Boeken / Fictie

Wetenschap, primaten en poëzie

recensie: Jan Lauwereyns - Vloeistof en welvaart

Jan Lauwereyns is een geval apart, zoveel is duidelijk. De Vlaamse dichter en neuropsycholoog vertrok ooit naar Japan voor zijn geliefde, maar woont nu in Nieuw Zeeland. In het dagelijks leven doet hij onderzoek naar cognitieve en visuele impulsen bij ratten, omdat hij het niet meer over zijn hart kon verkrijgen om proeven met apen te doen. Hij is fysiek bijna totaal afwezig in de poëziescene van het Nederlandse taalgebied, maar de critici zijn onverdeeld enthousiast.

Vloeistof en welvaart is geen licht verteerbare bundel. Bij de eerste lezing is het vooral een aantal briljante oneliners die prikkelen om door te lezen, zoals: ‘Verdriet gaat in een nieuwe zomerjurk / over één nacht ijs op straat.’ Tegelijkertijd lijkt Lauwereyns in andere passages zijn best te doen om de lezer af te schrikken met hermetische regels als ‘Op zwartgeblakerde staven liggen batata’s / in hun paarse bikini te puffen. / Zeg, Johannes, wolf toch, / en zeg nou eens, / waar zit het, Ik? Systeem?’ Waar de niet-hardcore poëzielezer doodmoe zal worden van dit continue proces van aantrekken en afstoten, doet het voor de fanatiekere lezers zijn werk goed.

Liefde op het tweede gezicht
Juist de eigenaardige mengeling van lyriek en wetenschap, van meeslepende dichtregels en afstandelijke observatie, is onweerstaanbaar als je je er aan overgeeft. Zelfs van een tandartsbezoek weet Lauwereyns nog wat moois te maken: ‘Type-1-emoties uitgeschakeld, / hoor ik de blues van brekende golven / mij met lijzige riffen plaatselijk verdoven.’ Bij de tweede lezing van Vloeistof en welvaart begint bovendien nog een ander aspect naar de voorgrond te dringen, namelijk dat Lauwereyns’ poëzie naast wetenschappelijk én lyrisch vooral ook erg grappig is: ‘Zo’n theeceremonie heeft verdacht veel weg / van samen een kopje thee drinken.’ Met name in de gedichten waarin de drie paden elkaar kruisen, is hij op zijn best:

Gelukkig zijn we vocaal opmerkelijk vaardig
met zowat dertig verschillende kreten.

Straks komt een andere soort op hetzelfde idee

en na toevallig veel toevalligheden
is gelijk het hele paradijs er weer.

Een verwijzing naar een ‘verhakkelde medegorilla’ laat er geen twijfel over bestaan dat dit gedicht refereert aan de primaten waarmee Lauwereyns in het begin van zijn carrière proeven uitvoerde. Ironisch genoeg is het dezelfde gelijkenis met mensen die apen zo geschikt maakt voor neuropsychologisch onderzoek, die er destijds ook voor zorgde dat de dichter deze vorm van dierproeven in twijfel begon te trekken. Ethiek speelt in meerdere gedichten uit deze bundel een belangrijke rol, en krijgt vaak vorm in verwijzingen (paradijs, appels, slangen) naar de zondeval en het begin van de strijd tussen goed en kwaad.

Poëzie als therapie
Pas ná de tweede lezing van de bundel, als ik het omslag dichtsla en de merkwaardige foto van pootjesbadende mensen met op de achtergrond een (atoom)explosie goed bekijk, durf ik een poging te doen om de losse eindjes aan elkaar te knopen. Het lijkt alsof Lauwereyns in deze bundel drie stemmen met elkaar in verband probeert te brengen: die van de wetenschapper, de mens en de dichter. De eerste is objectief en deelt emoties in in type–1, type–2 en type–3. De tweede zet zijn vraagtekens bij het zwart-witte wereldbeeld dat de wetenschapper vertegenwoordigt en vraagt zich af wat een mens beter maakt dan een aap, of de ene bevolkingsgroep beter dan de andere. De derde verbindt de eerste twee door ze een taal te geven die meerduidig en veelstemmig is. Wat maakt dat Vloeistof en welvaart? Een filosofische verhandeling? Een therapiesessie? In ieder geval een bundel die uitnodigt tot lezen en nadenken. Minstens drie keer.