Boeken / Fictie

Een roman als een vals poetsbeestje

recensie: Peter Delpeut - Kruisverhoor

Ooit schreef Peter Delpeut een ‘pleidooi voor het treuzelen‘. Ook publiceerde hij essays over kunst en doorkruiste hij de woestijn. Per fiets. Niet meteen de man die je verwacht te zien opduiken in het domein van de thriller, een wereld waar alles snel, vlug en bij voorkeur een beetje gruizig moet zijn.

Toch is dat precies wat Delpeut deed: een roman schrijven met alle vitale elementen van een rauwe policier. En tegelijk is het dat niet. Er is namelijk iets vreemds aan de hand met Kruisverhoor, en dat is dat het geen thriller, noch een detective is, terwijl alle uiterlijke kenmerken aanwezig zijn. Een morsige politieman (alleenstaand, zijn privéleven langzaam uitgummend om zich op zijn werk te kunnen storten), een scherpzinnige assistente, een mysterie dat raakt aan een of andere vorm van actuele problematiek, een zootje verdachten, een scherpzinnige assistente, eindeloze verhoren en een geheim uit het verleden. Maar Kruisverhoor is als het valse poetsbeestje in de dierenkaartenserie van Albert Heijn: het heeft de kleuren van een echt poetsbeestje, het lichaam van een echt poetsbeestje, het doet alles wat een echt poetsbeestje ook doet, en toch: géén poetsbeestje.

Bollenstreek
De politieman in Kruisverhoor heet Martin Jansen, een naam die molens, slootjes en dijken ademt. En verdomd: Jansen is rechercheur in de Bollenstreek, in de kop van Noord-Holland. Daar, waar Nederland het allernederlandst is, zwijgt iedereen wanneer er een babylijkje gevonden wordt. Al snel volgt er een arrestatie, maar zelfs de beginnende detectivelezer weet dan al: die kan het nooit gedaan hebben.

Wat volgt is de uitwerking van een plot dat cirkelt rond de zwijgzaamheid van een stuurs boerengezin. Met name de twee broers van dat gezin – van wie er één niet wil deugen en de ander ze niet allemaal op een rijtje heeft – komen bekend voor. In Cel, het recentelijk verfilmde tweede deel van Charles den Tex’ Bellicher-trilogie, is er een belangrijke bijrol weggelegd voor twee broers in de Bollenstreek. Zuid-Holland in dit geval: één crimineel brein en één weinig begaafde dommekracht.

Toch een roman
Is Kruisverhoor dan stiekem toch een thriller? Delpeut conformeert zich schijnbaar aan alle wetten van het genre … Nee, toch niet. Het is Delpeut in zijn valse thriller te doen om het babylijkje noch om de boerenbroers. Dat zijn slechts decorstukken waar de auteur naar hartelust mee schuift om zijn protagonist tot actie te drijven. Kruisverhoor kent maar één hoofdpersoon: Martin Jansen. En met Jansen de twee verhalen die hij gedurende het onderzoek met zich meezeult, als een gevangene met een loden bal aan zijn voet.

Het ene verhaal betreft zijn dementerende moeder die ieder moment kan overlijden, het ander een ex-vriendin over wie hij de lezer maar mondjesmaat wat informatie toespeelt, alsof zijn herinnering aan haar ook bij hem in scherven ligt. Langzaam horen we steeds een beetje meer over deze Kristin, een stugge baanwielrenster op wie Martin nog niet zo lang geleden smoorverliefd moet zijn geweest. De verhalen over de moeder en de ex meanderen een roman (ja, toch een roman) lang door de beschrijving van het zich voortslepende onderzoek naar het babylijkje. Dat er ook maar íets goed zal komen, lijkt uitgesloten.

Aangevroren sneeuw
Delpeut slaagt erin de lezer te laten smachten naar beantwoording van de twee centrale vragen die hij maar blijft stellen: wat gebeurde er destijds, op Sicilië, en wat gebeurt er nu wanneer dat uitkomt? In de literaire, soms zelfs bloemrijke stijl van de romanschrijver roept hij de sfeer van stuursheid op, een wereld van leegstaande kassen en laagvliegende meeuwen in een jaargetijde van korte dagen en aangevroren sneeuwlagen.

Tweemaal stijgt Kruisverhoor uit boven het gedegen vakmanschap waaruit de roman is opgetrokken. De eerste keer gebeurt dat wanneer Martin aan het bed van zijn moeder zit, wachtend op een dood die maar niet wil komen. Alle vitale functies hebben het begeven, maar ze ademt nog. Dan probeert hij de zaak een handje te helpen – ontroerend en afschuwelijk. De tweede scène waarin Delpeut excelleert is die waarin Martin zichzelf begint te verhoren en in een mooie monoloog verhaalt over wat er nu op Sicilië heeft plaatsgevonden. Daar, aan de zee tussen Sicilië en Stromboli, bevindt zich het geheim van Martin Jansen.

Boeken / Fictie

Een epische familiegeschiedenis

recensie: Meir Shalev (vert. Ruben Verhasselt) - Het zat zo

Een familiekroniek met een wel heel bijzondere hoofdrolspeler: een Amerikaanse stofzuiger. Die terechtkomt bij oma Tonja. Oma Tonja is een zeer bijzondere vrouw én de oma van schrijver Meir Shalev.

Dit verhaal vertelt de familiegeschiedenis van Shalev, zijn oma Tonja en haar stofzuiger. En Shalev is niet voor niets een van de grotere schrijvers uit Israël. Zelfs een boek met een stofzuiger als hoofdrolspeler is bij hem interessant.

Schoonmaakwoede
Het zat zo. Dat zijn steevast de woorden waarmee oma Tonja haar verhalen begint. Oma Tonja is om met Shalev te spreken ‘anders, bijzonder en een beetje typisch’. Rond 1923 komt ze vanuit Oekraïne aan in Israël (toen nog Palestina), in Nahalal om precies te zijn. Tonja heeft geen gemakkelijk leven; ze werkt hard. Niet alleen doet ze het boerenwerk dat er op de moshav gedaan moet worden omdat haar man niet erg geschikt is voor het boerenleven, ze werkt ook constant aan het schoonhouden van haar huis.

Het harde werk van nieuwe immigranten die een land en een heel nieuw leven op te bouwen hebben, is op zich niet bijzonder. De combinatie hiervan met de niet-aflatende schoonmaakwoede, maakt oma Tonja vooral speciaal. De schoonmaakwoede van Tonja gaat namelijk ver. Heel ver. Zo vertelt Shalev over de doekjes die over alle deurklinken in haar huis hangen, zodat vieze handen geen kans krijgen om vuile vingerafdrukken achter te laten. Of over de douche waar niet gedoucht mag worden, omdat de badkamer dan vies wordt. Of over die Amerikaanse stofzuiger, die niet gebruikt mag worden omdat deze dan stoffig wordt.

Verhalenvertellers
Niet alleen deze bijna dwangmatige discipline heeft Shalev van zijn grootmoeder meegekregen (het is algemeen bekend dat Shalev zijn werkdagen altijd om vijf uur ’s ochtends begint), ook het vertellen van verhalen heeft hij, onder andere, van de familie van zijn oma geërfd. De anekdotes en verhalen komen tijdens het lezen van het boek echt tot leven, hoe absurd ze soms ook aandoen.

Tantes, ooms, de ouders van Shalev, allemaal worden ze geïntroduceerd aan de hand van kleurrijke verhalen en bijzondere herinneringen. De vertelstijl van Shalev is prettig. Het verhaal kabbelt op en neer in de tijd, met af en toe een uitstapje om een of ander feit toe te lichten. Als lezer hoef je niet meer te doen dan meedeinen op de golven van het verhaal.

Zoektocht naar een nieuw bestaan
De oma van de schrijver mag in het verhaal dan wel vreemd, wat onalledaags en vooral behoorlijk obsessief overkomen, ze was ook redelijk vooruitstrevend en open voor haar tijd. Zo mag kleinzoon Shalev zijn vriendinnetjes meenemen naar haar huis. Als hij echter meer dan eens met hetzelfde meisje komt aanzetten, voorziet ze hem van onconventioneel advies. ‘Ik wil dat je elke keer een nieuwe vriendin meeneemt als je bij me langskomt. Je bent jong. Jonge jongens moeten van vriendin wisselen als van sokken.’

Deze verschillende kanten van een en dezelfde vrouw leggen misschien ook wel de moeilijkheid van het nieuwe leven van de immigrant bloot. Vasthouden aan bepaalde waarden, het omarmen van nieuwe en intussen hard werken om je plek in de maatschappij te vinden. Hoewel de verhalen vaak met humor worden beschreven, is het onmiskenbaar dat het verhaal van oma Tonja ook het verhaal is van een moeizame zoektocht naar een nieuw bestaan.

Apolitiek
Hoewel de vertellingen zich er uitstekend voor zouden lenen, zijn er geen politieke statements of politieke achtergronden in deze roman te vinden. En dat is ook wel eens fijn, juist bij een boek uit zo’n beladen regio. Zoals Shalev zelf weleens gezegd heeft: ‘er is een verhaal en dat moet gewoon verteld worden’. Zo zit het dus.

Film / Achtergrond
special: De controverse rondom Intouchables

Racisme? Het gaat om verbondenheid

.

~

Driss (Omar Sy) steelt al in zijn eerste scène een gouden ei uit het huis van de rijke, tot aan zijn nek verlamde, Philippe (François Cluzet). Hij weet het verschil niet tussen shampoo en voetencrème, houdt van soulmuziek en kan er als enige goed op dansen. Hebben we alle clichés over zwarte mannen gehad? Ja. Schrijft Variety. Racisme. Van het ergste soort.

Is dat werkelijk racisme? Is het niet een stereotype? Zoals gehandicapte mannen in films altijd zo zuur en verbitterd zijn (denk aan Al Pacino in Scent of a Woman). En rijke aristocraten van klassiek houden en kunst verzamelen (bijvoorbeeld in Ripley’s Game)?

Is Amerika niet juist het land waar de zwarte acteur altijd als eerste moet sterven in films? En is de geldende moraal niet dat zwarten alleen voor zichzelf kunnen opkomen als ze hulp krijgen van blanken, zoals in The Help (2011)?

Stereotypen als wapen


Misschien focussen de Amerikanen te veel op de verschillen. Juist in het simpele verhaal van Intouchables worden deze stereotypen ingezet om de achtergrond te verklaren van de hoofdpersonages. Het verhaal gaat over de rijke maar eenzame Philippe, die na het verlies van zijn vrouw gewoon weer het leven wil ervaren. En juist Driss, die uit een achterstandsbuurt van Parijs komt en net een gevangenisstraf heeft uitgezeten, geeft hem dat gevoel weer terug. Door samen een joint te roken, in een dure sportwagen te rijden, of Philippe te helpen een afspraak te krijgen met een vrouw.

Je hoeft geen filmwetenschappen te hebben gestudeerd om te zien dat Driss en Phillip in alles twee uitersten zijn. Phillip is rijk en verlamd, Driss arm maar sterk en atletisch. Daar in het midden vinden ze elkaar in vriendschap en humor, in empathie en broederschap. Vertederend. Oppervlakkig is het verhaal zeker, maar het werkt treffend en op je lachspieren. Omar Sy steelt de show, François Cluzet’s lach is niet te negeren.

Universele boodschap


~

Het is de boodschap die we al op de basisschool ingeprent kregen: geel, groen of zwart, iedereen is gelijk. Juist Frankrijk, waar 20 miljoen mensen deze film bezochten, heeft blijkbaar dit universele verhaal nodig na de rellen in de banlieues in 2005. Misschien heeft heel Europa deze boodschap van verbondenheid, vriendschap en harmonie wel nodig.

Het cynisme op televisie over de Europese Unie, de Nederlandse bezuinigingen en de hebzucht van banken laat alleen maar de duistere kant zien van de mensheid. Het enige dat Hollywood ons sinds 11 september voorschotelt, zijn comicverfilmingen over conflicten tussen goed en kwaad.

En dan is daar opeens die feel-goodfilm Intouchables. Een verademing. Een film die niet racistisch is maar een beeld schetst van een minderheid die boven zichzelf uitstijgt en overwint. Het gaat over vriendschap en gelijkheid en het laat zien dat in een land als Frankrijk de Fransen niet meer zonder de buitenlanders kunnen. Ze zijn de handen, voeten en benen geworden van de gewone Franse man. Ze gaan niet meer weg. Ze zijn vervlochten met elkaar. Zoals ook webmagazine Slate zegt. 

Intouchables gaat over tolerantie in een multiculturele samenleving. Dat is naïef. Maar ook hartverwarmend. Zoals de New York Times schrijft in haar recensie: de film roept cynisme op maar is ook warm, vertederend en niet te negeren. 

Sinds eind september 2012 is Intouchables op dvd verkrijgbaar. 

Boeken / Fictie

Nieuw jasje, oude thema’s

recensie: Zadie Smith (vert. Jan de Nijs) - NW

Het heeft even geduurd, maar er is weer een nieuwe roman van Zadie Smith. Voor wie een literaire soap in de trant van White Teeth (2000) en On Beauty (2005) verwacht, is NW wel even slikken.

Vanaf het eerste, korte hoofdstuk van NW merk je het: hier is een andere Zadie Smith aan het woord dan voorheen. In On Beauty toonde Smith met haar uitvoerige beschrijvingen en charmante dialogen nog veel verwantschap met negentiende-eeuwse schrijvers als Jane Austen. In NW is ze definitief de eenentwintigste eeuw, of op zijn minst de twintigste, binnengetreden: onafgemaakte zinnen, het gebruik van verschillende verteltechnieken per deel en zelfs beeldgedichten. Algehele fragmentatie. Je wordt als lezer niet meer aan de hand meegenomen, je moet aan het werk met de bits and pieces die Smith je aanreikt.

Locatie: Londen
De vraag is natuurlijk: werkt die nieuwe stijl, sluit de vorm aan bij de inhoud? In eerste instantie lijkt het te kloppen. NW – de titel verwijst naar het postcodegebied North West – gaat immers over het hedendaagse leven in de metropool Londen. Dat leven is chaotisch en Smith weet die chaos goed neer te zetten door een wirwar aan locaties op te roepen: Kilburn, Willesden, Camden, Hampstead, Grafton Street, Regent’s Park, Yates Lane, Albert Road. Wie Londen niet door en door kent, gaat het al snel duizelen.

Wat wel duidelijk wordt, is dat locatie samenhangt met sociale klasse. Londen valt in te delen in arme en rijke postcodes, arme en rijke straten. Die verschillen zijn natuurlijk relatief. De blanke Leah, die in de sociale dienstverlening werkt, voelt zich inferieur ten opzichte van haar zwarte vriendin Natalie, een advocate, en diens man, een bankier. Vanuit haar gebrekkige kantoorruimte denkt Leah:

Elders in Londen zijn kantoren glimmende synergetische gebouwen met kantoortuinen/glazen wanden/draadloos internet. Daar persisteert een geloof in het belang van een pingpongtafel. Hier is niet daar. Hier zijn kantoren hokkerig benauwd victoriaans vochtig.

Maar Leah en Natalie hebben het beiden beter gedaan dan andere ex-klasgenoten, de junkies die ze voortdurend tegenkomen als ze de hoek omslaan.

Huwelijksperikelen
Toch zijn de vriendinnen geen van beiden gelukkig. Het grootste gedeelte van het boek gaat over hun huwelijksperikelen. Over de triootjes die Natalie online probeert te regelen, over Leahs angst dat haar man haar zal verlaten als zij toegeeft dat ze geen kinderen wil. En over hoe de meisjes als kinderen waren: de gedreven, berekenende Natalie, de tegelijk zorgzame en hedonistische Leah. Een zwart meisje en een blank meisje, van wie de een de sociale ladder beter weet te beklimmen dan de ander.

Als zulke thema’s boven komen drijven zijn we weer in vertrouwd Zadie Smith-gebied. Uiteindelijk draait het toch allemaal om menselijke relaties, om de vaak moeizame omgang tussen zwart en wit, arm en rijk, schoonheden en uiterlijk minder bedeelden. Hoe je nooit helemaal loskomt van je afkomst en hoe snel vriendschappen verstoord worden door vooroordelen en wantrouwen.

Klassieke Smith
Zonder de junkies en de verandering in stijl was dit een klassieke Smith geweest. Het is dapper dat ze geprobeerd heeft zichzelf opnieuw uit te vinden, dat ze andere stilistische middelen heeft toegepast. Het nieuwe jasje kan echter niet verhullen dat Smiths werkelijke belangstelling nog steeds ligt bij het scheppen van levensechte personages en het tonen hoe die zich tot elkaar verhouden. Dat dat gelukt is in NW, is eerder ondanks dan dankzij de nieuwe stijl. De ingrepen lijken nu nog wat geforceerd: experiment om het experiment. Een beeldgedicht over appelbloesem is leuk, maar voegt inhoudelijk niets toe. Wel doen zulke verrassingen uitkijken naar de volgende roman. Wie weet dat daarin vorm en inhoud echt samen zullen vallen.

Boeken / Non-fictie

Seks en filosofie. Filosofie en seks

recensie: Alain de Botton (vert. Jelle Noorman) - Meer denken over seks. Hoe doe je dat?

.

‘Filosofie voor een ontspannen seksleven’ staat er op de achterflap. Dat is belangrijk, omdat de vraag zich tijdens het lezen opdringt of je je niet hebt vergist met de veronderstelling een filosofisch werkje in handen te hebben. ‘The School of Life’ levert zelfhulpboeken nieuwe stijl, maar wél expliciet onder de noemer filosofie.

Kluwen van vooroordelen


Oké. Wat is filosofie? Het stellen van de juiste vragen, is een antwoord. De betekenis van woorden en hun werking onderzoeken, kun je ook zeggen. Plus natuurlijk tienduizend dingen meer. Eén ding is echter zeker: Meer denken over seks is geen filosofie, zelfs geen populaire filosofie, ook niet filosofisch als in ‘diep’, het is zelfs geen denken en ook geen zelfhulpboek.

Bataille, Foucault, Michel Onfray, maar ook Plato en Schopenhauer: namen die in het lijstje ‘Filosofie en seks’ staan (ja, ik heb zo’n lijstje). Aangevuld met schrijvers Houellebecq en Grunberg, Coetzee en Willem Jan Otten (over porno). Alles bij elkaar niet echt het recept voor een ‘ontspannen seksleven’ – en waar zijn de vrouwen? – maar denk eens kritisch (ook wel: filosofisch) na over dat woordenpaar, ‘ontspannen seksleven’ en er ontvouwt zich direct een kluwen van vooroordelen en begripsverwarring. Niet erg, want daar houden filosofen van. Alain de Botton? Die houdt alleen van gladstrijken, van schijnproblemen en overstuurde ironie.

De kaasschaaf erover


Bovenstaande namen zoek je tevergeefs dit ‘filosofisch boek over seks’ zoals het nog eens in de inleiding heet. Schopenhauer en Flaubert komen zijdelings voorbij, maar de meest aangehaalde naam is – naast het fictieve echtpaar Jim en Sally – tromgeroffel… Freud. Nu zijn er gegronde redenen om Freud (deels) een filosoof te noemen, maar De Botton bekommert zich daar niet om. Filosofie is hier: psychologie, aangevuld met een snufje neurowetenschap en evolutiebiologie. De kaasschaaf erover en het overblijfsel strooien over slecht vertelde anekdotes over oninteressante mensen: dat is de filosofische methode die hier gebruikt wordt.

Erger is dat De Botton slordig formuleert, wat onhandig is als je de betekenis van woorden en hun werking wilt onderzoeken, en antwoord op antwoord stapelt zonder zich te verwonderen, zonder te vragen dus. Af en toe duikt er een aardige zin op: ‘Erotiek lijkt zich dan ook het scherpst af te tekenen op het raakvlak van het formele en het intieme.’ Maar vooral krab je je op je hoofd om de platitudes en volkomen rare stellingen; en nee, je krabt je bij het lezen niet ergens anders. Als je in elk geval nog opgewonden zou raken van Meer denken over seks, was er al iets gewonnen.

Bijvoorbeeld
Over impotentie: ‘Impotentie kwam voort uit de toenemende empathie die ontstond door de verbreiding van de Gulden Regel (‘Wat gij niet wilt dat u geschiedt, doet dat ook een ander niet’).’ Over seksuele therapie: ‘Dat zo’n hulpdienst er nog niet is, komt alleen maar doordat het kapitalisme nog in de kinderschoenen staat.’ In aanloop naar een stuk over internetporno:

Zoals pleitbezorgers van het internet altijd weer benadrukken, is het een fantastisch leermiddel dat de steeds wisselende verstandelijke inbreng van over de continenten verspreide volkeren samenvoegt tot één gigantische, constant actieve mondiale geest.

(Ik vermoed dat bij deze laatste zin een specifieke vorm van ironie in het spel is, en een gehaaste vertaler.) De vreugde om Aristoteles tegen te komen, wordt al snel gesmoord in, ja in wat eigenlijk?

Voortreffelijkheid, zoals omschreven door Aristoteles in de Ethica Nicomachea – de volledige ontplooiing van wat het meest kenmerkend is voor de mens in overeenstemming met de deugden – is een gepasseerd station wanneer een anonieme vrouw ergens in de voormalige Sovjet-Unie op een bed wordt gedrukt, er drie penissen ruw in haar lichaamsopeningen worden geduwd en het tafereel dat zich vervolgens afspeelt wordt vastgelegd ter vermaak van een internationaal publiek van maniakken.

Snel Marcus Aurelius erbij gepakt, die seks beschreef als ‘niets anders dan het over elkaar heen wrijven van stukjes ingewand, gevolgd door de spastische uitscheiding van wat slijm’.

Film / Films

De belevenissen van een filmganger

recensie: The Perks of Being a Wallflower

Aandoenlijke, sociaal onaangepaste vijftienjarige maakt vrienden. De authentieke Charlie vindt een plek waar hij thuishoort en The Perks of Being a Wallflower vindt een prachtige weg naar het witte doek.

 

Stephen Chbosky is zowel de auteur van de gelijknamige roman als de scenarist en regisseur van de verfilming. The Perks of Being a Wallflower was zijn literaire debuut, maar niet zijn eerste keer op de director’s chair: eerder regisseerde hij The Four Corners of Nowhere (1995). Hij schreef tevens het scenario voor de verfilming van de Broadway musical Rent (2005) en de televisieserie Jericho (2006-2008). 

Emotionele achtbaan

~

Na dertien jaar verschijnt nu de verfilming van de jeugdroman die eind jaren negentig Amerika op z’n kop zette en op vele scholen werd verboden. De enige vriend van hoofdpersoon Charlie (Logan Lerman) heeft zelfmoord gepleegd, en Charlie moet daardoor vriendenloos naar de bovenbouw. Ook bij zijn ouders en oudere broer en zus kan hij niet terecht, want bij hen voelt hij zich onbegrepen. De enige met wie hij echt close was, was zijn tante Helen, die op zijn zevende verjaardag overleed na een auto-ongeval. 

Charlie komt bij handenarbeid in de klas bij ouderejaars Patrick (Ezra Miller), die om onfortuinlijke redenen de bijnaam ‘Nothing’ heeft. Wanneer Charlie hem als enige van de school gewoon met Patrick aanspreekt, mag Charlie bij hem komen zitten en stelt hij Charlie voor aan zijn stiefzus Sam (Emma Watson). Via Patrick, Sam en zijn docent Engels, wordt Charlie geïntroduceerd in de liefde, waanideeën, hyperintelligentie, depressies, verdovende middelen, literatuur en het leven. 

Tijdloos mooi

~

Het resultaat is een zeer monogame, energieke en ontroerende verfilming. Lerman speelt Charlie als een hele sympathieke en kwetsbare jongeman. Acteren doet hij met zijn puppyogen, waarmee hij een eenzame jongen neerzet die vragen stelt bij het leven en het hele sociale gebeuren van een afstandje bekijkt. Millers charismatische Patrick is een genot om naar te kijken; zo vol overgave en zonder schaamte speelt Miller het homosexuele karakter, welk hem veel bewondering van de kijker op zal leveren. Watson is lief en dynamisch, en de chemie tussen haar en Lerman is overtuigend. De acteurs vormen zo een prachtige drie-eenheid.

Het idee ‘buitenbeentje wordt gepest en/of genegeerd maar vindt gelijke zielen’ is niet speciaal. Wel bijzonder is dat The Perks of Being a Wallflower niet bang is om zware onderwerpen als zelfmoord en misbruik te tackelen. Hierdoor is het een authentiek, tijdloos coming-of-agedrama, met personages die je echt een warm hart toedraagt. Het toont de verschillende tinten van het opgroeien en is daarmee een delicate film die door je gedachten blijft spoken. Het soort film dat je nadat de credits afrollen nog een keer wilt bekijken, en nog een keer, en nog een keer.

Boeken / Fictie

Moderne geschiedenis

recensie: Joke van Leeuwen - Feest van het begin

.

Dat feest, dat gevierd wordt omdat er iets nieuws is begonnen, slaat namelijk niet alleen op ‘de nieuwe vrijheid’ die zich met chaos en geweld, maar ook met vreugde heeft aangediend. Berthe, Catho, Tobias en Gustaphe, wiens levens zich min of meer toevallig met elkaar verstrengelen, proberen allemaal een doorbraak te forceren in hun eigen situatie.

Verschil
Het weesmeisje Catho, dat door de nonnen nogal beschermd is opgevoed, treft in Berthe de enige die iets om haar lijkt te geven. Berthe, die na een flirt met een jongen door haar ouders tot aankomende non is gebombardeerd, twijfelt sterk of dit wel haar bestemming is.

Ze vertrok naar een convent, met een paar kledingstukken, een stapeltje boeken die haar zus had meegegeven, een gebedenboek van haar moeder en een gouden ring van haar vader waarin een B gegraveerd stond, eigenlijk twee in elkaar gedraaide B’s, van hun beider voor- en achternaam. De jongeman van het briefje zag ze niet meer terug en haar ouders ook niet.

Wel bleef ze met haar zus corresponderen. Die schreef dat ze zwanger was en daarna dat ze een zoontje had gekregen en dat de grootouders dol op het kind waren, ze schreef over zijn eerste stapjes, zijn eerste woordje, op wie hij leek, dat hij zo lief was, en Berthe zat tussen nonnen die haar op hun beurt wilden omzwachtelen met wat haar dorre dagelijksheid toescheen, ze at wat haar werd voorgezet en zocht het hogere, maar greep ernaast.

Berthe en Catho bouwen een vriendschap op die ruw wordt verstoord, en allebei gebruiken ze de politieke veranderingen om hun besloten omgeving te ontvluchten en een eigen pad te vinden. Catho komt terecht bij Gustaphe, een kunstenaar die verbeten op zijn doorbraak wacht en nog een blauwe maandag gewerkt heeft voor instrumentenbouwer Tobias, die door een goede vriend voor een moeilijke keuze wordt gezet.

Herkenbaar
Omdat Van Leeuwen haar personages vanuit de binnenkant beziet – hoe voelen ze zich, waar denken ze over na – is het makkelijk om je als lezer met ze te identificeren, ook al leven ze dan in heel andere omstandigheden. Politiek bewust zijn ze wel, maar dan vooral wat betreft de invloed van die politiek op hun eigen leven. Waar liggen de nieuwe kansen, hoe zijn de verhoudingen veranderd, wie kan wie nog vertellen wat wel en niet te doen?  

De tijden in Feest van het begin zijn zwaar, voor het land en voor haar inwoners, maar de roman zelf heeft niets van die zwaarte. Met een soort koppig optimisme blijven de personages toch maar weer opstaan en doorgaan. Bij rampspoed let Van Leeuwen op kleine dingen, op regendruppels, broodkruimels, op het moment zelf. De lichte toon die ze aanslaat en haar karakteristieke, laconieke manier van kijken doen eer aan de schade die haar personages wordt aangedaan, maar benadrukken ook de vluchtigheid van elk moment. Er komt steeds weer een nieuw, en daarmee nieuwe hoop.

Boeken / Non-fictie

De status van het kwaad

recensie: Bettina Stangneth (vert. René van Veen en Catalien van Paassen) - Eichmann in Argentini�

Met het vuistdikke Eichmann in Argentinië heeft Bettina Stangneth een nieuw hoofdstuk toegevoegd aan de aanhoudende fascinatie om te verklaren hoe één man in staat is om miljoenen mensen naar een zekere dood te leiden. De banaliteit van het kwaad wederom ter discussie.

Wie schrijft (of leest) over Adolf Eichmann gaat onvermijdelijk de discussie aan met de Joods-Duitse filosofe Hannah Arendt. In 1963 schreef ze met Eichmann in Jerusalem. A report on the banality of evil een baanbrekende analyse over het kwaad. Met het totalitarisme van de nazi’s had zich een hele nieuwe vorm van radicaal kwaad gemanifesteerd, waarin het gehele menselijk handelen was gebureaucratiseerd, en de mens zelf als mens overbodig was geworden. Iedere ongelukkige kon zo zonder ook maar in het minst door zijn geweten aangesproken te worden, bijdragen tot iets wat we nu kennen als de Holocaust. Eichmann was geen monster, maar in de woorden van Arendt een sukkelige clown, die zonder boze opzet en trouw aan zijn gezworen eed, slechts deed wat van hem werd verlangd.

Arendts verontrustende conclusie is vooral opgepakt door de sociale psychologie, die zich door haar werk heeft laten inspireren om tot verklaringen te komen. De vraag hoe gewone mensen zich eenvoudig inlaten met het kwaad is pijnlijk zichtbaar geworden in onder meer het Stanford Prison Experiment en het Stanley Milgram Experiment.

De grootste weerstand tegen Arendt komt dan ook niet vanuit de psychologie, maar vooral vanuit historici, rechtsgeleerden en filosofen. Zij stellen niet zozeer de vraag of er zoiets is als ‘de banaliteit van het kwaad’, maar vooral of deze stelling wel opgaat voor Eichmann en vele andere nazi’s. Met haar grote studie (die alleen al 150 pagina’s aan noten bevat) voegt ook de Duitse filosofe Bettina Stagneth zich in die rij. Was Eichmann wel een clown zonder boze opzet? En de psychologie in acht genomen, was Eichmann een achteloos iemand in het experiment, of veel eerder degene die het gruwelijke experiment zelf had bedacht?

Eichmann in Jeruzalem


Na de spectaculaire ontvoering in Argentinië door de Israëlische geheime dienst, begon in april 1961 het grote proces tegen Eichmann. Een ongekend mediaspektakel, dat niet alleen kasten vol commentaar heeft opgeleverd, maar ook in belangrijke mate heeft bijgedragen aan de wereldwijde bewustwording van de verschrikkingen van het concentratiekamp.

Na de processen van Neurenberg was reeds gebleken dat een beroep op ‘het was een bevel van hogerhand’ niet voldoende was om de eigen verantwoordelijkheid terzijde te kunnen schuiven. Toch was Eichmanns beroemde verdediging geheel gestoeld op zijn gezworen eed aan de Staat, de daaruit volgende gehoorzaamheid en op zijn gebrekkige oordeelsvermogen. Met een merkwaardig beroep op de categorische imperatief van Kant wist hij voor zichzelf zijn principe van gehoorzaamheid volledig te verantwoorden. En was het immers niet Socrates zelf die zich uiteindelijk onder de wet van het bevel had geplaatst toen hij zijn doodvonnis accepteerde, terwijl hij met behulp van zijn beste vrienden had kunnen ontsnappen uit de gevangenis? En als zelfs Socrates zich onderwierp aan de Staat en haar Wet, wie dan, was hij helemaal? De advocaat van Eichmann, Robert Servatius, wist het probleem met een relativistische inslag nog scherper te stellen: ‘Eichmann heeft handelingen verricht waarvoor je gedecoreerd wordt als je wint, maar naar de galg moet als je verliest…’

Eichmann voor Jeruzalem
Volgens Stangneth ligt de sleutel van Eichmanns werkelijke motieven niet in Jeruzalem, maar in Argentinië waar hij vanaf 1950 verbleef. Onder andere door veelvuldig te verwijzen naar de beruchte ‘Sassen-tapes’ die ontstonden tijdens gesprekken van Eichmann met de Nederlandse SS’er Willem Sassen in 1957, leren we Eichmann kennen als een ijdele, keiharde nazi, gedreven door naargeestige sociaal-darwinistische motieven, die spreekt over een strijd van het sterkste ras. ‘In alle eerlijkheid’ bekent hij dat hij pas werkelijk tevreden was geweest als hij in plaats van de 6 miljoen joden alle 10,3 miljoen joden had weten te vermoorden. Dan pas was de vijand werkelijk uitgeroeid geweest.

Net als Eichmanns biograaf David Cesarani neemt Stangneth uitvoerig de tijd om Eichmann te typeren als een verknipte, narcistische persoonlijkheid, gecorrumpeerd door macht, die wel degelijk gedreven werd door weloverwogen antisemitische motieven. Daarnaast illustreert ze ook veelvuldig het beeld van Eichmann als een pathologische leugenaar, die alles zo probeerde te verdraaien dat het in zijn eigen straatje paste. Door een beroep te doen op een gigantische hoeveelheid bronnenmateriaal, waaronder niet eerder beschikbare documenten, corrigeert ze definitief het beeld van een bureaucratische clown. Verrassend genoeg komt ze eigenlijk tot eenzelfde conclusie als de Jeruzalemse rechtbank indertijd: Eichmann was een doortrapte leugenaar en gebruikte in de rechtszaal dezelfde psychologische misleidingstechnieken waarmee hij als nazi zelfs de Joodse Raden had weten te verleiden mee te werken aan deportaties.

De discussie duurt voort
Na het lezen van Eichmann in Argentinië, bekruipt je als lezer het gevoel dat Eichmann zelf wel eens tevreden zou kunnen zijn over de aanhoudende discussie omtrent zijn persoon. Je vreest dat de gigantische verwarring die hij heeft gezaaid, hem wel eens deugd zou doen. Ruim vijftig jaar na zijn dood liggen de grote filosofen nog steeds met elkaar overhoop. Het liefst zou je willen dat al die aandacht voor zo’n misdadiger verdwijnt en hij vergaat in de anonimiteit. Maar daarvoor is de misdaad te groot. Daarvoor is het kwaad te belangrijk. En daarvoor hebben we als mensen nog steeds te weinig opgestoken van het verleden. Arendts these over de banaliteit van het kwaad zal blijven boeien, om de eenvoudige reden dat haar analyse er complex genoeg voor is en veel verder reikt dan Eichmann alleen.

Stangneths verdienste is in ieder geval dat iedereen die haar stevige doch goed leesbare, knap geschreven studie tot zich neemt, zich niet meer kan verschuilen achter het populaire idee dat een ongelukkige bureaucraat niet anders kon dan deel te nemen aan georganiseerde massamoord. De complexe discussie heeft met Eichmann in Argentinië een nieuwe impuls gekregen. Want de speurtocht naar de aard van het kwaad duurt voort, afgezien van het feit dat het hoe dan ook verschrikkelijk is.

Speciaal voor 8weekly-lezers die meer willen lezen over dit onderwerp, stelden we deze korte lijst samen van interessante Nederlandstalige boeken:

Hannah Arendt (2009). Eichmann in Jeruzalem. Olympus
David Cesarani (2005). Eichmann. De definitieve biografie. Ambo
Jonathan Littell (2011). De welwillenden. Arbeiderspers
Thomas Mertens (2010). Hannah Arendt en het Eichmann-proces. Enige kanttekeningen. Uitgeverij Kluwer
Harry Mullish (2010). De zaak 40/61. De Bezige Bij
A. De Kom (2012). Het Misdadige Brein. Over het kwaad in onszelf. Querido
Philip Zimbardo (2010). Het lucifer effect. Lemniscaat

Film / Films

Kind van de Koude Oorlog

recensie: The Manchurian Candidate

EYE vertoont in het kader van het programma Absolute Power de gerestaureerde versie van John Frankenheimers The Manchurian Candidate. Een intrigerende film: product van de Koude Oorlog en een van de voorlopers van de paranoiathrillers die in de jaren zestig en zeventig in de Amerikaanse cinema school maakten.

~

In The Manchurian Candidate uit 1962 (gebaseerd op de gelijknamige roman van Richard Condon van drie jaar eerder), wordt een Amerikaanse patrouille tijdens de Koreaanse Oorlog (1950-1953) ontvoerd door een Sovjeteenheid en naar de nabijgelegen regio Mantsjoerije overgebracht. Hier worden de soldaten, waaronder Kapitein Marco (Frank Sinatra) en Sergeant Shaw (Laurence Harvey), grondig gehersenspoeld.

Bij terugkeer krijgt Shaw op aanbeveling van Marco de hoogste militaire onderscheiding en wordt hij in de VS als held binnengehaald. Shaw is niet zomaar iemand: zijn moeder is getrouwd met een invloedrijke senator, een fel anticommunistische demagoog. Na enige tijd krijgt Marco te maken met steeds dezelfde terugkerende nachtmerrie en hij blijkt niet de enige van zijn peloton. Shaw lijkt de onwetende spil van een complot en Marco probeert erachter te komen wat er precies aan de hand is.

Koude Oorlog

~

The Manchurian Candidate is een kind van de Koude Oorlog: de film speelt zich af tijdens de Koreaanse Oorlog, hint overduidelijk naar de communistische heksenjacht van senator McCarthy, en werd bovendien – toevallig –  uitgebracht op het hoogtepunt van de Cubacrisis. Het gerucht ging lange tijd dat hoofdrolspeler Frank Sinatra ervoor zou hebben gezorgd dat de film na de moord op president Kennedy uit roulatie werd genomen. De reden dat de film na 1963 echter niet vaak te zien is geweest blijkt eerder van financiële aard dan ethische: hij deed het bij het publiek een stuk minder goed dan bij critici. Nog zo’n misverstand: in een scène tussen Marco en Shaw is Marco opvallend onscherp in beeld is gebracht. Een bewust stijlmiddel om de onheldere geestesgesteldheid van Shaw in beeld te brengen? Nee. Frankenheimer besloot deze imperfecte repetitieopnamen te gebruiken toen bleek dat dit Sinatra’s beste vertolking was en de acteur het niet beter kreeg.

Regisseur John Frankenheimer begon zijn carrière als regisseur van live-televisie bij CBS. De opvallende manier waarop in The Manchurian Candidate een persconferentie is geënsceneerd – waarbij de actie zowel in de zaal als op aanwezige televisies zichtbaar is – hint hier op een speelse manier overduidelijk naar. Ook in zijn volgende film Seven days in May (1964) waarin ook al sprake is van een complot tegen de achtergrond van het Oost-Westconflict, pastte hij deze techniek toe. De reputatie van klassieker ten spijt is de film niet vlekkeloos. Zo ligt het tempo bij vlagen wel heel laag en doet ook de toevallige ontmoeting van Kapitein Marco met een aantrekkelijke dame (Janet Leigh) gekunsteld aan. Het impliceert een diepere betekenis (is zij op een of andere manier bij het complot betrokken?), maar dat wordt niet verder uitgewerkt zodat er niets anders overblijft dan een redelijk overbodig liefdessubplot.

Paranoïde

~

De film, waarin met name Frank Sinatra en Angela Lansbury als Shaws manipulatieve moeder overtuigen, is kritisch met een surrealistisch laagje en zelfs een vleugje humor: de McCarthy-achtige pleegvader van Shaw is in zijn onnozelheid erg grappig. De surrealistische scènes waarin de Amerikaanse soldaten door hun Russische hersenspoeler trots aan de communistische bondgenoten worden ‘gedemonstreerd’ (taferelen die in de nachtmerries van de Amerikaanse soldaten regelmatig terugkeren) zijn door Frankenheimer met visuele flair vastgelegd, waarbij een optimaal unheimisch gevoel wordt bewerkstelligd. De film wordt in al zijn paranoia niet al te zwaar op de hand, iets waar bijvoorbeeld de films van Frankenheimers ‘opvolger’ in de jaren zeventig, Alan J. Pakula (Klute, The Parrallax View, All the President’s Men) meer last van hadden. Die films zijn een stuk serieuzer en cynischer, maar toen hadden de Amerikanen onder andere diverse moordaanslagen op kopstukken, de oorlog in Vietnam en het Watergate-schandaal voor hun kiezen gehad.

Film / Films

Een moderne heksenjacht

recensie: Jagten

De kans op een collectieve hysterie zit in een klein hoekje. Of, in het geval van Jagten, in een klein meisje: door een onbedoeld heftige bewering van een kleuter komt een zenuwslopende, boeiende en hartverscheurende heksenjacht op gang.

Het is veertien jaar geleden dat Thomas Vinterberg met zijn film Festen de grondvesten van de Deense en internationale filmwereld deed schudden. Het is sindsdien, op Submarino na, redelijk stil gebleven rondom de mede-oprichter van Dogma 95. Met het uitdagende Jagten maakt hij na al die jaren een genuanceerde comeback. Dit is ook internationaal niet onopgemerkt gebleven, want Mads Mikkelsen kreeg voor zijn uitmundende acteerwerk de Gouden Palm voor beste acteur.

Kinderen liegen nooit         

~

In een klein Deense stadje probeert de pas gescheiden kleuterleider Lucas (Mads Mikkelsen) zijn leven op rails te krijgen en een band op te bouwen met zijn puberende zoon. Wanneer de vijfjarige Klara, de dochter van zijn beste vriend, hem op school op zijn mond kust herinnert hij haar eraan dat zij dat alleen bij haar eigen vader mag doen en bij niemand anders, en denkt hij dat daarmee de kous af is. Klara’s kinderlijke verliefdheid slaat echter om in woede, en ze verzint dat Lucas haar zijn geslachtsdelen heeft laten zien. Al gauw is de hele stad op de hoogte. Lucas wordt als gevolg gepest en buitengesloten, en zelfs fysiek aangevallen.

Het in beeld brengen van de nasleep van een (valse) beschuldiging van kindermisbruik wordt niet vaak verfilmd, en al helemaal niet zo goed en verbitterd als in Jagten. Het script, dat deels door Vinterberg zelf is geschreven, is sterk maar roept hier en daar ook vragen op. Zo gaat iedereen er vanuit dat wat kinderen beweren automatisch waar is. In de film komt dat concreet op de volgende vraag neer: waarom zou Klara een leugen vertellen als ze dat nog nooit eerder heeft gedaan? Maar het meest opmerkelijke van de film, en tevens ook hèt kritiekpunt dat Vinterberg op de huidige maatschappij lijkt te hebben, is dat er op geen enkele manier bewijs is dat er überhaupt iets is gebeurd. Zelfs wanneer Klara toegeeft dat ze het verhaal heeft verzonnen veegt iedereen dat van tafel, omdat het door de traumatische ervaring een vergeten herinnering zou zijn. De hele massahysterie is dus puur gebaseerd op een ondoordachte opmerking van een kind en het overhaaste oordeel van de volwassenen. In de voorheen hechte gemeenschap escaleert de situatie razendsnel, en een gewaardeerde persoon verandert op slag in de meest gehate persoon.

Slachtoffer

~

Als kijker zien we hoe Lucas het slachtoffer wordt van de massahysterie en verandert in een gebroken man. De isolatie en de onmacht kruipen er bij hem langzaam in. Het blijft enigszins onbegrijpelijk waarom hij niet ingrijpt en zich niet defensiever opstelt, maar Mikkelsen weet zo’n gewichtige lading aan zijn rol te geven dat je vergeet dat de goede man beroemd is geworden met actiefilms. Vooral de scène in de kerk waarin Lucas de confrontatie aangaat met Klara’s vader is hartverscheurend.

Zowel acteerwerk als camerawerk houden de kijker aan het beeld gekluisterd. De onderliggende spanning en de ingehouden woede zijn zo voelbaar, reëel en dichtbij. Dit alles maakt het fascinerende drama nog intenser. Vinterberg laat met Jagten zien dat hij, veertien jaar na Festen, nog steeds meetelt als regisseur.