Muziek / Album

Verslavende popmuziek die tegen jazz aanschuurt

recensie: Lambchop - Mr. M

Lambchop werkt met Mr. M verder aan zijn rijke oeuvre. Het album vormt een nieuwe aflevering in hun kwalitatief hoogstaande werk. Niks nieuws voor de fans. Mr. M is gewoon een uitstekend vervolg.

Lambchop maakt popmuziek die tegen jazz aan schuurt. En hun muziek lijkt haast wel besmettelijk. Iedereen die eenmaal het Lambchop-virus te pakken heeft, komt daar maar moeilijk van los. Als de stem van Kurt Wagner en de melodieën van Lambchop je eenmaal betoveren, is er geen ontkomen meer aan. Ook het nieuwe album Mr. M moet je wel weer gaan luisteren.

Crooner

~

Mr. M start met strijkers in het openingsnummer ‘If Not I’ll Just Die’ en je verwacht elk moment de stem van Frank Sinatra. Het album zet je direct op het verkeerde been, want het is niet de stem van ‘the Voice’ die je hoort, maar de warme crooner stem van Wagner die de oren streelt. De tweede compositie ‘2B2’ heeft gelukkig een wat andere signatuur; Mr. M is daarmee dus geen typisch crooner-album. Voor de fans is het inmiddels duidelijk dat dit een echt Lambchop album is. Wie bijvoorbeeld de Britse band Tindersticks net wat te somber vindt, kan prima terecht bij Lambchop. Niet alleen omdat Wagners stem aanzienlijk hoger is dan de donkere stem van Stuart Staples, maar ook omdat de melodieën van Lambchop een wat lichtere, lente-achting uitstraling hebben. Lampchop mixt dan ook country (noir) met jazz, folk en alternatieve rock tot een eigenzinnige cocktail. Het tempo van het album ligt altijd aan de lage kant met af en toe een kleine versnelling.

Gewoon weer goed
Eigenlijk zou het album de titel dragen van het vierde nummer ‘Mr. Met’, maar dat mocht vanwege auteursrechtelijke redenen niet. ‘Mr. Met’ is namelijk ook de naam van de mascotte van het Amerikaanse basketbal team New York Mets, vandaar nu de afkorting. Bij vlagen wordt de muziek op Mr. M steeds filmischer: de zang verstomt en de melodie waaiert langzaam over de luisteraar alsof het de soundtrack is van een natuurfilm. Is dit album nu beter, anders of slechter dan wat we hiervoor in de rijke discografie van Lambchop terugvinden? Het antwoord: dit album is gewoon weer een vier sterren album. Ze zullen er geen andere fans mee winnen door een andere, opvallende weg in te slaan. Maar soms hoeft dat ook niet en is ‘gewoon steengoed’ genoeg. Hooguit komt er ooit nog een vijf sterren album uit van deze band.

Wees gewaarschuwd: als dit je eerste Lambchop-plaat wordt, wil je ongetwijfeld de hele discografie bezitten. Hun albums zijn nu eenmaal stuk voor stuk verslavend.

8WEEKLY MediaPlayer
Boeken / Fictie

Vriendschap herdacht

recensie: Arthur Umbgrove - Hotel Sofia

In Hotel Sofia wordt de vriendschap belicht tussen de stervende Harold, acteur Jules, depressieve Wilbert en extreem ordelijke Adriaan. De vriendschap ontstond in hun studietijd in Groningen en heeft weliswaar kort bestaan, maar krijgt 28 jaar later weer betekenis.

Hotel Sofia is de derde roman van Arthur Umbgrove, onder andere bekend als stand-upcomedian en zanger. Het thema van de Boekenweek (vriendschap en andere ongemakken) lijkt wel bedacht voor deze roman, waarin de ongemakken al in de vriendschap zijn ingebakken. Zo leeft Harold bijvoorbeeld voor de vriendschap, terwijl Jules meer oog heeft voor zijn carrière.

Na twee jaar vertrekt Jules naar de toneelschool in Maastricht. Harold verdwijnt naar Italië, waar hij nu nog woont, samen met zijn achttienjarige dochter Sofia. Zij heeft als eerste prioriteit de zorg voor haar stervende vader. Haar gedachten worden cursief weergegeven: ‘Toen mijn vader het zag begon hij te huilen. Stel je niet aan, je gaat alleen maar dood, hoor.

Wie kent wie

Per hoofdstuk wisselt het perspectief en zo komt elk personage aan het woord. Niet alleen over de vriendschap, maar ook over hoe het leven verder is verlopen. Natuurlijk heeft iedereen zijn ideeën over hoe de anderen waren. Zo vindt Harold dat Jules een onverschilligheid aan de dag legt alsof hij zich niet laat intimideren. Uit Jules’ ‘eigen’ hoofdstukken blijkt het tegendeel. Zijn tegenspeler in het toneelstuk waarin hij speelt, vertolkt zijn rol met veel agressie en verwondt Jules bij elk optreden. Hij luistert absoluut niet naar Jules’ verzoek zijn gedrag te matigen.

Adriaan is inmiddels partner bij een accountantskantoor en ziet zijn leven als een langgerekte poging om erger te voorkomen. Op Adriaan vindt Harold het begrip stoïcijns van toepassing, maar dat is maar hoe je het wilt zien. Zijn onverstoorbaarheid heeft eigenaardige trekjes. Zo vindt zijn vrouw dat hij aan een aan autisme verwante stoornis lijdt. Met emoties heeft hij niet veel op, maar zijn spullen zijn keurig geordend.

‘Hij sorteerde alles; (..) Hij hield van dingen die duidelijk waren. Hij haatte dingen die niet in te delen waren, zoals een keilbout. Was dat een plug, een schroef of een bout?’

Harold zou wel graag het lef van Wilbert willen hebben, maar Wilbert is daar niet ver mee gekomen. Hij heeft zijn leven op de waakvlam staan, verkeert nauwelijks meer onder de mensen en leeft op antidepressiva.

Typeringen

Wilberts gedachten over de andere vrienden lijken wel het meest nauwkeurig. Zo ziet hij Harold als grootverbruiker van de vriendschap, een beeld dat Harold bevestigt. Adriaan vindt hij geen groot intellect en uit de roman blijkt ook nergens het tegendeel. Dat Jules vriendschap ziet als het verzamelen van mensen, omdat hij aandacht nodig heeft, blijkt ook met Jules’ eigen idee te kloppen.

Umbgrove weet de verschillende personages goed een eigen stem te geven en geeft blijk van humoristische observaties. De snelle afwisseling van perspectief geeft een plezierige dynamiek aan de roman en blijft je nieuwsgierigheid prikkelen.

Toch is er wel een manco aan Hotel Sofia. Alles wordt uitgelegd en in elkaar gepast. Sofia nodigt als verrassing voor haar vader de drie anderen uit naar Italië te komen. Hoewel ze elkaar lang niet hebben gezien, aarzelt geen van allen hieraan gehoor te geven. Zo treffen de vier vrienden elkaar weer, maar nu aan het sterfbed van Harold. Wanneer zij bij Harold op bezoek zijn geweest, hebben ze allemaal een besluit genomen en lijken zij bevrijd van hun respectievelijke probleem. En zo komt (bijna) alles op z’n pootjes terecht.

Boeken / Non-fictie

Suggesties voor de nieuwe bank

recensie: Frans Becker, Menno Hurenkamp, Paul Kalma (red.) - Lessen uit de crash

.

Lessen uit de crash stelt een aantal vragen die in de politiek gemeengoed zijn geworden. Hoe moet het toezicht op banken verscherpt worden, hoe zou de nieuwe bank er uit moeten zien en hoe kan de eurozone uit de crisis komen? Deze kwesties worden vanuit verschillende invalshoeken en door een aantal experts behandeld in losse artikelen. Hierdoor is er een grote verscheidenheid aan ideeën en oplossingen.

Een nieuw bankenmodel
Uit de bijdragen komt naar voren dat de terugkeer van de oude (relatief risicoloze) retailbank niet mogelijk is en de sector naar een ander model toe moet groeien. Verschillende schrijvers spreken zich uit tegen de discussie die nu in de Tweede Kamer voorligt. Er moet een systeemverandering komen, waarin banken niet meer op de beurs genoteerd zijn en waarin diepe ingrepen in het bankwezen perverse prikkels van beloning moeten wegnemen. Al met al zinnige bijdragen aan het debat over de maatschappelijke functie van de bank en hoe de bank op de beste manier gemanaged wordt.

Delen van het boek zijn echter niet om door te komen. De heren (en enkele vrouw) academici gaan of te veel uit van voorkennis of zijn door de redactie niet genoeg in toom gehouden. Zinnen van een halve alinea en bijzin na bijzin zijn geen uitzondering. Erg verwonderlijk is dit echter niet na het lezen van het voorwoord. De inleiding op het boek is een afgrijselijk staaltje politiek woordgebruik dat verdacht veel weg heeft van een partijprogramma. Het gaat over de diepgang van de crisis, over straffe bezuinigingen en kansen en kwetsbaarheid die opnieuw worden verdeeld.

Wisselende bijdragen
Na die koude douche bij het eerste openslaan van het boek blijken er ook een aantal interessante artikelen en stellingnames in het boek te staan. De historische beschouwing van Jan Luiten van Zanden die de beperkingen van de theorieën van econoom Keynes uitlegt is zeker interessant. Wim Boonstra legt in heldere terminologie de spanningen van risicomanagement uit en doet een suggestie voor een nieuw financieel stelsel. Arnoud Boot komt met een goede analyse van de theorieën en politieke voorstellen over beteugeling van too big to fail banken.

Toch blijven minder functionele bijdragen aan het boek storen. Argument na argument wordt opgestapeld zonder dat de lezer wat meer uitleg wordt verschaft. Soms betreft het schrijvers die niet verder kijken dan hun socialistische neus lang is en eigen onderzoek als referentie gebruiken. Zo nemen Donals Kalff en Hans Verkoren vooral hun eigen waarden en voorgaand onderzoek als uitgangspunt. Zeggen termen als living will, systeembank en securisatie je bovendien niks, dan hier de gouden tip: pak het nieuwe boekje van Geert Mak, De hond van Tišma erbij. Een dun boek over de Eurocrisis, met passie geschreven.

Boeken / Fictie

Zwijgen is goud

recensie: Helle Helle (vert. Kor de Vries) - Dit zou in de tegenwoordige tijd geschreven moeten worden

In korte, episodische hoofdstukken vertelt een jonge vrouw over het doelloze leven dat ze leidt en haar mislukte relaties.

Dorte weet niet wat ze met haar bestaan aan moet. Tegen haar familie zegt ze dat ze studeert, maar eigenlijk vult ze haar dagen met andere dingen. Met klusjes in en rondom haar gehuurde bungalow in het plaatsje Gumsø, met slenteren door de winkelstraten van Kopenhagen, het geld op haar spaarrekening verbrassen in tweedehandswinkels en koffie drinken met een gebakje erbij.

Essentiële eenzaamheid
Wat er in dit meisje omgaat is en blijft de vraag, maar dat ze toeschouwer is van het leven in plaats van participant wordt al snel duidelijk. Door Helle Helles sterk beschrijvende stijl worden Dortes innerlijke emoties niet blootgelegd, maar bewaard voor de interpretatie van de lezer. Dorte heeft genoeg kennis over de wereld, maar mist de bevestiging dat ze het bij het juiste eind heeft. Een meisje dat heel alleen staat in het leven, ondanks de mensen om haar heen, maar dat de eenzaamheid ook lijkt op te zoeken.

Helle heeft een gedetailleerde, bijna kinderlijke toon die je meteen grijpt door de eerlijkheid, maar ook door de nuchtere humor. De nadruk van de auteur op details maakt de hoofdpersoon aandoenlijk en zorgt ervoor dat je wordt meegesleurd in haar verhaal, door de voorstelling die wordt opgeroepen. Je ziet Dorte steeds voor je. Het is een roman om langzaam en zorgvuldig te lezen, om maar geen beelden te missen.

Veelzeggende stiltes
Het zijn de details die het verhaal kleuren; niet alleen vormgeven maar ook tot leven wekken, wat bijzonder is voor een verhaal waarin eigenlijk niet veel gebeurt. Helle schrijft minimalistisch en feitelijk, zonder uitleg, zonder nuanceringen. De schrijfster richt zich op kleine, alledaagse gebeurtenissen; iets groots en heftigs benoemt ze niet eens, maar wordt slechts gesuggereerd. Hetzelfde geldt voor de prachtige, veelzeggende dialogen, waarin niet veel wordt gezegd – qua aantal woorden – maar des te meer wordt uitgedragen.

‘Heb je ook muziek?’ vroeg hij.
‘Alleen radio.’
‘Luister je dan nooit naar muziek?’
‘Jawel, naar de radio dus.’
‘Aha, oké.’
‘Wil je rode wijn?’
‘Nee, dank je.’
‘Wil je geen rode wijn?’
‘Ja, doe toch maar. Dank je. Dat zijn lekkere olijven.’
‘Ik heb ze bij de Irma gekocht. Dat wil zeggen, in Kopenhagen.’
‘O ja, de Irma,’ zei hij, en daarna ging hij staan, kwam naar me toe en sloeg zijn hand om mijn nek, we zoenden en belandden op de vloer onder een van de stoelen, die viel om, we trokken en sjorden, mijn been stak als een witte paal omhoog.

Filmische menselijkheid
Dorte doet niet aan eindeloos gezever, gepraat, geanalyseer en doorgemodder. Ze doet wat haar gevoel en intuïtie haar ingeven en neemt snelle, impulsieve beslissingen. Helle heeft de menselijkheid van haar hoofdpersoon knap beschreven: iets doen waarvan je wel weet dat het niet verstandig is en dat je erdoor in een lastige situatie zult terechtkomen, maar het toch doen. Omdat het alternatief nog slechter is, of omdat de makkelijkste weg niet de meest boeiende is.

Dit zou in de tegenwoordige tijd geschreven moeten worden is daarmee een eerlijke, tijdloze roman die het alledaagse eert. Helle Helle is een van de weinige auteurs die de menselijke omgang zo goed in dialogen weet te pakken, door juist datgene wat niet wordt gezegd significantie te geven. De lezer speelt hierbij een aangenaam grote rol, door het lezen tussen de regels. Een roman om in ieder geval een tweede keer te lezen, maar liever nog vaker.

Boeken / Non-fictie

‘Sorry, maar uw taal staat u niet’

recensie: Paulien Cornelisse - En dan nog iets

Het is niet erg aanlokkelijk nog te praten in openbare ruimtes, na het lezen van En dan nog iets. Paulien Cornelisse luistert altijd mee, en noteert alles in haar schriftjes. Die schriftjes groeien uit tot enorme bestsellers. Ook bij het schrijven van een recensie is dus enige voorzichtigheid geboden.

Hoe dan toch te schrijven over een boek over taal? Het kan op de makkelijke manier: door te zeggen dat En dan nog iets simpelweg Taal is zeg maar echt mijn ding 2.0 is. Dit tweede boekje is gewoon meer van hetzelfde. Paulien Cornelisse bundelt wederom veelal eerder gepubliceerde columns over taal. Zo: klaar!

Ongelooflijk bedanken
Tot zover de veilige manier. Om iets meer duiding te geven zullen er risico’s genomen moeten worden. Met het gevaar dat Paulien Cornelisse straks opmerkt: ‘sorry, maar uw taal staat u niet.’ Een waardeoordeel in Cornelisse-taal: ‘En dan nog iets is echt een leuk-leuk boek, elke column is keihard genieten. “Living on the edge,” zeg maar, bij wijze van spreken. Daar zijn wij tenslotte van.’

~

Zo, nu er al meteen wat taalobservaties voor Cornelisse zijn neergelegd in de vorige alinea is ze misschien wat minder alert op de rest van dit betoog. Want dat is het eerste wat opvalt aan haar boekjes: ze is zo verdomd alert! Iemand hoeft z’n mond maar open te doen en haar valt wel iets op. En als dat nog niet vervelend genoeg is: ze weet dat vervolgens ook nog eens leuk te verwoorden. De combinatie van opmerkzaamheid en verbaal meesterschap is wel vaker zo’n jaloersmakende hebbelijkheid van cabaretiers. Ze zijn zo gevat en grappig dat het bijna niet meer grappig is. Waarvoor ongelooflijk bedankt!

Wat is ongelooflijk bedanken? Is dat aan iemands voeten gaan liggen kronkelen, hard huilen en ondertussen snikken: “Ik ben het niet waard! Dat je dit voor mij gedaan hebt! Sla me!”

Vermakelijke betweter
Maar als de mindere Goden onder ons zich over dit feit heen zetten kan er  alleen maar geconstateerd dat de observaties van Cornelisse wederom een zeer vermakelijk boek hebben opgeleverd. Natuurlijk is het ook gewoon een trucje dat ze wederom opvoert en is het inderdaad meer van hetzelfde. Het verrassende is er een beetje af. Maar dat neemt niet weg dat En dan nog iets gewoon een onderhoudende bundel columns is. Zo’n boek dat je er voor het slapen gaan nog even bij pakt om een of twee verhaaltjes te lezen om vervolgens met een opgeruimd gevoel de ogen te sluiten.

Voor diegenen die Cornelisse een irritant betwetertje vinden: tja, dat mag. Maar zelf geeft ze aan het begin van de bundel al aan dat haar observaties niet bedoeld zijn om taalverloedering tegen te gaan of om met het opgeheven vingertje te wijzen.

Ik ben geen taalpurist. Taalpuristen zijn mensen die zó ontzettend genieten van de Nederlandse taal dat ze er een beetje opgewonden van raken. Ze worden verdrietig als ze iemand ‘hun hebben’ horen zeggen. Dit zijn zeurpieten die vermoedelijk vies eten en slechte sex hebben.

Boeken / Fictie

Onderzoek naar de verliefde man

recensie: Patrick Lapeyre (vert. Floor Borsboom) - Het leven is kort en het verlangen oneindig

Men in love, zo zou de roman ook kunnen heten waarmee Patrick Lapeyre de Prix Fémina won, de grote Franse literaire prijs die toegekend wordt door een vrouwelijke jury. Lapeyre wordt geroemd om zijn onderzoek naar ‘de verliefde man’, zoals Het leven is kort en het verlangen oneindig te lezen is. Twee mannen, één vrouw, nul op het rekest.

Een onderzoek naar de verliefde man, dat doet denken aan wat Milan Kundera schreef over rokkenjagers. De Don Juans van deze wereld zijn er volgens hem in twee soorten: de man die op zoek is naar De Ene, de vrouw aller vrouwen. Na elke verovering is hij teleurgesteld, want De Ene bestaat natuurlijk niet. Door naar de volgende. De andere soort is niet op zoek naar één vrouw, maar wil alle vrouwen leren kennen. Hij geniet van de overvloed en variatie die beschikbaar is, als een kind in een snoepwinkel. Een type dat je vaak tegenkomt ontbreekt in deze classificatie: de rokkenjager die noch de Ene zoekt, noch de veelheid, maar zichzelf. De narcistische rokkenjager kun je hem noemen, die feitelijk niet geïnteresseerd is in de ander, maar op zoek is naar bevestiging.

Niet voorgoed verloren


Wie is de verliefde man die in dit onderzoek naar voren komt? Het zijn er twee, Louis Blériot en Murphy Blomdale, die beiden, aan weerszijden van het Kanaal, vallen voor de ongrijpbare Nora. Waarom zij nu de zon is waaromheen de twee hun wanhopige rondjes blijven draaien, wordt niet helemaal duidelijk. Ze is zo’n typisch nimfachtig wezen dat op mannen een onweerstaanbare aantrekkingskracht uitoefent, terwijl er objectief gezien niets voor haar spreekt: ze is labiel, ontrouw, talentloos, en een klaploper bovendien. Maar goed, in de liefde bestaat zoiets als ‘objectief gezien’ natuurlijk niet. Blériot: ‘Het is alsof ze op hem inwerkt als zo’n hallucinerend middel dat je bewustzijn verruimt en tegelijk je hersencellen verwoest.’

De mannen in Het leven is kort en het verlangen oneindig hebben hun Ene gevonden, zoveel is duidelijk. Maar zichzelf zijn ze verloren. Niet voorgoed verloren, zoals je geneigd bent om te zeggen. Als deze roman iets duidelijk maakt, is het dat liefde de kracht van een aardbeving kan hebben, maar dat ze niet dodelijk is. De mannen blijven na het schuiven van de tektonische platen achter in een verwoeste wereld, uitgeput, leeggezogen, verfrommeld, maar toch, ze komen er wel weer bovenop.

Verlamd door de noodzaak te kiezen


Zoals Nora tussen haar minnaars in Londen en Parijs heen en weer pendelt, zo pendelt ook hun liefde heen en weer, tussen de wil om hun leven voor haar te geven en de wil om hun leven te behouden. Probleem van beide mannen is dat ze even talentloos zijn als Nora. Murphy werkt in het Londense financial district, waar de klappen van de crisis vallen; Blériot vertaalt zo af en toe een artikel, maar teert gewoon op de zak van zijn vrouw. En juist als je leven niet zoveel voorstelt, is het moeilijk om met een groot gebaar voor de liefde te kiezen. Het leven mag kort zijn en het verlangen oneindig, praktische bezwaren staan ook hier in de weg. Verlamd door de noodzaak te moeten kiezen, laten ze het leven maar voor hun kiezen, ‘[h]etgeen zou kunnen verklaren waarom je steeds onverschilliger kunt worden, en tegelijk steeds onafscheidelijker’. Welk vooruitzicht is erger – ‘om op een dag bij zijn vrouw weg te gaan of om oud met haar te worden’? De pendel hangt stil, tot de volgende aardbeving zich als een noodlot voltrekt.

Eigenlijk is dit een verhaal van losers, dat soms behoorlijk ergerniswekkend kan zijn. Patrick Lapeyre weet het echter treffend op te schrijven. Bij de eerste ontmoeting van Louis en Nora: ‘Ze is nu zo dichtbij dat Blériot het gevoel heeft dat, mocht hij per ongeluk iets te ver overhellen, hij haar als een slaapwandelaar in de armen zou vallen.’ Dat is een mooi beeld, en bovendien een nauwkeurige beschrijving van wat er gebeurt. Als slaapwandelaars vallen de personages per ongeluk in elkaars armen en worden geliefden. De droom blijkt een nachtmerrie. En dan word je wakker.

Boeken / Fictie

En plotseling gebeurde er nog steeds niets

recensie: Willem Claassen - Park

De hoofdpersoon van de debuutroman Park van Willem Claassen heet Willem en woont in een park. Dat is tenminste duidelijk.

Na het beëindigen van zijn relatie en de daaropvolgende verhuizing weg van zijn vriendin Marleen, trekt Willem in het huisje van een vriend, Tim. Deze Tim gaat zelf naar Thailand om er met zijn Thaise vriendin toeristentrektochten door de jungle te organiseren. Willem is wat minder avontuurlijk aangelegd: hij cirkelt al een jong leven lang rond Nijmegen, doet onduidelijk werk op een non-descript kantoor en bezoekt af en toe een feestje. Wie denkt dat daar na het einde van zijn verkering verandering in komt: forget it. Willem leeft zijn leven in het tempo van het vakantiepark: traag en weinig meeslepend. Hij slaagt er niet in zijn leven écht in te richten, en doet hetzelfde met het huisje waar hij woont: de meeste meubels die hij gebruikt zijn niet van hem, zoals niets Willem werkelijk een eigen identiteit lijkt te kunnen geven. De voorlopigheid van zijn woning symboliseert Willems levenshouding, of andersom.

Het patroon van het romandebuut

Park is de eerste roman van Claassen, die eerder verhalen publiceerde in Tirade en Passionate Magazine. Op het eerste gezicht alweer een debuut dat naadloos aansluit op de 4.784 debuten die een vergelijkbare thematiek hanteren: twintiger, voor het eerst op zichzelf aangewezen in de boze wereld, raakt in een niet zo heel vreselijke crisis, loopt een paar blauwtjes en krabbelt weer op met behulp van een paar goeie vrienden of een troostende playlist op iTunes.

Toch liggen de zaken bij Park net even anders: Willem bevindt zich dan wel in een crisis, hij lijdt niet het leven van de somberende student zonder geld. Hij heeft een goedbetaalde baan (op drievierde van het boek gaat hij zomaar even vier weken naar Thailand), liefhebbende ouders, een paar echte vrienden en een huisje voor zichzelf, inclusief filmkanaal. Toch wil het allemaal niet vlotten met Willem: hij lijkt lamgeslagen, al is niet geheel duidelijk waardóór precies. Zelfs een nieuwe verkering, met de mooie, nieuwe stagiaire van kantoor, kan hem niet uit zijn lethargie verlossen. Willem zit het liefst op de bank – of later, in Thailand, op de veranda.

No telling, little showing

Een interessant personage, die Willem. Wat is er eigenlijk met hem aan de hand? Waarom duwt hij zijn ouders en broer, met wie niet zo veel mis lijkt te zijn, van zich af? Waar komt dat schrijnende gebrek aan initiatief vandaan? Daar vertelt Claassen te weinig over. In korte, soms treffende zinnen beschrijft hij de dagelijkse gang van zaken in Willems leven. Hoe hij op de bank zit, hoe hij in bed ligt, hoe hij naar de stad fietst en eindeloos vaak hoe hij langs het huisje van zijn tijdelijke buren rijdt.

Die eentonigheid van Willems leven slaat af en toe over op het boek zelf, deels omdat Claassen ervoor kiest om de gedachten van zijn protagonist nauwelijks weer te geven, en deels omdat de beschrijvingen van wat wél verteld wordt, gesteld zijn in kaal, ritmisch proza dat af en toe best wat afwisseling kan gebruiken – net als Willem dus. Nu doet Park in sommige stukken wat plichtmatig aan en dat is spijtig, want schrijven kan Claassen en goed ook, maar hij gunt zichzelf niet altijd de ruimte om dat te tonen. Show, don’t tell, moet de schrijver zichzelf tijdens het schrijven hebben ingeprent, en dat levert hem een voorsprong op veel andere jonge auteurs op. Die wordt echter ongedaan gemaakt door het simpele feit dat er ook niet heel veel geshowd wordt in Park, afgezien dan van een deprimerend dagritme van een jongen van in de twintig.

Catharsis blijft uit
Dat ritme zou in het laatste deel van het boek – wanneer Willem bij Tim in Thailand op bezoek gaat – een ingrijpende verandering moeten ondergaan, maar dat gebeurt niet. De catharsis waar Willem naar op zoek gaat, blijft uit, want ook in Thailand zitten de mensen gewoon op de bank naar de televisie te kijken. De suggestie is dat er iets veranderd zou zijn bij zijn terugkeer in Nijmegen. Zijn nichtje Tanja kan opeens staan, hij vindt een nieuw appartement voor zichzelf, hij lijkt zijn mislukte relatie achter zich te laten en geeft zelfs een housewarming; al die dingen moeten veelbetekenend zijn voor een personage dat voor het gevoel van de lezer niet zo veel verandering heeft doorgemaakt. Daarvoor hebben we Willem door het boek heen niet goed genoeg leren kennen. Iemand met het talent van Claassen, iemand die met zo veel korte zinnen en zo weinig actie een onderhoudende roman kan schrijven, moet een volgende keer niet meer zo laag mikken.

Bekijk de trailer van Park:

8WEEKLY MediaPlayer

 

Boeken / Fictie

Margreet Dolman, ontdekker van nieuw literair talent

recensie: Sander Kollaard - Onmiddellijke terugkeer van uw geliefde

Ooit, heel lang geleden, publiceerde een jonge Sander Kollaard (1961) enkele gedichten in een tijdschrift dat onder redactie stond van Margreet Dolman. Zijn échte debuut volgde in 2010, met een verhaal in De Gids.

En nu is er de bundel Onmiddellijke terugkeer van uw geliefde, die is uitgegeven bij Van Oorschot. De naam van de uitgever wordt hier niet voor niets genoemd – daarover later meer.

Wat is spel en wat is echt

Dertien verhalen bevat Onmiddellijke terugkeer, elk met dezelfde hoofdpersoon: Erik van Duijn. Die Van Duijn vertoont opvallende gelijkenissen met zijn schepper. Daarover zegt Kollaard in een interview met zichzelf op zijn website desgevraagd: ‘Het materiaal is autobiografisch, de verhalen zijn dat niet. Een auto is van aluminium, de reis is dat niet.’ Wat spel is en wat echt, weet je nooit zeker: Kollaard schrijft erover als hij vertelt hoe Erik en diens zoontje Janne een knuffelbeer tot leven wekken: ‘De gelijktijdigheid van oprecht geloof in het leven dat opeens is verschenen en volledig besef dat het spel is.’

Tot zover het autobiografische gehalte. Dan nu: de inhoud. Onmiddellijke terugkeer is geen roman in verhalen, zoals enkele van de romans van Stephan Enter. Alles in Kollaards verhalen is geconstrueerd uit herinneringen van Erik: van een dagje aan het strand, de dag na de maanlanding van Neil Armstrong en een verjaardagsfeestje waar hij Marco van Basten aan de tand voelt over de wetten van de zwaartekracht, tot de nuchter beleefde angst om zijn doodzieke geliefde Elin.

Grip op de geschiedenis en op jezelf


Steeds weer keren dezelfde thema’s terug: concrete vragen over identiteit, verwondering over het feit dat alles wat je weet verleden is en vooral: verwondering over zichzelf. Erik leert zichzelf door de jaren heen steeds minder kennen. Niet alleen de wereld om hem heen is af en toe onbegrijpelijk, zijn eigen gedragingen zijn dat al evenzeer. In een verwoede poging om grip te krijgen op zijn geschiedenis en op zichzelf, legt Erik uiteenlopende verzamelingen aan en probeert hij het onbegrijpelijke begrijpelijk te maken door de zaken die hij waarneemt te staven met feiten. Steeds weer zijn er alledaagse aanleidingen nodig om de feilbaarheid van het eigen geheugen te toetsen.

Twee verhalen staan symbool voor de fundamentele onzekerheid die Erik aan de dag legt: ‘En Dassajev verbijsterd achterliet’ en ‘Hoe ik een man met een baard werd’. Deze verhalen vormen het hart van de bundel, zowel in concrete als in abstracte zin. Ze vertellen het verhaal van een volwassen man die dingen opvallen die niemand anders opvallen en daar nieuwsgierig van wordt. Waarom hapert een keeper bij zijn sprong en maakt hij daardoor het doelpunt van de eeuw mogelijk? En hoe kan het dat je volkomen onwillekeurig een geluid maakt als je je snijdt bij het scheren?

Van Oorschot-literatuur


Ben ik eigenlijk wel wie ik ben? Of ben ik eigenlijk heel iemand anders? Het zijn de centrale vragen in Onmiddellijke terugkeer van een geliefde – de titel verwijst naar een belofte die Erik op een papiertje wordt gedaan door een medium, in het enige verhaal waarin het bijna journalistieke realisme van Kollaard wordt aangevuld met een vleugje magie.

Die beschrijvende, journalistieke stijl maakt Kollaards verhalen bijzonder prettig leesbaar. De schrijver heeft een thema, een reeks originele invalshoeken en het talent om de aandacht voortdurend vast te houden, zelfs als hij meerdere alinea’s lang het verhaal van een Zweedse documentaire over een trogkrabber navertelt. Alle dertien verhalen intrigeren op hun eigen wijze, ze maken deel uit van een groter, chronologisch verteld geheel dat de moeite waard is om te doorgronden. Want hoe weinig Kollaard ook loslaat over de grote lijnen in het leven van Erik – goed, hij heeft medicijnen gestudeerd en woont nu, rond zijn vijftigste, op het Zweedse platteland met vrouw en drie kinderen; meer krijg je in concreto niet te horen – het beeld dat hij van zijn hoofdpersoon schetst, blijft je haarscherp bij.

In die zin bedrijft Kollaard klassieke Van Oorschot-literatuur: autobiografisch geladen, secure verhalen, getuigend van zin voor detail in een afstandelijke en tegelijk aansprekende stijl. De overeenkomsten met de al genoemde Stephan Enter zijn opvallend, al hebben vooral de latere verhalen ook iets van de cynische Reve-toon. Grote namen waarmee Kollaard zich nu, al die jaren na zijn debuut bij Margreet Dolman, toch nog verrassend snel al voorzichtig kan meten.

Muziek / Concert

Tevreden naar huis

recensie: Blaudzun

Zeven muzikanten staan er in Zwolle op het podium en geen van hen beperkt zich tot het bespelen van één instrument. Blaudzun en zijn gevolg zijn uitstekend op dreef: na de toegift gaat iedereen dik tevreden naar huis.

Een opvallende verschijning is hij, Johannes Sigmond. Een indrukwekkende gestalte met een hoofd vol pikzwart haar en groteske bril. Het derde album dat hij maakte, Heavy Flowers, werd in januari goed ontvangen door zowel fans als critici. De tournee waarmee hij het album presenteert is inmiddels in volle gang en dat is goed hoorbaar. De bandleden voelen elkaar vrijdagavond uitstekend aan en schotelen de toegestroomde menigte een krachtig en geïnspireerd optreden voor.

Energieke opening

~

Net als op Heavy Flowers begint Blaudzun met ‘Flame on my Head’, daarna volgen ‘Who Took the Wheel’ en ‘We Both Know’. De energierijke nummers worden direct bovengehaald. Een gedurfde keuze met het risico dat de aandacht na de eerste nummers afvlakt. In eerste instantie pakt het uitstekend uit: vanaf het begin heeft de singer-songwriter het publiek in zijn greep. Het rumoer verstomt en na elk nummer neemt Blaudzun het luide applaus dankbaar in ontvangst.

Na de energieke ouverture speelt Blaudzun een blok van kalme en sentimentele nummers. Het is prachtig om te zien hoe de muzikanten na elk lied van instrument wisselen. Het maakt de toch al rijke muziek nog rijker en gevarieerder. Jammer is wel dat de Zwolse geluidstechnici hun zaakjes niet altijd op orde hebben. Meer dan eens wordt een liedje verstoord door gekraak of gepiep. Gelukkig overheersen de oneffenheden niet en raken Blaudzun en zijn bandleden niet in de war.

Hard geklap
Als de aandacht na een tijdje inderdaad is afgetaand gooit Blaudzun ‘Sunday Punch’ in de strijd: nog zo’n energiek en ongekunsteld nummer van het laatste album. Onmiddellijk tonen de fans zich dankbaar. Ze klappen enthousiast en roepen de artiesten loftuitingen toe. Het hoogtepunt van de avond is een mooie uitvoering van één van de mooiste nummers van Blaudzun, ‘Jezebelle’ van zijn tweede album Seadrift Soundmachine. Het publiek applaudisseert weer hard en krijgt de toegift waar om het roept. Vervolgens gaan de bezoekers dik tevreden naar huis.

Live in Nederland (onder andere):

7 april, Paaspop, Schijndel 
20 april, Motel Mozaïque, Rotterdam

Boeken / Fictie

Droge zoektocht naar legendarische afkomst

recensie: Roel Smits - Ik ben de zoon van John Lennon

Een onopvallende familieman die wil ontsnappen aan de anonimiteit heeft reden om te geloven dat John Lennon zijn echte vader is. Klinkt absurdistisch? Niet dus, want hij gelooft werkelijk dat John Lennon zijn vader is en de zoektocht die volgt is bittere ernst.

Op haar sterfbed vertelt de moeder van Chris de Soete haar zoon tot diens verbazing dat zijn vader niet zijn vader is. Vlak voor haar huwelijk ontmoette zij John Lennon, die bij haar een kind verwerkte. Chris geniet van die onwerkelijke wijsheid en blijft de mantra hoopvol herhalen: ‘Ik ben de zoon van John Lennon.’ De popicoon wordt zo het symbool van zowel zijn ontwaking als zijn ontsporing.

De zoon van

Uit het niets komt Chris door de bekentenis van zijn moeder in directe lijn te staan met een van de grootste popidolen aller tijden. Eén probleem: hij is dood. Om zijn verleden te achterhalen reist Chris daarom naar Engeland en Amerika – een reis die Lennon zelf ook aflegde –, waar hij in aanraking komt met mensen die John Lennon gekend hebben.

Die wens om iets of iemand anders te zijn lijkt de auteur op het lijf geschreven. Roel Smits (1964) leek voorbestemd voor een carrière in de wetenschap en werkte voor het prestigieuze Max Planck Instituut voor taalpsychologie. Maar, zijn ‘creativiteit zocht een uitweg’, aldus de schrijver in het tijdschrift Cursus 22 van de Technische Universiteit Eindhoven. Het schrijverschap dat volgde leverde al een verhalenbundel en een roman op.

In Smits’ tweede roman krijgt ook hoofdpersoon Chris van de ene op de andere dag de kans iemand anders te zijn. Als kind van John Lennon wordt ook hijzelf bijzonder. Een herkenbaar thema in een tijdperk waarin roem voor iedereen toegankelijk lijkt en waarin diegenen die achterblijven dat aan zichzelf te danken hebben. Wat als hij werkelijk het bloed van Lennon heeft, en niet langer een onopvallende, saaie burgerman uit Eindhoven is?

Iedereen vraagt me dat! Natuurlijk ben ik dan niet meer dezelfde Chris! Waarom kunnen jullie dat niet begrijpen? En nee, het gaat niet om het geld.

Ernst


Chris is grote delen van het boek verlamd door twijfel, onzekerheid of drugs. Het is een van de effecten die zijn nieuwe mogelijke, hedonistische vader op hem heeft: hij maakt kennis met de wereld van seks en drugs en kunst die hij alleen van tv kent. Hij lijkt zichzelf evengoed te herontdekken als te verliezen en hij ruïneert zijn familiebestaan. In feite doet Chris dan ook weinig tijdens zijn zoektocht naar zijn verleden. Hij zwelgt in een droom die werkelijkheid lijkt te worden.

De zelfdestructie die Chris in zichzelf aanwakkert neigt naar het karikaturale. Chris beschrijft zijn ‘liefdevolle’ trips als hij aan de drugs zit en het doet met een minderjarige. Hij speelt met haar menstruatievocht en smeert Indiase hete saus op zijn geslacht. Soms klinkt de echo van Arnon Grunberg, meester in het beschrijven van cynische zelfdestructie. Maar waar Grunberg daarbij altijd venijnig ironisch is, ontbreekt hier die humoristische ondertoon – en dat in een verhaal rond zo’n hyperbolische lijfspreuk (‘ik ben de zoon van John Lennon’).

Feit en fictie

Op zoek naar zijn ware afkomst ontmoet Chris mensen uit de entourage van John Lennon. Feit en fictie lopen hierbij in elkaar over. In lange, soms droge monologen wordt John Lennon de ongrijpbare personificatie van vrije liefde (al dan niet met mannen), artistiek experiment, en losbandigheid met behoefte aan zorgzaamheid. Het is de roem en tragiek van de superster op wie iedereen projecteert wat hij of zij wil. Toch rijst bij al die uitweidingen de vraag of het hier nu een hagiografie betreft, of dat John Lennon vooral dient als kapstok voor een innerlijke zoektocht.

Tegen het einde worden de persoonlijke worstelingen van Chris wat interessanter. Wat heeft deze zoektocht hem opgeleverd en gekost? Waren al die mensen uit de entourage van John Lennon wel zo gelukkig met hun ontmoeting met de ster? Maar tot dan is de roman vooral een verhaal waarin een knipoog ontbreekt en de legendarische status van John Lennon wel erg in de kijker staat.

Bekijk de boektrailer:

8WEEKLY MediaPlayer