Boeken / Fictie

Wie is de vriend? En wie is eigenlijk de vijand? Wie is wie? Wat gebeurt er?

recensie: Charles den Tex - De vriend

Michael Bellicher is niet meer. Hem wordt verdere narigheid bespaard door de man die een trilogie rond dat personage bedacht: Charles den Tex. Bellicher betekende Den Tex’ doorbraak bij het grote publiek. Tijd voor een nieuwe ster.

En die heet Emma Welker, M., voor haar collega’s. 27 jaar oud, afgestudeerd in Slavische talen, een beetje blijven hangen in een vakantieliefde met een Bosniër en alleenwonend op een woonbootje. Werken, af en toe een vriendinnenavondje, wat meningsverschillen met haar moeder. Niks bijzonders, het leven van de gemiddelde afgestudeerde jonge vrouw in de grote stad. Maar Emma werkt bij de recherche. Ze klust bij als tolk voor een team dat de gesprekken afluistert van een paar Joegoslaven van wie wordt vermoed dat ze vroeg of laat een aanslag zullen plegen. Het enige dat de politie weet, is een datum en een plaats. 15 augustus, Den Haag. Wat is er in godsnaam te doen op 15 augustus in Den Haag?

Het klassieke dilemma


Met Emma Welker heeft Den Tex wederom een personage gecreëerd waar hij een paar boeken mee vooruit kan. Net als Bellicher is zij geen uitgesproken karakter, integendeel: ondanks dat beiden bijna voortdurend ‘in beeld’ zijn, zijn het non-descripte figuren. Naïef soms, moedig, vindingrijk, maar vooral te verbijsterd om adequaat te handelen. Ze zijn de vertolkers van de gedachten van de lezer, de levende (nou ja, levend) bewijzen van Den Tex’ uitgangspunt dat je de problemen niet hoeft op te zoeken om er tot je nek in verzeild te raken. Antihelden.

Emma bevindt zich – zonder het te weten – in het oog van de storm; haar geheime opdracht bij de recherche brengt naarmate het verhaal vordert het klassieke dilemma met zich mee: er moet iets opgebiecht worden, maar dat kán niet, dat mag dus niet. Plichtsbesef versus liefde. Eerlijkheid versus logica. In tegenstelling tot Bellicher gaat Emma in De vriend niet door roeien en ruiten om het vege lijf te redden. Integendeel, ze is de speelbal in een conflict dat op een ander niveau wordt uitgevochten.

Informatiemanagement deluxe

In feite is De vriend een minder complex boek dan de delen van de Bellicher-trilogie. De vriend is een bijna traditionele actiethriller die zich houdt aan de conventies van het genre. Slechts met de verteller wordt gegoocheld: het perspectief stuitert heen en weer tussen vier à vijf personages, die zich op steeds wisselende manieren tot elkaar verhouden: Emma, rechercheur Kris, de traditionele ongrijpbare opdrachtgever (minder ongrijpbaar dan in De Macht van Meneer Miller, maar weer meer dan in Cel en Wachtwoord) en de conciërge van een chique Amsterdams hotel, ene Titus.

Via dat laatste personage legt Den Tex een verbinding met de wereld die hij kent en waarvan hij de gevaren in zijn eerdere boeken al onder het vergrootglas van de kritische volger legde: die van de verborgen, digitale wereld van informatiebeheer en hackers. En dan met name het gemak waarmee een klein clubje whizzkids toegang heeft tot iedere denkbare vorm van informatie. Dat schrikbeeld wordt in De vriend gepersonifieerd door Harald, een vriend van conciërge Titus, die met behulp van een paar drukken op de knop alles kan doen wat hij wil. De wereld ligt in zijn handen en die van zijn vrienden. Letterlijk.

Deze Big Brother-wereld komt in De vriend slechts zijdelings aan de orde, voor de plot heeft het geen werkelijk belang. Wat Den Tex met dit soort zijstapjes doet, is aantonen waar in de wereld van nu de werkelijke macht ligt. En dat is niet bij de recherche. Die doet wat ze kan, maar wordt aan alle kanten in haar mogelijkheden beperkt, niet in de laatste plaats soms door een stuitend amateurisme. Want dat de vertaalster van dienst meer weet dan ze kan zeggen, is nog tot daar aan toe. Maar dat haar collega’s niet in staat zijn te voorkomen dat zij in allerlei hachelijke situaties verzeild raakt, zegt evenveel over de achterstand van de politie als over de voorsprong van andere, duistere machten op de achtergrond.

Altijd weer die ongrijpbare angsten

Met De vriend levert Den Tex weer ouderwets vakwerk af, na het toch ietwat teleurstellende Wachtwoord. Zoals wel vaker draait het in zijn boeken niet om de plot, maar om de zinderende sprint richting een onafwendbare climax, die nu al vroeg wordt ingezet. Je móet doorlezen, ook als je wel ongeveer vermoedt wat er te gebeuren staat. Die climax komt er, al zal die niet voor iedereen even bevredigend blijken. Den Tex geeft blijk van een sombere kijk op het heden en de toekomst van informatiemanagement en de rol die economische belangen daarin spelen. Niets zo lucratief als het aanwakkeren van onberedeneerde angsten. Dat geldt voor de politiek, dat geldt voor de economie en dat geldt eigenlijk ook voor thrillerschrijvers; allemaal hebben ze een dubbele agenda en allemaal varen ze wel bij een ongrijpbaar angstgevoel. Alleen die schrijvers doen dat met open vizier, en, in het geval van Den Tex, heel sterk.

Boeken / Non-fictie

Piet Calis en zijn zelfverzonnen drankmaatjes

recensie: Piet Calis - Literaire vriendschappen en andere misverstanden

Literaire vriendschappen en andere misverstanden: de titel van Piet Calis’ nieuwe boek berust inderdaad op een misverstand. Het gaat namelijk helemaal niet over literaire vriendschappen. Waar het boek dan wel over gaat, wordt ook na lezing niet geheel duidelijk. Wel zeker is dat Calis zich regelmatig schuldig maakt aan ongegeneerde zelfverheerlijking.

Literaire vriendschappen en andere misverstanden is eigenlijk niet meer dan een opsomming van de biografieën van diverse schrijvers die Calis in de loop der jaren tijdens de uitoefening van zijn werk (als literair criticus voor De Gooi- en Eemlander, Algemeen Handelsblad en de Haagse Post) heeft gesproken/geïnterviewd. Hier en daar zijn deze voorzien van een persoonlijke anekdote. Een enkele keer met een vleugje vriendschap. Als je dit afzet tegen het totaal aantal genoemde auteurs lijkt Calis geen persoonlijkheid die snel vrienden maakt.

Gekunstelde bruggetjes
Verder dan een verzameling korte biografieën gaat de samenhang niet. In het begin probeert Calis nog enig verband tussen de stukjes te suggereren door gekunstelde bruggetjes toe te passen.

Had Roland Holst het grootste deel van zijn leven in Bergen dicht bij de duinen en de Noordzee doorgebracht, ook de dichter en schilder J.C. van Schagen leefde in zijn woonplaats Domburg op het eindeloze ritme van de branding en de roep van de meeuwen.

Al snel laat hij echter ook deze gemaakte overgangen los en blijft er van de zogenaamde verbanden niets meer over. Het ene stuk gaat dan vervolgens rücksichtslos over in het andere, zonder dat duidelijk is waarom er voor deze schrijvers in deze volgorde is gekozen. Wel zit er samenhang in de structuur: elke biografie is hetzelfde opgebouwd als de voorgaande en als de volgende. Lekker overzichtelijk als je niet voor verrassingen wil komen te staan.

Vrolijke inborst
Langzamerhand wordt dan toch een verhaallijn ontdekt: het drankgebruik van Calis en zijn zogenoemde literaire vrienden. Bij vrijwel elke ontmoeting met een bekende schrijver en/of dichter vloeit de drank rijkelijk. Er kan geen poëzieavond of lezing voorbij gaan zonder overmatige alcoholische consumptie. Dit wordt zo vaak benadrukt dat het uiteindelijk niet meer geloofwaardig overkomt. Als werkelijk bij elk interview liters whisky en wodka genuttigd zijn, is het een wonder te noemen dat Calis er nog zoveel stukjes over heeft kunnen schrijven. Stiekem ga je Calis ervan verdenken geheelonthouder te zijn.

Datzelfde effect bewerkstelligt Calis door eenieder die hij ontmoet te omschrijven als goedgehumeurd, goedlachs, vrolijk en opgewekt. Het doet vermoeden dat hij zelf een totale zuurpruim is. Bovendien geldt voor de enkele schrijvers zonder zo’n nadrukkelijke vrolijke inborst, dat dit steevast de mensen zijn met wie Calis uiteindelijk gebrouilleerd raakt. Ja, dit zijn suggestieve opmerkingen over de auteur – maar wel vermoedens die de beleving van dit boek sterk beïnvloeden.

De as waar de literaire wereld omheen draait
Uiteindelijk blijkt de rode draad van dit nieuwe boek van Piet Calis vooral Piet Calis zelf te zijn. Tussen de regels door wekt hij de indruk dat de literaire wereld om Calis draait. Dat hij bij vele ontwikkelingen betrokken is geweest (bij de opkomst van de Vijftigers, bij P.C. Hooft-prijsuitreikingen etc.) wil echter nog niet zeggen dat hij hier een trekkende rol in heeft gespeeld. Calis is een volger (dat is tenslotte ook gewoon zijn vak) en geen initiator. Hij lijkt niet langer te beseffen dat hij slechts een bijrol vertolkt in het literaire spel. Calis lijkt te denken dat elke literaire aardverschuiving mede door hem is veroorzaakt.

Maar als we zijn hoogdravende lectuur tot ons nemen zien we slechts een mislukte poging om met vele overbodige bijzinnen van een simpele biografie een persoonlijk relaas te maken. Een poging die schromelijk mislukt. En de lezer heeft dat al na enkele bladzijden door. Alleen Calis denkt na 409 pagina’s nog steeds dat hij voortreffelijk bezig is. Door dit boek voor een schappelijke prijs aan te bieden tijdens de boekenweek 2012 zal het waarschijnlijk toch nog aardig wat kopers weten te strikken. En dat is dan wel weer een goede zet.

Boeken / Fictie

Nuance zet wereldbeeld op losse schroeven

recensie: Ted van Lieshout - Mijn meneer

.

Van Lieshout verwerkte al eerder controversiële thema’s in zijn jeugdboeken. Zo was Gebr. een autobiografisch werk over een homoseksuele jongen en schreef hij in de dicht- en briefbundel Een zeer kleine liefde summier over de pedoseksuele relatie die nu in Mijn meneer centraal staat. Ook qua stijl zijn de werken aan elkaar verwant. Het zijn beladen onderwerpen die Van Lieshout aansnijdt, maar zowel in Gebr. als in Mijn meneer zorgen de geestige toon en de spitse gesprekken voor de nodige relativering. In het nawoord van Mijn meneer schrijft de auteur dat hij ‘geen spijt’ heeft van wat er gebeurd is. En om recht te doen aan de ervaring, koos hij ervoor het verhaal consequent vanuit het kind te schrijven. Overrompelend en zuiver, waardoor je niet anders kunt dan begrip en gevoel opbrengen voor de kleine jongen en zijn eerste liefdeservaring. 

Overtuigend perspectief
Van Lieshout goot het verhaal van Ted in de vorm van een brievenbundel van de hoofdpersoon aan Maria ‘Volvangenade’. Het beeldje van Maria staat in een kapelletje langs de weg naar school en Ted gaat er vaak langs om het schoon te maken en zijn verhalen kwijt te kunnen. Ted is een gevoelig en talentvol jongetje dat overal net buiten de boot valt. Zijn vader is overleden, zijn moeder is verwikkeld in complexe, amoureuze toestanden en op school wordt hij gepest door zijn stoere klasgenootjes. Alles verandert wanneer hij meneer tegen het lijf loopt. Samen bouwen ze aan een legokasteel, voeren ze gesprekken over vriendschap, geloof en de dood en beginnen ze aan tekensessies om Teds talent te ontwikkelen.

Voor het eerst in zijn leven voelt Ted zich speciaal en gewaardeerd, waardoor hij beetje bij beetje zijn grenzen verlegt als meneer voorstelt elkaar naakt te tekenen om de anatomie van het menselijk lichaam onder de knie te krijgen. Door te kiezen voor de briefvorm dwingt Van Lieshout de lezer het verhaal te beleven vanuit het perspectief van de jonge Ted. Er is geen ruimte voor een moraliserende stem op afstand die de verhouding duidt of veroordeelt. De schrijver blijft ontroerend trouw aan het kind dat hij was en als lezer kun je niet anders dan in die oprechtheid meegaan, waardoor vooroordelen en verwerpingen op losse schroeven komen te staan. 

Manipulatie versus gewilligheid
De zaken liggen namelijk ingewikkelder dan verwacht. Meneer blijkt geen enge kinderlokker die ondubbelzinnig dwingt en er alleen op uit is zijn eigen behoeften te bevredigen. En, belangrijker nog, Ted is niet zo makkelijk als willoos slachtoffer te duiden. Heen en weer geslingerd tussen trots en verwarring wordt steeds duidelijker dat hij zelf ook latente verlangens heeft die ontluiken door de verwikkelingen met meneer.

“Vind je het eng?”, vroeg meneer. “Natuurlijk niet”, zei ik. Ik kon niet zeggen dat ik het wel degelijk eng vond, want dat kon overkomen als een belediging. Maar één seconde nadat hij het gevraagd had vond ik het al niet eng meer. Normaal gesproken zou het niet kunnen. Stel je voor dat ik door de stad liep, achter de een of andere vent aan, en ik stak mijn hand in zijn zak en voelde aan zijn fluit. Nou, ik denk dat ik een klap kreeg! Nu niet. Meneer wou het zelf.

Heel subtiel wordt hier gesuggereerd dat Ted al eerder heeft gefantaseerd hoe het zou zijn om het geslachtsdeel van een volwassen man aan te raken. Hij durfde alleen niet en niet omdat hij niet wil, zo lezen we later. Maar omdat het niet hoort. Zo balanceert Van Lieshout gedurende de gehele roman op een onthutsend koord tussen manipulatie, gewilligheid en macht. Ted weet dat hij meneer niet telkens toevallig tegenkomt bij het kapelletje en hij laat er zelf briefjes achter in een soms bijna plagend liefdesspel. Hij weet ook dat zijn meneer meer van hem wil en, tussen zijn twijfels door, beseft hij dat hij hetzelfde voelt.

De slachtofferrol die je als lezer verwacht, en waar je ergens ook op hoopt omdat die je wereldbeeld niet aantast, wordt hierdoor aan diggelen geslagen. Dat blijkt ook uit de laatste ontmoeting tussen Ted en meneer. Daarin trekt meneer zich af op Ted en dat gaat hem te ver. Hij trekt de grens, kapt de vriendschap af en laat meneer achter op zijn sofa. Alhoewel er ontegenzeggelijk manipulatietechnieken in het spel zijn geweest, lijkt het erop dat Ted vóór dit laatste samenzijn niets heeft gedaan wat hij diep in zijn hart niet wilde.

Afwijkende stemmen
Met Mijn meneer doet Van Lieshout precies wat literatuur hoort te doen. Schuren, heersende opvattingen op scherp zetten en morrelen aan een ingesleten moraal. Zodat er ruimte komt voor afwijkende stemmen. De vraag of de roman gezien kan worden als een pleidooi voor of tegen pedoseksuele relaties is daarom ook niet relevant. In zijn nawoord zegt Van Lieshout dat hij vindt dat zijn meneer ‘het risico niet had mogen nemen dat ik beschadigd zou raken’ en benadrukt hij scherp dat hij tegen pedoseksuele relaties is. Zijn behoefte een nawoord te schrijven is begrijpelijk. Maar nodig is het niet. 

Muziek / Concert

Lonken naar vervlogen tijden

recensie: Pokey Lafarge and the South City Three

.

Naar Hilversum moeten ze nog, voor een nachtelijk radio-optreden, vertellen de bandleden als ze na hun optreden tussen het publiek staan. Wandelende museumstukken zijn de jongens van Pokey Lafarge and the South City Three, uit St. Louis, Missouri. Retro willen ze niet genoemd worden, maar nostalgie is wel het brandpunt van hun succes.

Alsof ze uit het rariteitenkabinet van hun overgrootvaders komen lopen, zo betreden Pokey Lafarge en zijn South City Three vrijdagavond het podium van de kleine zaal van Paradiso. Ze spelen ouderwetse muziek en hun kleding en instrumenten lijken afkomstig uit de vroege 20e eeuw. Maar wie te maken denkt te hebben met naïeve Amerikaanse plattelandsjongens die zijn blijven steken in de muziek van tachtig jaar geleden vergist zich. Jarenlang bestudeerde voorman Lafarge namelijk de “Roots Music”, en moedwillig en doordacht stak hij zijn muziek en bijhorende act vervolgens in elkaar. Hij bouwt voort op een rijke traditie van zuidelijk blues-, country-, ragtime- en swinggeluid. Muddy Waters, Willie Dixon, Jimmie Rodgers en Robert Wilkins zijn enkele van Lafarge’s muzikale voorbeelden.

Toewijding en plezier

~

Hij begint met de mededeling dat het optreden van die avond wordt opgenomen voor een live-album. Dit brengt onmiddellijk enthousiasme teweeg; een enthousiasme dat het publiek de hele show niet meer zal kwijtraken. Terecht, want Lafarge en zijn band spelen hun deuntjes met aanstekelijke toewijding en plezier. De band speelt ondermeer werk uit Lafarge’s solotijd, maar het overgrote deel van de nummers zijn afkomstig van Riverboat Soul (2010) en het recentste album Middle of Everywhere (2011)

Halverwege onderbreekt Lafarge het optreden en begint hij aan een kort betoog. Hij ergert zich aan het feit dat hun muziek steevast retro wordt genoemd. Met retro bedoelt hij modieus en dat predicaat wenst Lafarge niet te worden opgeplakt. Deze muziek is tijdloos en nog altijd “very much alive”, stelt hij. Van een man die een antiek en mottig kostuum draagt en een gitaar vasthoudt uit de jaren veertig van de vorige eeuw klinkt het allemaal wat potsierlijk. Nostalgie lijkt namelijk het brandpunt van hun succes te zijn.

Nostalgische retromuziek
De beste liedjes van Lafarge en zijn band zijn vanavond het poehaloze “Hard Times Come And Go”, het drinklied “Drinkin’ Whisky Tonight” en het geestige “Pack It Up”. Die laatste is de nieuwe single en werd geproduceerd door Jack White (The White Stripes). Boven alles maakt Pokey de luisteraar vooral vrolijk en zorgeloos. Maar ondanks zijn nobele betoogje is dit de muziek van ‘the good old days’: nostalgische retromuziek, die lonkend kijkt naar vervlogen tijden.

8WEEKLY MediaPlayer

http://www.youtube.com/watch?v=MveLErNJvJE

Theater / Voorstelling

Servaes Nelissen zoekt de grenzen op

recensie: De Broekophouder

‘Dit is niet mijn beste voorstelling, hoor. Ik zeg het maar van tevoren, dan kan het alleen maar meevallen.’ De licht ironische toon van Servaes Nelissen zorgt voor een eerste glimlach in de zaal. Door zijn ontwapenende zelfrelativering verdwijnt de sympathie van de toeschouwers voor de ervaren poppenspeler niet meer. Ook niet als hij daar soms de grenzen in opzoekt.

~

Nelissen voert in De Broekophouder het personage Ron Scherpenzeel op. Scherpenzeel is een spindoctor in crisis: een vermoedelijke escapade met de vriendin van zijn dochter Eline zorgt ervoor dat hij nu werkeloos thuiszit, zonder zijn vrouw Elsemieke. In zijn nieuwe appartement staat tussen de verhuisdozen een oude koffer. Vroeger wist hij met zijn handpop Norbert op de Holland Amerika Lijn de zalen te vervoeren. Na twintig jaar wordt het tijd de koffer met Norbert weer te openen.

Op het verkeerde been

Norbert is kwaad: waarom heeft Ron hem zo lang in de koffer opgesloten laten zitten? Zijn felle onbeschaamdheid maakt van Norbert een heerlijk alter ego. Met kleine aanpassingen in kleding verandert de pop echter net zo gemakkelijk in Scherpenzeels dementerende moeder, zijn dochter Eline en zijn ex-vrouw Elsemieke. Nelissen geeft door zijn virtuoze spel de poppen meteen een eigen karakter; het hoofd van papier-maché krijgt zelfs gezichtsuitdrukkingen. Bovendien wisselt Nelissen prachtig verstilde momenten af met geestige, slapstickachtige scènes, zoals het gevecht om Norbert uiteindelijk weer in de koffer te krijgen.

~

De scheidslijn tussen het personage Scherpenzeel en de acteur Nelissen is dun. Het eerste moment dat de spindoctor verschijnt wordt nog aangegeven door een duidelijke lichtwissel. Maar hun toon, kostuum en manier van bewegen verschillen nauwelijks van elkaar. Zelfs pop Norbert lijkt op zijn ‘schepper’. De onduidelijkheid van de grenzen tussen acteur en personage geeft De Broekophouder een gelaagdheid die de toeschouwer steeds op het verkeerde been zet. De afwisseling tussen acteur, personage en alter ego’s is subtiel verweven zodat de spanning tot op het einde toe voelbaar blijft. Na het vermoorden van Norbert krimpt Ron Scherpenzeel tot popformaat en valt in zijn eigen bus met verf. Norbert komt echter weer tot leven in de armen van Nelissen, want een pop sterft natuurlijk nooit.

Plat vermaak niet nodig

Er zijn momenten waarop de zorgvuldig opgebouwde regie – eindregie Gienke Deuten van de Firma Rieks Swarte – uit de bocht vliegt. Het is niet altijd duidelijk wat de functie van de liedjes is (ontroering, ironie of vermaak?), en de seksuele handelingen zijn wel erg expliciet. Wat is het doel van de seksscène tussen personage en pop? Speelt Nelissen hier met het gegeven dat de buikspreekacts van vroeger die ook gebruikten? Tja, dat platte vermaak heb je toch niet nodig, als je door klein ambachtelijk poppenspel in één scène een volledig beeld van de relatie tussen een dementerende moeder en haar zoon op kan roepen.

Voor de zomerfestivals De Parade en Boulevard Den Bosch wordt een verkorte versie van De Broekophouder gemaakt. De Broekophouder wordt nog gespeeld tot 26 augustus 2012.

8WEEKLY MediaPlayer


Boeken / Fictie

Empathie, het begin en einde

recensie: John Green - The Fault in Our Stars

Uitgeverij Lemniscaat publiceerde The Fault in Our Stars (Een weeffout in onze sterren) niet onder het kopje ‘Young Adult’, maar ‘Literair’. Begrijpelijk: zonder zijn typerende jeugdigheid te verliezen, heeft John Green met dit boek een literaire volwassenheid bereikt.

Dit boek bevat dan ook de sterke kanten (romantiek, humor, reflectie) van Greens werk, maar wel met een stuk meer gewicht. Hoofdpersoon Hazel Grace heeft kanker. Hoewel ze door een (helaas fictioneel) medicijn al drie jaar buiten haar houdbaarheidsdatum leeft, is ze nog altijd terminaal ziek. De dood mag dan voor alle mensen onontkoombaar zijn, maar in dit boek is ze wel erg dichtbij. Dit maakt de romantiek en humor in dit werk moeilijk verteerbaar.

Een vreemdsoortig realisme
Hazel en Augustus, een vriend uit de kankersupportgroep, beschikken over een niveau van zelfkennis dat ongekend is voor hun leeftijd, maar zeer typisch voor Greens karakters. In hun geval is deze wijsheid echter niet gevat, maar schrijnend: Hazel weet maar al te goed dat ze een ‘incorrect concept’ is: ’that’s why I’m being taken out of the roulation.’ Ze citeert poëzieregels, bewijst het ongelijk van de piramide van Maslow, en blijft toch herkenbaar een tienermeisje. Hoe Green deze spanning tussen fictie en realisme volhoudt is een raadsel. Het feit is dat elke lezer zal meevoelen met deze personages, en dat is wat ze zo echt maakt.

In de lente van 2011, tijdens het schrijven van deze roman, woonde John Green in Amsterdam. Deze drie maanden kenden een grote iepenbloesemregen, die terugkeert in het boek – net als het roken en fietsen; zaken waarover Amerikanen zich verbazen. Maar Green heeft ook oog voor dingen die Amsterdammers zelf wellicht ontgaan: ‘Some tourists think Amsterdam is a city of sin, but in truth it is a city of freedom. And in freedom, most people find sin.’

Leven na de dood
Hazels lievelingsboek, An Imperial Affliction, speelt een belangrijke rol in The Fault in Our Stars, en verhoogt het metagehalte van het verhaal flink. Zo beschrijft ze een scène uit dit fictionele werk, waarin de door kanker verzwakte hoofdpersoon voorover in het gras valt, naar de sprietjes staart en op het leven reflecteert. Dat doe je immers wanneer je terminaal bent (of Walt Whitman bent). Deze zwaargewichtige referenties en reflecties gaan gelukkig hand in hand met een goed gevoel voor no-nonsense:

There will come a time, I said, when all of us are dead. All of us. There will come a time when there are no human beings remaining to remember that anyone ever existed or that our species ever did anything . . . And if the inevitability of human oblivion worries you, I encourage you to ignore it. God knows that’s what everyone else does.

An Imperial Affliction eindigt midden in een zin, een postmoderne stijlgreep die Augustus en Hazel zo irriteert, dat ze de Make A Wish stichting aanschrijven om de auteur in Amsterdam op te zoeken. Hij weigert echter, literair verantwoord, over zijn fictie te speculeren. Interpretatie behoort toe aan de lezer, lijkt hij te zeggen, en je boek middenin een zin eindigen is een vorm van realisme. De realiteit oogt steeds grauwer.

Een tijdbom voor je geliefden
En dan heb ik het nog niet eens over de verdoemde liefde gehad. Want natuurlijk worden Augustus en Hazel verliefd op elkaar. Minder natuurlijk is Hazels reactie: ze weerhoudt zichzelf van haar gevoelens. Wetende dat ze een tijdbom is die elk moment af kan gaan, wil ze de schade zo veel mogelijk beperken. De onzelfzuchtige manier waarop deze zestienjarige liefde opvat, daar kunnen de meeste volwassenen nog wat van leren.

In tegenstelling tot An Imperial Affliction speelt The Fault in Our Stars geen postmoderne spelletjes. John Green heeft een boek geschreven dat eerlijk is over het leven (en de dood) van zieke kinderen, zonder deprimerend te worden. Ja, het is moeilijk om het de laatste honderd pagina’s droog te houden, maar de dood komt in dit boek enkel door leven naar voren, en de energie en empathie waarmee Green dit boek begint en eindigt is ronduit bewonderenswaardig. 


Film / Achtergrond
special: Deel 1

Imagine 2012

De naam is dan alweer vier jaar Imagine, het is nog immer gewoon hét festival van de fantastische film in Amsterdam. In dit eerste verslag van de 28e editie aandacht voor de niet zo imponerende openingsfilm, keiharde actie uit Indonesië, een beestachtige man, een overbezorgde moeder, en een enge conciërge.

INHOUD: Extraterrestre | The Raid: Redemption | Beast | Babycall | Mientras duermes

Verwikkelingen en vliegende schotels

2.0
Extraterrestre
Nacho Vigalondo • Spanje, 2011

~

De Spaanse regisseur en scenarist Nacho Vigalondo maakte in 2007 indruk met zijn inventieve en sterk uitgevoerde tijdreisfilm Timecrimes (Los cromocrímenes). Hij is nu terug met Extraterrestre, dat tevens de openingsfilm van het festival is. Aan de hoge verwachtingen die Vigalondo op basis van zijn vorige film heeft gewekt, kan zijn nieuwe film helaas niet voldoen. In Extraterrestre wordt Julio wakker in het appartement van Julia na, hoogstwaarschijnlijk, een one-night stand. Er blijkt al snel iets raars aan de hand: de stad is uitgestorven, terwijl er een gigantische vliegende schotel boven hangt.

De situatie wordt gecompliceerder door de nieuwsgierige buurman die een oogje op Julia heeft, en de vriend van Julia die enige tijd later opduikt. Het lijdt tot misverstanden, verdachtmakingen, geheimen, romantiek en absurdistische verwikkelingen tussen het viertal. Het is allemaal charmant en vermakelijk, maar Vigalondo heeft moeite om ook maar een van genres die hij tackelt (romantische komedie, sciencefiction, drama) echt goed uit de verf te laten komen en de film kabbelt daarmee richtingloos naar het einde.
Terug naar boven

Meedogenloze actie

4.0
The Raid: Redemption
Gareth Evans • Indonesië/VS, 2011

~

De in Indonesië wonende Brit Gareth Evans ontdekte tijdens het maken van een documentaire Iko Uwais, een meester in de Indonesische vechtkunst pencak silat. Met hem maakte hij Merantau (2009), waarin regisseur, hoofdrolspeler en vechtsport uitgebreid hun kunnen toonden. In The Raid heeft hij het plot nog verder uitgekleed en gaat de actie in de overtreffende trap. De film is bruut, meedogenloos, erg bloedig, maar vooral onweerstaanbaar enerverend.

Een SWAT-team van de Indonesische politie doet een poging een drugsbaron te arresteren, die zich bovenin een torenflat woont waar zich eveneens junks, bendeleden, een drugslaboratorium en burgers bevinden. De actie begint voorspoedig, maar als de inval ontdekt wordt is het jachtseizoen op de politie geopend. De politieactie verwordt tot een meedogenloze overlevingsslag. Evans trekt een imponerende blik van enge vechtjassen open, met Yayan Ruhian als ‘Mad Dog’ als grote smaakmaker. Hij was, samen met Uwais, tevens choreograaf van de vaak uiterst inventieve vechtscènes, die met de nodige flair in beeld zijn gebracht. De grofheid van sommige beelden zal sommigen te ver gaan, maar het is lastig niet meegesleept te worden door deze actieklassieker.
Terug naar boven

Het beest van binnen

2.5
Beast
Christoffer Boe • Denemarken, 2011

~

Bruno en Maxine lijken een gelukkig stel, maar sinds hij min of meer spontaan het bloed van zijn vrouw heeft geproefd, vertoont hij in toenemende mate irrationeel gedrag. Hij drijft zijn eega moedwillig in de armen van een gemeenschappelijke vriend, heeft driftbuien en lichamelijke kwalen en heeft opeens een fascinatie voor vleesmessen. Wat is er met hem aan de hand? Regisseur Boe (Reconstruction, Offscreen) kan in Beast buigen op een paar sterke hoofdrolspelers. Vooral Nicolas Bro als Bruno maakt indruk; zijn spel zit altijd net aan de juiste kant van randje schmieren.

De cinematografie is fraai maar neigt zo nu en dan wel heel erg naar de soms wat vermoeiende school van ‘handheld beperkte scherptediepte’, de sound design is effectief en de tussenshots van winters Denemarken betoverend. Het is kortom sfeervol, maar er wordt alleen wel heel erg lang om de hete brij heen gedraaid. Er groeit iets in Bruno, dat is wel duidelijk, en dat heeft z’n weerslag op zijn omgeving.  Maar wat de Boe hiermee nou precies wil, wordt nooit echt helder.
Terug naar boven

Overbezorgde moeder

3.5
Babycall
Pål Sletaune • Noorwegen/Zweden/Duitsland, 2011

~

Noomi Rapace (Millennium: Mannen die vrouwen haten) speelt Anna, de moeder van Anders. Zij worden met hulp van de strenge Zweedse kinderbescherming in een grauw flatgebouw geplaatst. Moeder blijkt wel heel erg beschermend naar haar kind toe; het liefst laat ze hem geen ogenblik uit het oog en hem naar school sturen is voor haar een enorme drempel. Maar duidelijk wordt dat de vader voor wie zij onvindbaar proberen te zijn, het zoontje misbruikte en zelfs probeerde te vermoorden. Ze koopt op een gegeven moment een babyfoon om haar kind altijd te kunnen horen, maar pikt dan geluiden op van een andere babyfoon in de flat, waarvan de geluiden lijken op een kind dat wordt mishandeld.

Regisseur Pål Sletaune weet tot het laatst de spanning, net als hij eerder deed in Next Door (Naboer, 2005), hoog te houden. De kille, treurigmakende omgeving is sterk door cameraman John Andreas Andersen in beeld gebracht, het acteren (zeker van Rapace) van hoog niveau. Het is knap hoe de zo zekere wereld die we door de ogen van Anna zien langzaam voor onze ogen afbrokkelt en het bijna-gootsteendrama verandert in een psychologische thriller met paranormale trekjes. Het roept aan het eind wellicht meer vragen op dan het beantwoord; fascinerend is het wel.
Terug naar boven

Breken zal ze

4.0
Mientras Duermes
Jaume Balagueró • Spanje, 2011

~

Die aardige conciërge van het statige pand die altijd netjes de deur openhoudt, de post verzorgt en klaar staat voor allerlei klusjes? Die man, César, blijkt in werkelijkheid een wolf in schaapskleren. Hij houdt zich elke avond schuil onder het bed van de bevallige bewoonster Clara (hij heeft immers alle huissleutels), bedwelmt haar als ze slaapt en gaat dan z’n gang. Hoe doet hem er niet toe – knoeien met haar zalfjes; spullen ontvreemden – als ze maar steeds vermoeiender wakker wordt. Want die glimlach van Clara, dat immer vrolijke gezicht, die vriendelijke blikken bij het weglopen, dat is César een doorn in het oog. Haar breken wordt zijn doel.

Voordat hij naam maakte als co-regisseur van [REC], maakte Jaume Balageuró de sfeervolle horrorfilms Fragile en Darkness. Mientras Duermes is net zo stijlvol en vakkundig gemaakt, maar gooit het meer over de duistere psychologische boeg, waarin de film meer dan slaagt. De duistere krochten van Césars gedachtenkronkels en de minutieusheid waarmee hij te werk gaat, worden hierbij door Luis Tosar (Te doy mis ojos, Cell 211) sterk verbeeld.
Terug naar boven

Boeken / Fictie

Veel meer dan een vakkundig plotbouwer

recensie: Herman Koch - Korte geschiedenis van het bedrog

Er zijn mensen die altijd de waarheid vertellen.

Zo begint de verzameling van Herman Kochs korte verhalen. Koch zelf rekt de waarheid liever een beetje op.

Na blauw, groen en rood is het werk van Herman Koch inmiddels in z’n gele periode beland. De bundel Korte geschiedenis van het bedrog schittert momenteel op de tafels van de Nederlandse boekhandels. Er zit een rode sticker met een prijsje op (in koeienletters die je toeroepen: 15 EURO! KOOPJE! DAT LAAT JE TOCH NIET LIGGEN) en daaromheen, in kleinere letters: ‘Auteur van Het diner‘. Voor wie nog twijfelde. De vraag is echter of Korte geschiedenis van het bedrog wel een boek is voor de lezers van Het diner. Niet al het werk van de auteur van Het diner is immers even Diner-esk. Gelukkig niet, ben je geneigd te zeggen.

Ingehouden lachjes

De bundel is opgebouwd rond een aantal deelthema’s die de verhalen clusteren. De eerste sectie, ‘Het liegen van de waarheid’, is meteen een van de hoogtepunten. Ieder verhaal heeft een eigen toonsoort, lijkt het. Het verhaal over Virginie, een ergerlijke would-be kunstenares die Koch in zijn tijd in Barcelona ontmoet, is vooral tragikomisch. Het stuk over de jonge, opstellen schrijvende Herman meer melancholisch, evenals delen van het titelverhaal waar de bundel mee opent. Die verhalen worden geserveerd (pas op: Diner-metaforiek!) met een coulis van typische Koch-ironie. Van het soort dat Woody Allen nog wel eens uit de kast wil trekken om zijn lezers een gevoel van medeplichtigheid te geven: samen met de verteller sta je langs de zijlijn en bezie je alles met een geamuseerde distantie.

Niet alle verhalen in de bundel hebben diezelfde kracht van gecombineerde ironie en oprechtheid: in de afdelingen ‘De weg kwijt’ (kortere stukken die Koch in 2011 schreef voor Propria Cures) en ‘Is het allemaal autobiografisch?’ overheerst de lolligheid. Dat is soms grappig (‘Is dat nu voor een groot deel autobiografisch, wat u op zo’n avond meemaakt?’), héél grappig (stop een post-it op pagina 354 en herlees ‘Eten met Herman Koch’ iedere keer als u wat vrolijkheid kunt gebruiken) of mislukt (‘Bekentenissen van een haring’). In andere secties, die voornamelijk bestaan uit vroege, langere verhalen uit eerdere bundels, klinkt een meer gedragen toon.

Droge Sandra

De verhalen van Koch worden – een uitzondering daargelaten, zijn allereerste verhaal bijvoorbeeld, of het mislukte thrillerverhaal ‘Wind uit het noorden’ – in de meeste gevallen bereid volgens het recept van de gefictionaliseerde autobiografie. Verwacht van Koch geen vervreemdende fantasy, geen verhalen vol vertellers die ongeboren baby’s blijken te zijn of andere fratsen. Koch schrijft verhalen over hoe het had kunnen zijn, als de werkelijkheid een beetje had meegewerkt. Verhalen over voetbalspelletjes op de computer, over zijn zoon, zijn jeugd, over de zee en over Barcelona. Ze zouden best gebeurd hebben kunnen zijn, die suggestie weet Koch in elk geval verdraaid vaak te wekken en dat is gewoon knap.

In oudere verhalen – ‘De weg naar de kust’ bijvoorbeeld, of ‘De bewondering’ – waarin Koch zich conformeert aan de tradities van het literaire kortverhaal, is die suggestie minder sterk. Het zijn goede verhalen, zoals er zo veel van dat soort goede verhalen worden geschreven. Literaire tijdschriften staan er bol van, onderscheidend zijn ze zelden. En dat is nu net wat Koch wél is, wanneer hij zijn schijnbaar autobiografische belevenissen optekent.

Eerder al vergeleek ik hem met Remco Campert, en dat doe ik nog maar eens. Diezelfde ingetogen ironie, dezelfde verzorgde zinnen, de melancholie die wordt afgewisseld met ongein. Voor wie het vergeten was: de auteur van Het diner heeft meer noten op zijn zang. En voor de mensen die denken dat Koch een droge conceptschrijver is: voor u is er slechts één remedie: lees het verhaal ‘Droge Sandra’ en herzie hierna uw mening.

Boeken / Fictie

De man met talent

recensie: Håkan Nesser (vert. Ydelet Westra) - De man zonder hond

Jawel, de nieuwste Scandinavische misdaadsensatie heeft zich aangediend. Dit eerste deel in de Barbarotti-reeks verdient het om als warme broodjes over de toonbank te gaan.

De Zweed Håkan Nesser vergaarde in de jaren negentig bekendheid met zijn tiendelige reeks over inspecteur Van Veeteren. Zijn literaire thrillers werden onder andere uitgeroepen tot Beste Misdaaddebuut in 1993 en Beste Zweedse Misdaadroman in 1994 en 1995. Dat Nesser nog steeds meedoet bewijst hij met zijn Barbarotti-reeks, die in Zweden al grotendeels verschenen is. Her eerste deel, De man zonder hond, is nu naar het Nederlands vertaald. Er staan in ieder geval nog drie Nederlandse vertalingen op de planning.

Wegvallende maskers
Ontmoet de familie Hermansson. We hebben de onlangs gepensioneerde Rosemarie, die ofwel zichzelf, ofwel haar man Karl-Erik wil vermoorden. Dan is er Ebba, een vaderskindje dat geen genegenheid toont, vooral niet naar haar jongste zoon Kristoffer. Hij staat altijd in de schaduw van zijn oudere broer. Deze betreffende broer, Henrik, is een wonderkind dat vermoedt dat hij op jongens valt. Dan hebben we nog Ebba’s broer Robert de Rukker die zich heeft blootgegeven op televisie. En tot slot zusje Kristina, die het niet meer uithoudt met haar man Jakob. Deze meute komt samen om de verjaardagen van Karl-Erik en Ebba te vieren.

Dat kan natuurlijk niet goed gaan. Geen van de aanwezigen, op wellicht de jarige jobs na, heeft zin het tweedaagse feest bij te wonen. De gasten spelen een toneelstukje, waarbij ‘datgene wat in het najaar gebeurde’ angstvallig van de onderwerpenlijst wordt vermeden. Tot op de eerste avond Robert verdwijnt. Karl-Erik ziet dit als het zoveelste bewijs van Roberts gebrek aan solidariteit en verbiedt Rosemarie om de politie te verwittigen. Maar als de volgende nacht ook Henrik onvindbaar is, dienen zich twaalf langzame maanden van onzekerheid aan.

Geheel tegen de gevestigde patronen binnen de misdaadliteratuur in is de diender die de zaak op zich neemt, inspecteur Barbarotti, een aardige man en een goede vader. Hij is dan wel gescheiden, maar verafgoodt zijn achttienjarige inwonende dochter, kent zijn eigen gebreken en is geen workaholic. Integendeel, hij is eerder ondoordacht, met een neiging naar nonchalance. Barbarotti worstelt met existentiële kwesties, vooral met de vraag of er een God is die reageert op gebeden en lofzangen. Hij heeft een heerlijk droogkloterig puntensysteem ontwikkeld voor gebeurtenissen in zijn leven, dat moet aantonen of God wel of niet bestaat.

Hoe en waarom
Nesser heeft deze literaire thriller met een nuchtere, directe humor geschreven. Dit maakt deze kloeke roman heel prettig leesbaar, met genoeg psychologische diepgang om de spanning in het familiedrama te houden. Hoewel de ontknoping van de zaak al snel gesuggereerd wordt – geheel onsubtiel, het moet gezegd worden – gaat het in De man zonder hond niet om de vraag wie, of hoe, en zelfs niet eens waarom, maar om het proces waar de verschillende familieleden doorheen gaan in hun plots veranderende situaties.

Pakweg de eerste 200 pagina’s beslaan een uiteenzetting van de familiale verhoudingen. Een aanloop van formaat, maar zonder de boeiende leeservaring te storen. De verschillende perspectieven van de familieleden – de een nog pessimistischer dan de ander over de voortgang van zijn leven, mislukkingen en het verliezen van dromen – zorgen ervoor dat die o zo belangrijke spanningsboog mooi strak blijft staan.

Het zwarte schaap
Doordat Nesser meerdere personages een stem heeft gegeven komt de lezer veel te weten. Hierdoor worden de herhalende vertellingen wat glansloos. Even spijtig is dat Nesser de ene verdwijning meer aandacht geeft dan de andere. Robert was altijd al het zwarte schaap, en Henrik had alle potentie van de wereld. De motieven achter Roberts verdwijning worden zodoende in een paar luttele zinnen uiteengezet, terwijl de psychologische achtergrond van deze gebeurtenis veel meer aandacht verdient.

De auteur laat zo een paar steken vallen, maar maakt dat ruimschoots goed door zijn veelvoud aan krachtige beeldspraak. De man zonder hond belooft zich tot een reeks te ontwikkelen met alle elementen van een succesvolle misdaadserie. Onlangs verscheen in De Volkskrant een artikel waarin gevreesd werd dat Scandinavische boeken en series aan hun eigen succes ten onder zullen gaan. Maar vooralsnog kan het niet op. Er is nog meer dan genoeg ruimte in de boekenkast voor deze fijne, nieuwe misdaadreeks.

Film / Films

Les adieux à la reine

recensie: Oppervlakkige schoonheid

.

Een overdonderende aankleding kan niet verhullen dat regisseur Benoît Jacquot niet wist wat hij wilde met zijn film over de laatste dagen van de Franse koningin Marie-Antoinette.

Les adieux à la reine vertelt het verhaal van een hofdame aan het Franse hof ten tijde van de Franse revolutie in 1789. Sommige beelden van de film zijn betoverend. Zoals de scènes waarin hofdame Sidonie zich ’s nachts met haar kandelaar langs andere mensen wringt in de donkere gangen van het paleis van Versaille. Het complete hof staat in de gangen de onrust in het koninkrijk te bespreken, allemaal een kandelaar in de hand. Er gaat een lijst rond waarop de namen staan van alle hoflui die het woedende Franse volk wil laten onthoofden.

~

Ongeloofwaardige liefde
Het onrustig flikkerende kaarslicht van de kandelaren benadrukt de sfeer van naderend onheil. Maar helaas is dit slechts een van de weinige momenten dat Les adieux à la reine tot leven komt. De kostuumfilm van de Franse regisseur Benoît Jacquot spreekt niet aan, de prachtige aankleding en de historische locatie ten spijt. De film wil te veel verhalen vertellen. Zo legt Jacquot de focus op hofdame Sidonie, maar lijkt het verhaal ook te draaien om de onmogelijke liefde van koningin Marie-Antoinette voor hertogin Gabrielle de Polignac. Op de achtergrond speelt dan nog de Franse revolutie, die naarmate de film vordert een steeds reëlere bedreiging vormt voor het leven aan het hof.

Regisseur Jacquot laat Diane Kruger, die een zenuwachtige Marie-Antoinette speelt, dramatische verhandelingen houden over haar liefde voor de hertogin. Interactie tussen geliefden is vaak geloofwaardiger dan eindeloze monologen. Jacquot neemt hier echter nauwelijks tijd voor, waardoor de liefde niet meer dan een gril lijkt van Marie-Antoinette. Dat Virginie Ledoyen, die de hertogin vertolkt, het voor elkaar krijgt om een mysterieuze seksuele spanning uit te stralen in de weinige scènes waarin ze mag optreden, doet daar helaas weinig aan af.

~

Mooie plaatjes van chaotische dagen
De regisseur heeft wel veel tijd in geruimd voor de intrige rond een borduuropdracht die hofdame Sidonie moet uitvoeren, zonder dat ze de koningin daarover mag vertellen. Een aspect waarvan moeilijk te begrijpen is dat het zo veel aandacht krijgt. De film biedt sowieso veel ruimte aan details. Dat hoeft geen probleem te zijn, maar Jacquot verliest de grote lijnen uit het oog.

En hoewel het spel van Léa Seydoux als de jonge hofdame niet onverdienstelijk is, is Sidonie een te vlak personage om de film te kunnen dragen. Wat overblijft zijn mooie plaatjes van de chaotische dagen voordat de Franse koning en koningin hun hoofd verliezen.