Boeken / Non-fictie

Uit liefde voor kaarten

recensie: Simon Garfield (vert. Bert Meelker & Tracey Drost-Plegt) - Op de kaart

Van de eerste kaarten in de bibliotheek in Alexandrië tot Google maps: Simon Garfield navigeert in Op de kaart moeiteloos door de geschiedenis van de cartografie. Zijn enthousiasme over het onderwerp spat van het papier; Garfield is als een leraar die zelfs de meest verveelde leerling weer te boeien.

Garfield probeert geenszins de complete geschiedenis van kaarten te vertellen. Daarvoor is in het nu al bijna 500 pagina’s-tellende boek simpelweg geen ruimte. De hoofdstukken zijn ingedeeld op chronologie van tijd behandelen elk een eigen onderwerp. Zo bespreekt hij specifieke kaarten met een bijzonder verhaal, moeilijk te inventariseren gebieden en andere aan kaarten gerelateerde uitgaven als atlassen en reisgidsen. Garfields benadering van kaarten is heel breed. Hij behandelt thema’s die buiten de officiële geschiedenis van de cartografie vallen, zoals computerspellen als Skyrim en Grand Theft Auto. Zulke spellen worden geroemd om hun zorgvuldig samengestelde werelden en nemen de speler mee op een ware ontdekkingstocht.

Copycats

Lange tijd vereiste het maken van kaarten niet enkel landmetingen maar ook de nodige portie fantasie. Vanzelfsprekend ontstonden er zo fouten en die konden vroeger erg hardnekkig zijn. Zo werd Californië op een Spaanse kaart in 1622 afgebeeld als een eiland. 200 jaar lang werd de fout klakkeloos overgenomen door andere kaartenmakers en Garfield maakt hier dan ook de terechte vergelijking met Wikipedia. Ook in de 21e eeuw komen dit soort fouten nog voor!

Dat oude kaarten onze kennis over de geschiedenis kunnen doen wankelen, bewijst de zogeheten Vinlandkaart. In 1957 duikt een handelaar de kaart op, om vervolgens tot een merkwaardige ontdekking te komen. Als de kaart echt is, dan bewijst deze dat de Noormannen eerder Noord-Amerika ontdekten dan Columbus. Decennialang hebben experts zich over het mysterie gebogen, claimend dat het een vervalsing is en dan weer dat het een authentieke kaart betreft.

Vrouwen kunnen wél kaartlezen

Onontkoombaar is natuurlijk ook een bijdrage aan de discussie over kaartlezen. De eeuwenoude claim dat mannen hier beter in zijn wordt eindelijk onderuitgehaald. Wat blijkt? De meeste kaarten zijn samengesteld op een manier die meer aanspreekt tot het ruimtelijk inzicht van mannen. Wanneer kaarten meer herkenningspunten bevatten, zoals kenmerkende gebouwen, kunnen vrouwen zich beter oriënteren.

Op de kaart is een luchtig boek dat zeker zal appelleren aan iedereen die niet alleen om de weg te vinden op een kaart kijkt. Garfield weet namelijk niet alleen het nut maar vooral ook de schoonheid van deze uitstervende soort te belichten. Want in een tijd van smartphones en gps-systemen worden papieren kaarten steeds meer een curiositeit. Het enige wat dan ook echt minder geslaagd is aan Op de kaart zijn de grijze, korrelige afbeeldingen. De uitgever had haar lezers echt het genot van mooie kleurenprenten moeten gunnen in een boek waar juist dat visuele aspect zo belangrijk is.

Muziek / Album

Sanne Hans verrast met uitgeklede liedjes

recensie: Miss Montreal - The Home Recordings

Een nieuw album van Miss Montreal staat altijd garant voor enkele nieuwe radiohits. Bij een album dat niet nieuw is, maar vol demo’s kan dat bijna niet. Sanne Hans bewijst echter niet voor niets The Home Recordings te hebben opgenomen, omdat dit een verrassend fijn tussendoortje blijkt.

Sinds het debuut van Miss Montreal halverwege 2009 verloopt de carrière van de band erg voorspoedig. Alle vaderlandse podia en festivals heeft de band wel zo’n beetje aangedaan en ook over hits valt niet te klagen. So…Anything else verscheen in 2010, I am Hunter in 2012 en een nieuw album zit er aan te komen.

Meer naar voren 
‘These are all demos! Half of them include no final lyrics’ zegt het boekje in de cd. Of dat nu ongedwongenheid aangeeft of de kunst van het singersongwriterschap; feit is dat tracks er niet zomaar op staan. Bijna alle nummers van I am Hunter, enkele van de twee cd’s hiervoor en een sporadisch nieuw liedje, dat is wat de luisteraar krijgt in zeventien muzikale momenten. In eerste instantie was de cd alleen te koop tijdens de theatertour ‘S..SS..SSS…Sanne’, die in het najaar van 2012 begon. De potentie werd blijkbaar zo hoog ingeschat dat de cd nu ook normaal in de winkels ligt.

Doordat de band normaliter zorgt voor muzikale invulling bij de nummers (gitaar, bas, toetsen en drums), valt de boodschap van de tekst soms weg. Omdat Hans vaak over (verloren) liefde zingt, komt dit juist meer naar voren wanneer zij dit –bijna – zonder muzikale begeleiding doet. En dat is precies de kracht van het album.

Schwung 

‘Here without you Miss Mont’ is ook te vinden op So…Anything else maar komt nu een stuk beter uit de verf. De rauwe stem van de Hardenbergse bij het refrein ‘And you know how I feel, and you know all my pain, but I stand here, still stand here without you’ zorgt voor veel meer effect dan wanneer dit zuiver en dubbelstemmig wordt gezongen met bandbegeleiding. Hetzelfde kan gezegd worden over ‘Wish I could’. Zang en gitaar, meer heeft het nummer niet nodig. Vooral het geneurie en het slaan op gitaar klinken fijn samen.

De songs worden afwisselend vertolkt met piano of gitaarbegeleiding. ‘Soundtrack’ heeft piano en de stem van Hans die dan weer omhoog, dan weer omlaag gaat, maar soms net wat kracht aan het eind van een zin mist. Met inmiddels vaste producer Nate Campany (Ilse de Lange, Backstreet Boys) ditmaal op toetsen, heeft ‘Come on Already’ een ingehouden begin. Wat meer schwung brengt de gitaar in het nummer die bij het refrein er bij komt. Bij het nieuwe ‘All of this DEF’ zijn het juist de aan elkaar geregen uithalen die het refrein vormgeven.

Warm gitaarspel
De kant die we niet veel horen van Hans als zij met band optreedt, is die van het intieme liedje. Haar hese stem, die soms tegen het overslaan aan lijkt te zitten, is bekend, maar ook ingehouden, als een soort Sara Bettens, laat de zangeres haar klasse horen. Opener ‘The Sun Goes’ is een heerlijk nummer om bij wakker te worden, ‘Sanne 1’ rust op warm gitaarspel en klinkt hierdoor wat voller en ‘Just for today’ start ingetogen maar bouwt mooi op naar intense uithalen.

Wanneer je een album opneemt met al eerder uitgebrachte liedjes en weinig nieuw materiaal, moeten nummers wel wezenlijk verschillen van de originelen en de nieuwe tracks de plaat kunnen dragen. Ondanks een paar mindere tracks als ‘Today’ en ‘Memo-1’ lukt dit. Door een andere kant van zichzelf te laten zien geeft Hans aan een veelzijdig artiest te zijn, die ook zonder band zeer zeker boeit.

Boeken / Fictie

Zuurtjes, chocolade, lollies en leugens

recensie: Victor Meijer - Snoepreis

Boris is met zijn moeder op de vlucht voor zijn vader, of voor de kinderbescherming, het hangt ervan af wat je wilt geloven. Alle volwassenen om hem heen vertellen een andere versie van het verleden, en terwijl Boris zich in Snoepreis volpropt met snoep, wordt hem van alles ingefluisterd.

Boris’ moeder heeft er geen enkele moeite mee Boris constant tussen haar en zijn vader in te zetten en te stoken. ‘Je hebt twee vaders, Boris. Een rioolrat is zuiverder op de graat dan die tweekoppige slang. Terwijl de een je aan het lachen maakt, liefdevol de stofjes van je trui plukt en je zomaar een kus op de wang geeft, giet de ander gif in je koffie.’ Gif in de vorm van exorbitante hoeveelheden suiker, misschien.

Snoep als vlucht, snoep als passie
Alle mannen in Snoepreis – opa, vader en Boris – eten zich letterlijk ziek aan grote hoeveelheden snoep. Ze liegen en stelen en worden kwaad op de vrouwen als ze het niet snel genoeg krijgen. Boris en zijn vader aten op de dagen dat ze met z’n tweeën waren snoep als avondeten. ‘Je moet niet alles geloven wat ze beweren. Snoepen is niet slecht’, houdt zijn vader Boris voor. Het snoep is soms een vlucht, vooral voor Boris, maar het is ook een passie.

Zijn vader spreekt vol enthousiasme als een fijnproever over de smaken en effecten van lollies, zuurtjes en chocolade. Boris ontpopt zich ondertussen, snoep connaisseur die hij is, tot snoep-maker en uitvinder van een lollie genaamd Para Todos – voor iedereen. Die naam is geen toeval. Hij zou niets liever willen dan iedereen tevreden stellen, maar dit wordt hem niet gegund.

Boris is tien. Het taalgebruik in het boek is daardoor ogenschijnlijk simpel, maar schijn bedriegt, zoals zijn vader en moeder dat ook doen. Victor Meijer laat zijn verteller keer op keer beelden en metaforen gebruiken die de gemiddelde tienjarige niet snel gebruikt. ‘Achter mijn vader lagen voetsporen van water die hij met zijn schoenen een voor een weer zou opnemen als ik alles als een film had kunnen terugspoelen.’ Simpele woorden misschien, maar ze scheppen een uiterst doeltreffend beeld. Juist hierin ligt de kracht van de roman.

Zonder het altijd expliciet te zeggen, legt Meijer de scheve verhoudingen en problemen binnen het gezin bloot. Je blijft als lezer hopen dat iets of iemand opstaat en Boris redt. De hoop dat het beter wordt maakt dat je door blijft lezen, evenals de wens om te begrijpen waarom en hoe zijn ouders het zo ver hebben laten komen. Die wensen worden – deels –  vervuld, wat maakt dat het boek lekker weg blijft lezen.

Manische moeder
Waar eerst Boris herhaaldelijk dacht zijn vader te zien, is het na dik een jaar ‘vakantie’, oftewel vluchten, de beurt aan moeders. Halsoverkop wordt het stuur omgegooid om de man te zoeken, met Boris uiteraard op sleeptouw. ‘En ik begrijp niet waarom we mijn vader achternazitten. Waarom we in plaats daarvan niet met de auto plankgas naar El Puche terugrijden om onze spullen bij elkaar te pakken en weg te vluchten.’ Een valide punt, zijn vader was toch zeker een hijo de puta? Zijn moeder valt echter niet te begrijpen, want ze denkt niet helder na. Ze is manisch, of bipolair, en is dan weer zoet en dan weer zuur.

Het slachtoffer in het boek is niet Boris’ moeder, hoe hard ze dat ook roept, of haar hypochondere vader, maar Boris zelf. De hoeveelheden Phoskitos die hij wegwerkt maken niets goed, hij wordt erin geluisd waar hij bij staat. Er zijn liefdevolle momenten met zijn vader, moeder en grootouders, maar uiteindelijk staat hij er alleen voor, en wat het beste voor hem is wordt genegeerd. Boris heeft geen snoep nodig maar een stabiel, liefdevol huis om in thuis te komen. Of het met Boris nog goedkomt? Om zijn vader te quoten: ‘eerst zien, dan geloven’.

Muziek / Achtergrond
special: North Mississippi Allstars - World Boogie is Coming

North Mississippi Allstars – World Boogie is Coming

De zinderende sound van North Mississippi Allstars knalt als van de duivel bezeten en ruw uit de boxen.

Het zevende album van de North Mississippi Allstars zal veel stof doen opwaaien tijdens de uitvoering van live shows van de band. World Boogie is Coming biedt een dampende cocktail die het midden houdt tussen R.L. Burnside, Morphine, Muddy Waters, Hokie Joint en John Campbell. Niet te vergeten een vleugje wortels van The Neville Brothers met wat Indianen-chants in ‘My Babe’. De pompende basgeluiden, opgedreven door de rake drumslagen, geven het hele album lang een ‘op de hielen gezeten’-gevoel. De duivelse samenballing van het geluid, het ritme, de instrumenten en de zang laten weinig ruimte voor zonnestralen. North Mississippi Allstars gedijen vooral goed in het donker. De soms verscheurende mondharmonicageluiden zwepen de toch al niet rustige sound van de band heftig op.

Wie zich laat grijpen door de sound en composities van North Mississippi Allstars, is verloren en valt voor de haast duivelse klanken van dit zeventien nummers lange album.

Boeken / Fictie

Socrates, niet de filosoof maar de voetballer

recensie: Alex Boogers - Wanneer de mieren schreeuwen

.

Wie het oeuvre van Boogers niet kent, doet er overigens goed aan er zo snel mogelijk aan te beginnen. En tevens: bij het begin te beginnen. Het is een oeuvre dat zich het liefst van voor naar achter laat lezen. Alle dingen zijn schitterend is nog schitterender als je eerst Het boek Estee en Het waanzinnige van sneeuw hebt gelezen. De romans over de grillige Remy van Sand en het gezin waarin hij opgroeit behoren tot de meest memorabele Nederlandse fictie die ik heb gelezen. Het is vrijwel onmogelijk niet aan Remy gehecht te raken, hoe dwars hij zich ook opstelt. Tot zover mijn pleidooi voor Boogers. Of eigenlijk nog niet, ik begin er pas aan.

Het lijkt erop dat hij allereerst de nodige persoonlijke romans moest schrijven, voordat er ruimte ontstond voor andermans verhalen. Het korte verhaal Ziel, dat in 2010 verscheen, werd al voorzien van het predicaat ‘gebaseerd op een ware gebeurtenis’. Zijn nieuwe novelle Wanneer de mieren schreeuwen heeft hetzelfde uitgangspunt. Het gaat om een bekend verhaal: de 13-jarige Sedar Socrates Soares werd op 1 februari 2003 doodgeschoten toen hij sneeuwballen gooide met zijn vrienden. Boogers krijgt de contouren van het verhaal aangereikt en vult het met zijn eigen, dwingende ritme in.

Gabriel
In het eerste hoofdstuk van Wanneer de mieren schreeuwen zit de schrijver in de taxi van Gabriel, de verteller van het verhaal over zijn neefje Socrates. Boogers schrijft: ‘We leken twee mensen die elkaar niks te vertellen hadden.’ En hoewel Gabriel wantrouwend is en ervan overtuigd dat niemand echt wil luisteren, begint hij toch aan zijn verhaal. Haperend en niet in chronologische volgorde, maar indrukwekkend voor zijn bijrijder: ‘Eerlijk gezegd twijfel ik aan verhalen waarbij alles op z’n plaats valt, en er nooit iets onopgelost blijft. Alsof je op bezoek gaat bij mensen bij wie zelden iets verkeerd staat in huis.’

Zo kent dit boek twee lagen. Eerst was er de familie van Socrates die het verhaal aan de schrijver vertelde, een verhaal dat hem raakte en dat hij op de een of andere manier wilde doorvertellen. Dan is er het verhaal van Boogers, het boek Wanneer de mieren schreeuwen dat bedoeld is om de lezer te bereiken. Echt te bereiken, zoals het verhaal van Gabriel de schrijver heeft geraakt: ‘Ergens ligt er altijd een verhaal op je te wachten dat je niet zozeer wilt horen, maar dat je nodig hebt, op de een of andere manier. Het geeft je iets.’

Socrates
Het verhaal dat wordt doorgegeven aan de lezer, gaat over de jonge voetballer Socrates ‘met het mooie haar van Rijkaard, de slungeligheid van Kanu, en de wimpers van Beyoncé’. De aanwijzingen van zijn voetbaltrainer beschouwt hij als wetten, en hij gebruikt elke vrije minuut om met zijn vrienden een balletje te trappen. Zijn moeder is altijd bezorgd, bang voor het ’tuig’ uit de buurt en de reële gevaren des levens. Maar Socrates is een puber, eentje die de wereld wil verkennen en wil bewegen, en geen arts wil worden zoals zijn moeder graag zou zien.

Een doodnormale jongen dus, een verhaal zoals zovelen. Maar hoe meer Boogers naar het einde toe werkt, hoe harder het verhaal gaat rollen. Het slingert naar een einde dat je zou willen voorkomen, waarbij je aan het stuur zou willen trekken. De details en de toevalligheden maken de laatste hoofdstukken pijnlijk: dat de bus net gemist wordt, dat zijn oom net niet mee gaat, dat het buiten net niet guur genoeg is. Tegelijkertijd lijkt Boogers erop aan te sturen dat het kwaad onontkoombaar is, dat de dood van de jongen in deze maatschappij meer is dan domme pech. De spanning tussen enerzijds de toevalligheden en anderzijds de angst die in het hele boek al de ondertoon is, maakt dat het verhaal zo’n impact heeft. 

Evenwicht
In al zijn boeken balanceert Boogers op de grens van het sentimentele, maar dat is nu juist wat zijn werk zoveel urgentie geeft. In Wanneer de mieren schreeuwen lijkt het voor het eerst meer moeite te kosten om het evenwicht te bewaren, om de juiste toon te vinden. Het verhaal moet recht doen aan de oneerlijke dood van een talentvol voetballertje en aan zijn openhartige familie die het boek mogelijk heeft gemaakt. Deze belangen en de functie van doorgeefluik zitten echter de scherpte in de weg die Boogers in eerder werk wel durfde op te zoeken. Soms wordt het nu te soft, bijvoorbeeld bij de voortdurende herhaling van de zware woorden ‘de winter die alles veranderde’ of te zoet, bijvoorbeeld in de beschrijvingen van Gabriel en zijn gezin.

Maar hoe verder het verhaal vordert, hoe dwingender de toon van Boogers wordt. In het begin is het nog wat zoeken naar de vorm, van het verhaal in het verhaal. Maar als Socrates eenmaal tot leven komt, raakt Boogers in topvorm. Hij is erin geslaagd om van het nieuwsfeit meer te maken dan een verschrikkelijke gebeurtenis op tv. Meer dan een verhaal dat weliswaar dramatisch is, maar dat op afstand blijft zolang je zelf veilig binnen zit. Boogers trekt de lezer aan zijn kraag, en laat pas los als er iets tot hem doorgedrongen is.

Gratis e-book
Afgelopen week maakte Boogers bekend dat hij Wanneer de mieren schreeuwen gratis als e-book beschikbaar stelt. Hij wil met dit boek een breed publiek bereiken, maar boekhandelaren hadden vooralsnog slechts een paar honderd exemplaren ingekocht. Het e-book werd binnen een dag al meer dan 5000 keer gedownload. Ik hoop dat het de deur openzet naar alle andere verhalen van Boogers, die net zozeer geschreven moesten worden, en net zo graag gelezen.    

Boeken / Fictie

Een kleurrijk mozaïek van Portugal

recensie: João Ricardo Pedro (vert. Kitty Pouwels)- Jouw gezicht zal het laatste zijn

João Ricardo Pedro is wat je noemt een literaire komeet. Zijn debuutroman Jouw gezicht zal het laatste zijn werd direct bekroond met de meest prestigieuze prijs van Portugal. In 2009 werd technisch ingenieur Pedro ontslagen en kon hij eindelijk zijn droom verwezenlijken: het schrijven van een roman.

Iedereen die wel eens in Portugal is geweest, kent ze: os azulejos, de keramieken tegeltjes waarmee de binnen- en buitenmuren van veel huizen zijn versierd. De roman Jouw gezicht zal het laatste zijn is zo’n mozaïek. Niet van tegeltjes, maar van verhalen over Portugal onder het dictatoriale bewind en de jaren erna. We volgen drie generaties van de familie Mendes: Augusto, Antonio en Duarte.

Van de een op de andere dag
Het zijn de jaren vlak voor de Tweede Wereldoorlog en van de een op de andere dag besluit de jonge arts Augusto Mendes Lissabon te verlaten voor een gehucht in de binnenlanden van Portugal. Hij wordt de huisarts van de veelal straatarme dorpelingen. Zijn zoon Antonio wordt officier in het leger en keert begin jaren zeventig voorgoed terug uit Angola, alwaar Portugal tegen beter weten in voor behoud van de kolonie strijdt. Antonio is getraumatiseerd en herkent zijn zoon Duarte eerst niet. Wat er is gebeurd, kunnen we alleen raden. Al moeten we dat misschien niet willen:

Je eigen herinneringen vreten al genoeg aan je om de herinneringen van anderen er nog eens bij te nemen.

Deze zoon, Duarte Mendes, is de eigenlijke hoofdfiguur van het boek. Geboren in de jaren zeventig wordt hij door kenners beschouwd als de beste vertolker van Beethoven, een mooie toekomst wacht hem. Van de een op de andere dag zweert hij de piano af en raakt het instrument niet meer aan. Waarom? Deze en alle andere vragen worden niet eenduidig beantwoord. Zoals alles in de tijd van een dictatuur schimmig en onduidelijk blijft en van de een op de andere dag iemand voorgoed kan verdwijnen, zo wordt niets in deze roman werkelijk opgehelderd.

Het beste is het raadsel te vergroten
Waar je een antwoord verwacht, daar komt de schrijver met een nieuw verhaal dat als antwoord kan dienen, maar dat zelf ook weer vragen oproept. In Voer voor psychologen schreef Harry Mulisch dat goede literatuur het raadsel van het leven niet moet oplossen, maar juist moet vergroten. Pedro neemt die poëtica wel erg serieus. Je moet iets van de geschiedenis van Portugal weten om de vele subtiele verwijzingen te begrijpen. Maar ook zonder deze kennis is het boek een bijzondere tocht door een land dat in Nederland niet erg bekend is.

Zuid-Amerikaanse vertelkunst
In een interview heeft de schrijver gezegd dat niet alles verklaarbaar is wat er in de roman gebeurt, zoals niet alles in de werkelijkheid logisch is. Het is een van die hardnekkige eigenschappen van de mens dat we overal verbanden willen zien, zelfs als ze er misschien niet zijn. De wereld in deze roman is magisch en mysterieus. En de stijl is bij vlagen grandioos.

Dautor Augusto Mendes zat met zijn rieten hoed en zijn pijp klaar om het peloton van de Ronde van Portugal voorbij te zien komen, met een bijna jeugdig enthousiasme dat niet alleen niet paste bij zijn leeftijd, gewicht, lengte en sociale positie, maar vooral niet bij de hoge temperatuur.

De schrijver veroorlooft zich niet alleen inhoudelijk en qua structuur veel vrijheid. De stijl verandert met elke scène en is als een kleurrijk mozaïek. In het ene hoofdstuk is de stijl romantisch en verhalend en doet zij in verbeeldingskracht niet onder voor het beste werk van Gabriel Marcia Márquez. Andere hoofdstukken zijn experimenteel en vervreemdend en doen sterk denken aan de grote roman 2666 van Roberto Bolaño. Wellicht wat te veel.

Hier en daar lijkt de experimenteerdrift de vijand van de schrijver. Zij die een verhaal met kop en staart zoeken, kunnen het boek dan ook beter laten liggen. Neem je echter de moeite, dan ontvouwt zich een magisch mozaïek van kleuren en vormen.

Boeken / Fictie

Brits gebabbel

recensie: Jonathan Coe (vert. Luud Dorresteijn en Otto Biersma) - Expo 58

In 1958 wordt de eerste naoorlogse Wereldtentoonstelling in Brussel gehouden. Het blijkt een toneel voor kluchtige intriges en contra-intriges.

Centraal staat de typisch Britse burgerman Thomas Foley. Thomas is saai en ietwat sullig. En zo zijn ook zijn werk, gezin en huis. Het enige wat aan hem opvalt, overigens zonder dat hij dit zich realiseert, is zijn uiterlijk. (Terugkerend grapje is de discussie tussen andere karakters of Thomas nu op Dirk Bogarde, Gary Cooper of Cary Grant lijkt.) Thomas is ambtenaar, en dat in een wereld waarin alles nog via geijkte patronen verloopt. Maar dit verandert als hij wordt gevraagd om leiding te geven aan het Britse paviljoen op de Wereldtentoonstelling, de ‘Expo 58’ waarvoor het Brusselse Atomium werd opgetuigd.

Onze man in Brussel
Plots is de brave Thomas ‘onze man in Brussel’. Hij wordt de manager van de pub ‘Britannia’, brandpunt van het Britse paviljoen. De pub groeit ogenschijnlijk uit tot ’s werelds intrigecentrum. Zo bevindt Thomas zich midden in het woelen der gehele wereld, omgeven door nucleaire geheimen, contraspionage en allerlei romances. Even vermoed je dat Thomas verwordt tot een soort James Bond of anders een meesterspion, maar dat gebeurt niet. De intriges treffen hem, hij spint ze niet zelf.

In die intrigewebben bevinden zich onder anderen een kluchtig stel Britse geheim agenten, Radford en Wayne, een Rus die zogenaamd advies van hem wil voor zijn communistisch propagandatijdschrift, de Vlaamse schone Anneke Hoskens en de voor het nucleair onderzoek cruciaal hetende Zeta-machine. Nieuwe ontwikkelingen, intriges en wisselende liefdesverhoudingen volgen elkaar rap op, beginnend en eindigend met één snelle streek van Jonathan Coe’s pen.

Het duizelt Thomas, zelfs zozeer dat hij op een gegeven moment vrouw en kind lijkt te zijn vergeten. In het midden van het boek heeft Coe een soort brievennovelle opgenomen, waarin vrouw Sylvia en Thomas elkaar bestoken met teksten opgebold van impliciet onbegrip, onverschilligheid, en meer of minder halfslachtige pogingen de jaloezie van de ander te wekken.

De Engelse geest
Het boek wil een lichtkomische spionageroman zijn, en begeeft zich ergens in het Britse boekenspectrum tussen Graham Greene en P.G. Wodehouse. Coe’s taal is vlot en gewoontjes, soms zelfs oubollig (‘koekoek’), wat natuurlijk goed past bij de periode waarin het verhaal zich afspeelt. Daarnaast wasemt er een zeer Britse geest uit het boek, die sterk leunt op de typisch Britse conversatiestijl. In de vertaling resoneert die conversatietrant nog door, en bovendien kan je soms nog het oorspronkelijke Engels horen. Wanneer dat gebeurt, klinkt het boek direct beter: de Engelse taal past bij dit boek. Dat je die geest en taal ook in het Nederlands nog voelt en hoort is in dit geval overigens een compliment voor vertalers Luud Dorresteijn en Otto Biersma.

Expo 58 is vooral een babbelboek, soepel, vol van Engelse klucht. In het begin hoop je nog op meer, als er enkele keren iemand midden in een zin stilvalt en in de leegte voor zich staart. Maar Coe doet verder niets met deze suggestieve verdwazing. Ook bevat het verhaal duizend wat obligate, vooral flauwe tijdsverwijzingen. Zo verbazen personages zich herhaaldelijk over de recente berichten dat roken de gezondheid zou schaden, maar vrouwen wordt nog wel aangeraden tijdens de zwangerschap door te roken, wanthet ontspant zo fijn.

Jonathan Coe is schrijver van bijvoorbeeld het vernieuwende en veelgeprezen De Rotters Club. Maar anders dan in dat boek, overtuigt het plot van Expo 58 niet. Het wordt nooit urgent, en de grote lijnen van het einde zijn voorspelbaar. En dat is natuurlijk dodelijk voor een spionageroman. Ik noemde het net een babbelboek, en meer dan dat is het niet.

Film / Films

Vlam in de pan

recensie: Het Diner

.

Het Diner is de verfilming van het gelijknamige boek van Herman Koch, dat in 2009 nog de NS Publieksprijs won. (Zou Gijp ook verfilmd worden?) Of de film ook haar weg zal vinden naar een groot publiek valt nog even te bezien, maar Menno Meyjes heeft zijn fascinatie voor het boek om weten te zetten in een film waarbij niets is wat het lijkt. Het Diner kent een fijne balans tussen psychologisch drama en cynische komedie, een balans die vooral aan hoofdrolspeler Jacob Derwig te danken is.

Psychologisch getouwtrek

~

Het plot is simpel en doeltreffend. Michel (zoon van Paul en Claire) en Rick (zoon van Serge en Babette) hebben een zwerver zodanig mishandeld dat ze stierf. Hun motieven blijven, net als de motieven van vele anderen, onduidelijk, maar de consequenties zijn er niet minder om. Beide echtparen bespreken tijdens een diner de mogelijkheden en gevolgen van de acties van hun zonen, maar nemen vooral hun kroost in bescherming. Op de achtergrond spelen nog andere belangen mee, zoals een hoge politieke functie voor Serge. Tijdens het diner begint het psychologisch getouwtrek, afgewisseld door wat beelden van voedsel (de kreeft uiteraard) en flashbacks.

Het etablissement waar het vierkoppige gezelschap dineert leent zich uitstekend voor wat mooie beelden. Het interieur is prachtig vormgegeven en de keuken bevindt zich achter glas, zodat je op de achtergrond steeds de koks in de weer ziet. Daarnaast maakt Meyjes mooi gebruik van de ramen door reflecties en spiegelingen veelvuldig te gebruiken. Het Diner oogt zodoende erg modern en strak, hetgeen al tijdens de introductie te zien is wanneer de namen van de acteurs reflecteren op de brandschone tafels.

Goede cast, warrig plot

~

De structuur van de film zorgt soms voor verwarring door de flashbacks en terloopse fragmenten van de zoons. Enerzijds heeft dat zo zijn charme, omdat je als kijker ook niet precies weet wat er aan de hand is. Anderzijds blijkt uiteindelijk dat het plot niet zoveel om het lijf heeft en het mysterieuze aspect vooral dient om de spanning op te bouwen. Dat lukt heel aardig, maar de uiteindelijke afwerking van het verhaal valt daardoor ook een beetje tegen.

De cast maakt echter veel goed. Jacob Derwig speelt top. De cynische hoofdpersoon, net als in het boek tevens de verteller, heeft in het verleden wat psychische klachten gehad en al snel blijkt dat die klachten nog niet helemaal verholpen zijn. De manier van denken en redeneren, zijn voorliefde voor de Romeinen en een onverklaarbare aversie tegen gebruiken en manieren die er in onze samenleving ingeslopen zijn, maken Paul Lohman sprekend en herkenbaar. Een soort cynische, intelligente conspiracy theory-aanhanger die net niet weet waar de klepel hangt. Ook de rest van de cast, bestaande uit Kim van Kooten, Thekla Reuten en Daan Schuurmans, acteert erg overtuigend, al zijn ze aanzienlijk minder goed uitgewerkt dan Paul. Het Diner kent zodoende behoorlijk wat oneffenheden in afwerking, maar blijft overeind door de spanning en de cast.

Film / Films

Schoonheid en het niets

recensie: La grande bellezza

.

Toni Servillo speelt Jep met een gereserveerde passie en de gepaste melancholie van iemand die observeert en schrijft. De toevallige plotstructuur doet denken aan Fellini’s La dolce vita. Net als de journalist en schrijver Marcello Rubini (de onvergetelijke Marcello Mastroianni) in Fellini’s meesterwerk valt Jep tussen de wal en het schip van het zoeken naar betekenis en de jacht naar genot.

La grande bellezza zit vol met dit soort tegenstellingen, die Sorrentino aan elkaar verbindt door vloeiende camerabewegingen en een prachtige soundtrack. In een scène zien we Jep vanuit zijn dakterras met een uitzicht op het Collosseum, kijken naar spelende kinderen in een hemelse tuin terwijl vrome muziek van Arvo Pärt te horen is. Dit loopt over in een absurde performance van een kunstenares die Jep moet interviewen en die alleen lijkt te kunnen antwoorden in clichés. Op andere momenten zit de kijker middenin het decadente feestgeweld om vervolgens bij te komen in de rust van een middag onder de Italiaanse zon, als Rome gehuld is in een onwerkelijke en tijdloze stilte. Zo verspringt de film tussen polen. Van heilig naar profaan. Van hoge kunst naar plat vermaak en van diepgang naar schaamteloze decadentie. Dat kan allemaal omdat het Rome is. Een heilige stad, maar ook de stad van levenslust en oppervlakkigheid.

Verwijzingen en inspiratie

~

En dan zijn er nog de verwijzingen naar de filmgeschiedenis. De Franse actrice Fanny Ardant, die in een korte scène zichzelf speelt. Jep komt haar tegen op een verlaten Via Veneto, in La dolce vita het epicentrum van de Romeinse jetset. Of de verlopen stripper Ramona die Jep op sleeptouw neemt en hem nog troost biedt omdat zij nuchter kan kijken naar de wereld om haar heen. Is zij niet zoals die volkse maar wijze Romeinse vrouwen die je terugziet in de films van Pasolini en Rossellini?

Er is ook een sterke link met Fellini’s Otto e mezzo waar een regisseur zoekt naar inspiratie en die denkt te vinden in de verschijning van de actrice Claudia Cardinale. De figuur van de muze, de belichaming van een perfecte schoonheid, heeft een lange traditie in Italië. Denk aan Dante en zijn Beatrice of Petrarca en zijn Laura. De vrouw die inspireert maar ongrijpbaar blijft en daarmee symbool staat voor alles boven de alledaagse werkelijkheid.

En zo denkt Jep terug aan zijn eigen grote schoonheid. Zijn oude vlam en het moment van inspiratie. Ook hier balanceert Sorrentino als een koorddanser tussen de troost van schoonheid en het niets. Zijn film werkt vanuit de kennis dat het leven in duisternis is gehuld. Vandaar de quote van de zwartgallige Franse schrijver Louis-Ferdinand Céline’s roman Reis naar het einde van de nacht aan het begin van de film. La grande bellezza werkt vanuit die duisternis naar kleine lichtpuntjes die het leven nog even op kunnen klaren en zin kunnen geven. Het is in die balans dat Sorrentino met zijn film weet te overtuigen door te tonen dat kunst een illusie en een truc is, maar een noodzakelijke illusie tegenover de onloochenbare duisternis van het bestaan.

Muziek / Album

Degelijke muziek die naar de achtergrond kruipt

recensie: Midlake - Antiphon

Antiphon is al het vierde album van de Texaanse band Midlake, maar de eerste zonder leadzanger en liedjesschrijver Tim Smith, die begin dit jaar de band verliet. Antiphon is een degelijke resultaat van het onzekere pad dat Midlake insloeg.

~

Onlangs vertelden Eric Pulido en McKenzie Smith, respectievelijk de nieuwe leadzanger en drummer van de band, in een interview met 8WEEKLY over de roerige maanden die ze achter de rug hebben. Nee, zeiden ze overtuigend, ze peinsden er niet over te stoppen. Maar een bittere pil was het wel, gezien Tim Smith de ruggengraat van de band was. Hij zette de lijnen uit, bedacht de liedjes en schreef de teksten. De anderen hielpen zo goed als ze konden.

Met het verlaten van Tim Smith veranderden de verhoudingen. Natuurlijkerwijs schoof Eric Pulido naar voren als nieuwe leadzanger en bij het smeden van de liedjes had iedereen voortaan meer inspraak. Het ging democratischer, vertelden Pulido en Smith, en iedereen voelde zich eigenlijk veel comfortabeler bij de nieuwe situatie.

Energieker en levendiger
Antiphon heet de verzameling liedjes die de overgebleven Midlake-leden in goed zes maanden tijd bij elkaar wisten te spelen. Tien liedjes waarmee de Midlake-identiteit wordt behouden, voorzien van een iets volumineuzere sound. Ten opzichte van het eerdere werk klinkt het ‘nieuwe’ Midlake energieker en levendiger, een boost die wellicht ook wel noodzakelijk was. Oorzaak: de band heeft zich minder ingelaten met folk en meer met rock. Met de titelsong ‘Antiphon’, de opener van het album, wordt dit statement neergezet. Het is samen met ‘The Old and the Young’ het beste nieuwe liedje dat Midlake laat horen.

Degelijk
Waar de bandleden – ook niet zonder Tim Smith – zich echter niet hebben weten tegen te wapenen, is de eenvormigheid die in het verleden ook weleens de muziek in kroop. Neem bijvoorbeeld ‘It’s Going Down’, ‘Aurora Gone’ en ‘Ages’: de nummers sudderen kalmpjes verder, maar het spectrum is te gering om je te doen beseffen dat er echt iets gaande is.

Wat er gebeurt, is dat Antiphon gaandeweg naar de achtergrond glijdt. Het is het soort muziek waar weinig mis mee is, betrekkelijk veilig en correct en niet hevig te bekritiseren. Je kunt het met een gerust hart opzetten als je een stel vrienden te dineren hebt, de gasten zullen zich er comfortabel bij voelen en als ze weggaan, gloeien hun oren van de wijn en de warme muziek. Juist dat maakt Antiphon een degelijk album, goed genoeg om een schare fans tevreden te houden, maar niet voldoende om nieuwe enthousiastelingen te mobiliseren.

 

https://youtube.com/watch?v=DtOyPWbuXCg