Boeken / Fictie

Radetzkymars als nieuw gespeeld!

recensie: Joseph Roth - Radetzkymars

Verrassend dat er opeens een gloednieuwe vertaling van Roths Radetzkymars (1932) uit de lucht kwam neerdalen. De eerste vertaling verscheen in 1981, de tiende druk in 2009, herzien door Elly Schippers.

Els Snick, in de lage landen onuitputtelijk bevorderaar van werk van Roth, waarvan het meest reportages die hij als journalist schreef, had kennelijk het idee dat een vertaling van Radetzkymars nóg beter kon. De roman wordt algemeen beschouwd als het magnum opus van Roth, waarmee dan meteen tekort wordt gedaan aan menig andere roman van hem, met name aan de even magistrale als deerniswekkende Job.

Hoog niveau

Het blijft een groot raadsel hoe Roth in zijn vijfenveertig levensjaren (1894-1939) zoveel en op zo’n hoog niveau bedacht en geschreven kan hebben, te meer omdat hij vele uren in teveel alcohol verdronken heeft. Zonder woonadres verbleef hij in hotels op heel wat verschillende plaatsen, dus veel treinreizen, ook voor zijn reportages in Frankrijk, waar hij na de Grote Oorlog, de Eerste, de aantrekkelijkste sfeer van vrijheid opsnoof. Waarschijnlijk was de wijn daar ook niet te duur.

Verbazingwekkend aan de taal en de schrijfstijl waarin Roth schreef is dat die beide helemaal geen verouderde indruk maken, vooral niet in de up-to-date vertaling van Els Snick. Om dat te illustreren hier de eerste zinnen uit de vorige vertaling (van Elly Schippers), die toen bewonderenswaardig leesbaar bleek te zijn. Die zinnen laten meteen al zien dat Roth geen lange zinnen maakte waar kortere volstonden. In het fragment komt ook goed uit hoe subtiel en compact met een vooruitwijzing meteen al een spanning wordt opgebouwd die er wezen mag.

Schippers

De Trotta’s waren van een jong geslacht. Hun voorvader was na de slag bij Solferino in de adelstand verheven. Hij was een Sloveen. Sipolje – de naam van het dorp waaruit hij afkomstig was – werd zijn predikaat. Het lot had hem tot een bijzondere daad uitverkoren. Zelf zorgde hij er echter voor dat latere tijden hem vergaten.

Op dit punt begint Snick verantwoord een nieuwe alinea (de lezer wordt naar de Slag bij Solferino gevoerd), Schippers gaat nog een eind door met haar eerste alinea. Nu hetzelfde fragment vertaald door Els Snick.

Snick

De Trotta’s waren een jong geslacht. Hun stamvader was na de slag bij Solferino in de adelstand verheven. Hij was Sloveen. Sipolje – de naam van het dorp waar hij vandaan kwam – werd zijn adellijke titel. Het lot had hem voorbestemd tot een heel bijzonder daad. Maar door eigen toedoen raakte hij in latere tijden in vergetelheid.

Aan de enigszins taalgevoelige lezer hoeft niet schoolmeesterachtig uitgelegd te worden waarin de kracht schuilt van de door Snick geleverde verschillen. Kort gezegd is zij helderder, compacter, spreektaalachtiger en subtieler.

Feest

Ook al heb je de vertaling van Schippers al eens gelezen, het is een feest om de roman in die van Snick zo’n vierhonderd bladzijden over te doen, te meer omdat de inhoud van het verhaal je niet meer zo precies voor ogen zal staan. Men leze in de fysieke boekwinkel de achterflap, je bent verkocht en het boek gékocht!

Film / Documentaire

Pijnlijk, maar nodig

recensie: Ida Does – Nieuw Licht: het Rijksmuseum en de slavernij]

In 2017 besloot het Rijksmuseum een tentoonstelling te wijden aan slavernij. Vreemd genoeg is dit nieuwswaardig, omdat het grote museum hier nog niet eerder een tentoonstelling over heeft gehouden. Het werd dus hoog tijd om aandacht te besteden aan dit belangrijke onderwerp in de Nederlandse geschiedenis, vond ook filmmaker Ida Does. Ze legde de totstandkoming vast van de tentoonstelling, die te zien is wanneer het Rijksmuseum na de lockdown haar deuren weer mag openen.

In Nieuw Licht volgt Ida de totstandkoming van de tentoonstelling. Alles van vergaderingen over de juiste woordkeuze tot bijzondere objecten en hun achtergrond komt voorbij. Aan de ene kant heeft het Rijksmuseum een toonaangevende status en is het goed dat dit museum aandacht besteedt aan het slavernijverleden. Aan de andere kant bestaat de trouwe klantenkring van het Rijksmuseum uit rijke witte mensen. Dat resulteert in een pijnlijk fragment: een welgestelde witte man met een ontzettende aardappel in zijn keel vertelt aan de zwarte Junior conservator geschiedenis Rijksmuseum moeite te hebben met de nieuwe terminologie. Daarmee doelt hij op dat het museum het tegenwoordig heeft over ‘tot slaafgemaakte mannen en vrouwen’ in plaats van ‘slaven’. De voorgenoemde Junior conservator, Stephanie Archangel, reageert beleefd op de man, op een manier die verraadt dat ze dit soort gesprekken wel vaker voert. Het gevoel van plaatsvervangende schaamte is al reden genoeg om de documentaire verplichte kijkkost te maken.

Rauw

Documentairemaker Ida Does vertelt over haar beweegreden voor het maken van Nieuw Licht: ‘Ik voelde aan dat deze tentoonstelling een belangrijk kantelmoment zou worden, niet alleen voor het museum, maar ook voor de Nederlandse geschiedschrijving.’ Het is goed dat ze het belang van deze gebeurtenis heeft vastgelegd en hopelijk is het inderdaad een belangrijk kantelmoment. Want na slechts twintig minuten bekruipt – na het moment van plaatsvervangende schaamte – nog een rauw gevoel: hoe absurd het eigenlijk is dat een documentaire als deze nodig is om uit te leggen waarom een tentoonstelling over slavernij zo belangrijk is.

Elitaire ontkenning

Het ontkennen, verdoezelen of wegwuiven van het slavernijverleden is iets waar witte Nederlanders goed in zijn. Dat is hoe we zijn opgegroeid, dat is hoe de maatschappij ermee omgaat en dat is hoe we naar kunst kijken. Maar zoals Taco Dibbits, Hoofddirecteur van het Rijksmuseum, goed zegt: ‘De maatschappij verandert. We zijn allemaal onderdeel van die maatschappij en het museum verandert daarom ook. Vroeger zeiden we: het is het museum van de elite, dus daar vind je niets over slavernij.’ Inmiddels is gebleken dat juist achter de kunst van de elite een hoop slavernijleed schuilt. Veel van de bestaande objecten in het museum bleken een slavernijverleden te hebben, waar tot nu toe nooit bij stil werd gestaan. Dat is een weerspiegeling van onze hele samenleving; er is maatschappelijk nog lang niet genoeg aandacht besteed aan het Nederlandse slavernijverleden. Voor wie anno 2021, in tijden van Black Lives Matter, zijn of haar blik wil verruimen – hopelijk is dat iedereen – is Nieuw Licht een goed handvat om dat mee te doen.

Nieuw Licht – het Rijksmuseum en de slavernij is te zien op 15 februari 20:25 uur, NPO2 (NTR) Herhaling: 16 februari 14:25 uur, NPO2 (NTR)

Muziek / Album

Indie-palet als gemengde bos bloemen

recensie: Indie update volume 3: Mina Tindle, CARM & Aaron Frazer

In deze derde editie van de indie-update presenteren we een pakketje muziek dat luistert als een gemengde bos bloemen. Met Mina Tindle horen we een singer-songwriter die in meerdere talen je oren streelt. We hebben CARM die filmisch blaast en Aaron Frazer die je de jaren zestig inzuigt.

Soms is het twijfelen of een album binnen het indie-genre valt. Maar als het label dat ze uitbrengt ze in die rubriek stopt dan ga je als recensent daarin mee. Deze ruiker aan geweldige muziek is daarom heel divers maar o zo heerlijk!

Mina Tindle

De uit Parijs afkomstige Mina Tindle wordt vergeleken met of is beïnvloed door Charlotte Gainsbourg, St. Vincent, Feist, François Hardy en niemand minder dan Nina Simone. Dat zijn geen misselijke namen en het legt de lat hoog. Inmiddels verhuisde Tindle naar Brooklyn. Ze is de echtgenote van Bryce Dessner van The National. Haar ontdekker is Sufjan Stevens die ook op één nummer van dit album Sister meespeelt en zingt. Zo horen we hem op ‘Give A Little Love’.

Het album is alweer een tijdje uit, maar verdient absoluut de aandacht omdat het toch dreigt uit te groeien tot een van de best bewaarde geheimen van 2020, dat bij sommige liefhebbers zomaar een plaatsje wist te veroveren in een of ander jaarlijstje. Wat misschien voor sommige luisteraars lastig kan zijn, is dat Tindle de ene keer gebruik maakt van de Franse taal om in het volgende lied doodleuk weer naar het Engels te schakelen. Dat vraagt voor iedereen, die de Franse taal niet machtig is, een aardig aanpassingsvermogen. Als je iedere gezongen tekst wenst te snappen ligt de lat natuurlijk hoog. Bij het liedje ‘Louis’ moet je sterk terugdenken aan ‘Complainte Pour Ste Catherine’ van het duo Kate & Anna McGarrigle. Dat is niet alleen vanwege de Franse taal maar ook zeker vanwege de sfeer die Tindle weet op te roepen. Natuurlijk gaat de vergelijking enorm mank, maar een geheugenflits is niet te onderdrukken. Het komt denk ik vooral door de dubbelzang en trekkende zanglijnen die Tindle ons laat horen.

Wie de muziekbeleving en melodie zijn werk laat doen, zal aan dit album van Mina Tindle veel fijne uren gaan beleven. Tindle’s stem en liedjes hebben een hoog feelgoodgehalte.

CARM

Het album van CARM heeft een hoog filmisch gehalte. Het grotendeels instrumentale werk roept vergelijkingen op met Ennio Morricone, maar ook met de industriële klanken van Yellow. C.J. Carmeiori is primair trompettist. We horen ook zeker invloeden van grote jazztrompettisten terug, al mag een vergelijking met klassieke muziek niet ontbreken. Denk ook aan Ibrahim Malouf in zijn trompetspel.

Pas in de vierde compositie, ‘Already Gone’, horen we  stembanden: de vocalen van Georgia Hubley en Ira Kaplan. In ‘Tapp’ horen we Shara Nova zingen, wat niet de meest toegankelijke bijdrage van het album oplevert door de verwarrende, fladderende trompetklanken. Op het album zien we ook een bijdrage van Sufjan Stevens, die we momenteel wel vaker tegenkomen in allerlei samenwerkingsverbanden. Ook meester Justin Vernon (alias Bon Iver) horen we zingen en gitaarspelen op de albumafsluiter ‘Land’.

Het grote instrumentale karakter van het album stelt de luisteraar wel op de proef. Het duurt bovendien wel enige luisterbeurten met betrekkelijk grote aandacht om het album op waarde te kunnen schatten. Dan blijkt het album ook niet voor elke stemming geschikt te zijn. Het kan soms snel op de zenuwen werken als de drive van het de instrumentale druk wordt opgevoerd.

CARM is een album dat zomaar een film zou kunnen ondersteunen. Na een aantal luisterbeurten ga je of van het album CARM houden, of kom je tot de ontdekking dat het een brug te ver is.

Aaron Frazer

Aaron Frazer is drummer en songwriter in Durand Jones & The Indicators. Met Introducing…. presenteert hij ons aan de start van 2021 zijn solo debuutalbum met een sterke gloed van de soul van de jaren ’50 en ’60. Vroege Motownklanken strelen je oren als de falset van Frazer klinkt. Het is niet verbazend dat Dan Auerbach verantwoordelijk is voor de productie van dit album als je de hoes checkt, maar het is wel verwonderlijk als je ervaart hoe glad dit album eigenlijk klinkt. Sommige muziekliefhebbers zullen door die productie het album als minder spannend ervaren. Anderen zullen het toch op waarde weten te schatten en genieten van de heerlijke stem van Frazer en zijn fijne composities, die je zomaar de jaren zestig intrekken.

Als je na beluistering van dit album teruggrijpt naar de albums van zijn (voormalige) broodheer, ontwaar je ook daar de stem van Frazer vanachter de drumkit. Altijd verbazingwekkend: een drummer die zingt! Het vergt een bijzondere ademhalingstechniek om de stokken met rake klappen neer te laten komen en verder zuiver te kunnen zingen. Frazer flikt dit net als Nel Peart (Rush) en Phil Collins (o.a. Genesis).

Liedjes eruit pikken bij dit album is nog een hele kunst. Er lijken namelijk geen zwakke momenten in het album te zitten. Alles is heerlijk op zijn tijd en past prima in het jasje dat Frazer zich heeft aangemeten op deze introductie. Soms weet Frazer zijn voorbeelden prima op te roepen in een vergelijking, zonder te kopiëren. ‘Lover Girl’ roept herinneringen op aan het nummer ‘Just My Imagination (Running Away with Me)’ van The Temptations maar is het gewoonweg niet. Luister ze maar achter elkaar. De liefhebber van dit soort muziek weet genoeg!

Boeken / Fictie

De zon schijnt letterlijk achter de wolken

recensie: De jongen die met wolken speelde - Franco Faggiani

De jongen die met wolken speelde: alleen al vanwege deze prachtige titel wil je het boek graag snel openslaan. De nieuwe roman van Franco Faggiani heeft niet enkel een mooi opschrift gekregen, maar ook de inhoud is weergaloos. Het belooft veel spanning en avontuur, dwars door de bergen van Zwitserland en Italië.

Een lichtend voorbeeld

De natuur en haar schoonheid spelen wederom een centrale rol in de nieuwe roman van de Italiaanse schrijver en journalist Franco Faggiani, die zelf lange, eenzame wandelingen door de bergen maakt. In roman nummero quattro reist het (onbedoeld) komische duo Filippo Cavalcanti en Quintino Aragonese met een tot de nok toe gevulde vrachtwagen met waardevolle kunst door het Zwitserse en Italiaanse gebergte om te ontkomen aan de grillige dictatuur van de nazi’s. Ze stuiten op het ene na het andere avontuur, maar helaas is ieder perikel van korte duur.

Hij wordt door zijn collega’s een ‘lichtend voorbeeld’ en ‘een van de zuilen van de Italiaanse archeologie’ genoemd: de tweeënzeventigjarige archeoloog Filippo Cavalcanti – welbekend in het internationale ‘archeologiewereldje’, zoals hij zelf meedeelt – krijgt op zijn oude dag nog een belangrijke missie voor de voeten geworpen. Professor Alberico Musmeci, die rond maart 1944 heult met de fascisten, draagt hem op om naar Bressanone af te reizen. Aldaar liggen waardevolle kunstwerken opgeborgen. Die moet Cavalcanti veilig en beschermd zien te transporteren naar Duitsland, alwaar ze tentoongesteld zullen worden. ´Geautoriseerde diefstal´ in de ogen van Cavalcanti, die deze kunstroof al sinds 1938 met lede ogen aanziet.

In Bressanone ontmoet Cavalcanti de bijdehante Quintino Aragonese, een geboren leugenaar en dief in hart en nieren. Cavalcanti vertelt mijn pijn in zijn hart dat hij de kunstwerken moet verschepen, waaronder zijn eigen vondst, die hij ´De jongen die met wolken speelde´ heeft genoemd (een verwijzing naar de jongen die de vondst van de sarcofaag met zijn dood moest bekopen). Ze besluiten samen dat de kunstwerken nooit in handen mogen raken van de Duitsers en vluchten met een vrachtwagen vol waardevol goed richting de bergen. Wat volgt, is een aaneenschakeling van akelige en ontroerende ontmoetingen. De ene keer hijsen ze zich in fascistenuniformen en doen ze zich voor als de Wehrmacht (Cavalcanti’s geringe kennis van de Duitse taal komt hen goed van pas) en de andere keer presenteren ze zich als onwetende partizanen.

Deze continue verkleedpartijen en leugentjes om bestwil zorgen in eerste instantie voor vermaak bij de oude en jonge compaan, maar als ze langzaam door hun voorraad heen gaan (iedere welwillende grenswachter of verhongerd kind krijgt namelijk een deel van hun voorraad) en langzaamaan beginnen te lijden onder de barre hygiënische omstandigheden, beginnen ze wel anders te piepen… Gaat het hen lukken om via de Zwitserse en Italiaanse bergen, de Apennijnen, te belanden in veiliger oorden (met als einddoel de Italiaanse hoofdstad)?

Rotvaart

Het verhaal dendert voort in een ‘rotvaart’; het is alsof je achterin de vrachtwagen meereist en bij iedere hobbel de lucht in geschoten wordt. Zó voelt het om dit boek te lezen. Je moet continu opletten. Voor je het weet, rijden de hoofdpersonages weer een nieuw dorp binnen, ontmoeten ze weer tientallen nieuwe mensen (van treiterende stiefvaders en monniken tot dwergen) en zitten ze alweer te speuren in hun landkaarten of ze wel op koers liggen. Het tempo van dit boek ligt zo hoog, dat één ding waar is: het verhaal verveelt nooit. De keerzijde van dit boek laat zich makkelijk raden: het is erg moeilijk om in te schatten waar de twee hoofdpersonages zijn aanbeland. Het is alsof je maar met een half oor naar een verhaal hebt geluisterd, terwijl je écht probeert om alles van a tot z mee te krijgen. Misschien doen de personages simpelweg iets te veel plaatsen aan en ontmoeten ze net iets te veel mensen. Had de auteur beter enkele plaatsen en gebeurtenissen kunnen uitkleden? Wellicht, maar zoveel tijd gunt de auteur zijn personages niet.

Jut en Jul

Over die personages gesproken… Faggiani heeft de meest tegenstrijdige personages uitgekozen voor deze roman. Door de niet zo soepele kennismaking tussen de twee, voelt professor Cavalcanti in het begin voornamelijk veel wantrouwen jegens de flierefluiter Quintino. Daar waar Cavalcanti wordt beschreven als een ware gentleman, een stijve, oude man, die niets moet hebben van achterdocht en leugenarij, is Quintino een praatgrage, energieke man die zijn hachje bij elkaar steelt. Juist doordat deze twee figuren zó anders in het leven staan, krijgen hun gesprekken een komische lading. Quintino moppert geregeld om de ietwat bekritiserende of angstige houding van zijn metgezel. Door dat voortdurende gekwebbel tussen de twee, wat vooral geïnitieerd wordt door Quintino, lijkt het wel of je opgescheept zit met Jut en Jul. Toch gaan hun gesprekken ook over serieuze zaken. Zo verlangt Quintino terug te keren naar het eiland Ischia, een prachtig, groen ogend eiland in de baai van Napels, waar hij opgroeide in en rondom de villa Capovento. Die aan het water gelegen villa is in handen van donna Vittoria, die alle grote meesterwerken naschildert en ze voor een niet al te geringe prijs verkoopt met de hulp van Quintino.

Bella Italia

Hmm, bella Italia… Je ziet bijna alle fantastische reisadvertenties over Italië voor het geestesoog verschijnen als je dit hoort. En dat is nu zo knap aan de schrijfstijl van Faggiani: hij heeft zo’n gedetailleerde schrijfstijl, dat je het gevoel hebt dat je deel uitmaakt van de reis. Je voelt de zonnestralen op je neerkomen, je hoort de kabbelende beekjes en de angst vliegt je om het hart wanneer je leest over de gevaarlijke wegen waarover de twee rijden. Zo vlot schrijven en dan tóch nog weten om een heel precies beeld te scheppen van de omgeving: het is alsof Faggiani zelf de archeoloog is, die ons een kunstwerk laat opgraven. Helaas is deze roman ook weer geen plaatsvervanger voor alle – momenteel – uitgestelde reizen: daarvoor is de aanwezigheid van de Tweede Wereldoorlog en haar nasleep in Italië toch te nadrukkelijk aanwezig.

Dit boek is vooral te definiëren als een fijne ’tussenroman’ (een roman die je tussen twee boeken leest ter afwisseling), waarvoor interesse in archeologie en/of kunst geen vereiste is. Het is een verhaal dat voortborduurt op een continue spanning en tevens meer laat inzien over het Italië onder het grimmige bewind van Benito Mussolini. Maar weet, best lezer: ook hier zal de zon achter de wolken gaan schijnen.

Boeken / Fictie

Van der Vlugt heeft er kaas van gegeten

recensie: De kaasfabriek - Simone van der Vlugt

De kaasfabriek, de nieuwe historische roman van Simone van der Vlugt, is de kroon op haar schrijversjubileum. Maar liefst 25 jaar lang trakteerde ze haar lezerspubliek op bloedstollende thrillers, jeugdboeken en historische verhalen. Ditmaal siert de auteur zelve de voorkant van het boek: ze ging in negentiende-eeuwse klederdracht op de foto om – vermoedelijk – in de huid te kruipen van haar protagoniste, de eveneens sterke vrouw Lydia. De kaasfabriek is één heerlijke ´fondue´, waarin allerlei smaken rond wemelen. Van bittere rouw tot zoetsappige liefde.

Deze roman telt niet één, maar zelfs twee dappere, vrouwelijke hoofdfiguren: Lydia Oorthuys en haar dochter Eleonora (kortweg ´Nora´). Hoewel ze beiden opgroeien in totaal verschillende periodes (1892 versus 1913), blijkt dat er voor vrouwen in beide periodes nog flink wat winst valt te behalen. In juli 1892 is Lydia een jonge, rijke wees van adellijke afkomst en besluit ze om een kaasfabriek op te starten in de buurt van haar buitenhuis Welgelegen in Purmerend, iets waar haar vader zich mee bezighield voor zijn dood. Ze stuit al snel op een compagnon: de boer Huib Minnes, geboren en getogen in Purmerend. Een man weliswaar, aangezien vrouwen in die tijd niet eens een eigen rekening konden openen, laat staan autorijden of stemmen tijdens de Tweede Kamerverkiezingen. De nauwe samenwerking drijft de jonge aristocrate in de brede armen van de – eveneens verweesde – boer, met zijn woeste, bruine krullen. De samenwerking tussen Huib en Lydia blijkt al snel héél vruchtbaar. Na korte tijd is Lydia zwanger en twijfelt ze of ze het kind moet houden. Ze vreest dat ze met haar bastaardkind niet langer welkom zal zijn in de hoge, sociale kringen van Amsterdam én daarbij: hoeveel kan ze het kind bieden op De Purmer, de kaasfabriek van Lydia en Huib?

Enkele jaren later, in november 1913, staat Europa aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog. Lydia´s dochter is uitgegroeid tot een verwende jongedame die haar eerste ontdekkingen doet op het gebied van de liefde. Al snel dienen de eerste vrijers zich aan en dingt de Belg Ralph Reymaekers naar haar hand. In eerste instantie weifelt Nora, maar na een fikse ruzie met haar moeder, besluit ze om zich in dit huwelijk te storten. Nora verhuist met haar echtgenoot naar Antwerpen, alwaar het prille geluk van de tortelduifjes in duigen valt. Ralph blijkt grootse geheimen te hebben en de ontrafeling daarvan leidt ertoe dat Nora levensbepalende keuzes moet maken, terwijl de Duitse kogels en granaten haar letterlijk om de oren vliegen.

Geschiedenisles

Het bovenstaande toont aan dat Van der Vlugt wederom verschillende belangrijke historische gebeurtenissen met elkaar weet te verweven: de eerste feministische golf (ook belangrijke feministische figuren passeren de revue), de Eerste Wereldoorlog, verboden liefde, de standenmaatschappij, de uitvinding van de stoommachine en radioactiviteit, de industrialisatie en ga zo maar door. Keer op keer weet de schrijfster de lezer te boeien, omdat er telkens weer nieuwe zijpaden ontstaan in het verhaal. Nieuwe personages en nieuwe verhaallijnen volgen elkaar in steeds hoger tempo op. Dit deed de schrijfster eerder al in Nachtblauw, een roman over het ontstaan van het Delfst blauw en hoofdpersonage Cathrijn zowel meesterschilder Rembrandt van Rijn als Johannes Vermeer ontmoet. Zo komen de personages in De kaasfabriek onder andere met Marie Curie in aanraking. Die ontmoetingen geven, ondanks het feit dat ze wel heel onwaarschijnlijk lijken, het boek juist iets reëels. Tevens benadrukken deze personages de tijdsgeest waarin Nora en Lydia leven. Een tijd waarin de technologie nog in de kinderschoenen stond en het haast opmerkelijk was dat vrouwen mannen in hun werk konden evenaren of zelfs overstijgen.

Vrouwelijke opmars

Gezien alle verwikkelingen in het boek, is het bijna verrassend dat Van der Vlugt het boek De kaasfabriek heeft genoemd. Naarmate de tijd in het boek verstrijkt, lijkt die immers een ondergeschikte plek te krijgen. Het draait meer om de ingewikkelde familierelaties in het boek en de worsteling om los te komen van de denkbeelden die je al van vroeg af aan zijn aangepraat of jou worden opgedrongen door de maatschappij waarin je leeft. De kaasfabriek staat vooral symbool voor de vrouwelijke opmars. De kracht van een vrouw, die van moeder op dochter wordt doorgegeven.

Literaire eenvoud

Hoewel het boek vele personages kent, wordt het verhaal nooit complex. Personages worden zo vertrouwd beschreven en zozeer uitgekleed, dat je gemakkelijk meegaat in hun belevingswereld. Zo is ook de schrijfstijl verre van ingewikkeld. Van der Vlugt bedient zich van simpel taalgebruik en weet in alle eenvoud haar verhaal aan de man (én vrouw) te brengen. Verwacht van deze schrijfster geen literaire hoogstandjes of gegoochel met allerlei stijlfiguren en omslachtige zinnen vol details: inhoud gaat hier boven taal. Die afwezigheid van figuurlijk taalgebruik, zorgt ervoor dat je met gemak door 384 pagina´s heen slaat. Dat gaat overigens met zoveel gemak dat het einde zich nogal abrupt aandient. Op het einde boort Van der Vlugt alle hoop de grond in en blijf je met vragen zitten. En juist die vragen zorgen ervoor dat meer kennis over deze fascinerende periode lokt. Hoe zou het échte mensen, echte vrouwen, zoals Nora en Lydia zijn afgegaan? Het antwoord daarop weten we deels: in 1922 kregen de vrouwen in Nederland het kiesrecht, waar enkelen zo hard voor hadden gevochten.

Kortom, ook deze historische roman is weer een rijke vertelling. Van der Vlugt is de ideale geschiedenisdocent: alle gebeurtenissen rondom de Eerste Wereldoorlog worden opgediend en opgesmukt met romantiek. Dit zorgt ervoor dat je haast omstander wordt van deze oorlogsjaren: het is een zoveel persoonlijker inkijkje dan elk non-fictief boek over de Eerste Wereldoorlog je kan geven. En dát, dat is de magie die de historische verhalen van Van der Vlugt omhult.

Muziek / Album

Eerste indie-releases 2021

recensie: Still Corners, Clap Your Hands Say Yeah en Kiwi Jr.

Indiemuziek is net zo’n stroming als Americana; er kan zoveel onder gevat worden dat je er duizelig van wordt. In deze tweede editie gaat het ook weer alle kanten op, maar altijd heel smaakvol en van hoge kwaliteit. Deze keer de nieuwe albums van Still Corners, Clap Your Hands Say Yeah en Kiwi Jr.

Ga er maar even rustig voor zitten, want het zijn allen pareltjes en ondanks dat er geen debuutalbum bij zit, zullen ze voor velen toch helemaal nieuw zijn. Een enkel album steekt met kop en schouders boven het maaiveld uit. Wat vooral bovenaan staat, is de hoge kwaliteit van deze eerste releases van het jaar.

Still Corners

Het album van Still Corners draait al weken rondjes in de cd-speler bij 8WEEKLY. Het bandje is niet helemaal nieuw, maar voor onze redactie is het een eerste kennismaking. En waar moeten we muzikaal dan allemaal aan denken? Een kolkende mix van Dire Straits, The Doors, Yazoo en wat hoor ik nog meer in dit album, dat ondanks haar invloeden klinkt als iets totaal eigens? Onwillekeurig is bij de wat off-toneklanken in sommige nummers een herinnering aan Twin Peaks niet ver weg.

Still Corners slaagt erin om naast het oproepen van veel referenties uit het muzikale herinneringsbrein vooral iets volstrekt nieuws te maken. Een album dat na ontvangst vlak voor kerstmis 2020 bijna niet uit de cd-speler te houden is. Steeds weer wil je The Last Exit opnieuw horen.

Clap Your Hands Say Yeah

Het bandje Clap Your Hands Say Yeah heeft met het album New Fragility opnieuw de aandacht van de verzamelde muziekpers weten te trekken. Na het debuut uit 2005 zijn ze een beetje van de radar verdwenen bij uw recensent. Toch is dit nieuwe album al het zesde album in successie. Het vorige werkstuk dateert uit 2017 en droeg de titel The Tourist. De gerenommeerde site Allmusic.com laat de hoge kwaliteit van alle albums in de waarderingen zien, waarbij het album uit 2014, Only Run, er net bovenuit lijkt te steken. Reden genoeg om deze later ook nog eens te checken.

Maar wie onbevangen naar dit nieuwste album luistert, kan zeker niet om de alom vertegenwoordigde kwaliteit van de liedjes en de uitvoering heen. De leadzanger Alec Ounsworth heeft een klaaglijke stem, die soms zeurderig en licht naast de toon klinkt. . ‘Mirror Song’ voelt eerst lange tijd als een pianoliedje, dat uitsluitend gedragen wordt door pianoklanken, voordat eerst een akoestische gitaar en niet veel later een heel orkest wordt toegevoegd, om vervolgens weer terug te keren naar de pianobegeleiding. Als we het cd-hoesje mogen geloven zal dat liedje het eerst liedje zijn van de b-kant van de vinyluitvoering. Het ‘CYHSY, 2005’ dat volgt zit vol dissonante strijkers, wat een licht unheimisch gevoel geeft.

Kiwi Jr.

Het album Cooler Returns is het tweede album van het gitaarbandje Kiwi Jr., dat al bij de openingsklanken van het album met het nummer ‘Tyler’ meteen doet denken aan Oasis. Een slechtere vergelijking had natuurlijk gekund. Het Canadese bandje opereert momenteel vanuit Toronto, maar is opgericht in Charlottetown, Prince Edward Islands. Het kwartet werd in 2015 opgericht.

De dertien liedjes van het album klinken allen even fris en passen goed in de britpoptraditie. Het uptempogehalte van de composities is groot. De liedjes zijn vaak lekker puntig en hebben een fraaie kop en staart. Luister in dat kader bijvoorbeeld naar ‘Domino’, waar een heerlijk slot aan zit waardoor het liedje echt helemaal af is.

Wie op zoek is naar een opvolger van Oasis uit vervlogen tijden kan zich prima muzikaal laven aan dit album van Kiwi Jr., maar dan zonder het gevoel in het verleden terechtgekomen te zijn. Het traditioneel opgebouwde bandje met zang, gitaar, bas en drums weet met haar liedjes het hart sneller te laten kloppen en de zon te laten schijnen. Ook horen we wat piano- en orgelklanken voorbijkomen, waardoor er meer dan voldoende afwisseling in de instrumentatie te horen is. Kiwi Jr. is gewoon een lekker bandje met een fijn, zonnig album onder de titel Cooler Returns.

Gamut
Muziek / Album

Waar het leven vol van is

recensie: Gamut! - UT
Gamut

Het Finse Ensemble Gamut! wast ons op hun debuut cd UT de oren. Zij bewandelen nieuwe wegen. Op die manier leren we anders te luisteren naar oude, voornamelijk middeleeuwse muziek, naar verwante volksmuziek uit Finland en Estland en naar improvisaties en flarden jazz. Deze stijlen vloeien in elkaar over en gaan een gesprek met elkaar aan.

Het titelwoordje ‘UT’ verwijst niet alleen naar de eerste noot van de toonladder in de middeleeuwse muziektheorie, maar ook naar het Zweedse woord voor buiten zijn of naar buiten gaan, alleen, zonder iemand anders. De muziek werkt zo introspectief.

Op reis

Wat we gaandeweg deze cd al luisterend doen, is op reis gaan met het ensemble. Niet alleen op reis door diverse eeuwen en landen (van het Iberisch schiereiland tot het hoge Noorden),  maar vooral op reis langs verschillende levensstadia en de daarbij behorende verlangens en emoties. Of liever gezegd: verschillende emoties vallen vaak over elkaar heen, als de lagen verf op een schilderij. De donkerte van verdriet, pijn en gemis wordt op deze cd niet geschuwd.

Neem nu het laatste nummer op de cd, een volksliedje uit Oost-Finland. Het roept op om te dansen, te zingen en elkaar lief de hebben, maar tegelijk valt er een waas van verdriet overheen die kruipt in de vele rusten die de melodie kent. Heel eenvoudig, en daarom des te indrukwekkender wellicht:

Medleys

Een paar nummers terug op de cd (track 9) horen we een medley, ingetogen en schrijnend. Deze bestaat uit een Cantiga uit de beroemde verzameling Cantigas de Santa Maria, toegeschreven aan Alfonso X El Sabio, een Ests wiegeliedje en een stukje volkspoëzie uit de negentiende eeuw. In het eerste gedeelte bezingt Maria het lijden van haar Zoon, in het volksliedje wandelt de zanger over de weg van zijn/haar geliefde die er niet langer meer is en het Estse wiegenliedje gaat over een overleden kindje.

Er staan ook opzwepende nummers op de cd, of muziek die ademt en van kleur verschiet, zoals het eerste nummer, de combinatie van een Cantiga (dertiende eeuw) en een Finse volksmelodie. Het begint rustig, wordt daarna onrustig om weer rustig te eindigen. Aan het begin horen we donkere klanken, in de lage registers van de instrumenten. Gaandeweg komen de hogere registers aan het bod, en klimt het naar licht. De stem wisselt van voor- naar achtergrond en weer terug om uiteindelijk in het niets te verdwijnen. Het is een lied dat bidt om God, een lied waarin het verlangen wordt geuit naar vrede. Hoe actueel wil je het hebben:

Het ensemble

Dit zijn zomaar een paar voorbeelden van deze debuut-cd, waarop de musici optimaal op elkaar zijn ingespeeld, naar elkaar luisteren, subtiel op elkaars spel reageren en gelijkwaardig zijn aan elkaar. De arrangementen zijn van de ensembleleden, die soms lege plekken in een manuscript in alle bescheidenheid hebben ingevuld.

Het ensemble bestaat uit vier musici: Aino Peltomaa (zang, middeleeuwse harp, klein slagwerk), Ilkka Heinonen (jouhikko, een Finse lier, tenorvedel en G-violone), Juho Myllylä (blokfluiten en elektronica) en Marianna Henriksson (klavecimbel). Een rijke achtergrond aan betekenissen én een rijke, gevarieerde bezetting dus. De naam van Ensemble Gamut! komt uit een middeleeuws muziektraktaat van Guido van Arezzo, daarnaast betekent het tevens ‘kleurenreproductie’ en ‘vrienden’ in het Fins. Ook zit er verwantschap in naar ‘kamu’, steno voor kansanmusiikki (Finse volksmuziek).

Wie zei er iets over de donkere middeleeuwen? Ensemble Gamut! brengt er, als een stel schilders, strepen licht in aan. En dat niet alleen. Zo’n middeleeuwse dubbelblokfluit bewijst ook maar weer eens dat het niet pas de Renaissance was waarin werd teruggegaan naar de Griekse oudheid met zijn aulos (dubbelfluit), maar dat dit al in de middeleeuwen gebeurde.
Kortom: dit is muziek die smaakt naar meer!

Muziek / Album

Americana op veel manieren

recensie: Americana update volume 9: Bootleg Betty, The Mystix & Su Andersson
platenlabels

Americana komt deze keer weer aan bod uit vele landen. Zo hebben we allereerst de Nederlandse band Bootleg Betty. De Amerikaanse band The Mystix met tal van gasten komt langs. En we gaan naar Zweden met Su Andersson. Ook muzikaal verschillen de drie binnen het genre.

Wat is het toch heerlijk om binnen het Americanagenre te zoeken naar verschillen maar ook naar overeenkomsten. Het genre is zo breed dat het soms verwonderlijk is dat al die verschillen binnen één muziekgenre te vatten zijn. Ook in deze negende editie is de variatie heel groot.

Bootleg Betty

Het dameskwintet Bootleg Betty maakt een aanstekelijke soort muziek, die referenties oproept aan het geweldig gekke damescollectief Katzenjammer uit Scandinavië, dat we als 8WEEKLY jaren geleden spotten op Eurosonic in Groningen. Hopelijk houdt dit Nederlands collectief langer stand, zodat we als muziekliefhebbers nog lang kunnen genieten van muziek zoals op dit debuut: Soul Searching. Voor wie Katzenjammer niet kent is natuurlijk wel enige uitleg op zijn plaats. Bootleg Betty maakt muziek, die we wellicht in de soul en vooral in de rootsmuziek moeten duiden, met een enorme drive en lol in het musiceren. Alle vijf dames zingen samen zodat we met regelmaat een fijne samenzang horen. Karlijn Wolsing neemt naast de toetsen ook de leadzang voor haar rekening. Vanaf het eerste liedje zet de band het feestgevoel aan. ‘Seven Sins’ spreekt over een vurige en totale liefde om in te verdrinken. Bij het daaropvolgende ‘Mocking Bird’ nemen de dames in het tempo even het gas een beetje terug, maar van een echte ballad is geen sprake. Dit is tevens de tweede single, die van het album is getrokken.

Het album van Bootleg Betty hunkert ernaar veel gedraaid te worden in de cd-speler, maar ook zeker naar een live-uitvoering op een podium. De maatregelen maken het helaas lang wachten tot we deze dames in levenden lijve kunnen gaan bewonderen. Tot die tijd koesteren we dit fijne album!

The Mystix

Met Can’t Change It heeft the Mystix een album gemaakt dat je of direct kan bekoren of je als luisteraar snel links laat liggen als de zangstem van de leadzanger je niet aanspreekt. De indringende en soms rollende zang met een lichte tremor kan afstoten, maar ook aantrekken. Instrumentaal en qua sfeer zit deze blues-rock met countryrandje heel solide in elkaar. In een aantal liedjes krijgt de band hulp van North Mississippi Allstars en één met Charlie McCoy. Vooral de eerstgenoemde band zal velen het hart sneller doen kloppen en meteen skippen naar ‘Jumper On the Line’, dat zelfs in twee versies te vinden is op dit album.

Maar laten we niet te vlug door het album heen schieten, want dan zouden we zomaar ‘Ain’t Gonna Cry’, dat als tweede liedje op de cd te vinden is, kunnen missen en dat zou heel zonde zijn. Deze slow blues gevatte melodie is een echt pareltje.

De studiomuzikant Charly McCoy speelt gitaar op ‘Bottle of Whiskey’. McCoy speelde met vele groten, waaronder Bob Dylan, Al Kooper, Gordon Lightfoot, Paul Simon, Joan Baez en Leon Russell, om de lijst niet te lang te maken.

Mocht je in eerste instantie twijfels hebben over de kwaliteiten van The Mystix en toch tot hier aangeland zijn bij de eerste beluistering, dan zul je de zang steeds meer gaan waarderen, zeker in combinatie met de kwaliteit van de composities.

Su Andersson

De naam Su Andersson zal bij velen geen belletje doen rinkelen. Ook bij 8WEEKLY was deze dame tot op heden een grote onbekende. Maar bij beluistering van haar fijne stem met een vleugje van de klank van Chrissie Hynde (The Pretenders) neemt de waardering voor haar liedjes snel toe. Een iets minder bekende referentie is wellicht die naar Edie Brickell. Of het die referentie is die de aandacht vraagt of de sterke liedjes op zich is natuurlijk moeilijk te scheiden van elkaar.

Andersson komt uit Zweden; toch gaat haar album Train Movies over een treinreis die ze door de USA maakte langs een 15-tal staten. Referenties naar grote singer-songwriters als Janis Ian, Joni Mitchell en ook Dusty Springfield rinkelen in het rond. Instrumentaal valt op dat we met regelmaat prachtige celloklanken horen, gespeeld door Maja Molander, maar we horen verder een breed palet aan instrumenten, zoals piano, orgel, contrabas, harmonica en lapsteel, naast de standaard instrumenten

Door sommige critici wordt dit album van Su Andersson gezien als een van de mooiste van het bizarre jaar 2020. Het liedje ‘A Bunch of Flowers in San Francisco’ werd begin september losgelaten op YouTube. Het album Train Movies van Su Andersson verdient zeker en vast nog een breder bereik.

 

Film / Films

Stugge grootvader laat zich niet uit zijn veld slaan

recensie: M. Manikandan - The last farmer (IFFR)

Met stramme benen staat Maatandi op uit zijn bed, een hangmat in de open lucht. Hij laat zijn kippen scharrelen en aait liefdevol zijn twee runderen. Met de zonsopgang wordt de rest van de natuur wakker en Maatandi leidt zijn ossen naar de akker om het veld te ploegen. Het landschap is arcadisch, de beelden zijn idyllisch en Maatandi lijkt helemaal in zijn element, tot zijn geitenhoudende buurjongen luidkeels belt op zijn mobieltje en zo de natuurlijke rust verstoord.

En daarmee is de toon meteen gezet. De schoonheid van het eenvoudige boerenleven wordt bedreigd door allerlei moderne uitvindingen die het vrome leven met en in de natuur ondermijnen. Op de markt kan Maatandi, die ver in de tachtig is, alleen nog maar gemodificeerde tomatenzaden kopen die zelf geen vruchtbare nakomelingen zullen krijgen. En één voor één hebben de andere boeren in het dorp het land van hun voorvaderen verkocht aan een projectontwikkelaar. Maar dan slaat de bliksem in de heilige boom van het dorp: een duister voorteken van de lokale goden, dat alleen afgewend kan worden met een bijzonder ritueel dat al vijftien jaar niet meer is uitgevoerd. 

Iconische superheld

Als de laatste, stugge boer van het dorp is Maatandi de enige die kan zorgen voor dit graanoffer. De geïdealiseerde, zwijgzame Maatandi neemt deze plicht zonder veel morren op zich. De film, die bijna twee en een half uur duurt, neemt de tijd om te laten zien hoeveel zorg Maatandi heeft voor zijn akker. Zo word je met elk detail verder getrokken in de wereld van Maatandi. De enige machine die hij gebruikt is de waterpomp en hij proeft zelfs het voer voor zijn ossen om zeker te zijn van de kwaliteit. Het personage is zo iconisch als een superheld en kent eigenlijk geen gebreken. Nou ja, hij hoort misschien niet meer zo goed als vroeger. Nallandi, de acteur die hem speelt, hoeft maar weinig te doen. De diepe groeven van de tijd in zijn gezicht vertellen eigenlijk het hele verhaal. Hij lijkt de rol meer te leven dan te spelen. Het lijkt goed te gaan met de akker, maar dan slaat het noodlot toe: Maatandi wordt beschuldigd van de moord op een heilige pauw en gevangen gezet. Hij moet erop vertrouwen dat zijn klungelige kleinzoons en een breedbesnorde agent zich het traditionele boerenleven in rap tempo eigen kunnen maken, voordat de oogst mislukt en het ritueel faalt. 

Andere wereld

The Last Farmer (M. Manikandan, 2021) is een moraliserende, antimoderne film die een kritische blik werpt op de maatschappelijke ontwikkelingen in India en pleit voor een terugkeer naar de oude, bijna verloren tradities. De conservatieve thema’s hebben ook een actueel ecologisch tintje: door de aanhoudende droogte is het boerenleven niet meer zo winstgevend als dat het ooit was. Maar ondanks de zware boodschap is The Last Farmer een vitale film. De fictieve wereld wordt met veel liefde en oog voor detail opgeroepen en er is meer dan genoeg luchtigheid om het melodrama af te wisselen. Daarmee biedt The Last Farmer precies waar je op hoopt bij een IFFR-film: een andere wereld om naar te kijken en een andere manier om naar de wereld te kijken. 

The Last Farmer is van 3 tot 6 februari te zien tijdens de online editie van het IFFR.

Film / Documentaire

Ere wie ere toekomt

recensie: Julien Faraut - Les Sorcières de l’Orient (IFFR)

Een groepje vrouwen dat zich na het werk in een textielfabriek in sportkledij hijst om een potje te volleyballen, blijkt een gouden combinatie met een inhumane coach. Het duurt even voordat Les Sorcières de l’Orient op gang komt. Dat is jammer, want het bijzondere van het verhaal wordt later – wanneer er wat meer vaart in zit – des te duidelijker. Julien Faraut regisseerde in 2018 de documentaire John McEnroe: In the Realm of Perfection en schijnt met Les Sorcières de l’Orient wederom de spotlight op een bijzonder moment in de sportgeschiedenis.

Beelden van keurige oude dames die op fluistertoon converseren worden afgewisseld met een mix van futuristische muziek, oude opnames van trainingen en anime fragmenten. Want wanneer het damesteam hoger en hoger in de top terecht komt, worden de volleybalsters vastgelegd als deze schattige tekenfiguren. De diverse anime verhalen hebben allemaal dezelfde insteek: de strenge coach beult de schattige meisjes af. Zelfs voor de Japanse cultuur en werkethiek werden de trainingen als intens gezien. Toch reppen de volleybalsters zelf geen slecht woord over de coach. Ze waren bijna net zo gedreven als de oud-commandoleider die tijdens de Tweede Wereldoorlog met zijn troepen in de jungle wist te overleven. De keiharde trainingen maken van dit onbekende clubje vrouwen landelijke lievelingen en kanshebbers voor wereldtitels en gouden medailles. De ‘heksen uit de Oriënt’ móeten wel bovennatuurlijke gaven bezitten om tegenstanders als de USSR te verslaan.

Nationale trots

De eerste twintig minuten van de documentaire kijken door de traagheid en het herhalen van dezelfde beelden wat lastiger weg. Wat er op het spel staat, wordt echter steeds duidelijker. Ook wordt er meer en meer van het damesteam gevraagd. In een tijd waarin Japan kampte met een slecht imago, rust er druk op de volleybalvrouwen om het land weer wat trots te geven. Helemaal als op de Olympische spelen van 1964 blijkt dat de gouden plak voor judo, een sport door de Japanners zelf geïntroduceerd, naar de Nederlandse Anton Geesink gaat.

Vermakelijk schouwspel

Waar in het begin de afwisseling van filmbeelden en anime wat onwennig is, groeit de samenhang naarmate het verhaal vordert. Tegen de tijd dat de echt spannende wedstrijden worden verslagen, valt het bijna niet meer op dat de shots van het publiek en de coach getekend zijn. De rest van de honderd minuten durende film bevat alle ingrediënten voor een vermakelijk verslag, ook voor iemand die geen volleybalfan is. Julien Faraut weet op een eigenzinnige manier dit bijzondere schouwspel uit de sportwereld te halen en als een mooie film neer te zetten.

Les Sorcières de l’Orient is vrijdag 5 februari te zien tijdens de online editie van IFFR.