Muziek / Achtergrond
special:

Motel Mozaïque 2014: de vrijdag

Twee dagen muziek, kunst, theater en cultuur. Midden in het centrum van één van de meest vernieuwende steden van Nederland. Rotterdam stond twee dagen in het teken van Motel Mozaïque dat alweer voor de veertiende keer plaatsvond.

Elk jaar zorgt Motel Mozaïque voor een breed scala aan namen. Deze editie stonden onder andere Ásgeir, Kurt Vile, Erlend Oye, George Ezra en Daryll-Ann op het programma. Het festival besteedde dit jaar ook veel aandacht aan onbekendere en/of opkomende muziek, zoals Victim Victim, Larry Gus en Sevdaliza. Een weekend om te genieten van gouwe ouwe bands en om  nieuwe muziek te ontdekken.

Veelzijdig programma
De festivalvrijdag begint al aardig vroeg: om 15:00 uur trapt 3voor12 af in met een paar exclusieve sessies, die binnenkort terug te kijken zijn op

~

Voor nóg meer gitaarwerk staat Kurt Vile klaar in de grote zaal van de schouwburg. De zaal is aardig volgelopen, hoewel er ook een groot deel van de bezoekers bij Wild Beasts zal staan in de Kathedraal. Het podium is ingericht tot een kleine woonkamer, inclusief oude lampen, een half werkende televisie uit de jaren ’60 en diverse instrumenten. Met zijn rauwe stem (denk hier en daar aan Bob Dylan) en zijn minimale gitaarspel krijgt hij de zaal helemaal stil. Kurt Vile is een gevalletje love it or hate it. Of je houdt van zijn donkere teksten en sobere muziek of je vindt  het helemaal niets. Persoonlijk pakt het niet, maar slecht is het zeker niet. Hij speelt de tracks rustig achter elkaar, waarbij ‘Jesus Fever’ er uit schiet. Kurt blijkt zelf net zo schuchter te zijn als zijn muziek: de hele show verstopt hij zich achter zijn gordijn van lange haren en een conversatie met het publiek gaat hij ook niet aan. Wel geeft hij een toegift: met ‘Baby’s Arms’ sluit hij zijn minimale show in een grote zaal af.

Voor de eerste festivalnacht even geen gitaren meer, maar danspasjes in Cultuurpodium Perron, want ook voor het nachtprogramma heeft het festival een dikke programmering staan. Tropische temperaturen bij de dj’s van het Nederlandse Triphouse Rwina System en flink met de voetjes van de vloer bij de Syrische technobeats van Omar Souleyman. Een goede opwarmer voor de zaterdag van Motel Mozaïque 2014.

Muziek / Album

Apocalyptische geluidserupties

recensie: White Suns - Totem

.

Het uit Brooklyn afkomstige trio White Suns grossiert in intense geluidscollage’s. Het woord melodie ontbreekt in hun primitieve vocabulair. Ontstemde gitaren, chaotische drumpartijen en ondefinieerbare noise heersen. Teksten worden niet zozeer gezongen, maar als manifest geproclameerd.

White Suns levert met Totem zijn derde plaat (naast een aantal beperkt uitgebrachte releases). Waar vorig materiaal al niet bepaald toegankelijk te noemen is, gaat Totem zo mogelijk nog verder. De muziek is intens en compromisloos, de sound ongepolijst en loodzwaar. Totem werd opgenomen door de gerenomeerde producer Martin Bisi (bekend van zijn werk met onder andere Sonic Youth, Foetus en Swans) in de befaamde BC Studio in New York. Een opnamestudio waar menig no wave-band in het begin van de jaren 80 muziek opnam; een geschikte plek dus voor het nihilistisch ingestelde White Suns. Verwacht geen gladgestreken productie; al het rauwe en smerige dat huist in White Suns wordt efficiënt naar de oppervlakte getrokken.

Extremen
Opener ‘Priest in the Laboratory’ belooft dat het album geen gemakkelijke rit wordt. Dissonante, in reverb en distortion gedrenkte gitaren tekenen het geluid. De drummer houdt het midden tussen iets wat lijkt op blastbeats en de percussieve uitbarstingen van free jazz. Het draait bij White Suns om texturen en niet zo zeer om groove of strakheid. Boven de gestructureerde chaos verkondigt de zanger zijn teksten alsof het een militante mis of primitieve eredienst betreft. Na deze vernietigende introductie kent het tweede nummer ‘Prostrate’ een bijna ingehouden explosiviteit; de sluimerende, monotone drones komen net niet tot uitbarsting.

Totem is een plaat van extremen. Broeierige, minimale passages worden afgewisseld met salvo’s van sonisch geweld. Na het instrumentale, ingehouden nummer ‘Fossil Record’ (gedomineerd door een psychedelische, buitenaardse puls) slaat het daaropvolgende ‘Clairvoyant’ in als een bom. De wall of sound – vergeet Phil Spector, dit is andere koek – verpulvert nietsvermoedende, gevoelige oortjes om vervolgens te desintegreren in onderaardse drones, waarbij de zanger het maniakaal uitschreeuwt: ‘Bleed it out! Bleed it out!’. White Suns kent geen genade.

Verderf
Totem is uitgebracht op platenlabel The Flenser. Dit label is gebaseerd in San Franscico en brengt voornamelijk duistere blackmetal en andere sombergestemde muziek uit. White Suns is duister, maar in tegenstelling tot de meeste blackmetal (of andere subgenres die sfeer hoog in het vaandel hebben) gespeend van epische pretenties of (donker) romantisch ingegeven sentimenten. White Suns hekelt (of verheerlijkt?) stedelijk verderf en postmoderne malheur; houvast is er niet en heilige huisjes bestaan niet meer.

Het trio lijkt te zijn beïnvloed door zowel de uitgebeende dissonante noiserock van de oude Swans en primitieve grindcore als door de kille industrial van Throbbing Gristle en de elektronische noise van Merzbow. White Suns’ vorige album Sinews werd uitgebracht op Load Records, met binnen hun gelederen bands als Lightning Bolt en Noxagt, bands waar White Suns ook gelijkenissen mee heeft. Een groot publiek zal het waarschijnlijk niet bereiken, maar voor wie niet vies is van een goede bak herrie is Totem zeker aan te bevelen.

Theater / Voorstelling

Een anatomie van opstand

recensie: Een anatomie van opstand

.

Op de achtergrond prijkt een monsterlijke replica van Courbets L’Origin du Monde, het controversiële schilderij van een vrouw wier geslachtsorganen slechts in beeld zijn. Is dit, zoals de titel betoogt, een eerbied aan de moeder, of een reductie van de vrouw tot baarfabriek? De onderdrukking van de vrouw is dan ook een terugkerend thema in de voorstelling.

Bestuurlijke minachting

Foto: Reyer Boxem

Foto: Reyer Boxem

Agamemnon en Apollo zijn onsympathieke fallocraten die neerkijken op iedereen die niet (meer) viriel is. De senioren verliezen hun lichaamsfuncties (“onze piemels zijn lekkende plasbuizen”) en daarmee hun politieke zeggenschap, de slavinnen hebben de pech tot het verkeerde geslacht te behoren, de wraakgodinnen hebben zich neer te leggen bij het oordeel van de hautaine Athene.       

Door de verplaatsting van de nadruk naar de gevoelens van het koor, komen de rollen van de ‘klassieke’ hoofdrolspelers niet altijd goed uit de verf. Orestes’ rol van impotente slapjanus die te zwak is om het zwaard ter hand te nemen is te kluchtig, het effect van Kassandra’s mond die uitvergroot wordt met een vergrootglas bereikt alleen de eerste rijen. Ko van de Bosch’ atypische invulling van Apollo als louche zakenman à la Tom Waits pakt wel sterk uit.

De vernedering van de zwijgende meerderheid

Foto: Reyer Boxem

Foto: Reyer Boxem

Ook de verschillende gedaantes van het koor zijn een wisselend succes. De eerste incarnatie, de twaalf oude mannetjes, wordt voornamelijk gedragen door de sterke muziek van Boudewijn Tareskeen, een vervreemdende collage van geknetter, geruis en kreetjes. Als zij in de tweede akte verworden tot slavinnen zakt de voorstelling iets in, er gebeurt weinig nieuws en het wat onafgewerkte drama krijgt de overhand. De voorstelling wordt het interessantst in de derde akte, wanneer de Dochters van de Nacht uit hun krochten kruipen om de dood van Klytaimnestra te wreken. De wraakgodinnen zijn bloederig, hebben grote gezwellen – je ruikt de kleilucht door de hele zaal – en incidenteel een tafelpoot als voet. De beteutering van deze ‘kutten van de nacht’ als ze zich moeten neerleggen bij het oordeel van Athene is dan ook strijdig met hun monsterlijke uiterlijk.

De opstandeling als absurde held

De epiloog die Rijnders aan de originele trilogie van Aeschylos heeft toegevoegd toont de uitbarsting tegen de onderdrukking die het koor de voorafgaande anderhalf uur heeft moeten doorstaan. Met puberaal punktheater dat sterk herinnert aan het optreden van Pussy Riot in een Moskouse kerk. Opstand is, conform Camus in De Mens in Opstand, geen middel, maar een existentiële keuze. Wie rebelleert, verwerpt een systeem dat betekenis ontleent aan zijn hiërarchie en kiest voor de absurditeit. Samen met de ketenen vallen de pijlers van zingeving weg en is de oude taal niet meer afdoende om te communiceren. Als de revolte voorbij is kan het koor alleen nog maar flarden roepen, kreten die veelvuldig door de vertaalmachine zijn gehaald en hun oorspronkelijke betekenis verloren zijn. De rebel is een roepende in de woestijn.

Muziek / Concert

Beheerste wilde beesten

recensie: Wild Beasts

.

De Engelse formatie Wild Beasts stelde donderdagavond hun nieuwe album voor in een uitverkochte Melkweg. Ze speelden een foutloze sessie, maar de muziek is vooral beheerst en de extase blijft bijna altijd uit. Vaak zou je willen dat Wild Beasts wat beestachtiger speelde.

Je kunt je afvragen waarom deze heren zich wilde beesten noemen; er is immers maar weinig popmuziek die zo gelaagd en uitgekiend is als dat van Wild Beasts. In interviews delen ze naar hartenlust hun ideeën over genderkwesties of hun definitie van popmuziek, en noemen ze de Franse filosoof Roland Barthes een belangrijke inspiratiebron. Geen moment krijg je donderdagavond het idee te worden geconfronteerd met de dierlijke driften van de vier mannen op het podium. Nee, de muziek van Wild Beasts is vooral erg beheerst.

Gewichtige thema’s
In eerste instantie heette de band ‘Fauve’, naar de Franse term voor een wild beest. Hierin herkennen we een verwijzing naar het Fauvisme, de kunststroming onder aanvoering van Henri Matisse die vooral bekendstaat om het gebruik van felle kleuren. De Fauvisten wilden de indruk van improvisatie wekken, maar in feite werd het doek net zo lang bewerkt tot het juiste evenwicht werd bereikt. Maar Wild Beasts probeert geen moment de indruk van improvisatie te wekken. De verfijning en het intellectualisme liggen als een (te) dikke saus over de muziek.

Het publiek bestaat donderdag dan ook uit hippe, hoogopgeleide dames en heren, die zich op hun gemak voelen bij de gewichtige thema’s (masculiniteit, de dunne lijn tussen seks en geweld) die het viertal uit Kendal, Engeland in hun nummers aansnijdt. De toeschouwers vanavond zijn mensen die hun weg in het leven hebben gevonden en die hun voorkeur voor pop weloverwogen hebben gekozen.

Post-punkrevival
Bij de nummers van Wild Beasts dringen onwillekeurig associaties op met jaren 80-bands als Pulp en Depeche Mode. De band wordt door critici vaak gelinkt aan de post-punkrevival, een term die verwijst naar bands die voortborduren op het synthesizergeluid van de jaren 80. De stroming is sinds 2000 steeds groter en invloedrijker geworden, en dus groeit ook de muziek van Wild Beasts in populariteit.

In de oude zaal speelt de band vooral werk van hun onlangs uitgebrachte album Present Tense. Het beginblok met ‘Mecca’ en ‘Sweet Spot’ is sterk, met veel energie en overtuigingskracht. Maar even later, na het mooie ‘A Simple Beautiful Truth’, zakt het een beetje in. Het probleem zit hem in de langzame, wel erg voorzichtige opbouw van de liedjes. De nummers ontwikkelen zich vaak zo tergend traag dat het nauwelijks nog rock of pop te noemen is  eerder kamermuziek. De muziek wordt foutloos uitgevoerd, maar is voortdurend bijna pesterig erotisch en de extase blijft bijna altijd uit.

Beestachtig


Een ander pijnpunt is de nerveuze, rondfladderende zang van voorman Hayden Thorpe. Zijn stem is misschien nog het best te omschrijven als een samensmelting van Beiruts Zach Condon en de bijna alweer vergeten popzanger Mika. Vaak klinkt Thorpe aanstellerig en dan is het een verademing als bassist Tom Fleming een zangpartij voor z’n rekening neemt. Zijn stem is dieper en evenwichtiger, en eigenlijk zou je wensen dat hij alles zou zingen. Het door Fleming gezongen ‘Nature Boy’ is bijvoorbeeld een hoogtepunt van de avond.

Na een avondje Wild Beasts bekruipt je de gedachte dat het allemaal wat pretentieus en moeilijk is. Vaak zou je willen dat er wat meer gerockt werd, dat Wild Beasts hun ijzeren beheersing eindelijk verliest en een beestachtig nummer speelt. Een avondje Wild Beasts doet je verlangen naar een jazzcafé waar zwetende muzikanten improviseren alsof hun leven hier op aarde ervan afhangt. Muzikanten die, anders dan Wild Beasts, een klein dier uiteen zouden scheuren om hun muziek een klein beetje beter te laten klinken.

Muziek / Concert

Een reis door de kosmos

recensie: Broken Bells

James Mercer (The Shins) en Brian Burton (Danger Mouse) bewonderden elkaars werk en richtten een muziekproject op: Broken Bells. Hun show in de Melkweg begint veelbelovend, maar laat niet de verwachte indruk achter.

James Mercer is de zanger van The Shins en is vooral te herkennen aan zijn vocale stijl die veel registers beslaat. Als producer heeft Brian Burton naam gemaakt door zijn werk met Gnarls Barkley, Gorillaz, Norah Jones en Daniele Lippi. Samen maken deze twee vakbroeders uit de alternatieve muziekwereld moderne, tegen discopop aanschurkende liedjes, waarin Mercer’s hoge stem wordt gekoppeld aan synthesizertonen van Danger Mouse.

Visueel spektakel
Het pleit voor de heren dat ze werk hebben gemaakt van hun performance door er een visueel spektakel van te maken. Er wordt veelvuldig met oogverblindende schijnwerpers gespeeld en het decor vanavond is een groot scherm waarop beelden uit de ruimte worden geprojecteerd, alsof we een reis door de kosmos maken.

Als het eerste nummer wordt ingezet, ‘Perfect World’, een van de beste liedjes van Broken Bells, zorgen de projecties voor een extra krachtig begin. Later blijkt dat je in de beelden de reden vindt om bij de les te blijven, want gaandeweg lukt het Mercer en Burton steeds minder de intensiteit over te brengen die aan het begin is opgewekt.

Geconcentreerd en foutloos
Vermoedelijk heeft dat te maken met de volgorde waarin de liedjes staan geprogrammeerd: het beste werk eerst. Het is ook een kritische noot bij beide albums van Broken Bells. Je hoort eerst de beste, interessante liedjes, wat het bemoeilijkt geboeid te blijven bij vlakke nummers als ‘Meryin Fields’, ‘Sailing To Nowhere’ en ‘Citizen’. Een andere opbouw had voor meer spanning gezorgd.

Verder valt er niet veel op het spel af te dingen. Brian Burton speelt geconcentreerd en is op geen fout te betrappen en James Mercer is goed bij stem: hij haalt moeiteloos de wisselingen in toonhoogtes. Als je de volgende dag op kantoor zit, vertel je je collega’s dat je een leuke avond hebt gehad, dat Broken Bells interessante dingen deed met bewegende projecties en dat ze een mooie show speelden. Stiekem had je toch meer van deze twee namen verwacht …

Theater / Voorstelling

Komische geweldskitsch toont zinloosheid van geweld

recensie: YoungGangsters - The New Rambo Generation

.

In films en games is oorlog entertainment geworden. Onder het uitspreken van puntige oneliners wordt de vijand enthousiast afgeslacht. Met diezelfde toon van humor en vrijblijvendheid (‘het is toch niet echt’) spelen de YoungGangsters nu een veldslag in de Vietnamoorlog na. Ze hebben zich laten inspireren door Rambo, de gespierde vechtmachine die in zijn eentje hele legers doodt.
“These boys are the destroyers of evil. The path to peace will always be war.”

We volgen de belevenissen van de mariniers van de Bravo Squad in hun moedige/zinloze gevecht om Hill 737 te veroveren. “Let’s kill those commies, elke dode communist is er toch weer één.” Aan het einde van de dag worden triomfantelijk de doden geteld en de grootste killer is de (tijdelijke) kampioen. Vandaag is dat Hawk, die met zijn machinegeweer (genaamd Gook Killer) 57 spleetogen heeft afgeknald (“Twelve of them were children!” roept hij trots uit).

Fatalisme en wraak zijn gevaarlijke drijfveren
“You won’t win wars by dying for your country, but by making them die for theirs.”

Helaas hebben de jongens van Bravo ook zelf een kameraad verloren, Jackson (“Goddammit, he was the only nigger in our squad”). Zijn overgebleven restanten worden begraven en zijn heldendaden herdacht. Jackson was immuun voor angst en gevaar omdat hij alle hoop om te overleven had opgegeven (“It ain’t no thing, Sergeant. We’re all dead already.”). Jammer dat de good guys altijd als eerste sneuvelen.

“We will hunt them down and put them to justice in the name of freedom.”

Wraak is de beste drijfveer en in een geweldsorgie roeit de Bravo Squad nog meer commies uit. Met de esthetiek van Amerikaanse B-films (veel machismogeknal en onwaarschijnlijke vuistgevechten waarin de held vele tegenstanders uitschakelt) worden we op slow motion geweldskitsch getrakteerd. Jongens die oorlogje spelen, jongens die zich overgeven aan de destructieve roes, jongens die beter gewoon thuis bij hun vriendinnetje hadden kunnen blijven.

“At home I was bored. War gave meaning to my life. We love fucking war and war loves fucking us.”

Soldaten doden, burgers gedogen
Het publiek wordt actief bij de voorstelling betrokken. We worden uitgenodigd met Amerikaanse vlaggetjes te zwaaien, gevraagd om foto’s van martelingen te nemen en moeten stemmen over het lot van een krijgsgevangene (“Thumbs up he lives, thumbs down he dies!”). Schoolmeisjes raken door het dolle heen en roepen kill, kill, kill. Eén van hen mag op de rug van de krijgsgevangene zitten en zich aan zijn machteloosheid verlustigen. Echte tegenstemmen zijn er niet, een groot deel van het publiek blijft passief.

“We have the duty to annihilate evil. For Justice. For Democracy. For God. For our country. And for our driver’s license.”

De YoungGangsters maken van het toneel een slagveld waar het bloed en de ledematen je om de oren vliegen en waar het lachen je pas na afloop van de voorstelling vergaat. Enigszins verdwaasd verlaten we de Fenixloodsen en zien de Maas en de Erasmusbrug in het laatste licht van een prachtige voorjaarsdag. Leven in vredestijd is eigenlijk best tof. Laten we nog even van de verveling genieten voordat we elkaar weer af gaan slachten. De oorlog ligt altijd op de loer.

Muziek / Concert

Het blues-vuur levend houden

recensie: Jim Byrnes

Op zijn nieuwe album eert Jim Byrnes het 250-jarig jubileum van zijn geboortestad St. Louis, Missouri. Gelukkig keert hij hiermee terug naar de rhythm & blues.

Ter ondersteuning van de release van St. Louis Times trekt Jim Byrnes langs de verschillende podia. 8WEEKLY was present tijdens zijn optreden in Grandcafé Meneer Frits in Eindhoven waar Byrnes speelde voor een uitverkocht huis. De twee sets, onderbroken door een pauze waarin de voorraad van zijn nieuwste album werd uitverkocht, ontlokte Byrnes de bezoekers een staande ovatie.

Drie jubilea

~

Byrnes opent de avond met ‘Movin’ On’ dat, net als de rest van de tracks, tot het historische materiaal behoort. Het oudste nummer van de avond is het honderd jaar oude ‘St. Louis Blues’, dat ook te vinden is op zijn nieuwste album. Een album dat tot stand kwam in samenwerking met producer Steve Dawson, die tevens gitaar speelt op dit tienjarig jubileum. Zo zijn drie feestjes verenigd op één album. Byrnes wordt bijgestaan door een uitstekende band bestaande uit de standaardbezetting van gitarist, bassist en drummer. Zelf speelt hij op zijn elektrische gitaar.

Byrnes en de zijnen spelen behoorlijk wat liedjes van het nieuwste album en putten daarnaast uit de rest van zijn fraaie oeuvre, zoals het persoonlijke nummer ‘My Walking Stick’. Dat werd geschreven door Irving Berlin, maar won aan betekenis voor Byrnes persoonlijk door zijn ongeluk in de jaren zeventig waarbij hij beide benen verloor.

Historisch materiaal
Zowel het album als het concert worden gevuld met historisch materiaal. Zo wordt een diepgravende uitvoering ten gehore gebracht van ‘Nadine’ van Chuck Berry en ‘I Get Evil’, dat geschreven werd door Albert King. Een bijzondere vermelding waard is de uitvoering  van het ooit door Ray Charles vertolkte ‘I Believe to My Soul’, waarbij Byrnes na een uitgebreide introductie de zaal laat zinderen met zijn geweldig bluesy uitvoering van deze compositie.

Byrnes toont zich een prima verhalenverteller wanneer hij een aantal van de composities inleidt met een historisch verhaal. Vaak zijn dat persoonlijke ontmoetingen met de schrijvers of artiesten zelf die soms teruggrijpen naar zijn vroege jeugd, toen hij tien of elf was. Na het uitstekende optreden heeft Byrnes nog voldoende energie over voor een ontmoeting met de fans. Praatgraag ondertekent hij persoonlijk menig album. Zowel het album als het optreden zijn van grote klasse. Het persoonlijke album St. Louis Time houdt als herinnering aan het concert menig keer het blues-vuur levend

Film / Films

Recht en onrecht op het grote doek – deel 2

recensie: Movies That Matter, 20-26 maart 2014, Den Haag

Terwijl politiek Den Haag in de ban was van de Nucleaire Top,  vond in het Haags filmhuis en het daaraan verwante Spui Theater het Movies That Matter filmfestival plaats. Het festival, opgericht in 2006, bood ook dit jaar weer een gevarieerd programma aan van films waarin mensenrechten centraal staan.  In dit tweede deel aandacht voor vrije meningsuiting in China en Mexico, kleine en grote jongens in de olie-industrie en een felle Servische voetbalcoach in Zuid-Soedan.

In Ai WeiWei: The Fake Case volgen we conceptueel kunstenaar Ai WeiWei. Met zijn kunst verzet hij zich openlijk tegen het Chinese regime, wat in 2011 leidde tot zijn arrestatie. De Deen Andreas Johnsen had de unieke positie om Ai WeiWei tijdens zijn proefverlof te filmen. Hij volgt de man in zijn thuissituatie, tijdens interviews en in zijn omgang met de beperkingen die hem zijn opgelegd. Ai WeiWei toont zich allesbehalve een slachtoffer. Nog steeds is hij voorvechter van het uiten van je mening, waarmee hij zich keer op keer problemen met de Chinese autoriteiten op de hals haalt. De film laat op indringende, maar ook komische wijze zien hoe Ai WeiWei zich met zijn kunst verzet tegen het regime. De steun die hij daarbij krijgt van het Chinese volk is tekenend en biedt nog hoop op een betere toekomst voor jong China. Ai Weiwei is een voorbeeld van hoe kunsten gebruikt kunnen worden om te provoceren en kunnen leiden tot het aanwakkeren van verandering.

~

Verandering is ook wat de Mexicaanse Eufrosina wil bewerkstelligen in de documentaire Eufrosina’s Revolution. Wanneer zij, na haar verkiezing tot burgemeester, het ambt niet mag uitoefenen omdat zij een vrouw is, onderneemt zij actie. De filmmaakster volgt haar in haar rol van activist tot bewindvoerder. Dat Eufrosina het uiteindelijk tot de hogere regionen van de politiek weet te schoppen is te danken aan haar doorzettingsvermogen en tomeloze inzet voor een betere positie van de vrouw. Die wordt haar overigens niet door iedereen in dank afgenomen, want in de afgelegen en armoedige gebieden waar Eufrosina vandaan komt, blijken gelijke rechten nog niet zo vanzelfsprekend. Wanneer een bewoonster van een nabijgelegen dorp zich negatief uitlaat over Eufrosina en haar valse intenties en leugens toedicht, blijkt de angst voor verandering. Mexico heeft nog een lange weg te gaan, maar Eufrosina heeft wel plaats gemaakt voor nieuwe paden. In zijn opzet blijft de film dichtbij de persoon Eufrosina staan en is er buiten haar activisme en wens tot verandering veel aandacht voor het dagelijks reilen en zeilen in de onherbergzame gebieden. De film weet daarbij niet altijd de aandacht vast te houden.

In Rachel Boyntons Big Men staat de ontdekking van een olieveld bij Ghana centraal. Het kleine Amerikaanse bedrijf Kosmos Energy investeert in het olieveld en belooft de Ghanezen de opbrengst eerlijk te delen. Dat het allemaal anders loopt, wordt door Boynton op spanningsvolle wijze vastgelegd. Zij heeft daarbij de unieke positie om het hele gebeuren van meet af aan te volgen en te filmen. ‘Kleine jongen’ Kosmos Energy krijgt te dealen met een veranderd politiek klimaat, corruptie en de grote jongens die ook een graantje mee willen pikken, want olie is tegenwoordig een schaars goed. Daarbij toont Boynton hoe de olie-industrie een vernietigende rol in buurland Nigeria speelt: in plaats van de beloofde welvaart, ontstaat er steeds meer verdeeldheid en woedt er een soort ‘olie-oorlog’.  De toekomst in Ghana blijkt onzeker. Hoewel de regering belooft dat het zal investeren in het volk, blijken internationale grootmachten er uiteindelijk met het meeste geld vandoor te gaan. Een schrijnend voorbeeld van hoe de ontdekking van een grondstof leidt tot corruptie, verdeeldheid en hoe het grote geld allesbehalve op de beloofde plek terecht komt.

~

Coach Zoran and his African Tigers speelt zich ook af in Afrika, maar we verkassen ditmaal naar Zuid-Soedan. Zuid-Soedan is na bijna vijftig jaar burgeroorlog onafhankelijk geworden. Tijd dus voor een eigen voetbalteam! En wie kan dat team beter samenstellen en leiden dan de temperamentvolle Servische coach Zoran? Op humoristische wijze laat de film Zorans pogingen en onderhandelingen zien die nodig zijn om een goed voetbalteam van de grond te krijgen. De tragiek die erachter schuilt is subtiel voelbaar, want vergaande bezuinigingen en de moeizame relatie tussen de coach en de autoriteiten maken het succes van het voetbalteam tot een harde strijd.  Coach Zoran and his African Tigers is een stuk luchtiger dan het overwegend zware programma dat Movies That Matter herbergt, maar de politieke lading die erachter ligt klinkt wel door.

Vele vertoningen gingen gepaard met een Q&A na de film. Voor een festival dat de dialoog met de filmmakers stimuleert, was het schrijnend om te zien (met name bij de kleinere films) dat het publiek vaak niet de moeite nam om meer over achtergronden of beweegredenen van de filmmakers te weten te komen. Het festival liet daarmee een gemengde indruk achter: na de zware thematiek moet er vooral geborreld worden. In hoeverre het documentaire- en filmaanbod echt stemt tot nadenken of tot actie, is de vraag. Aan Movies That Matter ligt dat niet: met deze editie zetten zij zich op de kaart als een filmfestival waar mensenrechten centraal staan en je weer even met je neus op de feiten wordt gedrukt. Soms heftig, soms ontroerend, dan weer luchtig en komisch. Hoe belangrijk het is om in dialoog te blijven en je ogen te openen in plaats van te sluiten, blijkt wel uit het diverse aanbod van deze editie. 

Boeken / Fictie

Dandy door het leven

recensie: Robert van Raffe - Zonder filter

Robert van Raffe is al een tijdje bezig als stripschrijver en vormgever. Onder andere Eisner en Zone 5300 publiceerden zijn werk. In 2011 gaf hij Syrena in eigen beheer uit en nu is er zijn eerste ‘echte’ graphic novel, Zonder filter.

Na een vakantie in Rome besluit Roberts vriendin J. naar Italië te vertrekken. Dit heeft een behoorlijke invloed op Robert. Hij besluit zijn leven te veranderen. Niet omdat hij nu zo graag veranderd, maar omdat alles om hem heen hem meesleurt. Zonder een overvloed aan voorkennis besluit Robert een dandy te worden. Met een nieuw kapsel en pak begint hij aan de volgende fase van zijn leven, ‘dandy tegen wil en dank’.

~

Gedwongen route
Een groot deel van Zonder filter gaat over Roberts zoektocht naar wat een dandy nu precies is. Op internet en in de bibliotheek speurt hij naar informatie en bekende voorbeelden. Wat begon als ‘bij wijze van imago’ veranderd langzaamaan in een levenshouding. Dandyisme drukt zijn stempel op Robert. Met alle gevolgen van dien.

Zonder filter is goed opgebouwd. Het verhaal is onderverdeeld in verschillende delen die vernoemd zijn naar Oudgriekse mythologische begrippen of personages. ‘Lemnos’, ‘Kalliope’ en ‘Ithaka’ komen voorbij, veelal referend aan Homerus’ Odyssee. De keuze voor zulke hoofdstuktitels versterkt het idee dat Zonder filter een reis beschrijft. Raffe verwijdert zich steeds verder van wat hij dacht dat hij was, maar verliest zichzelf onderwerg.

Gevarieerde reis
Het boek laat zien dat Van Raffe een scala aan stijlen en technieken tot zijn beschikking heeft. Over het algemeen gebruikt hij een simpele, naïef-ogende stijl, zoals Jaron Beekes en Barabara Stok ook gebruiken. Daardoor krijgt Zonder filter een authenticiteit die met een strakkere, meer gelikte tekenstijl waarschijnlijk verloren was gegaan. Het biografische aspect wordt onderstreept, doordat het lijkt alsof we in de dagboeken van Van Raffe aan het lezen zijn. Een idee dat hij versterkt door delen van Zonder filter in het verhaal te gebruiken. Het hoofdstuk ‘Kalliope’ keert terug in het hoofdstuk ‘Hades’, bijvoorbeeld.

~

Kleurgebruik past Van Raffe aan aan de sfeer van de verschillende hoofdstukken. Zo heeft Zonder filter niet alleen delen met ‘normaal’ kleurgebruik, maar ook in zwart-wit en met vooral primaire kleuren en stukken die refereren aan stijlen in de schilderkunst. Visueel is Zonder filter afwisselend en aantrekkelijk, zonder dat het verhaal er onder lijdt. Zowel kleurgebruik als detail in de tekeningen staan in dienst van wat Van Raffe wil vertellen. Van Raffe kan zowel ingetogen als expressionistisch te werk gaan.

Niet te snel
Als eerste lange strip van Robert van Raffe is Zonder filter een geslaagd product. Van Raffe is in staat om een verhaal goed op te bouwen en interessant te brengen. Van Raffe creëert een eigen stijl en daarmee een eigen identiteit. Zonder filter is een afwisselend boek dat de kunde van Van Raffe ten toon spreidt. Ook is het een boek dat even moet bezinken. Het is méér dan alleen een coming of age of liefdesverhaal. Van Raffe lijkt zijn plek tussen de literaire strips al veiliggesteld te hebben.

Theater / Voorstelling

Ibsen in de hoogste versnelling

recensie: Noord Nederlands Toneel - Crashtest Ibsen II

Crashtest Ibsen is een visueel spektakel, waarin de grens tussen fictie en realiteit grondig bevraagd wordt. Dit gebeurt aan de hand van het stuk Een vijand van het volk,  geschreven in 1882 door de Noorse toneelschrijver Henrik Ibsen. Voor wie weinig kennis van het oorspronkelijke stuk heeft is de voorstelling wellicht ietwat lastig te volgen.  In een noodvaart razen de acteurs het stuk door, alles wordt ontleed, ontbloot en uit elkaar gerukt. De titel “crashtest” is dus ook niet meer dan gepast.

Het oorspronkelijke stuk wordt in deze regie van Sarah Moeremans aan flarden gescheurd. Wat er overblijft zijn personages die zowel hun rol als hun schepper bevragen. Zo verklaart mevrouw Stockmann, vrouw van de protagonist, aan het begin van het tweede bedrijf:
‘Maar het is toch gek, Thomas! Je bericht wordt niet opgepikt! En dat in het begin van een tweede  bedrijf, terwijl je de protagonist bent. Ik vertrouw het niet! Wat is de auteur met ons van plan? En waarom krijgen we geen regieaanwijzingen?’

Dit metaperspectief is kenmerkend voor de voorstelling, waardoor iedere passage een extra laag krijgt. Zo dwingt schrijver Joachim Robbrecht het publiek dieper na te denken over wat er nu werkelijk gezegd wordt. Het publiek wordt continu betrokken en toegesproken door de spelers, hierbij worden zij maar wat vaak gewezen op het feit dat zij publiek zijn.

Wanneer leven we eigenlijk?
De voorstelling laat heel duidelijk de verwarring zien die dit perspectief voor de personages met zich meebrengt. Zo discussiëren zij over wat nu eigenlijk het “hier en nu” is binnen het stuk. Is dat 1882, het jaar waarin het stuk zich oorspronkelijk afspeelt, of is dat het actuele hier en nu, 2014? Deze verwarring is terug te zien in de tekst, het spel en de vormgeving. Zo draagt journalist Hovstad, humoristisch vertolkt door Louis van der Waal, een trui waarop 1882 staat geborduurd, spreken de personages over informatieverspreiding via social media en heet het kuuroord uit het oorspronkelijke stuk nu Waterworlds.

Een wereld an sich
Ook visueel gezien bevinden de personages zich buiten het verhaal. Bij binnenkomst wordt je als toeschouwer gelijk overrompeld door de tot de verbeelding sprekende vormgeving: de spelers zitten in een miniatuurberglandschap dat op toneel is opgebouwd. Als reuzen kijken zij uit over het dal waarin het stadje ligt waar het stuk zich afspeelt. Zo nu en dan verdwijnt er een speler achter of in de berg. Aan het eind, wanneer de carrière van de protagonist dokter Stockmann is verwoest, wordt het complete decor opgedoekt. De miniatuurhuisjes worden op het nippertje gered door zijn broer en antagonist, de burgemeester, die concludeert dat dokter Stockmann inderdaad een vijand van het volk is geworden.

Het is een voorstelling met een boodschap. Zo wordt het gegeven klokkenluider aan de kaak gesteld en zijn er verwijzingen naar de hedendaagse politiek, als zijnde een vorm van theater. Daarmee wordt Crashtest Ibsen  vooral een voorstelling die het spanningsveld tussen theater en het echte leven wil bevragen. Dit alles wordt op humoristische wijze gedaan, met de nodige  zelfspot. Na de voorstelling kun als toeschouwer niet anders dan verder denken over de vragen die de personages tussen neus en lippen door hebben gesteld.