Muziek / Album

Plezier tijdens het speelkwartier

recensie: John Wayne Shot Me - The Purple Hearted Youth Club

.

~

Nu is er dus The Purple Hearted Youth Club, het tweede volwaardige album, nadat de band ook nog als tussendoortje een cd met covers heeft gemaakt. Het is een duidelijk vervolg op Fortan Catapult dat al flink wat jaartjes geleden uitkwam. De nieuwe cd staat net als de vorige vol met poppy liedjes afgewisseld met meer melancholieke songs die allemaal een relatief eenvoudige compositie hebben. Door het enorm Nederlandse accent van de verschillende zangers is alles nog net even lulliger. Dat is helemaal niet erg, het is een soort lulligheid die ook voorkomt bij Meindert Talma en Spinvis en die er juist voor zorgt dat het geheel heel ontwapenend is.

Alle trucjes uit de kast

John Wayne Shot Me weet in alle nummers iets bijzonders te stoppen waardoor je als je de cd meer op de achtergrond luistert je steeds even opkijkt om aandachtig te luisteren. Alle nummers zijn gevuld met lullige orgeltjes, trompetjes, gekke geluidjes, computerstemmetjes en -geluidjes (uit de Atari?) en koortjes. Hoewel The Purple Hearted Youth Club op zichzelf staand een heel interessant werkje is, galmt de echo van Fortan Catapult wel erg door. De nieuwe plaat lijkt hard te proberen vernieuwend en bijzonder te zijn, wat als je deze muziek voor het eerst hoort zeker zo is, maar als je de eerste plaat kent, is het opeens allemaal wat minder speciaal en heb je alle ’trucjes’ al een keertje gehoord.

Een sterke staart

De band is de afgelopen jaren wel wat rustiger geworden en de nummers zijn meer uitgebalanceerd en breken minder abrupt af. Behalve opener Intercontinental Machines dat zomaar wordt afgekapt, waardoor je met een gevoel blijft zitten dat je meer wilt. Gelukkig komt dat, want je hebt nog een hele cd te gaan met maar liefst 99 nummers, waarvan er overigens 80 stil zijn en steeds 4 seconden duren als aanloop voor het op de hoes al aangekondigde bonusnummer. Toppers zijn To Watch The Vultures And Think Of Komarov en Autopilot Collisions (JWSM is erg goed in het bedenken van lange songtitels), dat beide lekker “catchy”nummers zijn met een leuk orgeltje. Opvallend is dat de tweede helft van het album iets beter is dan het begin. In ieder geval is Purple Hearted Youth Club een lekker vrolijk album waar je lekker de lente mee in kan en dat een regenachtige dag goed kan opvrolijken.

Film / Films

Videotapes op een schijfje

recensie: Maart 2003

.

Pulse

(Kiyoshi Kurosawa, 2001 • Asiamania/Total Film)

~

Wat gebeurt er als het rijk der doden zo vol wordt dat er geen plaats meer is voor nieuwe overledenen? Dan moeten de doden uitwijken naar het domein van de levenden om daar hun schimmige bestaan voort te zetten, daar aangekomen treden ze via het internet in contact met hen die nog niet tot de doden behoren. Het slachtoffer wordt daarbij geconfronteerd met schimmige beelden van anderen en zichzelf. Als dood en leven elkaar in de ogen kijken dan blijft dit niet zonder gevolgen en al snel beginnen er steeds meer mensen te verdwijnen. Uit Pulse van de Japanse regisseur Kiyoshi Kurosawa (nee, niet de broer van) spreekt een ambivalente houding ten opzichte van moderne technologie. De computer die miljoenen aan zich weet te kluisteren, vervreemd de mensen van hun omgeving. In feite, zo lijkt de film te willen zeggen, behoren al die aan hun computer gekluisterde mensen allang tot het rijk der doden. Het zijn schimmen die geen werkelijk substantie meer bezitten. (Martijn Boven)

Blue Gate Crossing

(Chih-Yen Yee, 2002 • De Filmfreak)

~

De ontluikende seksualiteit brengt altijd problemen en onzekerheden met zich mee, als deze seksualiteit daarbij ook nog eens niet in overeenstemming met de heersende moraal blijkt te zijn dan is een crisis onvermijdelijk. Blue Gate Crossing van de Taiwanese regisseur Chih-Yen Yee brengt deze crisis fijnzinnig in beeld. Kerou raakt behoorlijk in de war als ze bij zichzelf bemerkt dat ze ‘bepaalde gevoelens’ koestert voor haar boezemvriendin Yuezhen. Akelig genoeg verlangt Yuezhen van Kerou dat ze in de liefde bemiddeld tussen Yuezhen en de sportieve zwemmer Shihao. Tot overmaat van ramp wordt Shihao tijdens deze pogingen op Kerou verliefd. Zo ontstaat er een mooie cirkel: Kerou houdt van Yuezhen die op haar beurt van Shihao houdt, terwijl Shihao weer van Kerou houdt. De problemen die zo ontstaan geven Kerou’s zoektocht naar haar eigen identiteit voldoende reliëf om te blijven boeien, zonder dat de film daarbij uitmondt in een gemakkelijke oplossing. (Martijn Boven)

InterMission

(John Crowley, 2003 • Paradiso)

~

InterMission is een enthousiast ontvangen Ierse film met een puike cast (een aantal acteurs uit Trainspotting, Hollywoodheld Colin Farrell, Colm Meany) en een uitgemolken uitgangspunt: het wel een wee van een groot aantal getroubleerde personages die allemaal iets met elkaar te maken hebben. Debuterend regisseur Crowley stond waarschijnlijk een combinatie voor ogen van de charmante Ierse humor van de Roddy Doyle-verfilmingen, een gewelddadige Tarantino-werkelijkheid, het wrede sarcasme van 15 Minutes en de zelfkanthumor van Trainspotting. Hij slaagt er allerminst in: Intermission heeft een paar prima scènes (vooral die met de schmierende Meany), maar het ontbeert de film aan tempo, focus (niemand de ensemble-cast krijgt een sterk karakter mee) en originaliteit. Wie bovengenoemde films, Go, de films van Guy Ritchie of een willekeurige Britse misdaadprent van de laatste tien jaar heeft gezien, zal weinig plezier beleven aan deze nutteloze toevoeging aan een versleten genre. (Paul Caspers)

Baboussia

(Lidiya Bobrova, 2003 • De Filmfreak)

~

Met het verdwijnen van het communisme zijn niet alleen de grote fabrieken en de wachtrijen voor de slager verdwenen, ook het collectieve gedachtegoed heeft het veld moeten ruimen voor het individualisme (of: egoïsme). In deze film van regisseuse Lidiya Bobrova staat de oude Baboussia symbool voor het Rusland dat zichzelf maar geen richting, geen plaats kan geven. Baboussia is een oud besje dat bij haar zieke dochter in woont. Wanneer zij naar het ziekenhuis moet, gaat Baboussia naar haar zus Anna en haar aan de wodka verslaafde zoon Victor om daar te wonen. Na een poosje echter komt Anna ten val en wordt ook zij opgenomen. Baboussia moet weer op zoek naar een nieuw thuis. Op een manier die doet denken aan Ozu’s Tokyo Story wordt Baboussia van nicht naar kleindochter naar schoonzoon gebracht maar niemand wil haar in huis. Hoewel dit erg dramatisch klinkt, is Baboussia een erg leuke film waar de arme familie in alle ellende en armoe toch veel plezier vindt en er zit erg veel humor in de film. Naast een sociaal manifest is de film ook een klaagzang op het etnische geweld in Tsjetjenië. De film is verder voorzien van prachtige traditionele Russische muziek en andere uitingen van de Russische folk-cultuur. Na Father and Son en The Return opnieuw een mooi, aangrijpend familiedrama uit Rusland. En als bonus een mooi, diepgaand interview met Bobrova. (Harrie de Vries)

The Alamo

(John Lee Hancock, 2004 • Buena Vista)

~

The Alamo is een Amerikaanse film over vaderlandslievende Amerikanen die strijden voor het mooiste stukje land op aarde (in dit geval Texas). De film balanceert dus onvermijdelijk op het randje tussen verheffend en sentimenteel. Enerzijds vertonen de makers een enthousiaste interesse voor lullige één-tweetjes en kritische opmerkingen. Anderzijds bevat de film een flink aantal oorlogsfilmclichés. Zo maakt Billy Bob Thornton van Davy Crockett een ondeugende showcowboy die door ‘de gruwelijkheden van de strijd’ verandert in een oprechte, dappere realist. Thornton vertolkt de man met verve, maar kan niet verhoeden dat de kijker een vermoeiend cliché ziet, in plaats van een interessante nieuwe kijk op een beproefd thema. (Let ook op Jason Patric in de rol van ijzervreter James Bowie! Waarom niet hij, maar die vaatdoek Hugh Jackman Wolverine speelt in de X-Men-films, is mij een raadsel.) Op de dvd staan verder nog wat dertien-in-een-dozijn-documentaires over het productieproces (“de grootste set ooit gebouwd in de Verenigde Staten!”). Redelijk interessant zijn alleen de verwijderde scènes met regisseurscommentaar. (Paul Boon)

Kids

(Larry Clark, 1995 • RCV)

~

Kids is de voorloper van Ken Park en doet dan ook erg aan de deze film denken. Het troosteloze van de skater-scene wordt wederom duidelijk uit de doeken gedaan. Clark schetst een schrijnend contrast tussen Jennie (Cloe Sevigny) die net te horen heeft gekregen dat ze bij haar ontmaagding besmet is met HIV en de skaterwereld van drugs, seks, agressie en volkomen zinloze baldadigheid. De enige jongen waarmee Jennie het bed deelde, Telly (Leo Fitzpatrick), is op hetzelfde moment bezig om opnieuw een verse maagd van 14 tegen de muur te plakken. Een inmiddels gedrogeerde Jenny gaat naar hem op zoek om een nieuwe besmetting te voorkomen. De film is in 2005 confronterend, maar moet dit tien jaar geleden helemaal geweest zijn. Allereerst worden ouders wakker geschut door het feit dat kinderen van rond de 14 zeker aan seks doen. Ook wordt in de film heel helder duidelijk hoe onderschat AIDS was. Het was een ziekte van homo’s en het was iets wat mensen werd aangepraat. Want, zo zeggen de puberende jongens: “Ken jij iemand die AIDS heeft? Ik niet”. (Joost van Hoek)

Film / Films

Onderhuidse spanning

recensie: Enduring Love

Bij de titel Enduring Love ben je onmiddellijk geneigd te denken aan een romantische komedie. Ik wel tenminste, zeker wanneer de regisseur Roger Michell is, die eerder Notting Hill maakte. Maar dat pakt dus heel anders uit. Enduring Love is gebaseerd op een behoorlijk alarmerende roman van Ian McEwan. Michell heeft daarvan een indrukwekkende psychologische thriller gemaakt, waarin het fenomeen van de stalker op wel heel navrante wijze wordt uitgewerkt.

~

Daniel Craig is Joe, een docent aan een Londense universiteit, die graag mag filosoferen over het wezen van de mens. Joe heeft niet zo’n zonnige kijk op onze soort. Mensen zijn geprogrammeerde wezens wier bestaan geen enkele reden heeft. Liefde is een illusie. Liefde is niet meer dan biologie, een mechanisme, ingeplant door de natuur, dat enkel bedoeld is om ons tot de geslachtsdaad te drijven en daarmee de soort in stand te houden. Het perspectief dat die (nogal academische) opvatting geeft op het verloop van het verhaal is slechts één van de elementen die van Enduring Love een interessante film maken. Hoezeer die zogenaamde “illusie” de mens in de greep kan houden ondervindt Joe aan den lijve door zijn ontmoeting met Jed, een eenzame man die ervan overtuigd is dat Joe zijn grote liefde, de bestemming van zijn leven is. Langzaam maar zeker wordt Joe meegezogen.

Luchtballon

Aanleiding voor deze bizarre relatie is het incident waarmee we in de ijzersterke opening van de film meteen geconfronteerd worden. Joe zit met zijn vriendin Claire (Samantha Morton) te picknicken op een grasveld bij Oxford (later blijkt dat hij van plan was geweest haar een huwelijksaanzoek te doen) wanneer plotseling een grote luchtballon naar beneden komt. In de mand zit een bang jongetje, daarbuiten hangt zijn opa aan het touw in een wanhopige poging het gevaarte te controleren. Van verschillende kanten schieten mensen toe om te helpen; ook Joe. Hoewel ze met man en macht aan de touwen hangen stijgt de ballon na een flinke windvlaag toch weer op, zodat ze allemaal los moeten laten. Op één man na, die een paar honderd meter verder naar beneden valt en op slag dood is.

Onontkoombaar

~

Idyllisch groen, een blauwe lucht, fluitende vogels, en dan komt de dood uit de lucht gevallen en ben je er onontkomenlijk bij betrokken. Het is zo’n bekende “wat zou jij in die situatie gedaan hebben”-vraag. Het sterke van de film is dat die op onontkoombare wijze gesteld wordt. Als we met z’n allen waren blijven hangen hadden we misschien nog iets kunnen doen en was die man nu niet dood geweest. Joe kan die dwingende gedachte niet kwijtraken; zijn vrienden kunnen zijn schuldgevoel niet van hem af praten. Was hij degene die als eerste losliet? Hij kan het zich niet meer herinneren.

Ziekelijke obsessie

Het wordt er niet beter op wanneer hij een telefoontje krijgt van Jed. Jed was ook bij het ongeluk aanwezig; Joe heeft zelfs met hem gebeden om Jed een plezier te doen. Hij wil een keer met Joe praten en blijft hem daarna achtervolgen. In eerste instantie is Joe verbaasd, dan raakt hij geïrriteerd, en al gauw blijkt dat Jed lijdt aan een ziekelijke obsessie. Voor Joe.

Gordijnen

De toestand die McEwan in zijn boek beschrijft is kennelijk een bestaand fenomeen. Het syndroom van de Clerambault is genoemd naar de dokter die een vrouw behandelde die ervan overtuigd was dat de koning van Engeland, George V, verliefd op haar was. Ze stond urenlang buiten Buckingham Palace en was ervan overtuigd dat de koning met haar communiceerde door de gordijnen open en dicht te doen. Ook Jed heeft het steeds over gordijnen…

Adembenemende finale

Bij tijd en wijle is deze film niet gemakkelijk om naar te kijken. Het is schrijnend om te zien hoe Joe geleidelijk aan de controle over zijn bestaan kwijtraakt; hij en Claire beginnen van elkaar te vervreemden. Mooi is de intense wijze waarop Daniel Craig Joe speelt: de spanning waaronder hij komt te staan is altijd voelbaar. Je ziet hem stap voor stap verder wegglijden. Maar het is vooral het subtiele acteren van Rhys Ifans als Jed dat de film tot een succes maakt. Jed is een eenzame, pathetische figuur die weliswaar heel enge kantjes heeft, maar toch ook inlevingsvermogen bij de kijker oproept en altijd blijft boeien.

In een regenbui van King Lear-achtige proporties doet Joe een laatste poging de zaak alsnog tot een oplossing te brengen. Het leidt tot een spannende, finale die adembenemend gefilmd is en tenslotte leidt naar een onontkoombaar tragisch einde. Naar dat einde wordt door Michell zorgvuldig toegewerkt; er zijn nauwelijks overbodige scènes. De cinematografie ondersteunt de vertelling altijd en de personages zijn stuk voor stuk geloofwaardig. Dit is geen vrolijke film, maar wel een hele goede.

Boeken / Fictie

De psychologische kleerscheuren van een poëet

recensie: Nick Flynn - Een klotenacht in kutstad / Ether

Je moeder is dood: ze joeg een kogel door haar borst. Hoe herinner je haar? En wat te denken van je vader, die nooit een vader voor je is geweest, maar laveloos door Boston dwaalde, zijn strafblad liet uitdijen en nog altijd fantaseert over een literair debuut? Nick Flynn trachtte zijn memoires over zijn ouders te verwoorden. In zijn dichtbundel Ether en roman Een klotenacht in Kutstad, beiden tegelijkertijd in het Nederlands vertaald, raapt hij flarden van zijn gedachten bijeen.

Gewetensangst

Als je vader aan de drank is, op bankjes in het park slaapt, stennis schopt in het daklozencentrum waar je zelf al jaren werkt en liever cheques vervalste dan zich te bemoeien met je opvoeding, ben je hem dan iets verschuldigd? Deze gewetensangst hangt als een zwarte wolk over Flynns eerste roman met de ondubbelzinnige titel Een klotenacht in kutstad. Flynn schetst in krachtige taal het portret van zijn vader; een doorgaande woordenstroom over dronken worden, high zijn, smerige straten, louche zaakjes en ongelukkige liefdes.
De drank, drugs en het nomadenbestaan lijken vader en zoon te delen. Stukjes van zijn eigen hachelijke leven en dat van zijn vader vallen als een puzzel in elkaar, wanneer de laatste de opvang Pine Street Inn binnenstrompelt voor een bad en een bed.

De roman is als een klembord van herinneringen. De genoteerde gedachten stammen uit een ver en minder ver verleden. Uit zijn jeugd, toen zijn moeder nog leefde en haar talloze dates leidde tot een stoet aan surrogaatvaders. Of het moment waarop hij de eerste brief kreeg van een mistige wannabe-dichter, die zijn vader bleek te zijn.
Flynn spreekt klare taal, maar het provocerende van de titel komt nergens in zijn boek terug. Hij spreekt over zijn vader met een mengeling van liefde en genadeloosheid. De emotionele afstand maakt zijn vader bijna tot een vreemde. “Maar als het me rechtstreeks wordt gevraagd, zal ik zeggen dat hij gewoon een dronkelap is. Dat is wat me altijd is verteld: een dronkelap en een oplichter. Hij heeft niets met mij te maken.”

De stijl van een poëet

~

De heftige levensloop van Flynn lijkt voer voor het nodige opgeklopte drama, maar gelukkig houdt de familiegeschiedenis zich daar verre van. Flynn is niet de zoveelste auteur die zwelgt in (zelf)medelijden. Het verhaal is juist oprecht, de stijl recht voor zijn raap, maar verdund met gortdroge humor. De ironische ondertoon geeft de roman een wrange, doch prettige bijsmaak.
Door afwijkende zinsbouw en woordkeuze is het niet alleen de inhoud die telt. De memoire is over een groot aantal hoofdstukken uitgesmeerd, allen heel verschillend van stijl, formaat en lengte. De ene keer heeft hij aan een half woord genoeg, dan weer lijken drie bladzijdes nog ontoereikend om alle synoniemen voor dronkenschap op te sommen. Glashelder proza, een reeks van ‘dertien willekeurige feiten’ (“In 1878 zei Benjamin Disraeli: ‘Nu luistert u niet, maar op een dag zult u me horen'”) en theater wisselen elkaar af en maken het boek opvallend. Daar waar het zwerversbestaan van zijn vader tot aan het einde in ruwweg dezelfde ellende voortkabbelt, houden de enorme stijlommezwaaien het verhaal levendig. Naar het einde toe komen de vormexperimenten met kortere intervallen en begeeft hij zich op het randje van onduidelijkheid. Het is duidelijk dat een poëet zich tot proza heeft gewend.

Ether

‘Plotseling’

Als het een hartaanval was geweest, zou de krant
het woord groots hebben gebruikt,
     alsof een berg zich
     in haar had geopend, maar in plaats daarvoor
gebruikte men het woord plotseling, een licht dat aangaat

in een lege kamer (…)

Als het
terminaal zou zijn geweest, hadden we haar kunnen wiegen
terwijl ze kleiner werd, haar mond afgeveegd,

     gedag gezegd.

Met Ether werd Flynn in feite de dichter die zijn vader nooit was, vervult hij een wens die niet de zijne was. Naast enkele gedichten over het zwerversbestaan van zijn vader, leest de door Hanz Mirck vertaalde dichtbundel voornamelijk geschreven als eerbetoon aan zijn door zelfmoord omgekomen moeder. De gedichten zijn stuk voor stuk een roep naar het waarom van haar daad. Op elke bladzijde is vertwijfeling te lezen. De verklaring, die haar tot zelfmoord bewoog is even ongrijpbaar als radiogolven, het heelal, de ether. Ondanks dat de biografische feiten even aangrijpend zijn, zijn de emoties verfijnder en door de compactheid mooier dan in de roman. Eenzelfde wispelturige schrijfstijl komt in Ether beter tot zijn recht. Korte naast lange versregels, het ene gedicht telt één enkele regel, het ander is bladzijdenvullende poëzie. Telkens vallen de woorden rauw op je dak. Flynns woordkeuze bezit een geniale vindingrijkheid, die elk gedicht treffend maakt. De psychologische kleerscheuren worden even pijnlijk duidelijk, maar lijken in een voor het talent Flynn meer passende vorm gegoten.

Film / Films

Grappige robots doen troetelbeesten even vergeten

recensie: Robots

Geen schattige visjes, aaibare monsters of hippe beesten, maar blikken figuren. Drie jaar na het succes van Ice Age komt regisseur Chris Wedge met de animatiefilm Robots. Weer een typische familiefilm. Leuk voor de kids, maar ook zeker grappig voor de ouderen vanwege de scherpe grappen.

~

Hoofdpersoon in deze film is robot Rodney Copperbottom, die uitvinder wil worden. Hij wil Big Weld, zijn grote voorbeeld, ontmoeten. Daarvoor moet hij naar Robot City, de grote stoere stad. Als hij daar is, blijkt de robotwereld toch niet zo lief en veilig als bij zijn pappie en mammie. Hallo klefheid! Het is er een zooitje en Big Weld is op non actief gezet door een dictator. Rodney laat het er niet bij zitten en komt op voor de andere robotten die elke dag de kans lopen vernietigd te worden als ze te roestig zijn. Hoera moraal!

Niet zoetsappig

~

Dit klinkt heel gemeen, want natuurlijk moest er een achterliggende boodschap in deze vrolijke familie-animatiefilm. Maar het mocht wel wat beter uitgewerkt en wat breder getrokken worden. Nu blijft het verhaal op de een of andere manier een beetje zweven en komt het niet genoeg tot z’n recht. Echt heel zoetsappig wordt het echter nooit, want daarvoor blijken die robots toch niet genoeg tranentrekkend te zijn. Ook wel een keer fijn.

Futuristisch

Robots is wel heel mooi gemaakt. Er is zoveel oog voor detail. Je krijgt een uitgebreide rondleiding door Robot City, waar robots ook maar ‘gewone’ mensen blijken te zijn. Soms wordt er ingezoomd op een detail, een hondje bijvoorbeeld, ook van metaal. Het ziet er allemaal heel futuristisch uit, zonder dat het teveel wordt overdreven. De juiste balans is wat dat betreft zeker gevonden.

Genoeg te lachen

Dat geldt ook voor de humor. De stemmen zijn zowel voor de Nederlandse als Amerikaanse cast goed uitgezocht. Zelfs de Nederlandse vertaling van grappen is goed te doen. Er valt genoeg te lachen. Wist je bijvoorbeeld hoe een robot ter wereld komt? Of hoe een bordenwas-robot z’n werk doet? In beeld zijn vaak al hele komische momenten vast gelegd, maar de aanvullende grappen zijn er niet minder om, al word je op een gegeven moment wel wat moe van al die one-liners.

Geen Imax

Animatiestudio Blue Sky zet zich met deze film, als concurrent van Pixar en Dreamworks, toch weer goed op de kaart. Robots mag het dan wel niet halen bij een film als Finding Nemo, toch zitten er genoeg interessante trucjes in deze film en ziet het er heel gelikt uit. Desondanks is dit kijkje in een robotwereld niet spectaculair genoeg om in een IMAX-zaal te bekijken, waar Pathé Arena nu zo mee pronkt. Deze film leent zich hier te weinig voor: je wordt nog te weinig meegezogen in de film door de effecten. En dat is helemaal niet erg, want op een gewoon doek, of thuis op de bank zal deze film het prima doen. Het is vooral een welkome afwisseling als je eens wat anders wilt dan die doezelige diertjes in animatiefilms.

Theater / Voorstelling

Vlammend pleidooi voor geëngageerd theater

recensie: Nu (Annette Speelt)

~

Ayaan Hirshi Ali, Mohammed B. en Andries Knevel reconstrueren de moord op Theo van Gogh. De voorstelling Nu van de jonge Haagse toneelgroep Annette Speelt belooft een verschrikkelijk actueel en genadeloos scherp toneelstuk te zijn. Te scherp, zo blijkt al gauw. Het licht in de zaal blijft gewoon aan en in plaats van de acteurs betreedt de zakelijk leider van het gezelschap het podium. Met blauw oog en mank been vertelt hij over de bedreigingen aan zijn adres. Twee dagen geleden werden die “dusdanig concreet” dat is besloten de voorstelling af te gelasten. Om het publiek toch iets te bieden heeft Annette Speelt snel een ander stuk in elkaar gezet.

Het is allemaal maar toneel, het is niet echt. Dat is meteen duidelijk door de trucjes en de woordkeuze van de ‘zakelijk leider’, gespeeld door in werkelijkheid artistiek leider Thijs Römer. Ook als personage heeft Römer een belangrijke rol in de voorstelling, zij het gespeeld door Michiel Sluysmans. En het wisselen van karakters gaat maar door, want actrice Kristen Denkers neemt de rol van regisseur Aus Greidanus jr. voor haar rekening. Nu is geen politieke satire, maar een voorstelling over theater. Een warm en scherp pleidooi voor actueel en geëngageerd theater, dat wel. En tevens een eerbetoon aan Theo van Gogh, die geregeld om de hoek komt kijken.

Submission

~

Sluysmans’ Römer put uit de herinneringen van de echte Römer. Zo vertelt hij over de vrijdag voordat Submission in Zomergasten zou worden uitgezonden: “We grapten op de filmset van 0605 nog over de stof die het filmpje zou doen opwaaien. Ik zei: ‘Tot maandag, als onze regisseur dan tenminste nog leeft.’ We lachten allemaal, inclusief de regisseur zelf. Die maandag erna zeiden we dat het allemaal eigenlijk wel meeviel. Dat er helemaal niet zoveel ophef was.”

Aïsja

Ook inhoudelijk speelt Van Gogh een prominente rol in de voorstelling. Sluysmans houdt een vurig pleidooi voor actueel theater. Hij vindt het een schande dat Nu wegens dreigementen niet kan worden opgevoerd. Goed, dat is theater, want Nu wordt wel gespeeld. Maar er zijn bestaande voorbeelden van afgelaste stukken. Sluysmans haalt het vijf jaar oude incident Aïsja aan. Het Onafhankelijk Toneel wilde een opera brengen over de jongste vrouw van Mohammed. Moslims in die stad zagen er echter geen heil in en het stuk werd afgeblazen. Theo van Gogh weidde column na column aan deze afgelasting, en vooral aan de verdedigers ervan. Sluysmans bouwt hier op voort.

Censuur

Deze monoloog draagt Nu. Sluysmans is overtuigend, fel en geëmotioneerd; de rillingen lopen geregeld over mijn rug. Het is een pleidooi om moedig te zijn, niet te wijken en vooral te provoceren, hoewel Annette Speelt wel op safe speelt door Sluysmans zijdelings te laten verklappen dat de bedreigingen aan hun adres niet uit moslimhoek komen. Dat is jammer. Deze zin ontbeert alle inhoudelijk noodzakelijkheid en lijkt er slechts (later?) ingeschreven omdat de tekst anders “verkeerd opgevat zou kunnen worden”. Terwijl Nu er juist voor pleit te ontwrichten: een rare tegenstelling.

Poezenleed

Het einde is een tweede misser in het verder sterke stuk. Dan wordt het zogenaamd in twee dagen gerepeteerde stuk opgevoerd: drie poezen zitten al een tijdlang alleen en missen hun baasje, waarin Theo van Gogh valt te herkennen (groot, vet, ongezond, maar met een goed hart). Deze scène is echter zo tergend slap en onbeduidend dat de makers wel heel overtuigend waarschuwen voor de gevolgen van gecensureerd theater. Dat op zich is sterk, maar het grote nadeel is dat de slotscène grotendeels het gevoel van een voorstelling bepaalt. En dit te lange en te slechte einde doet te veel afbreuk aan de veel sterke eerdere delen.

Nu is te zien tot en met 23 april 2005.

Boeken / Strip

Manga-minimalisme

recensie: Jiro Taniguchi - The Walking Man

Deze plotloze manga over een wandelende man is een geslaagde oefening in eenvoud en minimalisme, een uiterst effectieve uitbeelding van alledaagse dingen. Het alom gevierde stripboek is nu voor het eerst in het Engels vertaald. Niet dat er veel tekst in voorkomt: Taniguchi laat de beelden voor zich spreken, met veel succes.

~

De Japanse Jiro Taniguchi (1947-) is een van de meest gerespecteerde volwassen manga-auteurs in het westen. De tekenaar heeft een bijzonder oog voor detail, kadering en ritme. Zijn sobere tekenstijl, met bewuste kadering, close-ups en uitgelichte details, is expliciet verbonden met filmische vormgeving. Daardoor worden manga als de noir-gangsterverhalen van Benkei in New York, de historische epossen Samurai Legend en Au temps de botchan, en zelfs het science-fiction-drama Icaro, realistische, technisch perfecte vertellingen. The Walking Man (oorspronkelijk uit 1992) behoort met Quartier lointain en Le journal de mon père tot Taniguchi’s meest ingetogen, humanistische werken. Het is ook een van de weinige strips die door hem zelf zijn geschreven: het resultaat is een plotloos, maar des te meer indrukwekkend staaltje visuele vertelkunst.

Minimalistisch

~

Het gegeven van de wandelende man is eenvoudig: in de achttien hoofdstukken slentert een man van een jaar of veertig door zijn omgeving, een niet nader genoemd stadje in Japan. Hij wandelt door het park, langs de rivier, gaat ’s nachts baantjes trekken in een gesloten zwembad, klimt in een boom. The Walking Man is een ode aan de kleine en eenvoudige dingen in het leven: het genieten van het uitzicht over de zee, de dankbaarheid van een oud vrouwtje dat de weg vraagt, een zomerse regenbui, enzovoorts. Het alledaagse wordt voelbaar gemaakt door Taniguchi’s uitgekiende tekenkunst, het gebrek aan uitleg en dialogen, en de geduldige opbouw van de verhalen. De minimalistische stijl put zoveel mogelijk uit zulke eenvoudige gegevens. Hoe effectief de narratiefloze vorm is, blijkt uit het laatste verhaal: daar is plotseling een voice-over die het getoonde beschrijft – een overbodig element dat de afbeeldingen aan kracht doet inboeten.

Klassieker

Taniguchi’s opzet is geslaagd: The Walking Man is een wonderbaarlijk ingetogen boek, een collectie om te koesteren en om in alle rust van te genieten. De nieuwe Britse uitgever Fanfare, de partner van het Spaanse Ponent Mon, specialiseert zich in bijzondere Japanse stripverhalen. Hoewel de afdrukkwaliteit wisselend en soms ronduit slecht is, en de vertaling niet gespeend is van typfouten, biedt het liefdevolle bedrijfje een luxe en zeer welkome uitgave van een ware klassieker.

Muziek / Album

Geen verrassingen, maar schudden van de lach

recensie: Youp van ’t Hek - Prachtige paprika's

Youp van ’t Hek stond op 10, 11 en 12 februari met zijn laatste programma Prachtige paprika’s in een uitverkocht Carré in Amsterdam. De registratie van deze shows is uitgegeven op een mooie dubbel-cd. De bekende cabaretier realiseert zich duidelijk dat hij niet meer de rebelse Youp is die tegen de gevestigde orde aan kan schoppen. “Optreden is voor mij eigenlijk alleen nog maar een hobby, voor het geld hoef ik het niet te doen,” merkt hij bescheiden op. “Zeg het maar,” daagt hij zijn publiek uit: “Noem iets en ik heb het. Ik heb echt alles. Wie noemt er iets?” Een man in het publiek schraapt zijn keel en roept dan hard: “Een rijbewijs?” De hele zaal ligt direct in een deuk om de cabaretier die enkele dagen daarvoor zijn rijbewijs kwijtraakte, omdat hij met 128 kilometer per uur over een weg van 70 reed. “Jij gaat een hele moeilijke avond krijgen,” weet Van ’t Hek nog net uit te brengen.

~

De inmiddels 50-jarige Youp van ’t Hek staat al jaren voor uitverkochte zalen. Naast dat al zijn shows afgelopen jaar op dvd verschenen, heeft hij pas een groot aantal gouden platen mogen ontvangen voor de cd’s die van shows uit zijn oeuvre zijn uitgebracht. Daarnaast publiceerde hij kort geleden ook nog een kinderboek met de titel De wonderlijke broertjes Pim en Pietje, dat verhalen bevat die hij zelf voor het slapen aan zijn kinderen heeft verteld. Dit alles maakt van Van ’t Hek een icoon voor de cabaretwereld en een creatief man. Maar is zijn drieëntwintigste programma nog even spetterend als het eerste?

Schudden op je stoel

Het concept van Youp van ’t Hek is bekend. De net iets te dikke man met ronde bril en felle bretels staat het hele programma in zijn eentje een verhaal af te draaien. In dit geval draait dit verhaal om een conservatieve familie in het Westland die paprika’s kweekt. Geen overdreven typetjes of spectaculaire lichteffecten, maar gewoon een man en zijn grote mond. Daarmee heeft hij het publiek direct in zijn macht en laat het gedurende twee uur niet meer los. Af en toe gunt hij de zaal een lachpauze met een mooi door Ton Scherpenzeel op muziek gezet liedje, maar de rest van de tijd zit de zaal te schudden op zijn stoel. Wat dat betreft is dit programma ook prima op cd te beluisteren. Ik heb het beeld van een overdadig zwetende Van ’t Hek geen moment gemist.

Stilstand

Al luisterend naar Prachtige paprika’s waan ik mij terug in de tijd. Dit programma had net zo goed de oudejaarsconference uit 1999 of ’95 kunnen zijn. Van ’t Hek is tijdens zijn carrière in de marges beter geworden; zo zet hij mensen op dit moment meer aan het denken dan vroeger, maar die ontwikkeling is eens tot stilstand gekomen. Echt verrassend anders dan de voorgangers is zijn programma dan ook niet. Of hij nu als dertiger tegen de consumptiemaatschappij aantrapt of als tevreden vijftiger, het principe blijft hetzelfde. Voor Van ’t Hek zal dit echter totaal geen probleem zijn: hij blijft een klasse apart die op grote afstand van de meeste cabaretiers staat.

Geen verrassingen

Youp van ’t Hek is een cabaretier met wie je als theaterbezoeker weet waar je aan toe bent. Geen verrassingen, maar scherpe commentaren op de actualiteit die je hier en daar aan het denken zetten. Bovendien weet je zeker dat hij het publiek van begin tot het einde volledig in de hand heeft en kan laten schudden van de lach. Je weet dus wat je kunt verwachten en Prachtige paprika’s voldoet hier volledig aan.

Theater / Achtergrond
special: Interview met Wende Snijders

‘Er zijn echt te veel mooie dingen gemaakt’

Mensen als de Ashton Brothers, Marc-Marie Huijbregts, Thomas Acda, Stef Bos, Lenette van Dongen en Montezuma’s Revenge gingen haar voor. Wende Snijders mag zich sinds deze maand de gelukkige winnaar noemen van de British American Tobacco Prijs (voorheen Pall Mall Export Prijs), de bekendste prijs op het gebied van de kleinkunst in Nederland en bedoeld als een stimulans voor jonge talenten. Deze gezellige dame die in 1978 het levenslicht zag, heeft in Amsterdam gestudeerd aan de Academie voor Kleinkunst. Daarna ging het balletje snel rollen en staat Wende alweer een tijdje op de bühne met haar eigen theaterprogramma. En met succes, want de voorstelling gaat zelfs in het nieuwe theaterseizoen in reprise.

~

Wende omschrijft haar voorstelling Wende als een combinatie tussen toneel en zangprogramma. Ze wilde in ieder geval geen ‘verhaaltje-liedje-applaus’ doen. In haar show wordt ze ondersteund door vijf muzikanten: piano, viool, altviool, cello en iemand die zowel accordeon, bugel en percussie speelt. Samen met hen brengt ze Franse chansons uit de jaren 50 en 60; van Brel tot Piaf en eigen werk. Zeker een gewaagde keuze, maar opvallend is dat ze juist een nieuw, jong publiek heeft weten te interesseren voor dit genre. Dat vond ook de jury van de British American Tobacco prijs.

Wende, allemaal lovende woorden van de jury. Kreeg je er rode wangen van?

~

Ik weet nooit zo goed hoe ik daarmee om moet gaan. Eigenlijk is het ook wel ongemakkelijk als je die dingen over jezelf hoort, hoewel het aan de andere kant leuk is om zoiets te horen over datgene wat je zelf met veel liefde hebt gemaakt.

Wat doet het met je nu je zo’n belangrijke prijs hebt gewonnen?
Ik ben er wel trots op. Het is leuk om gewaardeerd te worden op zo’n manier en het is helemaal te gek om in een rijtje te staan van mensen – die ik over het algemeen ook wel hoog hebt zitten – die de prijs ook gewonnen hebben.

Heb je het idee dat je nu nog harder je best moet doen?
Nee, ik probeer in principe altijd m’n best te doen. Als ik dat ga forceren wordt het een beetje drammerig en dat is voor het publiek niet leuk, maar voor mij ook niet.

Je hebt natuurlijk niet alleen een titel gewonnen, maar ook geld: een beurs van tienduizend euro. Waar ga je dat aan uitgeven?
Daar ben ik nog niet helemaal over uit eigenlijk. Het is wel leuk om te fantaseren wat je er allemaal mee zou kunnen doen, maar dat verandert nu zo’n beetje elk moment. Het moet wel aan iets uitgegeven worden waarmee ik mezelf in het theater verder kan ontwikkelen, maar ook dan blijft er nog genoeg te fantaseren over: acteerlessen in New York of flamenco leren in Sevilla, dat soort dingen.

Heb jij mensen die je als voorbeeld ziet? Tegen wie kijk je bijvoorbeeld op?
Het verandert elke keer tegen wie ik opkijk. Op dit moment staan Rufus Wainwright en Tom Waits erg hoog op de lijst; ze kunnen mooie verhalen schrijven en daar dan ook nog eens te coole muziek onder zetten. Maar ook choreografe Anne Therese de Keersemaeker of Madonna zijn bronnen van inspiratie, en de filmmakers Jim Jarmusch en Fellini en… nou ja, ga zo nog maar even door. Er zijn echt te veel mooie dingen gemaakt en ik probeer veel dingen te zien, te horen en te lezen. Een schrijver zei eens: “Ik weet dat ik niet lang genoeg leef om alle mooie boeken in de wereld te kunnen hebben gelezen,” en zo voel ik dat ook wel eens. Dan niet alleen boeken, maar ook films, toneelstukken, muziek, kunst enzovoort… Doodvermoeiend.

Even over je voorstelling. Franse chansons, wat heb jij toch met die taal?
Ik heb van m’n zesde tot en met m’n negende in Afrika, Guinee-Bissau, gewoond en daar zat ik op een Franse school. Het is de taal waarin ik heb leren rekenen en schrijven, dus het zit wel in me. Ik spreek het niet vloeiend meer, maar ik kom een aardig eind. Zeker als ik dronken ben, maar misschien denk ik op dat moment zelf wel dat ik het dan heel goed kan.

Was je voordat je de theaters in ging niet bang dat zo’n voorstelling niet zou aanslaan?
Over aanslaan heb ik nooit nagedacht, want ik zocht zoveel mogelijk naar manieren en plekken om zo vaak als het kon te kunnen zingen en performen. Dat is gelukkig gelukt en als dat niet was gebeurd, had ik dat wel jammer gevonden. Ik mag dit jaar van september tot en met december tachtig voorstellingen door het land spelen. Anders waren dat misschien wel minder geweest, of helemaal niet.

Ben je nog wel van plan een hele andere weg in te slaan en de chansons achter je te laten?
Ik kan natuurlijk niet in de toekomst kijken, maar ik weet wel dat ik nog een heleboel andere dingen wil uitproberen. Er zijn nog zoveel mooie liedjes, ook in andere talen, die ik wel zou willen zingen. En ik zou zelf ook graag nog veel willen maken en ik weet niet of dat altijd Frans zal zijn. Deze zomer ga ik het toneelstuk Eva en Adam op het Oerol festival spelen, dus dat is wel wat anders. Ik vind leuk om ook toneel te spelen, dus ik hoop dat ik dat in de toekomst kan blijven combineren.

Wat heb je met theater?
Ik vind het zo magisch dat je een plek met stoelen en een podium kan gebruiken om daar een verhaal te laten zien. Mensen komen daar naar toe voor ongeveer anderhalf uur, dan maak je samen iets mee en dan is het voorbij. Je kan het wel vastleggen met een camera, maar je kan dat moment nooit meer terughalen, je moet er echt bij zijn geweest om de herinnering te hebben. Ik vind die vergankelijkheid wel een mooi gegeven. Verder vind ik het ook leuk dat ik, als een soort slak, m’n ‘eigen huis’ meeneem; ik heb een voorstelling en die blijft in principe wat het is en dat neem ik mee naar allemaal verschillende plekken. De ruimte waar ik m’n voorstelling neerzet is dan voor even ‘mijn huis’.

Waar ben je momenteel mee bezig?
Op dit moment zijn we een dvd van de voorstelling aan het maken. Deze komt in september uit. Het is de bedoeling dat het niet zomaar een registratie van de voorstelling wordt zoals die in het theater te zien is, maar dat de voorstelling wordt vertaald naar iets wat mensen op een beeldscherm zien. Het zijn toch twee verschillende manieren van communiceren, beeld of theater. In mei zijn er nog wat voorstellingen en 14 augustus speel ik in het Concertgebouw, wat ik echt retespannend vind! Verder ga ik deze zomer dus naar Oerol en ik ben altijd wel muziek aan het maken. In september begint de tour weer, die gaat door tot en met december.

Theater / Voorstelling

Op weg naar Terschelling

recensie: Oerol aan de vloedlijn

.

~

Het meer visuele theater valt hierdoor op de avond een beetje weg. Ik stel me voor dat de kleinkunstoptredens op Oerol zelf door hun veelheid, verscheidenheid en hun voortdurend onverwachtse opduiken, het gevoel geven van zwerven door een wonderlijke wereld. In Paradiso trekt vooral de muziek de aandacht. Maar de sfeer is levendig en zit er goed in.

Eerste indruk

In de ontvangsthal en voor in de grote zaal tegenover de bar zijn meteen bij binnenkomst sporen zichtbaar van straattheater, nu het nog rustig is. Op de trap buitelt een narrenduo van boven naar beneden en weer terug, en we zien meer geschminkte figuren. Aan de balkons van de grote zaal en achter het grote podium hangen sepiakleurige afbeeldingen van mensen, mannen met baarden vaak, een soort etnische platen. Het is niet duidelijk wat deze gezichten ons moeten vertellen? Dat Oerol artiesten trekt van over de hele wereld? Dit jaar staat Oerol in ieder geval in het teken van internationale samenwerking.

Vrolijke noot

~

Initiatiefnemer en artistiek leider Joop Mulder vertelt over verbanden met de Belgische theaterorganisatie Victoria en het productiehuis Forma uit Newcastle (UK). Ook vindt in de aanloop naar het festival een werkconferentie over locatietheater plaats. Gesubsidieerd door de ministeries van Buitenlandse Zaken en OC&W zullen tien theatermakers uit binnen- en buitenland worden getraind in het vervaardigen van locatiegericht theater; op Oerol 2005 presenteren ze hun resultaten. Het Hongaarse gezelschap Krétakör, dat we ook zagen tijdens het theaterfestival Paradise Regained afgelopen november, viert op Oerol haar 10-jarig jubileum. Zij bewerkt twee van hun stukken tot aparte locatievoorstellingen in de duinen bij Midsland aan zee.

Cross-over

In Paradiso blijf je ondertussen vreemde figuren tegen het lijf lopen: een man met een aardappel in zijn mond, een pasgetrouwd stel in bruidskleding. In de bovenzaal is een bijzondere cross-over van muziek, dans, projectie en schilderkunst. Het podium toont een jonge dansende vrouw, muziek van Michaël Nymann klinkt, en een schilderes verft de moderne bewegingen grillig op in een leeg boek dat achter de danseres wordt geprojecteerd. Een andere performance laat twee jonge meiden zien, gekleed in zwart uniform en hoed, die stoer een nummer playbacken. Pussy power misschien, maar wat ze willen overbrengen, blijft onduidelijk.

Relaxte topmuziek

~

Het zijn in de popzaal vooral de muziekoptredens die knallen. Het trapt af in de grote zaal met Percossa, vier jongemannen die met verve grote trommels bedienen. De trommel midden op het podium heeft een diameter van ruim één meter en laat de muren van Paradiso trillen. Ook Balkanband OMFO met Fay Lovsky doet het goed. Relaxt bedient de meisjesachtige Fay de zingende zaag, ondersteund door haar bandleden. Weelderige muziek die ontroert en toch ook helder is, strak is. Zingen doet Fay helaas niet maar puur instrumenteel geeft het optreden wel iets bijzonders. Swingend is de band Bernie’s Lounge, die tot in de nacht doorspeelt op het grote podium. Funky, dansbare muziek met reggae-invloeden.

Gezellig

Al met al is het een gezellige avond met de lente in de lucht. Maar een goed beeld van bijzondere filmproducties, internationale theaterstukken en van wat nu echt straattheater is, krijgen we niet. Daarvoor zullen we het vasteland moeten verlaten, en écht naar buiten, het eiland op.