrouwen uit de grote stad de hoofdrol spelen. Toch zou je Van Hoeven tekort doen als je haar boek alleen als chicklit zou aanduiden. De ontwikkeling van het karakter van Brit werkt ze namelijk goed uit. In tegenstelling tot Bridget Jones of Carrie Bradshaw, wier levensdoel het vinden van de prins op het witte paard is, zoekt Brit naar echt contact en een baan die haar voldoening geeft.

Brit doorloopt de fases van een antropoloog op veldwerk: eerst wil ze dolgraag een ‘Audrey’ worden, ze past zich aan, ervaart het cultuurtje van binnenuit en wordt daadwerkelijk een van hen. Ze probeert koste wat het kost slank te worden en wil de uitjes met de redactie leuk vinden. Er moet iets heftigs gebeuren voor ze afstand kan nemen en zal inzien dat ze dit leven niet wil. In het geval van Brit zijn dat twee voorvallen: de ontmoeting met een model met anorexia en het zien van de documentaire Beperkt houdbaar van Sunny Bergman. Deze documentaire stelt onder andere het gebruik van de modebladen om modellen te photoshoppen aan de kaak.

Een hoogstaand literair werk is Klatergoud niet. De roman is wel een aanklacht tegen oppervlakkigheid en het heersende schoonheidsideaal. Daarnaast geeft de schrijfster op humoristische wijze een trap na aan haar vorige werkgeefster. Wie Miss Schrikbewind zag in de documentaire Beperkt Houdbaar en haar tegen Sunny Bergman hoorde zeggen: ‘ja, misschien ben jij heel onzeker’, kan bij dit boek alleen maar hardop lachen en denken ‘goed gedaan, Franke!’

 

Film / Films

Onweerstaanbare boot

recensie: The Boat that Rocked

Er valt genoeg aan te merken op The Boat that Rocked. Geen veelzeggend verhaal, te weinig diepgang, te schetsmatige personages, te lang. Het onweerstaanbare optimisme dat de film uitdraagt, zorgt er echter voor dat je die bezwaren al snel naast je neerlegt en meegaat in de heerlijke wereld die Richard Curtis in zijn tweede speelfilm heeft gecreëerd.

~

Er zijn van die projecten die bij voorbaat al bijna niet meer kunnen mislukken en The Boat that Rocked is daar een uitstekend voorbeeld van. Curtis, verantwoordelijk voor Blackadder, maar de laatste jaren vooral bekend geworden als autoriteit op het gebied van het schrijven van Britse romantische komedies (Notting Hill, Love Actually), wilde een film maken over Britse piratenzenders in de jaren zestig. Het was de bloeiperiode van de Britse rock-‘n-roll, maar de preutse BBC weigerde de muziek op de radio te laten horen. Miljoenen luisteraars zochten een uitweg naar de mateloos populaire piratenzenders die vanaf de Noordzee wel de muziek van The Kinks, The Who en Jimi Hendrix afspeelden.

~

Daarbij kreeg Curtis de hulp van een schitterende cast, met als opvallendste namen Philip Seymour Hoffman (de enige Amerikaan op de boot) en Bill Nighy, eerder erg komisch als bejaarde rockster in Love Actually. Ook de bijrollen, waarin onder andere Kenneth Branagh, Rhys Ifans en Nick Frost in te herkennen zijn, zijn uitstekend gecast en dragen bij aan  de zeer prettige sfeer die de film uitstraalt. Het verhaal, of wat daarvoor door moet gaan, draait om Carl (Tom Sturridge), die door zijn moeder om dubieuze redenen naar de boot van zijn peetvader Quentin (Nighy) wordt gestuurd, nadat hij van school is weggestuurd. Eenmaal aangekomen op de boot van Radio Rock, komt hij erachter dat zijn vader, die hij nooit gekend heeft, zich onder de knotsgekke dj’s op de boot bevindt. Zijn verblijf op de boot loopt parallel met de verwoede pogingen van de Britse overheid, onder leiding van minister Dormandy (Branagh), om Radio Rock te verbieden.

Verzameling sketches


Curtis’ achtergrond als sketchschrijver kwam zelden zo duidelijk naar voren als in The Boat that Rocked. De film bestaat in feite uit een verzameling sketches die slechts sporadisch worden afgewisseld met de verwikkelingen van Carl op de boot en het wel en wee van minister Dormandy. Daarmee is gelijk ook het zwakste punt van de film genoemd. Het merendeel van de sketches is erg geestig, maar de film is met zijn 129 minuten veel te lang om voortdurend te kunnen boeien. De film had daarom wel wat extra aandacht kunnen gebruiken aan de montagetafel.

~

Dat The Boat that Rocked toch leuk blijft, is naast de uitstekende acteurs en regie van Curtis, ook te danken aan de geweldige muziek. De makers hadden de beschikking over vrijwel alle belangrijke klassiekers uit de jaren zestig en maken daar optimaal gebruik van. Als de film even dreigt in te zakken, wordt de kijker al snel weer wakker geschud door de Rolling Stones of de Beach Boys. De muziek is een geweldige illustratie van de anarchistische en losbandige sfeer op de boot van Radio Rock én van de jaren zestig. Afgewisseld met sfeerbeelden van het vaste land, waar miljoenen Britten losgingen op de beste muziek ooit gemaakt, is The Boat that Rocked een film vol levensvreugde en optimisme, zoals we de laatste jaren gewend zijn van Curtis.