Muziek / Album

Fijn album

recensie: Sean Taylor - Chase the Night

In mei bezoekt Sean Taylor opnieuw samen met Eric Bibb Nederland. Gelukkig is zijn zesde album Chase the Night nu ook in ons land te verkrijgen.

Taylor noemt zelf als invloeden grote namen als John Martyn, Tom Waits, JJ Cale, Eric Bibb en Van Morrison. Het is maar goed dat hij van niemand een evenbeeld is. Zijn muziek beweegt zich lichtjes in de blues, maar ademt zeker ook een singer-songwriter-stijl uit.

Fluweelzacht
Op het album Chase the Night laat Taylor de begeleiding op piano vaak een hoofdrol vervullen. En dat terwijl hij het gitaarspelen zo te horen van John Martyn geleerd heeft met al zijn finesses. Zijn stem huist ergens tussen die van James Blunt en de rafelige randjes van Chris Rea, maar klinkt vooral fluweelzacht. Zijn zang is zijn wapen, samen met de hand van mooie liedjes schrijven, in de traditie van zijn voorbeelden. Wie Chase the Night in een aantal draaibeurten tot zich heeft laten doordringen, want dan krijgen de liedjes pas echt zeggingskracht, wordt zeker nieuwsgierig naar de andere vijf albums die Taylor al op zijn naam heeft staan. Deze uit Kilburn, noord-west Londen afkomstige muzikant heeft de weg al gevonden naar Austin, Texas om daar samen met Danny Thompson, die we kennen van Carole King en Ani Di Franco, dit album op te nemen.

Andere invloeden
Opvallende momenten zijn er zeker op Chase the Night. Op ‘So Fine’ zingt Sean Taylor samen met Stepahnie Daulong. Het is een song die de sfeer met zich meedraagt van het meesterlijke album van Robbie Robertson, dat louter zijn eigen naam als titel heeft. ‘Love Bleeds’ heeft invloeden van Ian Siegal als deze niet de blues zingt. Ook de mondharmonicaklanken zijn in de geest van Siegal, maar ook de inspiratie door Bruce Springsteen is het noemen waard.

‘The Road’ is een rustpunt op het album dat veel fraais in zich verenigd heeft. Toch is het niet alles goud wat er blinkt. Op de albumafsluiter ‘River’ kiest Taylor er voor om niet echt te zingen, maar meer te praten. Het is geen gelukkige keuze. Het maakt de afronding van een overigens fijne plaat niet echt briljant, maar doet daarmee net geen afbreuk aan de totaalbeoordeling.

Live in Nederland:
28 mei Roepaen, Ottersum

 

https://youtube.com/watch?v=RXhaoFPwvcQ%3Flist%3DUUaZFFWzWU_mPojIMoFr6GTQ

Film / Films

Kitsch op z’n allerbest

recensie: The Grand Budapest Hotel

Voor The Grand Budapest Hotel heeft regisseur/schrijver Wes Anderson alles uit de kast gehaald. Met een droomensemble, hilarische achtervolgingen, slapstick en georganiseerde chaos in een bontgekleurd decor is dit entertainment op zijn best.

~

Bij Wes Anderson draait alles om detail, detail en nog eens detail. The Grand Budapest Hotel loopt van begin tot eind als een perfect geoliede machine met Ralph Fiennes als de draaiende motor. Met The Grand Budapest Hotel maakt Anderson zijn meest fantasierijke droom waar en overtreft hij hiermee zijn voorgaande films. Geïnspireerd door de Oostenrijkse schrijver Stefan Zweig schept Anderson een geanimeerde fictieve wereld tijdens een interbellum. De gevolgen van de oorlog zijn voelbaar, maar in tegenstelling tot zijn eerdere films is er in The Grand Budapest Hotel geen tijd voor sentiment of tragedie.

Verhaal in verhaal in verhaal

Het verhaal is een Shakespeariaans  ‘play within a play’ met drie prologen. In de eerste proloog  komt een jonge vrouw met een boek in haar handen bij een grafmonument en hangt een sleutel aan het monument. Het monument is van een schrijver (Tom Wilkinson) die in de tweede proloog vertelt over zijn reis naar een vervallen kuuroord in de hoge bergen van de fictieve Midden-Europese plaats Zubrowska in de jaren 60, proloog nummer drie. Hier ontmoet hij als jonge schrijver (Jude Law) de bejaarde hoteleigenaar Zero Moustafa (F. Murray Abraham). In hoofdstuk één vertelt Zero het verhaal over het fameuze hotel in 1932 met de in paarsgehulde hoffelijke en bij de oudere dames zeer geliefde conciërge Gustave H (Ralph Fiennes) als het grootste middelpunt van het hotel en de jonge Zero (nieuwkomer Tony Revolori) als diens protegé. Gustave H’s leven verandert wanneer één van zijn oudere minnaressen, de vierentachtig jaar oude Madame Celine Villeneuve Desgoffe und Taxis (Tilda Swinton), hem het onbetaalbare schilderij ‘Jongen met de appel’ nalaat.

~

Anderson weet wederom zijn vaste cast te strikken voor de meest kleine rollen. Jeff Goldblum speelt de hardvochtige familie advocaat Kovacs, Edward Norton keert terug als de zachtaardige politie inspecteur Henckles, Adrien Brody zet de onheilspellende zoon van Madame D. neer en Willem Dafoe vertolkt Dmitri’s in zwartleer gehulde handlanger. Er zijn echter ook een paar nieuwe gezichten te zien waaronder Ralph Fiennes. De veelzijdige Brit steelt de show als de galante conciërge met zijn uitbarstingen en romantische gedichten. Fiennes’ timing is tot op de seconde precies en laat een andere kant van zijn capaciteiten als acteur zien. Het uitbundige hotel fungeert als een verlengstuk van zijn kleurrijke personage en staat of valt met hem.

Pietje Precies

~

De vormgeving in The Grand Budapest Hotel is tot in het kleinste detail nauwkeurig uitgewerkt. De precisie waarmee Anderson werkt, lijkt soms wel obsessief. Alles lijkt te draaien om de compositie, de symmetrie en niet zozeer om het verhaal.  Zo is hij een genie in het creëren van diepte in compacte ruimtes en geeft hij met zijn unieke cameravoering de indruk alsof sommige scènes bewegende schilderijen zijn. Met de erg strakke choreografie worden de vrijheden van de acteurs beperkt, maar dit is gezien de beperkte ruimte en de hoge snelheid ook noodzakelijk. Concluderend kunnen we stellen dat The Grand Budapest Hotel een must is voor Anderson-liefhebbers en een openbaring voor de Anderson-leken. 

Boeken / Fictie

Productief over het graf

recensie: Bernlef - Wit geld

Bij leven was Bernlef een van Nederlands meest productieve schrijvers. Vanzelfsprekend heeft hij zijn publicatiefrequentie na zijn overlijden in 2012 enigszins moeten minderen, maar toch brengt hij met de verhalenbundel Wit geld zijn tweede boek sindsdien uit.

Wit geld bestaat uit twee delen en acht verhalen, en dat die twee delen niet geheel op elkaar aansluiten, is hem vergeven. Het eerste deel, ‘Alles moet weg’, bevat de op de flaptekst beloofde ’tragikomische verhalen over mensen die streven – en meestal falen’. De mensen die de verhalen bevolken lijken, zoals zo vaak in korte verhalen, verdwaald te zijn in hun leven.

Een beetje sneu

Zoals bijvoorbeeld belastinginspecteur Leo Daamen uit het titelverhaal. Hij stuit op een fraudezaak die hij volgens de regels aan zijn meerderen moet overlaten, maar in plaats daarvan gaat hij zelf op pad. Hij reist zijn vermoedens achterna naar George Town, waar de lezer al snel bemerkt dat Daamen van het kastje naar de muur wordt gestuurd zonder ooit dichter bij de kern van de zaak te komen. Een beetje sneu, maar daar is hij zich zelf gelukkig niet van bewust.

Of Seth, die in ‘De figurant’ zo’n nondescripte persoonlijkheid heeft dat hij besluit om letterlijk een figurant te worden. Bernlef beschrijft zijn leven in de onopgesmukte stijl die zo kenmerkend voor hem is. Seth wilde zelden iets. Voor zijn verjaardag had hij nooit specifieke wensen, zodat hij vaak cadeaus kreeg die hem nutteloos toeschenen, zoals een paar rolschaatsen of felgekleurde metalen autootjes om mee te spelen. Spelen deed hij nauwelijks.

Passie voor jazz

Het tweede deel, ‘His masters voice’, bevat twee oorlogsverhalen. In ‘Onvervalste jazz’ komt Bernlef terug bij een van zijn grote liefdes: de jazz, die tijdens de Tweede Wereldoorlog tot een vriendschap leidt tussen een Nederlandse jongeman en een Duitse soldaat.

Bernlef, zelf ook jazzmuzikant en fervent liefhebber van het genre, schreef er een groot aantal verhalen en essays over. Hij zag veel overeenkomsten tussen literatuur en muziek. Beiden moeten schijnbaar moeiteloos zijn, vond hij. Hoewel zowel literatuur als jazz gecomponeerd zijn, mag dat niet teveel doorklinken. Aan die regel houdt hij zich strikt. Eenieder in Wit geld zou je buurman kunnen zijn. Aan Bernlefs lijf geen polonaise, in zijn verhalen geen bizarre ontdekkingen of fantastische vertelsels. Geen grote verrassing dus, deze bundel, maar een ouderwets lekker weglezende Bernlef.

Boeken / Achtergrond
special: Tommy Wieringa in Schouwburg Ogterop, Meppel (10 maart 2014)

Tommy Wieringa, schrijver en cabaretier

‘Ik moet het alleen doen. Daar had ik niet op gerekend,’ zei Tommy Wieringa aan het begin van zijn optreden in de Meppelse schouwburg Ogterop. De Boekenweek had hem vanuit Antwerpen via Emmen en Assen naar de Zuid-Drentse stad gebracht.

Een bibliothecaresse uit Diever, hofleverancier van boeken aan de jongen die Wieringa vroeger was, had hem naar Meppel gekregen, naar Schouwburg Ogterop, waar hij in het verleden eens met een ‘verrukkelijk meisje’ in de foyer gezoend had. De bibliothecaresse kondigde de schrijver echter alleen aan, en daar stond hij dan in zijn eentje op het podium. ‘U bent verantwoordelijk voor het welslagen van deze avond,’ hield hij zijn publiek voor. Een interviewer, had hij al grappend gewaarschuwd, kon hij met twee glimlachjes en wat bitse opmerkingen het zwijgen toedoen – dat is makkelijk. Nu moest Wieringa zelf – onvoorbereid, naar eigen zeggen – bijna anderhalf uur lang een zaal vermaken.

Het bracht een nieuwe kant van de schrijver naar voren. Hoewel de avond serieus begon, met een oproep tot het steunen van bibliotheken en andere culturele instellingen, werd Wieringa al snel lichter van toon. Hij maakte venijnige grappen, over Delfzijl, Diederik Samsom (‘Zijn naam is al bijna vergeten. Zo snel gaat dat.’) en een vrouw die hem voor Cees Geel aanzag. Het leek op een cabaretvoorstelling.

Reizen

Er gebeurt nogal wat in Wieringa’s leven. Deze dagen zelfs zo veel, dat hij een notitieboekje met zich meedraagt om allerlei voorvallen op te schrijven. ‘Dit is mijn externe geheugen.’ Hij leest voor uit het boekje en vertelt over twee mensen die over zijn broer begonnen: tegen de een zegt hij dat deze broer nu curator in Kopenhagen is, de ander probeert hij naar waarheid te vertellen dat hij geen broer heeft, maar dat wordt niet geloofd.

Je kan het begrijpen. Ook deze avond mengen feit en fictie tot een wonderlijk, mythisch geheel. Een anekdote over zijn moeder mondt uit in een passage uit Joe Speedboot (over water in een urn en natte as), boven een artikel in het toenmalige Nieuwsblad van het Noorden kopte de jonge en hongerige Wieringa over een brand ‘Schuim en as in de Dammanstraat’ (de straat heette Damanstraat, grote rectificatie in de krant) en tijdens een verhaal over zijn jeugd kon de jonge schrijver de geboorteplaats van Gabriel García Márquez in Colombia zien (‘En dan eindigen we toch weer in Stockholm, dames en heren’).

Wieringa reist graag en het is goed te zien waarom dat handig kan zijn voor een schrijver. Zo werd Joe Speedboot waarachtiger door zijn ontmoetingen met Bill Richardson, een armworstelaar in Antwerpen, en Joost Conijn, kunstenaar en vliegtuigbouwer – die ook nog eens heel goed kan schrijver en ‘daarmee ook kan wat ik kan, terwijl ik niet kan wat hij kan. Ik haat hem.’ Wat hij leerde van Richardson en Conijn maakte zijn boek beter, echter, gekker. De verbeelding, is Wieringa’s punt, kan ook niet alles.

Losse vorm

In de pauze werkt Wieringa een amorfe massa fans die op een handtekening wachten indrukwekkend snel weg. Sommigen stellen zich bescheiden op en leggen een boek aan hem voor, anderen lijken de kast te hebben leeggehaald en wensen overal een krabbeltje in. Het is wat, auteur van het Boekenweekgeschenk zijn. Naast hem staan de glunderende boekhandelaars van boekhandel Barth: zij doen goede zaken. De stapels Wieringaboeken slinken snel.

Na de pauze leest Wieringa twee passages voor uit zijn geschenk Een mooie jonge vrouw. Het zijn korte stukjes die aanvoelen als een soort encore bij de rest van de avond. Misschien komt die mooie jonge vrouw hem inmiddels ook al de neus uit. Er zijn nog een paar vragen over de intelligentie van recensenten en Dit zijn de namen. Daar blijft het bij. Misschien was het publiek ook niet helemaal voorbereid op de losse vorm die de avond zou nemen.

Om vijf over tien wordt Wieringa een boeket overhandigd, dat hij vakkundig de zaal in gooit. Deze dag zit erop, nu terug naar huis. Het was een vermakelijke avond, niet al te spectaculair, vaak grappig. Waarschijnlijk wat je mag verwachten van het moordende Boekenweekschema.

Boeken / Fictie

Genezing gaat niet door de maag

recensie: Delphine de Vigan (vert. Geertrui Marks en Lia Tuijtelaars) - Dagen zonder honger

.

Laura wil verdwijnen, onzichtbaar worden. De roes van het vasten laat de jonge vrouw haar familieproblemen vergeten. Steeds minder gaat ze eten, totdat er niks meer van de negentienjarige overblijft. Zal een ziekenhuisopname de laatste uitweg zijn om haar te redden?De Vigan beschrijft humoristische, maar realistische taferelen over de psychiatrische afdeling waar Laura verblijft. Een verscheidenheid aan personages passeert de revue:

Op een afdeling eetstoornissen zitten dikke, magere en ondervoede mensen, mensen met een ontregelde buik, met een gevoelge darm, diabetici. Mensen-die-te-veel-eten, mensen-die-te-veel-spugen, mensen-die-niet-meer-kunnen-slikken. Aan het eind van de gang kunnen rokers en eenzame zielen in de koffiekamer terecht. Er wordt gebabbeld, vergeleken, er is verbazing. Ze luisteren scherp of ze de hakken al horen van de hoofdzuster die streng kijkt als er te lang wordt gepraat. Dat is vermoeiend. Dat kost calorieën. Sigaretten ook.

Minder realistisch lijkt de plotselinge ommezwaai die Laura maakt. Ze lijkt zich van de ene op andere dag over te geven aan haar nieuwe dieet; ze sluit zonder protest elke avond zelf haar sondevoeding aan. De Franse schrijfster besteedt weinig woorden aan de strijd tegen de eetstoornis. ‘Ze is gaan legen. Voor het eerst sinds weken komen er tranen uit haar lichaam van steen, dat uitgeputte lichaam dat zich zojuist gewonnen heeft gegeven.’

Wonderdokter?


De vriendelijke, charmante dokter Brunel speelt een rol in haar snelle genezingsproces. Geregeld komt hij langs de eenpersoonskamer van Laura om het over haar groeicurve te hebben. Laura lijkt enkel voor hem aan te komen. Zijn verhalen over het leven imponeren haar. Wellicht is dat de reden Laura’s ommezwaai.

Laura denkt en analyseert veel. Dit wordt vooral duidelijk door het perspectief dat De Vigan kiest voor haar roman. Alles wordt verteld vanuit de ik-figuur en in haar gedachten komt geen enkele keer de directe rede voor. Gebabbel van andere patiënten wordt weergegeven in apart geplaatste tekst, zonder dat Laura deze monologen doorbreekt. Het gekozen perspectief benadrukt de isolatie waarin Laura zich bevindt. Waar ze voorheen het liefst zou verdwijnen, staat de negentienjarige nu op de voorgrond. De Vigan verwerkt deze tegenstelling knap in haar roman. 

Dagen zonder honger is een van de weinige romans over eetstoornissen die niet alleen over afvallen, dik voelen en calorieën gaat. Wat dat betreft is de roman een toevoeging. De Vigan had alleen wat meer woorden mogen geven aan de strijd tegen de eetstoornis. Laura is gaan eten, maar is ze daarmee ook beter? De achterliggende oorzaken, haar familieproblemen, blijven onaangeroerd. Het bezoekje aan het ziekenhuis is dan eerder een tijdelijke uitweg in plaats van een grondige oplossing voor de ‘dagen zonder honger’.

Film / Films

Volksheldin gereduceerd tot zwak popcornvermaak

recensie: Kenau

Een doodnormaal, hard werkend persoon wordt door omstandigheden in een leiderspositie gedwongen wanneer een buitenlandse overheerser het thuisland en alles wat haar eigen is bedreigt. Met Kenau biedt regisseur Maarten Treurniet (De Heineken Ontvoering) een film die in essentie de Nederlandse Braveheart is. Het niveau van dat Schotse vrijheidsdrama haalt het niet, toch blijkt Kenau, ondanks een aantal ernstige problemen, redelijk entertainend.

Kenau Simonsdochter Hasselaer was een weduwe en onderneemster in Haarlem ten tijde van de Spaanse bezetting (16e eeuw). Tijdens het beleg van Haarlem – dat cruciaal was voor het verloop van de tachtigjarige oorlog – speelde zij een rol, al zijn historici het er niet over eens wat die rol precies inhield. De film houdt de meest geromantiseerde interpretatie aan, waarin Kenau een tactisch en moreel leider is van het volk van Haarlem en zonder wie de stad maanden eerder zou zijn ingenomen.

Slecht geschreven


~

Over het geheel gezien is Kenau een film die nergens excelleert en op enkele punten ernstig teleurstelt. Naast het armzalige script zijn er bijvoorbeeld ook een aantal special effects, zoals een kartonnen zeemeeuw, die lachwekkend zijn. Temeer omdat het een film betreft waarin praktische obstakels  erg goed zijn uitgewerkt en de reconstructie van het historische Haarlem er piekfijn uitziet. De actiescènes lijden enorm onder onoverzichtelijke cameravoering en erbarmelijke vechtchoreografie, zodat ze absoluut niet meer serieus genomen kunnen worden. Met name het acteerwerk weet de schade nog enigszins te beperken, waardoor Kenau er toch in slaagt twee uur lang te onderhouden en zo af en toe te vermaken.

Film / Films

THIS! IS! MEDIOCRE!

recensie: 300: Rise of an Empire

Zack Snyders 300 was een over the top, maar verfrissend actiespektakel dat excessief geweld in een zorgvuldig uitgedachte stijl presenteerde. Het vervolg probeert het origineel groter en bloediger maken, maar laat daarbij bijna alles wat er interessant aan was achterwege.

300: Rise of an Empire speelt zich af rond hetzelfde moment als 300 (beiden zijn gebaseerd op comics van Frank Miller). In 480 v.C. marcheert het Perzische leger Griekenland binnen. Zij stuitten daarbij al snel op driehonderd halfnaakte Spartanen, maar ook de andere Griekse volken leverden een felle strijd. De film volgt Themistokles (Sullivan Stapleton), die Griekenland probeert te verenigen en de Perzen op zee trotseert.

Minder dan het eerste deel

~

Het verhaal is een passende en leuk bedachte uitbreiding van de eerste film, maar de verhaalstijlen tussen de twee delen komen absoluut niet overeen. Dat de film niet over koning Leonidas gaat (de hoofdpersoon van het eerste deel) is best te begrijpen. Er zijn echter nog een aantal veranderingen die dit vervolg steeds meer vervreemden. Zo is de hele Spartaanse cultuur teruggebracht tot een bijrol en volgen we nu een groep Grieken die fysiek en op het slagveld niet zo imposant zijn als de volgers van Leonidas. Net als de Perzen vallen de Grieken deze keer bij bosjes, wat ze verhaalsgewijs tot kanonnenvoer reduceert. De kracht van het Spartaanse leger in 300 was voelbaar doordat elke soldaat een oorlogsmachine was en elke gevallene honderd Perzen met zich meenam. Hier komt dat gevoel totaal niet over en je begint je rond het einde af te vragen of die Griekse soldaten inmiddels niet een beetje op moeten zijn.

Naarmate de film vordert wordt het steeds duidelijker dat regisseur Noam Murro heeft geprobeerd om 300 in zoveel mogelijk opzichten na te maken. Hierbij slaat hij echter telkens de plank volledig mis. Het waren Snyders gedurfde originele trucjes die het eerste deel tot zo’n bioscoopervaring maakten, met vreemd misvormde monsters, effectieve slow motion, dialogen die knap balanceerden tussen episch en knullig en een cast die met volle overgave speelde. Daarnaast hielp het ook dat de hoofdrol werd vertolkt door de uitstekend gecaste Gerard Butler. Stapleton mist Butlers charisma en komt over als een dertien-in-een-dozijn actieheld. In de actiescènes vloeit het bloed ditmaal rijker en op allerlei nieuwe manieren (en natuurlijk in 3D), maar het heeft een fractie van de impact die het had in de eerste film. Ook is de strijd veel onduidelijker in beeld gebracht, met obscure camerahoeken en veel ‘shaky cam‘-beelden. In 300 diende de slow motion om je een goed beeld te geven van alle rondvliegende ledematen, hier voelt het meer als een slechte poging om de actie te intensiveren.

Zonde

~

Het zijn de memento’s aan het eerste deel die het meeste indruk maken, zoals de enkele keer dat het Spartaanse leger wel in beeld komt. Ook Rodrigo Santoro keert terug in een fijn gespeelde rol als godenkoning Xerxes. Hij blijkt echter een achtergrondfiguur. De echte vijand is ditmaal de Perzische marinegeneraal Artemisia (Eva Green). In het script is haar personage erg over the top geschreven, maar Green weet er een leuke draai aan te geven en de aandacht naar zich toe te trekken.

300: Rise of an Empire is geen al te vreselijke actiefilm. Het is echter jammer dat het uitkomt als vervolg op een film die zoveel origineler en vermakelijker is. Deze keer valt er te genieten van een enkele geslaagde vechtscène, vermakelijke slechteriken en speeches met een minimale epische inslag. Verwacht dus geen ‘THIS! IS! SPARTA!’ of ‘Tonight we dine in hell!’ 300: Rise of an Empire durft geen risico’s te nemen en dat is eigenlijk bovenal zonde.

Muziek / Achtergrond
special: Shearwater - Fellow Travelers

‘Tussendoortje’

Het is voor een band als Shearwater onmogelijk een tussendoortje te maken dat als zodanig klinkt. Fellow Travelers klinkt dan ook als een volwaardig album. Toch bevat het louter covers.

Het moet toch een eer zijn om als band gecoverd te worden door de band waar je in het voorprogramma van mocht staan. Die eer valt een groot aantal van de bands waarmee Shearwater in de loop der jaren het podium deelde in de schoot. Met Fellow Travelers heeft Shearwater een bijzonder album gemaakt. Volgens mij zijn er geen voorbeelden bekend in de popgeschiedenis waar dit eerder is gedaan door een artiest.

Als de luisteraar onbevangen luistert naar deze nieuwe van Shearwater zal er niets bijzonders opvallen. Toch speelt de band hier nummers van anderen. Om het rijtje even te benoemen: St. Vincent, Wye Oak, Sharon van Etten, Jesca Hoop, Xiu Xiu, Coldplay, Smog, Folk Implosion, David Thomas Broughton, Clinic en the Baptist Generals. Op ‘A Wake for the Minotaur’ zingt van Etten mee met Shearwater. Stuk voor stuk trekt de band de nummers volledig naar zich toe. Het maakt Fellow Travelers tot een fijn Shearwater album dat zeker niet afgedaan mag worden als tussendoortje.

Live in Nederland:
28 april Bitterzoet, Amsterdam

Muziek / Album

Portugese Britpop

recensie: The Weatherman - The Weatherman

Het is maar zelden dat een band uit Portugal klinkt alsof hij zo uit de UK komt. De onmiskenbare Britpop van The Weatherman zet de luisteraar op het verkeerde been.

Al bij het eerste nummer ‘Unite The People’ is de vergelijking met Oasis onverdraaglijk. Zelfs het beetje zeurderige zingen en net niet vals op de toon zitten van voorzanger Alex Monteiro is vergelijkbaar en aandoenlijk.

Verkeerde eiland
Het album van The Weatherman ademt een mengeling van Oasis met de elektronica van Visage en Soft Cell uit. Dat bekruipt de luisteraar al bij het eerste nummer en wordt naargelang het album vordert alleen maar sterker. Dat de band ook goed in een stevige doorstappende Britpopcompositie kan uitblinken, is niet alleen te horen in ’15 Days’ maar ook op de single ‘Fab’. Dat nummer heeft een lekkere drive meegekregen die zo bekend is van de bandjes van het eiland voor de kust van het Europese vasteland. Het rustpuntje ‘It Took Me So Long’ wordt opgelicht met de stem van de eveneens Portugese ster Emmy Curl. Haar stem is een uiterst fijne aanvulling op het liedje dat daarmee boven de andere uitsteekt.

Klippen ontwijken
Dat The Weatherman met ieder liedje referenties blijft oproepen met andere bandjes uit Groot-Brittannië die niet te duiden zijn, zoals bij ‘Double Trouble’, kan hen niet aangerekend worden maar moet juist toegejuicht worden. Blijkbaar klinkt een en ander zo fijn en toch origineel dat het overal en nergens op lijkt. Het zijn dan uiteindelijk toch gewoon liedjes van de mannen zelf die een goede neus hebben om de klippen te ontwijken van het plagiaat.

Dat deze band van het Iberische schiereiland afkomstig is, is niet aan de muziek te horen. Er is geen enkele invloed van de traditionele Portugese muziek te horen. De heren zijn wat dat betreft geboren op het verkeerde plekje. Of zouden ze geboren zijn met een koptelefoon op met daarop The Beatles en alles wat daarna kwam?

Boeken / Fictie

Een melancholische geschiedenis

recensie: Ljoedmila Oelitskaja (vert. Arie van der Ent) - Een Russische geschiedenis

In 2010 publiceerde Ljoedmila Oelitskaja, één van Ruslands bekendste schrijvers, Een Russische geschiedenis, een roman over de kracht van kunst.

Ljoedmila Oelitskaja is één van Ruslands bekendste schrijvers, die op bijna 50-jarige leeftijd debuteerde met de novelle Sonjetsjka. De Sovjet-Unie was verleden tijd, en misschien was dat een vereiste voor haar werk om gepubliceerd te worden. Een Russische geschiedenis, haar grote roman die door Arie van der Ent prachtig vertaald is, is in ieder geval kritisch over het Sovjetbewind.

De roman gaat, simpel gesteld, over drie vrienden die opgroeien tijdens de Sovjet-Unie. We ontmoeten Sanja, Micha en Ilja voor het eerst in 1953, tijdens de dagen van de dood van Stalin en volgen ze tot 1996, rond Brodsky’s dood. Twee Josefs, maar elkaars antithese: de een politiek, de ander literair; de een autoritair, de ander vrijheidslievend; de een blijft in Rusland, de ander emigreert. Dit contrast loopt door het hele verhaal.

Een hele wereld

Rondom de drie vrienden heeft Oelitskaja een hele wereld van moeders en andere familieleden, docenten en collega’s opgetrokken. Middels verhalen en anekdotes laat ze zien hoe de drie jongens het hun hele leven moeilijk hebben in een totalitair land dat zo uitermate tegen kunst en vrijheid is gekant. Ze zijn communisten, maar misschien meer in theorie dan in praktijk. Micha formuleert het in 1968, wanneer de Sovjets Tsjecho-Slowakije binnenvallen om de Praagse lente in de knop te breken, zo:

[H]et was een grandioze leugen, cynisme, onvoorstelbare wreedheid, een schaamteloze manipulatie van mensen die hun menselijke aanblik en waardigheid verloren door de angst die het hele land in een donkere wolk hulde.

De harten van de jongens gaan sneller kloppen door de kunst, door het grandioze verleden van Rusland – en Europa. Aan zo ongeveer alle schrijvers uit de Russische Gouden Eeuw wordt gerefereerd – Tolstoj, Poesjkin, Gogol, etc. –, als ook aan latere en hedendaagse schrijvers als Achmatova, Mendelstam, Brodsky en Nabokov. Oelitskaja en haar personages staan via hen in verbinding met het Russische verleden – ze zijn een houvast, gids en vereerde.

Kunst, politiek en vrijheid

Een Russische geschiedenis is diep melancholisch, die emotie waar de grote Russen het patent op  lijken te hebben. Zoals de titel aangeeft is de roman zowel een geschiedenis van (de tweede helft van de twintigste eeuw in) Rusland als een geschiedenis die op deze manier alleen in Rusland kan zijn gemaakt. Rusland: dat kunstige land, van kraanvogels, de Hermitage en Grote Literatuur; Rusland: dat wrede land, van Stalin, goelags en terreur.

De roman opent met de dood van Stalin en eindigt met de dood van Brodsky. Het effect hiervan is ook melancholisch: de ene leider mag dood en begraven zijn, de ander komt ervoor in de plaats (Chroeststjov, Brezjnev, Andropov, Tsjernenko, Gorbatsjov), maar wanneer de dichter sterft, is er niemand meer zoals hij. De roman gaat verder na de dood van Stalin, de roman eindigt met de dood van Brodsky: het zet je aan het nadenken over de relatie tussen kunst, politiek en vrijheid.

Diep treurig?

De roman geeft het idee dat kunst uiteindelijk minder macht heeft dan kunstenaars zichzelf nog wel eens willen toedichten. Zonder politieke besluiten gebeurt er niets. Dat is misschien niet slechts melancholisch, maar ook diep treurig. In deze geëngageerde en vermakelijke roman van Ljoedmila Oelitskaja is het hoe dan ook een krachtig besef.