Muziek / Album

Utrechtse elektronica

recensie: Beluga Recordings - Blue4coldred4warm

Het Utrechtse label Beluga Recordings werd opgericht in 2003 en heeft voornamelijk jonge, onbekende producers van experimentele elektronische muziek en dito videoartiesten in haar stal staan. In de loop van dit jaar brengen veel van de Beluga-acts, die voornamelijk uit Nederland en het Verenigd Koninkrijk afkomstig zijn, een eigen album uit. Om de elektronicaminners alvast warm te laten lopen, brengt het label een promo-verzamelaar uit, Blue4coldred4warm, met daarop een vooruitblik op wat ons de komende tijd te wachten staat.

Blue4coldred4warm is een erg afwisselende plaat. De luisteraar wordt een gevarieerd menu voorgeschoteld bestaande uit loungy electro, noisy dub, samples en sferische soundscapes, ja, eigenlijk alles zolang het maar redelijk down-tempo is en niet naar commercie of gemakzucht ruikt. Niet alle nummers zijn even sterk, maar er zitten pareltjes tussen. Het eerste nummer van Xorc is meteen al een lekkere minimalistische electroknaller die je op direct op scherp zet. De meeslepende groovy nummers van Cousin Lou en Electric Puha laten een hele andere, maar minstens net zo interessante kant van het label zien. Er staan ook een paar prachtige dromerige, sferische nummers op, de hoogtepunten van de cd. Het eerste is Dust of Centuries van Dr. Perceptron, die goed naar de platen van Kraftwerk heeft geluisterd. Ook het duistere E.B.O.P. Shuffle van Umami, dat erg doet denken aan de dromerige, duistere tracks van Boards of Canada, is van uitzonderlijke kwaliteit.

Soundscapes

Helaas zijn er enkele tracks die te weinig muziek in zich hebben en een iets te hoog abstract sound/sample-gehalte. Veel electronica-cd’s plaatsen zulke stukken als een muzikale brug tussen twee tracks. Waarom Beluga ervoor kiest om van bepaalde artiesten alleen een soundscape op te nemen in deze verzamelaar, is mij een raadsel. Slechte promotie voor de artiest, lijkt me. Het zijn geen slechte soundscapes maar dit lijkt me geen uitgelezen manier om een artiest te introduceren. Of komen deze artiesten later dit jaar met een album helemaal vol soundscapes? We zullen zien…

Charmante nummers

Ondanks dat de meeste nummers heel minimaal geproduceerd zijn, stralen ze bijna allemaal veel warmte uit. Het zijn charmante nummers, duidelijk met liefde gemaakt, die je helemaal inpakken. Blue4coldred4warm is als een striptease: de cd laat je gluren en kleine hapjes proeven. Het komende jaar moeten we dit label goed in de gaten houden want het zou me niets verbazen als Beluga de komende tijd veel kwaliteitsalbums uit zal brengen.

PS: Voor wie hierop niet kan wachten: 11 maart is de releaseparty in het SJU jazzpodium in Utrecht waar deze cd officieel wordt gepresenteerd. Een aantal van de muzikanten zullen live hun kunsten vertonen.

Boeken / Fictie

Dubbel drama

recensie: Susan Glimmerveen - De reizende voorstelling

“Het drama van groepsreizen” staat er als toevoeging op het omslag van dit boek te lezen. Wil de uitgever ons duidelijk maken dat dit een verhaal is over mensen die in niet-alledaagse omstandigheden met elkaar om moeten gaan, zonder elkaar eigenlijk echt te kennen en elkaar dus ook niet kunnen vertrouwen? Dan heeft de uitgever het boek misschien maar half begrepen. Want De reizende voorstelling speelt zich misschien af tussen een groepje reizigers in Afrika, in werkelijkheid is het een spel met feit en fictie.

De personages in dit tweede boek van Susan Glimmerveen, die in 2000 debuteerde met Kaf, moeten het bijna allemaal doen zonder echte naam: De Verpleegster, Twee Linkerhanden, Juf, Wolf, Schot. Een van hun eigenschappen is de basis voor hun karakter. Alleen Ena, negentien jaar en tweelingzus van de zwaar gehandicapte Nina, en Fie, zestig-plus, weduwe en bibliothecaresse, dragen hun eigen naam. Maar welke rol spelen zij?

Avontuurlijk

~

De groep rijdt in een aftandse vrachtwagen door Afrika en elk groepslid doet alsof hij of zij bijzonder avontuurlijk is ingesteld, maar in werkelijkheid blijkt iedereen meer op zoek naar zichzelf. Juf vlucht voor stress maar kan haar opgefokte houding niet van zich af schudden. Ena haat haar familie en ook zichzelf, want ze lijkt maar niet los te kunnen komen van haar vegeterende zus. Ze zoekt en vindt een uitdaging in Schot, de cynische en gesloten chauffeur, op wie ze verliefd wordt. Fie, die de rol van Moeder heeft gekregen omdat ze eigenlijk te oud is voor de reis, houdt Ena en Schot nauwlettend in de gaten.

Verborgen leed

Fie is de hoofdpersoon van het verhaal. Met haar overleden man, die de laatste jaren van zijn leven steeds verder lichamelijk en geestelijk aftakelde, speelde ze toneelstukken. Zij was Martha en hij George uit Who’s Afraid of Virginia Woolf?, of ze speelden Pinter of Beckett. De rollen van de reizigers zijn toneelrollen en Fie speelt de hoofdrol in haar eigen drama. Voor Fie moeten de mensen hun rol vervullen: het zijn fictieve karakters die bestaan bij de gratie van gecompliceerde relaties en verborgen leed. Fie zelf heeft haar driejarige zoontje verloren aan moord. Wat heeft Schot daarmee te maken?

Pure fictie

De reizende voorstelling is wel degelijk ‘Het drama van groepsreizen’, maar dan in een andere betekenis van drama: toneel. De personages en hun verhalen zijn pure fictie, zelfs binnen het werkelijkheidskader van de roman zelf:

Iedereen heeft een verhaal. Zonder verhaal zouden we weinig van elkaar verschillen. We hebben het nodig om onszelf te zijn. Wie de draad van zijn verhaal kwijtraakt, verliest zijn identiteit. […] Maar iedereen leent verhalen en poetst er zijn eigen verhaal mee op. Mensen lenen ze uit de bibliotheek en brengen ze weer terug. Of ze pikken ze ergens op en gaan ermee aan de haal. […]
Mensen willen niet in verwarring worden gebracht, dan voelen ze zich bedrogen. Ze zeggen: ‘Je schendt mijn vertrouwen,’ of: ‘Je bent niet goed wijs.’ Mensen eisen een consistent verhaal. Ze beseffen niet dat het leven zo chaotisch is dat elk verhaal dat je erover vertelt gekunsteld is.

Blauwwangig

Omdat Fie en Ena de enige reizigers zijn die een naam hebben, krijgen zij het voordeel van de twijfel: zij hebben een naam en zij zijn echt. Maar al snel blijkt dat ook zij hun identiteit lenen. Ena identificeert zich met impressionistische dichters en gebruikt woorden als ‘bolle blauwwangige wind’, ‘springlichtend’ en schrijft ‘zo’ consequent met twee o’s. Fie leent toneelteksten, maar daar blijft het niet bij. Glimmerveen gebruikt de verschillende registers op een ingenieuze manier, die nergens gekunsteld overkomt. Sommige dialogen zijn als toneeltekst opgeschreven, andere stukken vormen een monoloog. Regieaanwijzingen ontbreken, maar dat maakt De reizende voorstelling nou juist zo spannend.

Fie raakt verwikkeld in haar eigen toneelstuk en ze sleurt Schot en Ena mee. Glimmerveen weet van de spanning tussen feit en fictie, waarmee haar personages worstelen, ook een worsteling te maken die de lezer treft. Want wat moet hij zelf geloven?
Glimmerveens tweede boek zit buitengewoon knap in elkaar. Pas op de laatste bladzijden grijpen de gebeurtenissen in elkaar, om je als lezer in opperste verwarring achter te laten. Want wat is nu echt? De reizende voorstelling is in ieder geval ècht een goed boek.

Muziek / Album

Hand in hand rocken

recensie: Open Hand - You and Me

“An epic guitar rock masterpiece,” zo luidt de omschrijving. Weliswaar afkomstig van de band zelf, maar voor het gemak zien we dat even door de vingers. Met You and Me verkent het uit Los Angeles afkomstige Open Hand volgens eigen zeggen de grenzen tussen indie, metal, stoner, hardcore, progrock en garage. ‘Het mag daarbij een wonder heten dat de band anno 2005 nog bestaat nadat in de zomer van 2003 de toenmalige bassist en gitarist er de brui aan gaven. Het zal ons eerlijk gezegd een zorg zijn. Hoe de plaat klinkt is veel belangrijker. En dan vooral of ie inderdaad zo lekker is als ze zelf beweren.

~

Qua sound doet You and Me vooral denken aan een mix van Black Sabbath, Kyuss (doch minder log), Queens of The Stone Age, Smashing Pumpkins en de latere Life of Agony, terwijl dichterbij huis de liefhebbers van het Nederlandse Lawn en Woost beslist aan hun trekken zullen komen. Noem het logge spacerock of zoiets. Grensverleggend is het niet, maar een ouderwetse portie psychedelische rock op zijn tijd doet wonderen dus daar malen we in dit geval niet om. Opener Pure Concentrated Evil hakt er meteen stevig in, waarbij de gelijkenis opvalt tussen de stem van zanger/gitarist Justin Isham en die van Life of Agony-voorman Keith Caputo. Ishams vocalen werden door Kerrang eerder omschreven als “a voice of pure velvet”. Isham merkte zelf op beïnvloed te zijn door iemand als Peter Gabriel, en die invloed is in Trench Warfare duidelijk te horen.

Weloverwogen keuzes

Het album bevat drie duetten, een weloverwogen keus zo blijkt. Isham: “I’ve always wanted to have other people sing on our records – especially strong, empowered women. It’s so boring to just hear a dude singing all the time about the kind of stuff that dudes sing about.” Het moet hem nageven worden: in dit geval pakt het goed uit. De kritiek van andere media dat de tweede helft van You and Me vooral slaapverwekkend zou zijn, wordt door ons zeker niet gedeeld!

Een ‘episch meesterwerk’ is het niet en de metal is ver te zoeken, maar desondanks is You and Me zeer zeker de moeite waard. Tot aan de release van de nieuwe Queens of The Stone Age is Open Hand verzekerd van een plaatsje in de stereo. Een verdomd lekker schijfje als je het ons vraagt! Erg pakkend bovendien. Aan de hitpotentie gaan we ons niet wagen. Suit yourself.

Theater / Voorstelling

Moderne identiteitscrisis

recensie: Een aantal

Hoe zou jij reageren als je in het ziekenhuis te horen krijgt, dat er nog ‘een aantal’ van jou rondloopt? Met andere woorden: dat je gekloond bent? Word je boos, verdrietig of wanhopig? In Een aantal maakt dit nieuws in ieder geval genoeg gevoelens los. Confrontaties worden niet uit de weg gegaan, maar een explosie en ontlading blijven uit.

~

Zoon Bernard is in de war als hij heeft gehoord dat er een aantal versies van hem bestaan en haalt verhaal bij zijn vader. Ineens weet hij niet meer zo goed wie hij is: hij zit in een identiteitscrisis. Vader komt vervolgens met een vaag verhaal over een dode zoon en reageerbuisjes aanzetten. Hij raakt verstrikt in een web vol leugens, en als ook nog eens de ‘dode’ zoon langs komt, is het feest compleet. Een aantal is een nogal eigenaardig verhaal over een vader-zoon-relatie, dat verpakt is in een klonenjasje.

Levensvragen

~

Door het kloonaspect lijkt het verhaal zich ineens zoveel jaren verder af te spelen, maar dat is niet het geval. Want wie daardoor heen prikt, komt terecht in een wereld vol levensvragen die we allemaal wel eens hebben. Er worden vragen gesteld over de kindertijd en of pa wel genoeg zijn best heeft gedaan als vader. En hoe zit het met de liefde tussen vader en zoon? En waarom ben je wie je nu bent?

Typetjes

Om toch genoeg gewicht te geven aan het klonen, maken we kennis met ‘een aantal’. Die worden allemaal neergezet door Marcel Hensema, die dat echt voortreffelijk doet. In dezelfde kleren is hij toch steeds weer een ander type, dan agressief, dan weer radeloos en dan uiterst kalm. Hoewel Eric Schneider ook wel goed in zijn vaderrol zit, weet Hensema toch meer emoties op te wekken. Wat overigens ook wel heel goed heeft meegewerkt is het decor (golvend gordijn, waarop videoprojecties van de ‘zoons’ te zien zijn) in combinatie met de muziek tussen de verschillende scènes. Heel benauwend.

Happy end

Het eind van het stuk is helaas ongelukkig gekozen. Er komt een kloon op bezoek, die gelukkig is. Zo, dacht regisseur Ursul de Geer, prachtig: een happy end en klaar! En daar zit je dan in een zaal waar de lichten weer aan gaan, nog een beetje in de waas van emoties die zich daarvoor afspeelden op het toneel. Je had het gevoel dat er nog opgebouwd werd naar een ontlading, maar die blijft uit.

Modern

Dat is meteen de afknapper van Een aantal, terwijl de voorstelling verder redelijk in elkaar zit. Het is geen topverhaal, maar wel eentje waar je met je fantasie en gevoel nog wat mee kan, dankzij dat kloonelement van schrijfster Caryl Churchill, dat zij in 2002 schreef (A Number). Dit is zeker een moderne manier om een vader-zoon-relatie te benaderen. Omdat er goed wordt gespeeld met voldoende emoties is het zeker niet vervelend om deze voorstelling uit te zitten, maar een beter einde zul je zelf moeten verzinnen.

Een aantal wordt nog tot en met 14 april 2005 gespeeld.

Boeken / Fictie

Wetenschappelijk gekonkel

recensie: Joke J. Hermsen - De profielschets

.

Is daar zuiverheid te vinden? Is men daar in staat het slijk der aarde te ontstijgen? Of is het niet meer dan een lopende band waarop de ene na de andere tekst naar buiten rolt? Een grote kopieermachine die de grote filosofische woorden voortdurend herschikt en zo eindeloos varieert op de reeds vele malen herkauwde gedachten van anderen? De profielschets, de nieuwste roman van Joke J. Hermsen, geeft een inkijkje in de ernstig vervuilde fabriekshallen van de academische filosofie en steekt ironisch de draak met de opgeklopte pretenties van de wanna be-intellectuelen.

Macht

Joke J. Hermsen kent het filosofische klimaat door en door. Ze promoveerde aan de universiteit van Utrecht en was jarenlang onderzoekster in Tilburg, maar na jaren verliet ze haar vakgroep. De beschrijvingen in De profielschets zullen ongetwijfeld geïnspireerd zijn door haar eigen ervaringen. Net als in haar vorige twee romans, Het dameoffer en Tweeduister, draait het ook in haar nieuwste boek om de relatie tussen mannen en vrouwen die door macht en verlangen bepaald wordt. Van haar hand verscheen tevens de essaybundel Heimwee naar de mens, die in 2003 werd genomineerd als het beste filosofische boek van het jaar.

Iemand die zo gek is filosofie te gaan studeren, kun je moeilijk verdenken van een opportunistisch verlangen naar status en macht. Met filosofie valt immers geen droog brood te verdienen. Toch weet ook daar de lange arm van de aanlokkelijke pecunia en het lonkende succes in de ziel van de gedoodverfde werklozen te peuren en ze op te wekken tot kritiekloze aanbidding van het eigen ego. Voor een wetenschappelijke carrière zijn de borrels met ‘joviale’ collega’s en het balboekje van de hoogleraar dan ook veel belangrijker dan de inhoudelijke kwaliteit van het onderzoek. Voor mannen is dat al zo, maar voor vrouwen lijkt nog het meer te gelden. In De profielschets wordt een weinig flatteus beeld geschetst van al dit wetenschappelijke gekonkel.

Synopsis

De roman speelt zich af op een grauwe vrijdag in januari. In de ironische opening zien we de weinig succesvolle pogingen van de hoogleraar Bernt Brakhoven om een fatsoenlijk synopsis van zijn lezing in elkaar te flansen. Als hem dit niet op tijd lukt kan hij de deelname aan het aanstaand congres Postmodernism and Ethics wel vergeten. Maar:

de pakweg twintig zinnen die hij uit vroegere samenvattingen heeft weggeplukt, door elkaar heeft gehusseld en in betrekkelijk willekeurige volgorde opnieuw onder elkaar heeft gezet, zijn niet bepaald geniaal te noemen. Sommige zinnen heeft hij al zo vaak gerecycled dat hij ze niet zonder een knagend gevoel van schaamte kan lezen.

Ondertussen dringt de tijd, want hij moet ook nog bedenken welke strategie hij moet hanteren om de vergadering over de profielschets voor een nieuwe hoogleraar in zijn voordeel te beslissen. Over die profielschets wordt al drieëneenhalf jaar zonder succes gedebatteerd en daar moet nu echt verandering in komen. Bernt, die de vergadering in goede banen moet leiden, boekt een grandioze overwinning en weet het juiste profiel voor ‘zijn’ kandidate erdoor te slepen. ’s Avonds blijkt hij echter met open ogen in de val te zijn gelopen. ‘Zijn’ kandidate is allang niet meer de zijne.

Gekrakeel

Bernt Brakhoven is een van de drie personages die in het boek worden gevolgd. De andere twee zijn Ella Theisseling en Det van Vliet. Ella is de echtgenote van Bernt, ze is ooit begonnen aan een proefschrift dat echter al jaren onaangeroerd in de kast ligt. Op aanraden van haar man, die zich verder weinig om haar bekommert, gaat ze naar een psychiater. Daar gooit ze tot haar eigen verbazing alles eruit. Det van Vliet is een jonge onderzoeker die het al jaren met tijdelijke aanstellingen moet doen. Ze wil hier eindelijk verandering in brengen en zichzelf kandidaat stellen voor de openstaande hoogleraarplaats. Tijdens de vergadering over deze kwestie wordt ze echter zo moe van al het gekrakeel dat ze besluit het spelletje niet langer mee te spelen en vervolgens vertrekt. Weg van de universitaire kliek.

Freudiaanse complexen

Een van de mindere punten van deze roman is de ietwat stereotiepe karakterisering van het verleden van de personages. Bernt kon zich vroeger niet uiten en zijn jeugd werd overschaduwd door de voortdurende angsten van zijn paniekerige moeder. Ella’s jeugd werd beheerst door haar gewelddadige vader, aan wie ze nooit heeft durven vertellen dat ze is aangerand. Dit riekt maar al te zeer naar de Freudiaanse complexen die onderhand wel genoeg zijn uitgemolken. Gelukkig komt de nadruk hier niet al te veel op te liggen en blijft de psychoanalytische kolder redelijk op de achtergrond.

Medelijden

De profielschets is een vrij boeiende, satirische roman waarin de academische wereld flink onder de loep wordt gehouden, zonder dat het een morele afrekening wordt. Het mikpunt van alle spot, de hoogleraar Bernt Brakhoven, wordt niet zomaar als een doortrapte schurk neergezet. Je krijgt zelfs bijna medelijden met hem als hij aan het eind de ene tegenslag na de andere krijgt te incasseren. De problematiek van de personages wordt niet teruggebracht tot een simplistische strijd tussen de seksen. Ieder personage heeft zijn of haar eigen perspectief op de werkelijkheid. Per hoofdstuk wisselt het perspectief, wat de vaart in de roman houdt en ervoor zorgt dat geen van de perspectieven tot een absolute waarheid uitgroeit.

Muziek / Album

Op de drempel van verandering

recensie: Low - The Great Destroyer

Vaak vallen te hoge verwachtingen tegen. Soms komt het onverwachte zo hard binnen dat je moeite hebt alles te bevatten. De nieuwe van Low zou je kunnen aanmerken als onverwacht goed. Hoewel, onverwacht. Wie Canada van het vorige album Trust tot zich had genomen, kon vermoeden dat de ruige gitaren het voortouw zouden nemen. Desondanks heeft The Great Destroyer iets van diezelfde inslag die R.E.M.’s Monster tien jaren geleden had of wat My Morning Jacket met It Still Moves vertoonde. Net als deze albums staat de nieuwe van Low boordevol met gruizige, fuzzy, dissonante en vervormde gitaren en sterke, melodieuze songs. The Great Destroyer is gelijk een olifant die door het traditionele geluid van Low heen dendert.

~

Al vanaf 1993 timmert het duo Mimi Parker en Alan Sparhawk met een fluwelen hamer aan de weg en maakt bijna jaarlijks desolate, serene, maar bovenal steeds hoogwaardiger albums. Het koppel, met elkaar getrouwde jeugliefdes, versterkte zich met bassist Zak Sally en vormen al jaren de voortrekkers van de zogeheten ‘slowcore’, een genre dat je ook zou kunnen kennen van bands als Idaho en Lullaby for the Working Class. Al vanaf het begin kenmerkt Low zich door de hoge mate van melodie in de soms tergend langzame liederen. Daar is op The Great Destroyer verandering in gekomen.

Afstand van geluid

De ommezwaai wordt vanaf het uiterst groovy en fuzzy Monkey aangegeven en geeft het album, samen met het andere grote pronkstuk Step, een fijn gezicht. In het sterk op Sebadoh geinspireerde Just Stand Back recenseert Low Monkey zelf het beste: “It’s a hit, it’s got soul, steal the show with your rock n’ roll.” The Great Destroyer betekent niet alleen een ander geluid, ook probeert Low een verandering in stemming aan te brengen. Bijvoorbeeld in California, waar ze het koude van Duluth, in Minnesota, willen verruilen voor de warmte van Californië. In Everybody’s Song nemen ze een beetje afstand van hun anders dromerige geluid met de woorden: “You can’t sleep forever” en “Nothing stays together”.

In de traditie

Toch is het niet allemaal anders dan voorheen. Low twijfelt nog en wil blijkbaar geen overhaaste beslissingen nemen. Ze staan beter gezegd nog op de drempel van hun gedaanteverwisseling te twijfelen welke kant ze op willen gaan. Soms twijfelen ze zelfs binnen een nummer, zoals in Cue the Strings, waar ze bijna hoopvol zingen: “Here comes that cold sunrise”. Daarnaast laten ze de gitaren menigmaal in de hoek staan. Het lijkt alsof ze aan het begin van The Great Destroyer stevig aanzetten en dan als de boel op gang is ze zich laten uitvieren, zoals ze dat bijvoorbeeld doen in When I go Deaf en in Pissing. Dan klinkt Low vertrouwd en fijngevoelig. De combinatie van twijfels, veranderingen en harde gitaren op The Great Destroyer geeft het trio uit Duluth de nodige kleur en maakt zichzelf daardoor onsterfelijk. Daarom: handen op elkaar voor Low.

Muziek / Achtergrond
special: De vergeten muziek van Cornelis Dopper

Eigen muziek laatst?

In december 1940 speelde het Concertgebouworkest onder leiding van Willem Mengelberg een concert met daarin onder meer Cornelis ‘Kees’ Doppers zevende, ‘Zuiderzee’symfonie. De Duitscher had het land net opgerold, het Wilhelmus was subiet in de stortkoker gegooid en in Amsterdam werd één van de meest uitbundige odes aan Nederland gespeeld. En daarbij nog een werk dat nadrukkelijk tegen de oorlog was gericht. Ik hoop dat ik niets hoef uit te leggen over de emotionele lading die ook nu nog over die opname hangt en die duidelijk wordt uit het bulderende applaus na afloop.

~

Overigens was dat niet de eerste keer dat de Zuiderzeesymfonie de gemoederen verhitte. In november 1918 dirigeerde Dopper zijn eigen werk, kort na de revolutiepoging van Troelstra. Telegraaf-recensent en Miskend Genie Matthijs Vermeulen meende toen dat een goed idee zou zijn om Dopper tegen de schenen te schoppen door luidkeels ‘Lang leve Sousa’ te roepen (Sousa was een bekend Amerikaanse componist van militaire tsjingboem-marsen). Dat veroorzaakte nogal wat oproer, niet in de laatste plaats aangezien het merendeel van de toeschouwers ‘Leve Troelstra’ verstond en zo dacht dat Vermeulen tot de revolutie opriep. Het meest tragische is dat de mars uit de zevende waar Vermeulen aanstoot aan nam, juist een reflectie is op de verschrikkingen van de Eerste Wereldoorlog. In de controverse die op het incident volgde, werden de functies van Dopper door het Concertgebouwbestuur danig teruggeschroefd – een klassiek staaltje bestuurdersmoed.

Impressionisten

Kees had beter verdiend, want de starre conservatief waar Vermeulens aanhangers hem voor uitmaakten was hij zeker niet. Integendeel: Dopper wierp zich op als suikeroom voor met name Franse impressionisten als Debussy en Ravel. Ook in muzikaal opzicht leerde hij van hen en van anderen. De eerste symfonie kent impressionistische trekjes, in de finale van de zevende zit een heuse Mahleriaanse toeterfanfare en je hoort in de derde duidelijk flardjes Strauss (Richard, niet Johann).

Maar wat Dopper echt bijzonder maakt is zijn gebruik van Nederlandse volksmotieven. De boerendans in de tweede en het Wilhelmus (toen overigens nog geen Nederlands volkslied) in de finale van de zesde symfonie zijn een paar voorbeelden van melodieën die nog steeds ergens in ons collectieve geheugen rondkruipen. Merkwaardig genoeg is dat één van de argumenten die tegen Dopper is gebruikt. Merkwaardig, omdat we zulke geluiden nooit horen over bijvoorbeeld Bartók, Grieg of Dvorák, om maar een paar willekeurige exploitanten van volksmuziek te noemen.

Zelfhaat?

~

Want wat mankèèrt ons eigenlijk? Waarom lijken we zo’n bloedhekel te hebben aan onze muzikale erfenis? Waarom zijn het Duitsers, Zweden en Engelsen die series met Nederlandse romantici programmeren? Alle lof voor een klein Nederlands label als NM Classics, maar dat kan niet opwegen tegen de oorverdovende afwezigheid van deze mensen in de Nederlandse concertzalen. De reactie van de vaderlandse klassieke muziekpers op de Chandos-serie met Nederlandse componisten was ook tamelijk negatief – een opvallend contrast met bijvoorbeeld Britse en Duitse recensies.

Het meest magistrale voorbeeld van Neerlandse symfonische componeerkunst is momenteel niet eens meer op CD te krijgen. Bernard Zweers’ derde symfonie met de subtitel ‘Aan mijn vaderland’ is misschien wel het meest in het oog springende stuk Nederlands muzikaal nationalisme en kan zich zonder veel problemen meten met soortgelijke werken van bijvoorbeeld Smetana en Tsjaikovski.

Lawaai

~

Maar dat geldt eigenlijk ook voor veel Dopper en dan vooral zijn werk rond de Eerste Wereldoorlog. De zevende symfonie, beide Päâns (op Chandos) en de Ciaconna Gotica misstaan zeker niet in het internationale muzikale landschap van die tijd. Op de soms wel heel erg lawaaiierige zesde heb ik het wat minder, maar de herkenning maakt ook daar veel goed. Want luisterend naar Kees Dopper snap je hoe een Tsjech naar Dvorák luistert, of een Noor naar Grieg.

Balletmuziek

De eerste symfonie, een jeugdwerk uit 1896 dat op 11 november werd uitgevoerd door het Noord Nederlands
Orkest, begon haar leven als balletmuziek. Het ballet, gebaseerd op Heinrich Heines Diana, kent een opbouw in scènes waarbij elk karakter zijn eigen motief meekrijgt – een beetje zoals in Prokofjevs Peter en de wolf.

Dilemma

En nu kom ik bij een dilemma. Moet ik nu een programmeur loven vanwege zijn keuze om eindelijk weer iets van Dopper uit te laten voeren, of vervloek ik hem vanwege zijn onwil om met iets beters op de proppen te komen? Want eerlijk gezegd maakt Diana de vertaling van ballet naar symfonie niet zo heel erg geweldig. Ballet mag, moet zelfs, fragmentarisch zijn, omdat elke scène een nieuwe dramatische handeling kent. Maar een symfonie stelt heel andere eisen aan de muziek: interne samenhang en evenwicht. En daaraan ontbreekt het bij Doppers symfonische eersteling vaak. De melodische schoonheid en originaliteit compenseert veel, maar het blijft lastig om je te oriënteren.

Dat het NNO zich van haar lelijkste kant liet zien, hielp ook niet. Vooral de hoornisten hadden zo hun eigen ideeën over de uitvoering. Net nu ik dacht dat de kopersectie van het orkest zich had leren gedragen moest die met een zeperd komen die onwelkome herinneringen opwerkte aan het NNO van tien jaar geleden. De rest van het orkest vloeide overigens ook niet over van inspiratie: de uitvoering van Beethovens vijfde pianoconcert na de pauze verliep niet veel beter. Dirigent Jürgen Kussmaul mag hopen dat de overige concerten in deze serie beter verlopen.

Tragiek

De tragiek is, dat iemand die nu voor het eerst met Dopper wordt geconfronteerd, met de indruk naar huis kan gaan dat hij naar een doorsnee derderangs componist heeft geluisterd. En Kees verdient beter. Net zoals veel tijdgenoten, overigens. Peter van Anrooys Piet Hein Rapsodie is een briljant stuk muzikaal entertainment, Johannes Wagenaars Frithjofs Meerfahrt of Johannes Verhulsts Gijsbrecht-ouverture zouden talloze opnamen kennen als ze in Duitsland waren gecomponeerd. De Nederlandse nationaliteit is absoluut geen garantie voor kwaliteit, maar zeker ook niet voor het gebrek eraan.

De uitvoering van ons muzikale erfgoed wordt nog steeds gehinderd door een nationaal minderwaardigheidscomplex, een moeilijk te begrijpen Mahlerobsessie en een catastrofale minachting voor alles wat geen onbetwist meesterwerk is. Want als we alleen naar meesterwerken willen luisteren wordt het leven wel heel erg saai. Ook gewoon goede en soms zelfs matige muziek verdient het om gehoord te worden, want buiten ons gehoor bestaat muziek domweg niet. En veel van deze muziek is heel goed – met hier en daar, echt, een meesterwerk. Nu nog luisteren. Maar even niet meer naar het NNO.

Noord Nederlands Orkest – Cornelis Dopper: Symfonie Nr. 1, Diana. Gezien in Leeuwarden, De Harmonie, 4 februari.

Genoemde opnamen:

Dutch Overtures. Werk van Van Bree, Verhulst, Wagenaar en Van Gilse. Nederlands Radio Symfonieorkest o.l.v. Jac van Steen. NM Classics 92090. Prijs: ca. € 20.
Cornelis Dopper: Symfonie Nr. 2 / Päân I / Päân II. Residentieorkest o.l.v. Matthias Bamert. Chandos CHAN 9884. Prijs: ca. € 20.
Cornelis Dopper: Symfonie Nr. 7 / Ciaconna Gotica; Alexander Voormolen: Sinfonia. Concertgebouw o.l.v. Willem Mengelberg. Opname december 1940 (Symfonie). Audiophile Classics APL 101-554. Prijs: ca. € 6.
Cornelis Dopper: Symfonie Nr. 7 / Ciaconna Gotica; Peter van Anrooy: Piet Hein Rapsodie. Nederlands Radio Symfonieorkest o.l.v. Kees Bakels. NM Classics 92060. Prijs: ca. € 20.
Bernard Zweers: Symfonie Nr. 3, ‘Aan mijn Vaderland’. Residentieorkest o.l.v. Kees Bakels. Olympia OCD 530 (niet meer verkrijgbaar).

Film / Films

Tegenpolen in zwierig Montmartre

recensie: Modigliani

De Italiaanse schilder Amadeo Modigliani liet een indrukwekkend maar eenvormig oeuvre achter. Hij schilderde vrijwel alleen portretten en naakten en geldt als één van de grootste en meest originele portretschilders van de twintigste eeuw. Zijn werk is zeer persoonlijk en herkenbaar: slanke dames met lange nekken en amandelvormige, meestal pupilloze ogen. Zijn leven zou kunnen dienen als model voor de tragische kunstenaarsbiografie bij uitstek: hij was tuberculeus, richtte zichzelf ten gronde door drugs en alcohol (“als u zo doorgaat, sterft u voor het einde van het jaar,” zegt een dokter tegen hem in deze film) en stierf na een kort maar heftig leven, berooid, op 36-jarige leeftijd.

~

Het grootste deel van zijn kunstenaarscarrière bracht Modigliani door in Parijs, in een tijd dat die stad een enorme aantrekkingskracht had voor beroemde en aankomende kunstenaars, die je dan ook overal in en om de cafés van Montparnasse kon aantreffen. Die wereld, en dan met name het Parijs van de jaren 1919 en ’20 (nagebouwd in Roemenië), is door de Schotse regisseur Mick Davis weer tot leven gebracht in zijn film Modigliani. Andy Garcia speelt de titelrol met verve: een bruisend maar egocentrisch mens met kinderlijke trekjes. Het kleine joodse jongetje uit Livorno dat hij ooit was heeft hij nooit helemaal achter zich gelaten en blijft hem ook als imaginaire schim volgen; een concept dat overigens wat kunstmatig aandoet.

Rivaliteit

~

De film opent in het Café Rotonde, ontmoetingsplek voor de vele kunstenaars die Parijs rijk is. Middelpunt is Pablo Picasso met zijn hofhouding. Hij geeft een rondje voor de hele zaak en betaalt met een tekening van zijn hand. “Maar Monsieur Picasso,” zegt de eigenaar, “deze is niet gesigneerd!” “Ik zei dat ik het eten voor iedereen wilde betalen, niet dat ik je zaak wilde kopen,” is Picasso’s antwoord.

Tegenpolen

Dan komt Modigliani binnen. Onmiddellijk is de spanning tussen de twee mannen te snijden. “Hé Pablo, hoe vrij je met een kubus?” Picasso en Modigliani worden hier voorgesteld als twee rivalen die elkaar voortdurend in de haren zitten, maar toch een innige band hebben. (De aftiteling vermeldt dat, toen Picasso vele jaren na zijn grote rivaal stierf, de naam Modigliani op zijn lippen was.) Waar die rivaliteit vandaan komt wordt nergens duidelijk. In elk geval waren de twee als kunstenaar elkaars tegenpolen: de verfijnde Italiaanse stilist en de Spaanse geweldenaar annex alleskunner. Picasso was uitermate succesvol, Modigliani verdiende te weinig met zijn kunst om zijn vrouw te kunnen onderhouden. (Uiteraard gaan zijn doeken nu voor vele miljoenen het kunstcircuit rond).

Geld als water

In een schitterende scène, de mooiste van de hele film, neemt Picasso zijn collega mee in zijn auto naar het platteland. “Wie woont hier?,” vraagt Modigliani als ze de oprijlaan oprijden van een kapitaal buitenhuis. Het blijkt de schilder Renoir te zijn, reumatisch en gekluisterd aan een rolstoel. Modigliani wil wel weten wat zo’n huis nu kost. “Twee schilderijen,” zegt Renoir. “Er staan twee auto’s in de garage; die hebben me een tekening per stuk gekost.” Voor mensen als Renoir en Picasso is schilderkunst een lucratieve bron van inkomsten, de poort naar een weldadige manier van leven. Picasso, die zelf geld als water verdient, begrijpt niet dat zo veel kunstenaars in Parijs in armoede leven en verhongeren op tochtige zolders.

Liefdesgeschiedenis

Het brengt ons bij de tweede lijn van dit verhaal, dat naast een portret van een kunstenaarswereld ook een tragische liefdesgeschiedenis is. Jeanne Hebuterne was het jonge meisje op wie Modigliani verliefd werd; zeer tegen de zin van haar vader, een fanatieke katholiek, die niets moest hebben van de onconventionele bohémien die nog joods was bovendien.

Kunstenaarsmilieu

Het aantrekkelijkste aspect van deze film is echter de schildering van het Parijse kunstenaarsmilieu, wat verrukkelijke karakteriseringen en prachtige danwel ontroerende scènes oplevert. Modigliani die samen met Chaim Soutine en Maurice Utrillo in een abattoir inbreekt om het bebloede karkas van een os te stelen dat als model moet dienen voor het beroemde schilderij van Soutine. De krankzinnigheid van Utrillo. Een bezoek aan de gezette, taartjes etende mecenas Gertrude Stein (fantastische rol van Miriam Margoyles). Picasso die Jean Cocteau tekent als een stier met een mensenhoofd.

Arrogant genie

Garcia en de Franse actrice Elsa Zylberstein zijn uitstekend als Amadeo en Jeanne, die ondanks de moeilijke uiterlijke omstandigheden en het bepaald niet gemakkelijke karakter van Amadeo (die in zijn neiging tot zelfdestructie ook anderen meesleept) tot aan het voor beiden zo tragische einde bij elkaar blijven. Picasso wordt gespeeld door de Engels/Iraanse acteur Omid Djalili; de gelijkenis met de jonge Picasso is opvallend (hoewel Djalili aanzienlijk corpulenter is) en hij zet de schilder neer als een arrogant genie dat wel het hart op de goede plaats heeft.

Toch wordt de film in sommige scènes wel heel dik aangezet. Bovendien is de vertelling hier en daar wat rommelig en onduidelijk. Als liefdesgeschiedenis is de film als geheel echter behoorlijk aangrijpend te noemen en als kunstenaarsbiografie zeker geslaagd. Een ruime voldoende.

Kunst / Expo binnenland

Kunst en architectuur

recensie: No.250 An Exhibition

In het NAI is momenteel de tentoonstelling No. 250 An Exhibitionte zien, over het Zwitserse architectenduo Herzog & de Meuron. De inmiddels wereldberoemde architecten gunnen ons daarmee een blik achter de schermen van hun bureau. De tentoonstelling laat van een aantal van de meest prominente ontwerpen zien hoe deze tot stand zijn gekomen. Het levert een interessante kijk in het werk van twee van de meest toonaangevende architecten van deze tijd.

Olympisch Stadion, Beijing

‘No. 250’ staat voor het 250ste project van het bureau van Jacques Herzog en Pierre de Meuron. De architecten, beiden afkomstig uit Basel, hebben sinds de start van hun bureau in 1978 geweldige opdrachten gerealiseerd, zoals het Tate Modern Museum in Londen, de Prada-shop in Tokyo en misschien wel het toekomstige icoon van dit bureau, het in 2008 verwachte Olympisch Stadion in Beijing. In Nederland zijn Herzog & de Meuron nog niet zo bekend, waarschijnlijk omdat zij hier nog niks hebben gerealiseerd, maar in de rest van de wereld worden ze in één adem genoemd met namen als Frank Gehry, Rem Koolhaas en Norman Foster. Reden genoeg voor een kennismaking.

Afval

Prada shop, Tokyo

Jacques Herzog omschrijft de tentoonstelling in het NAI als een architectuurtentoonstelling van afval. Het is geen tentoonstelling waar de kant en klare ontwerpen worden gepresenteerd, maar een tentoonstelling waar juist het proces is uitgestald. Er zijn tal van modellen, vorm- en materiaalstudies te zien die zijn gebruikt om tot het uiteindelijke resultaat te komen. Tafels staan vol met maquettes en verder zien we oa. veel schetsmodellen (van de kleinste schaal tot aan grote gevelfragmenten), allen gebruikt om tot een definitief ontwerp te komen. Dit is meteen het meest indrukwekkende deel van de tentoonstelling, omdat hier duidelijk is te zien wat het bureau karakteriseert, namelijk een gedreven zoektocht naar perfectie. Een ander deel bestaat uit een galerij met talloze kleine foto’s van allerlei gedocumenteerde projecten, wat een indruk moet geven van het zogenaamde digitale ‘bronboek’, maar in werkelijkheid niet meer is dan een simpele verzameling foto’s aan de wand. Verder een aantal kunstenaarsprojecten en grove ontwerpschetsen van projecten die een leuk beeld leveren maar weinig waarde bevatten. Overigens heeft Jacques Herzog zelf de indeling van de tentoonstelling uitgetekend.

Vorm en materiaal

Dominus Winery, Napa Valley, Californië

Het werk van Herzog & de Meuron kenmerkt zich in sculpturale vormen en bijzonder materiaalgebruik. Ze proberen de maximale kwaliteit uit elk ontwerp te halen door elke opdracht op een specifieke manier te benaderen, waarbij de omgeving en de functie van het gebouw belangrijke issues zijn. Dan volgt er een uitgebreid proces van studies die leiden tot het ultieme resultaat in vorm, materiaal en textuur. De keuze van materialen is iets wat hoog in het vaandel staat en ook uit de tentoonstelling blijkt dat hier veel op gestudeerd wordt. In de Dominus Winery, een wijnmakerij in Californië, zijn bijvoorbeeld basaltstenen die in de omgeving werden aangetroffen geplaatst in een soort gazen containers voor de gevel van het gebouw, waardoor een duidelijke relatie met de omgeving wordt aangegaan. Daarnaast heeft deze gevel ook nog een actieve functie: ze fungeert namelijk als een thermische muur die de extreme temperaturen in de Napa Valley weet af te vlakken. Zo is de architectuur van Herzog & de Meuron niet alleen prachtige poëzie, maar wordt er ook wel degelijk aandacht aan de functionele eisen besteed.

Kunst en architectuur

De architectuur van Herzog & de Meuron wordt in hoge mate beïnvloed door de beeldende kunst, niet alleen als inspiratiebron maar ook omdat er vaak kunstenaars worden benaderd in een project. Zo ontwierp Thomas Ruff gevelpanelen bedrukt met historische foto’s voor een universiteitsbibliotheek in het Duitse Eberswalde. De samenwerkingen schijnen de architecten goed te bevallen en het is duidelijk een toegevoegde waarde aan hun architectuur.

Een van de fascinaties van Herzog & de Meuron gaat uit naar het gebruik van geuren. Daarom is er speciaal voor de gelegenheid een geur ontwikkeld die Rotterdam moet vertegenwoordigen, een geur die ruikt naar Rijnwater, hasj, hond, algen, bont en mandarijn. De context wordt hier niet duidelijk, maar beschouw dit maar gewoon als een ‘leuke’ toevoeging. 1000 Flesjes zijn er speciaal gemaakt voor de verkoop bij de tentoonstelling. Voor de liefhebber, zo lang de voorraad strekt.

Film / Films

Slagroom op Streisands borsten

recensie: Meet The Fockers

In 2000 bracht Meet The Parents een bedrag van $300.000.000,- op. Het was niet meer dan logisch dat er een vervolg zou komen. Ben Stiller en Robert de Niro gingen voor een goede gage en een percentage van de opbrengst opnieuw de studio in om samen met Dustin Hoffman en Barbara Streisand Meet The Fockers te maken. Dustin en Barbara zijn pa en ma Focker, de ouders van Ben. In Meet The Parents maakte Ben kennis met zijn schoonouders. In Meet The Fockers ontmoeten zijn ouders ’the parents’. Natuurlijk zijn de verschillen tussen de echtparen groot en is dat de voedingsbodem voor een aantal grappen. Meet The Fockers is een film die ongetwijfeld veel geld zal opbrengen. Grote namen garanderen niet onmiddellijk een goede film, wel vaak een grote opbrengst.

~

Gaylord Focker (Ben Stiller) werkt als verpleegkundige in een ziekenhuis. Hij doet zijn eerste bevalling. Schoonpa Jack Byrnes (Robert de Niro), ex-CIA, noemt hem ‘nurse’ en kan het niet laten denigrerende opmerkingen te maken over zijn aanstaande schoonzoon. Jack heeft zijn kleinzoon Little Jack voor een periode in huis en probeert deze op te voeden met gebarentaal en volwassen waarden en normen. Kleine Jack krijgt de opvoeding die Gaylord niet heeft gehad.

Perikelen

~

In huize Byrnes regeert de angst voor pa. Moeder is er aan gewend geraakt om slechts op feestdagen aandacht te krijgen, de kat heeft geleerd om het toilet door te drukken en dochterlief is de enige die nog enigszins gezond reageert op haar vader. Bij de Fockers gaat het er anders aan toe. Bernie Focker (Dustin Hoffman) is huisman geworden, Roz Focker (Barbra Streisand) werkt aan huis, het toilet is bijna altijd verstopt en het hondje rijdt tegen alles en iedereen op. The Fockers zijn trots op hun zoon. En ze zijn daarbij precies zo flauw als de woordspeling in hun naam. Ma Focker is sekstherapeute, geeft les in standjes aan bejaarden, gelooft in de seksuele werking van slagroom op haar borsten en laat zich graag bespringen door pa Focker. Bernie Focker is advocaat geweest, dol op slagroom en bespringt zijn vrouw nog een aantal malen per dag. Hij houdt zichzelf fit door aan capoeira te doen op een grasveld voor het ouderlijk huis.

Kinderachtig

Door de tegenstellingen tussen de ouders is er een verhaal mogelijk vol grappen en grollen tussen de echtparen. En er gebeurt iets met de kat, er gebeurt iets met het hondje, er is sprake van een huishoudster, er is misschien wel sprake van een zwangerschap, Little Jack huilt en lacht en zo kabbelt de film van scène naar scène. Af en toe te kinderachtig voor woorden, zo nu en dan tenenkrommend slecht, maar ook een aantal malen leuk en goed voor een echte glimlach.

Sprakeloos

Ma Focker ziet de spanning bij pa Byrnes en gaat aan het werk. Natuurlijk moet deze niets hebben van de fysiek en seksueel getinte opmerkingen en aanwijzingen. En toch belandt ma bij pa op zijn rug. Het is een van de voorbeelden, waarbij de toeschouwer van gène de haren uit het hoofd wil trekken en tegelijkertijd merkt dat het grappig is. Streisand bij De Niro op zijn rug (!), om ervoor te zorgen dat hij van bil wil.

Slagroom

Meet The Fockers is zo’n film waar alleen met stijgende verbazing naar gekeken kan worden. Hoe is het mogelijk dat spelers van de klasse Hoffman en De Niro meedoen aan een film, die een aantal smakeloze pies- en poepgrappen bevat? Waarom doen acteurs die Oscars hebben opgehaald mee aan tenenkrommende flauwiteiten? Meet The Fockers is zo’n film waarin precies voldoende goede grappen zitten om een trailer te vullen. De film levert bijna zeker een veelvoud aan miljoenen op. En voor een percentage van dat bedrag maakt Dustin Hoffman zich graag belachelijk op een grasveld, laat Barbara Streisand haar borsten met plezier onder spuiten met slagroom en loopt De Niro glimlachend met een neptiet op zijn borst om zijn kleinzoon de borst te geven. Geld vergoedt blijkbaar veel, zo niet alles.