Film / Films

Geslaagd conventionele horror

recensie: The Amityville Horror

.

. Home sweet home. Zal het bestaan van dergelijke uitspraken de reden zijn dat zoveel horrorfilms in huizen worden gesitueerd? ‘Thuis’ staat voor geborgenheid, voor een vertrouwde en veilige omgeving. Het is een plek waar je niet bang hoeft te zijn om in de rug te worden aangevallen. In horrorfilms daarentegen ligt het gevaar per definitie op de loer; ieder moment kan er iets onverwachts, iets gruwelijks gebeuren. Ook ’thuis’ ben je je leven lang niet zeker. Hoe kan het ook anders bij een genre dat inspeelt op onze diepste angstgevoelens?

~

The Amityville Horror speelt zich af in een landhuis dat er net vertrouwd genoeg uitziet om een ’thuis’ te kunnen zijn, en net geheimzinnig genoeg om een overtuigend decor van een horrorfilm te kunnen vormen. Niet voor niets is Kathy Lutz (Melissa George) er meteen verliefd op als ze het ziet. En brengt de makelaar haar en haar echtgenoot George (Ryan Reynolds) niet meer op andere gedachten door te vertellen dat er een jaar eerder een heel gezin werd afgeslacht. De idylle is compleet als de aankomst van het gezin in home video-stijl wordt gefilmd. Maar nog diezelfde avond valt het George op hoe koud het huis is, zelfs als de kachel aanstaat, en hoort hij vreemde geluiden in de kelder.

Weerwolf

Het op ware gebeurtenissen gebaseerde The Amityville Horror is een psychologische horrorfilm. “Huizen vermoorden geen mensen. Mensen vermoorden mensen”, zegt George aan het begin. Maar sommige huizen kunnen (althans in fictie) mensen wel tot waanzin drijven – denk aan het afgelegen berghotel in Stanley Kubricks The Shining –, waardoor ze gaan moorden. George is het slachtoffer van zo’n huis. Eerst voelt hij zich beroerd zolang hij in en rondom het huis is en wordt hij ’s nachts geplaagd door nachtmerries. Dan gaat hij zich steeds botter en agressiever gedragen tegen Kathy en de kinderen. George verandert gaandeweg in een soort weerwolf; steeds roder worden zijn ogen, steeds witter betrekt zijn gezicht.

Genrewetten

Hij maakt je daarmee niet alleen bang, maar wekt ook medelijden op. George is een tragisch horrorpersonage, met wie je je in zekere mate kunt blijven identificeren. Dat maakt The Amityville Horror, en met name het slot, misschien te soft voor de echte horrorliefhebber. Hoewel er genoeg te griezelen valt: van de geest van de vermoorde Jodie die Kathy’s dochtertje opzoekt tot de hallucinaties die alle personages – dus niet alleen George – hebben. Ook houdt de film zich vakkundig aan de belangrijkste genrewetten: in de kelder ligt de sleutel tot de gruwel, tijdens de nacht des onheils regent het, en Kathy en de kinderen vluchten het dak op.

~

Commercieel

De sterkste troef is dat de film de conventies van het genre zo serieus neemt. In dat opzicht mag het geen toeval heten dat The Amityville Horror uit de stal komt van de commercieel denkende producent Michael Bay, die twee jaar geleden al een andere remake afleverde: het bloedstollende The Texas Chainsaw Massacre. Die film brak met de trend, ingezet door Scream (1995), dat een horrorfilm in de eerste plaats zichzelf en zijn voorgangers op de hak neemt. Maar net als bij The Texas Chainsaw Massacre benadrukken de makers van The Amityville Horror op de filmposter de waargebeurde status van het verhaal, niet het feit dat het al eerder verfilmd werd.

Cliché

Bay en regisseur Andrew Douglas – die twee jaar geleden debuteerde met de prachtige muziekdocumentaire Searching for the Wrong-eyed Jesus – voelen feilloos aan waar de horrorliefhebber op zit te wachten. Geen Scary Movie 5, maar films die je weer op het puntje van je stoel laten zitten (om maar een oud cliché te gebruiken). Hoewel The Amityville Horror daarin minder goed slaagt dan The Texas Chainsaw Massacre, is deze film nog altijd eng genoeg om je een heel dozijn ironische horrorfilms van het afgelopen decennium te doen vergeten.

Film / Achtergrond
special: Christian Bale

Steracteur zonder faam

.

~

Hoewel hij nooit een acteursopleiding heeft gevolgd, bezit Christian Bale een bijna griezelig vermogen in de huid te kruipen van uiteenlopende personages. Hij weet niet alleen zijn mimiek en fysiek aan te passen, maar kan ook feilloos stemaccenten nabootsen. Het is een intelligente, persoonlijke manier van acteren, die hem tot een aantal opmerkelijke prestaties heeft gebracht. Of hij nu een gemaskerde superheld speelt of een gehandicapte jongeman, zijn aanwezigheid is steevast indringend en opvallend. Maar pas nadat je een aantal van zijn films hebt gezien, herken je zijn vermogen om radicaal verschillende rollen te vertolken. Voor mij was American Psycho (2000) doorslaggevend: hierin speelt de Brit met zoveel bravoure een volamerikaanse yuppie, dat de rol al zijn eerdere en latere prestaties in een ander daglicht zet. Ironisch genoeg is het misschien juist die veelzijdigheid die een grotere bekendheid tot nog toe in de weg heeft gestaan. Ondanks hoofdrollen in menig kassucces, zegt de naam Christian Bale de doorsnee filmkijker nog altijd weinig.

Schijnwerpers

Bale is inmiddels net 30, maar heeft al een imposant aantal samenwerkingen op zijn naam staan. Hij werd geregisseerd door iconen van de onafhankelijke film: Kenneth Branagh, Jane Campion, Christopher Nolan, Todd Haynes, maar ook door de grotere namen: Spielberg, Terrence Malick en, binnenkort, Werner Herzog. De oorzaak van zijn relatieve onbekendheid ligt wellicht juist ook in zijn carrièrekeuzes: als de hoofdrol van een project hem niet zint, geeft hij de voorkeur aan een bijrol in een minder prestigieuze film. Bovendien heeft de acteur geen last van sterallures. Zoals wel meer Britten staat hij niet graag in de schijnwerpers: hij houdt niet van interviews en is bijzonder terughoudend over zijn privéleven. Tenslotte verkiest hij een langdurig huwelijk boven wisselende relaties in Hollywoodstijl. Die bescheidenheid en warsheid van elke koketterie zorgen ervoor dat Bale redelijk onopgemerkt zijn oeuvre kan blijven uitbreiden.

Oscar

~


Als je de pers mag geloven, kent Bale’s carrière drie pieken: zijn hoofdrol in Spielbergs Empire of the Sun (1987), de titelrol in de controversiële verfilming van American Psycho (2000) en de laatste incarnatie van Batman in Batman Begins. Hij speelt echter al bijna twee decennia lang bijna onopgemerkt in een constante reeks topproducties. Meestal in uitstekende bijrollen, zoals bijvoorbeeld als Hamlet in Prince of Jutland (1994), of de
verslaggever die zijn biseksuele idool (Ewan McGregor) onderzoekt in Velvet Goldmine. Ook als hij een minder sympathiek karakter speelt fascineert hij:
in de Shaft-remake was hij als slechterik vermakelijker dan de titelheld zelf. Zo af en toe speelde hij een hoofdrol in kleinschaligere producties, bijvoorbeeld een pre-Jim Caviezel vertolking van Jezus in Mary, Mother of Jesus. Het is maar een greep uit een buitengewoon veelzijdige carrière, die wellicht pas door volgende generaties pas op waarde geschat zal worden.

Zijn allerbeste werk vind je op een geruisloos op dvd verschenen thriller en in een miskende literatuurverfilming. In All the Little Animals speelt hij een schuchtere, gehandicapte jongeman, die zijn boze stiefvader ontvlucht en in een bos door een zonderling (John Hurt) onder zijn hoede wordt genomen. Bale zet een indringend portret neer van een jongetje dat in het lichaam van een volwassene naderend onheil probeert af te wenden. Deze rol maakt van een bescheiden thriller een intrigerende film. In 2000 speelde hij de rol van zijn leven, toen hij na jaren van uitstel de hoofdrol op zich nam in de bij voorbaat al controversiële verfilming van Bret Easton Ellis’ American Psycho. Zijn sardonische vertolking van Patrick Bateman, de man die gevoelloos de meest gruwelijke moorden pleegt, is een acteerprestatie die hem in een minder conservatief klimaat een Oscar opgeleverd had. Zelfs de meest sceptische critici hadden lof voor zijn rol, maar dat veranderde niets aan zijn relatief anonieme status.

Zelfvertrouwen

~


Na die film beging hij wellicht de enige misstappen die zijn carrière tot nu toe kent: hij verzorgde een paar minderwaardige bijrollen en speelde in mislukte, peperdure Hollywoodproducties als Captain Corelli’s Mandoline en Laurel Canyon. Het science-fiction debacle Equilibrium geldt als voorlopig dieptepunt, maar ook in die film speelt hij capabel. Bale neemt iedere rol uiterst serieus en blaakt altijd van het zelfvertrouwen, wat bijvoorbeeld de amusante drakenfilm Reign of Fire een zekere meerwaarde gaf. Met zijn meest opmerkelijke rol tot nu toe, de uitgemergelde fabrieksarbeider in The Machinist, lijkt hij zijn weg weer gevonden te hebben: na Christopher Nolans herinterpretatie van Batman zal hij te zien zijn in Herzogs nieuwste film en Malicks veelbelovende Pocahontas-epos The New World.

Boeken / Fictie

Interessante heruitgaven

recensie: Désanne van Brederode - Gegroet waarlijk lichaam // Marguerite Yourcenar - Herinneringen van Hadrianus

Onlangs verschenen de heruitgaven van twee opmerkelijke boeken. Hun kwaliteit is de enige eigenschap die beide boeken delen. Gegroet Waarlijk Lichaam, het debuut van Désanne van Brederode uit 1994, is het overrompelende werk van een beginneling. Herinneringen van Hadrianus is het magnum opus van een afgerond oeuvre, geschreven door de in 1987 overleden Marguerite Yourcenar.

Désanne van Brederode – Ave verum corpus / Gegroet waarlijk lichaam

Uitgeverij Querido • prijs: € 12.50 (paperback) • 215 pagina’s • ISBN 90 214 5304 5

Gegroet Waarlijk Lichaam, de ongekend gedurfde debuutroman van een toen pas 23-jarige Désanne Van Brederode, is opnieuw uitgebracht. Het is nu elf jaar geleden dat Van Brederode als een vrouwelijke Reve opstond met dit welhaast godslasterlijke verhaal over een studente filosofie. Met meisjesachtig enthousiasme vertelt deze Lucia over haar studie en haar zoektocht naar lichamelijke euforie, die ze tracht te vinden bij een studiegenoot, een docent of een sadistische medefeestganger. Bij geen van hen vindt ze echter werkelijke voldoening. Ze zoekt het vervolgens in een andere richting.

Ik geloof. Het betekent weinig. Ik kan niet langs de deuren gaan met boekjes die mijn heil en dat van medegelovigen beknopt verwoorden en bevestigen. Ik kan niet glimlachen. Ik kan niet altijd in de bijbel vinden wat ik nodig heb, als ik me eenzaam voel en van de wereld. (…) Geloven is niet makkelijk of leuk. Geloven is een beerput opentrekken.

~

Net als voor haar 13e eeuwse tegenhanger Hadewijch is het geloof voor Lucia een mystiek-lichamelijke zoektocht naar De Enige Echte. Hadewijchs devotie heeft licht erotische trekjes in zich, bij Lucia is het verlangen geëvolueerd tot een sterke seksuele zucht.

Van Brederode doet het met haar debuut niet rustig aan. Ze vormt haar toch al controversiële thema niet om in gemakzuchtig proza, maar schrijft zeer brutaal en uitdagend. En dat in de beste modernistische traditie. Het boek heeft een aanloop nodig. Nadat echter het obstakel van de eerste pagina’s genomen is, raak je in de ban van een getalenteerd schrijfster. IJzersterke dialogen worden afgewisseld met intrigerende associatiestromen vol bijbel, filosofie en het alledaagse leven, en heftige scènes.

Want Van Brederode gaat ver. Lucia’s meer dan sadomasochistische uitstapje, compleet met zondebok, laat je niet onberoerd. Zelf schrijft de studente hierna aan de lezer van het boek:

Ik ben geschrokken van deze uitspatting. Ik durf je nauwelijks nog onder ogen te komen. Als je geen respect meer voor me kunt opbrengen, dan begrijp ik, ja waardeer ik dat zelfs. Het getuigt van fijgevoeligheid dat je geneigd bent mij je rug toe te willen keren naar aanleiding van de smerigheden die ik je heb toevertrouwd. (…) Ga maar wat beters doen, de krant lezen ofzo.

Verwondering is na afloop de grootste sensatie. Aan de bekentenissen van Lucia moeten betekenissen gekoppeld worden. Maar bovenal dringt zich de vraag op naar de persoonlijkheid van de schrijfster. Uit wiens geest komt dit boek voort? Gegroet Waarlijk Lichaam is een provocerend, zelfbewust en, niet onbelangrijk, grotendeels heel goed geschreven debuut. Het dwingt bewondering af. En zet aan tot nadenken.

Marguerite Yourcenar – Herinneringen van Hadrianus

Uitgeverij Anthenaeum – Polak & Van Gennep • prijs: € 12.50 (gebonden, Salamander Klassiek) • 397 pagina’s • ISBN 90 253 6291 5

In 1951 kwam dan eindelijk Mémoires d’Hadrien uit. Marguerite Yourcenar was al op haar 21e, in 1924, van start gegaan met het tot leven wekken van de Romeinse keizer Hadrianus (76-138). Jaren van schrijven, verbranden, vergeten en opnieuw beginnen volgden. “Er zijn boeken waaraan je je niet moet wagen voordat je de veertig gepasseerd bent”, schreef ze zelf. Het is te lezen in de notities die bij deze uitgave van Salamander-Klassiek zijn geleverd.

Ook te lezen valt: “Als deze man niet de vrede in de wereld had bewaard en de economie van het rijk had vernieuwd, zouden zijn persoonlijke geluk en ongeluk mij minder interesseren.” Het klinkt heel onderkoeld voor iemand die zich voor zo’n groot deel van haar leven op één figuur heeft gericht. De reden voor Yourcenar om in de huid van de langgestorven Hadrianus te kruipen zal vooral zijn unieke positie zijn geweest. Naar eigen zeggen is hij keizer van de helft van de aarde. Zijn macht is buitenproportioneel. Bovendien vloeit in hem alle kennis, religie, filosofie en kunst van de oudheid samen.

~

Hadrianus is wellicht een uomo universale avant-la-lettre. Hij is onderwezen in alle facetten van de wereld: hij kent z’n filosofen, hij leest z’n dichters, hij heeft kennis van de kunstenaars, heeft weet van de wetenschap, en beschikt misschien wel over genezende krachten. Tijdens zijn lange reizen heeft hij daarbij de halve wereld bezocht. Hij voelt zich even thuis onder soldaten als onder hoogwaardigheidsbekleders, is even op zijn plaats in Athene als in zijn eigen Rome. Bovendien is hij immer goed gestemd, en voor een goddelijke keizer uitermate bescheiden.

Een versleten man is hij, 60 jaar, als Hadrianus zijn mémoires richt aan Marcus Aurelius, zijn beoogde opvolger. Hijzelf lijdt aan een hartkwaal: een teken dat het tijd is om de balans op te maken. In statige volzinnen, vol klassieke metaforen, geeft hij de 17-jarige uitleg over zijn filosofieën aangaande het regeren. Een mooie onderbreking daarin is zijn openhartigheid over zijn liefde voor de jonge slaaf Antinoös. Aangetrokken door de pracht en het mysterie van de jongen neemt hij hem in dienst. Wanneer deze zich in Egypte van het leven berooft, is voor Hadrianus de glans van het bestaan er af. Hij neemt nog steeds deel aan godsdienstriten, bezoekt waarzegsters en vervult zijn taken als keizer. Desillusie schemert echter door de regels heen. De keizer die alles te allen tijde op orde had, en door het volk vereerd wordt, is uiteindelijk al te menselijk.

Yourcenar brengt in Herinneringen van Hadrianus de oudheid naar voren met grote volledigheid. Het leven van Hadrianus beschrijft ze zonder larmoyante passages of simpel effectbejag. Yourcenar gaat intelligent te werk en graaft onder de oppervlakte van Hadrianus’ regeringsbeleid en leven als minnaar. Op aangename wijze tekent ze Hadrianus als een mens van deze wereld, van wie er meer zijn en waren, en tegelijkertijd juist niet.

Tegelijkertijd met Herinneringen van Hadrianus verschijnen in de reeks Salamander-Klassiek ook Medea van Euripides en Lof der zotheid van Erasmus.

Boeken / Strip

Overrompelende beeldenstorm

recensie: Stefan J.H. van Dinther - CHRZ

Bij tijd en wijle krijg je als recensent een album voorgeschoteld dat zich maar moeilijk laat beschrijven. CHRZ van Stefan van Dinther is zo’n album. Bij insiders en liefhebbers is deze tekenaar en vormgever vooral bekend als maker van het striptijdschrift Eiland. Samen met Tobias Schalken verkent hij in dit blad al geruime tijd de grenzen van het medium strip.

~

In eerste aanleg lijkt de inhoud van CHRZ net zo raadselachtig en ongrijpbaar als de titel. De lezer wordt vanaf de eerste pagina gevangen in een web van beelden. Al snel wordt duidelijk dat Van Dinther geen woord teveel gebruikt. Sterker nog, hier wordt een verhaal verteld zonder één enkel woord. Dit concept brengt een groot gevaar met zich mee. Immers, de gemiddelde auteur bedient zich al snel van een banale en eendimensionale pictogrammentaal. Zo niet Stefan van Dinther, die steeds opnieuw weet te verrassen met zijn innovatieve beeldenschat. Dit levert een verhaal op met allerlei onderliggende lagen, die je als lezer niet direct kunt duiden. Hierdoor blijft CHRZ van begin tot eind boeiend leesvoer.

Perspectivisch

Zo laat hij ons in CHRZ getuige zijn van een vreemdsoortige aaneenschakeling van gebeurtenissen, waargenomen door de facetogen van een insect. Verlangens, liefde, passie en geweld zijn de sleutelbegrippen binnen dit bizarre geheel. Toch blijft het verhaal compleet ondergeschikt aan het grafisch vormenspel. De auteur is zich hiervan maar al te zeer bewust. Zo laat hij bepaalde scènes via verschillende perspectivische gezichtspunten meerdere malen de revue passeren. Goedkoop effectbejag? Bij andere stripauteurs ben je geneigd dit te vermoeden. Maar in dit album wordt het zo geraffineerd uitgewerkt dat het de argeloze lezer genadeloos naar de strot grijpt. Er is geen ontsnappen aan. Voor je het weet verander je van een getuige in een medeplichtige. In de wereld van Stefan van Dinther is niets vrijblijvend: de lezer betaalt zijn tol zodra hij de eerste pagina omslaat.

~

Tweede viool

Pas als je bekomen bent van de overrompelende beeldenstorm kom je tot het besef dat niet alleen het verhaal, maar ook de personages de tweede viool spelen. En dat is het grootste gemis van deze experimentele exercitie. Slechts zelden krijgen de karakters zelf de ruimte om hun eigen stem te laten horen en daarmee de lezer te beroeren. Ze zijn niet meer dan een speelbal van de elementen die de almachtige auteur heeft ontketent. Dat is jammer, maar tegelijkertijd inherent aan de opzet.

CHRZ moet het vooral hebben van de indrukwekkende en vernieuwende beeldtaal. In een duizelingwekkende vlucht ontspint er zich een oeroud en tegelijkertijd actueel verhaal vol lust, woede en pijn. Een verhaal dat op zichzelf niet eens zo bijzonder zou zijn. Maar het is Stefan van Dinther gelukt om dit alles te ontstijgen en zijn eigen universum te creëren. Het is interessant te bezien hoe dit universum zich de komende jaren verder zal gaan evolueren.

CHRZ is te verkrijgen bij de stripspeciaalzaak. Galerie Lambiek in Amsterdam brengt deze zomer de tentoonstelling CHRZ met origineel werk uit het nieuwe, gelijknamige boek van Stefan J.H. van Dinther. De tentoonstelling is te zien tot 31 augustus.

Muziek / Voorstelling

De borsten van Tirésias

recensie: Opera Trionfo en Nieuw Ensemble (olv Ed Spanjaard) - Les mamelles de Tirésias

“Emancipatie, prima, maar het moet wel leuk blijven!” roept de echtgenoot van Thérèse verontwaardigd uit als zij als Tirésias verder door het leven wil gaan. Zijn vrouw trekt zich daar niets van aan, en prikt haar borsten lek. Hop! Vanaf nu is zijn Thérèse, alias Tirésias, “plate comme une punaise“.

“Vrouw weg. Eitjes weg. Niks meer te bevruchten”, moppert hij even later. Maar deze echtgenoot zit niet bij de pakken neer. Als vrouwen geen kinderen meer willen krijgen omdat ze generaal of president willen worden, dan moeten mannen het zelf maar doen. En voilà, “quarante mille quarante-neuf enfants en un seul jour!

Francis Poulenc
Francis Poulenc

Serieuze ondertoon

Nee, Les mamelles de Tirésias (‘De borsten van Tirésias’) is geen doorsnee opera. De Franse componist Francis Poulenc (1899-1963) baseerde zijn opera op Guillaume Apollinaires absurde en hilarische toneelstuk over de verwarring tussen de seksen. In zijn inleiding op het stuk gebruikt Apollinaire als een van de eersten de term ‘surrealisme’ en hoewel 40.049 kinderen in één dag inderdaad weinig met realisme van doen heeft, kent het stuk wel degelijk een serieuze ondertoon. Apollinaire schreef het stuk aan het einde van de Eerste Wereldoorlog, en de oproep ‘meer kinderen op de wereld te zetten’ was in het door de oorlog flink uitgedunde Frankrijk maar al te actueel.

Dertig jaar later, toen Poulenc zijn opera componeerde, waren de omstandigheden weer hetzelfde: de Tweede Wereldoorlog had flink huisgehouden onder de bevolking en vele levens gekost. In de partituur overheerst echter het lichte. Invloeden van modernisten als Stravinsky zijn hoorbaar, en hoewel Poulenc tussen beide wereldoorlogen in zelfs contact heeft gezocht met de avant-gardistische kring rond Arnold Schönberg, zijn het vooral Offenbach, Chabrier en Gounod die in Les mamelles de Tirésias doorklinken. Het eindresultaat klinkt als een mengsel van vaudeville, Franse operette en Puccini, maar gelukkig wel met een modern en hier en daar behoorlijk scherp randje, zeker in de bewerking voor kamerorkest van Bart Visman.

Ed Spanjaard
Ed Spanjaard

Jong talent

Het Nieuw Ensemble onder leiding van Ed Spanjaard laat horen dit repertoire tot in de puntjes te beheersen, maar het zijn vooral de solisten die grote indruk maken. Tenor Bernard Loonen zet een overtuigende echtgenoot neer en het moet gek lopen als sopraan Renate Arends (Thérèse) over een aantal jaren niet in de grote operahuizen schittert.

Drie jaar geleden maakte Opera Trionfo, het gezelschap dat jonge zangers podiumervaring op laat doen, al veel indruk met een door David Prins geënsceneerde productie van Poulencs opera. Veel van Prins’ regievondsten gaan natuurlijk verloren in een concertante uitvoering, maar regisseur Jeanne Companjen heeft er alles aan gedaan om deze uitvoering alles behalve statisch te maken. Solisten komen uit alle hoeken van de Grote Zaal van het Concertgebouw op en wisselen veelvuldig van kostuum. Zelfs het koor doet mee. Ronduit hilarisch wordt het als allen aan het begin van het tweede bedrijf een slabbetje voordoen en als de kinderen ’tra la la’ inzetten.

Wanneer Tirésias zich na amper een uur weer bij haar echtgenoot voegt, is dat bijna jammer. Niet omdat daarmee de feministische boodschap teniet wordt gedaan, maar omdat daarmee een einde komt aan een sprankelende voorstelling die geen seconde verveelt. Kom daar maar eens om bij al die schier eindeloze Duitse opera’s…

Boeken / Fictie

Absurd realisme

recensie: Josien Laurier - De verhalenbundel

Een lezer komt in het nieuwe boek van zijn favoriete schrijver zichzelf tegen; een schoonmaakster ontdekt dat haar nieuwe taak eruit bestaat vuil te koesteren; een overdreven nauwkeurige man raakt geobsedeerd door zijn nieuwe schoonmaakster. In de vijftien absurdistische verhalen die de De verhalenbundel herbergt, gaat niets zoals het hoort te gaan en is alles anders dan het lijkt te zijn. Met deze bundel is Josien Laurier, zeven jaar na haar laatste boek en twaalf jaar na haar debuut, weer helemaal terug.

~

In de meeste vertellingen uit De verhalenbundel vindt aan het begin van het verhaal een absurde gebeurtenis plaats, waarna de hoofdpersoon, die verder een volkomen normaal leven heeft gehad, vreemd begint de redeneren. Het personage krijgt waanideeën en reageert steeds krankzinniger, tot het verhaal onvermijdelijk tot een einde komt. Maar ook dan staat niets vast. In de wereld van De verhalenbundel is alles veranderlijk: sommige verhalen beginnen na afloop opnieuw, vanuit een ander standpunt en met een ander einde.

Uitvergroting

Laurier stelt op een spottende manier maatschappelijke thema’s aan de kaak. Door allerlei situaties uitvergroot in beeld te brengen, confronteert ze de lezer met de absurde kanten van ons bestaan. In De plantage gaat ze in op de wens van mensen die hun leven moe zijn en liever iets anders willen, door hen in een slechtere situatie te plaatsen, in Boef overdrijft ze de beschermingsdrang die ouders kunnen voelen voor hun kind, Thijs gaat over de verafgoding van idolen. Ook alledaagse voorvallen worden onder het vergrootglas gehouden: De Schoonmaakster verhaalt over de reactie van een werkgever op zijn schoonmaakster, in Survival raakt een vrouw haar lenzen kwijt wanneer ze op survival is. Hoewel de gebeurtenissen in het boek nooit zo zouden kunnen plaatsvinden, zijn veel situaties toch herkenbaar. Absurd, maar realistisch. De verhalen zijn van veel kanten te bezien, zodat iedere lezer er iets anders in zal vinden.

Vlot en verrassend

Lauriers schrijfstijl is heel geschikt voor korte verhalen. De zinnen zijn meestal kort en helder, goed geconstrueerd en weloverwogen verwoord. Daarbij weet Laurier de aandacht goed vast te houden door scherpe mededelingen, die de lezer naar het puntje van zijn stoel brengen. De verhalen hebben een prettig tempo: het duurt niet lang voor de verhalen zich ontvouwen, en het einde komt niet te vroeg. Dat einde is overigens zelden volledig gesloten. De personages worden meestal verlaten op het moment dat ze tot een inzicht komen, een moment waarop nog steeds vragen en nieuwe mogelijkheden open zijn.

Doordat niets vanzelfsprekend blijkt te zijn, zetten Lauriers verhalen aan tot denken, en dat is een verdienste. Vooral het titelverhaal De Verhalenbundel is hier een goed voorbeeld van. In dit verhaal leest de hoofdpersoon over zichzelf, waarbij het boek waarin hij leest sterke overeenkomsten vertoont met Lauriers verhalenbundel (“De cover was zwart, de letters erop wit, geen afbeelding, precies zoals hij het graag zag.”). Zo ontstaat het beeld van een boek binnen een boek; volslagen surrealistisch en tegelijkertijd griezelig echt beschreven.

Schoonheidsfoutjes

Er zijn ook momenten waarop Laurier haar doel voorbijschiet. Zo wil ze haar personages nog wel eens te ingewikkeld laten redeneren. Vooral wanneer zij zelf, in haar vertellerstekst, de overdreven woordkeuze en zinsbouw van deze personages toepast, valt er soms geen touw meer aan vast te knopen. Dit gebeurt met name in De kei en De recensie. Zo zegt ze over een recensent:

Juist vanwege die keurigheid, en zijn grote onderscheidingsvermogen (waarvan zijn recensies getuigden: niet alleen in de vorm en de toon – to the point, en zonder nodeloos vertoon van eruditie, dense en toch helder, piepkleine essays, ‘pareltjes’ zei men – maar vooral in zijn keuze van boeken, een keuze die lang onnavolgbaar geleken had, maar waarin langzaamaan een lijn werd herkend), had hij het respect gewonnen van individuen die belangrijke posten bezetten.

Deze zin roept nog een ander punt van kritiek op: Laurier gebruikt té vaak Engelse uitdrukkingen. Een enkele keer kan dat functioneel zijn, omdat sommige Engelse zinsneden nu eenmaal duidelijker zijn dan hun Nederlandse equivalent. In De Verhalenbundel maakt ze echter ook behoorlijk vaak gebruik van Engelse modewoorden. Daardoor is haar taalgebruik af en toe te populair, wat afbreuk doet aan de verder zo goede woordkeuze.

Op de omslag wordt vermeld dat de verhalen van Josien Laurier ‘grappig, spannend, snel, vrolijk, anders, scherp, kritisch, verontrustend, provocerend, luchtig, ontroerend, spottend, helder, pesterig, direct, vernieuwend, stijlvol en om te lachen’ zijn. Het is waar; de verhalen van Laurier zijn dat allemaal, en meer.

Kunst / Expo binnenland

Het Frietkot – Architectuur voor de snelle trek

recensie: Eén patat met

Wanneer je een patatje haalt, heb je vaak nauwelijks oog voor de plek waar het voedsel is bereid. Zo op het eerste gezicht lijken de saaie, vormeloze en grauwe bouwsels aan de rand van de snelweg of half op de stoep in de stad een tweede blik niet waard. Verschillende fotografen dachten daar anders over en brengen in meer dan vijftig foto’s in de Kunsthal in Rotterdam een ode aan het frietkot.

Martin Kers - Texel
Martin Kers – Texel

De tentoonstelling Het Frietkot – Architectuur voor de snelle trek omvat foto’s – vanaf de jaren tachtig tot heden – van ondermeer Christoph Buckstegen (Duitsland), Raoul van den Bomm en Paul Ilegems (België) en Martin Kers (Nederland). Samen vertellen de fotografen veel over de Europese snackcultuur en haar geïmproviseerde architectuur. Per land lijken er weinig verschillen tussen de frietkotten te bestaan. Enkel de teksten en het aanbod verraden het land van afkomst: friet in België, curryworst in Duitsland en vleespasteitjes in Finland. De meeste bouwsels zien er uit alsof ze haastig in elkaar getimmerd zijn. Bijna illegaal. Soms vraag je je af of de eigenaren wel een vergunning hebben om hun meeneemvoedsel aan de man te brengen. De gebouwtjes lijken daarmee een afspiegeling van het soort voedsel dat binnen de muren wordt bereid.

Monumenten

In de begeleidende informatie bij de tentoonstelling valt te lezen dat het frietkot dreigt te verdwijnen uit het straatbeeld. Door onder andere de internationalisering en allerlei nieuwe regelgeving is er steeds minder plaats voor de snackwagens. In België, met zijn ongeveer achtduizend frietkotten, treedt de overheid op tegen de kramen omdat ze schade zouden toebrengen aan historische gebouwen en het straatbeeld zouden verpesten. Volgens sommigen is er sprake van een heuse ‘frietkottenjacht’. Een tegenbeweging beschouwt het frietkot als nationaal erfgoed. Er wordt inmiddels gepleit voor de plaatsing van frietkramen op een monumentenlijst.

Troosteloos

De gefotografeerde frietkotten stralen op het eerste gezicht vooral een zekere troosteloosheid uit. De meeste fotografen hebben ervoor gekozen om het frietkot na sluitingstijd of voor openingstijd af te beelden, dus zonder de mensen die hun lekkere trek komen stillen. De losse bouwsels staan aan secundaire wegen in stad of dorp, in de kou, regen of sneeuw. Sommige zijn beklad met graffiti. Bij nadere beschouwing blijkt deze eerste indruk echter niet te kloppen. De frietkotten zijn grauw en troosteloos, maar toch er is meer te zien dan dat. Uit de aankleding van de bouwsels spreekt de zorg van de eigenaar. Er zijn bijvoorbeeld heuse omgebouwde caravans, waar kleurige vlaggen hangen en een uitgebreid assortiment van tijdschriften, ijs, frisdrank, sigaretten of snoep wordt aangeboden. Een aantal uitbaters heeft zelfs een zitplek in de open lucht gecreëerd om de vermoeide reiziger even tot rust te laten komen. De manier waarop de frietkotten blijven staan, ongeacht hitte, regen of viezigheid, is bijna ontroerend.

Aandacht

Twee frietkotten staan op een prachtige plek, in plaats van aan de gebruikelijke snelweg: één staat midden in een donker, mistig bos, en de andere staat aan het water. Patat van Rinus prijkt er trots op de gevel. De vlaggen wapperen. Er staat een tafel met stoeltjes. Op één daarvan zit een stoere motorrijder, in gesprek met de eigenaar. Zijn motor wacht een eindje verderop. Deze foto vat een aspect van de eetcultuur in onze samenleving. Op het moment van razende honger biedt een frietkot uitkomst. Je stopt, eet een patatje en gaat weer op weg, zonder veel oog voor de omgeving. En daar lijkt het om te doen. Het frietkot is ondergeschikt gemaakt aan het voedsel. Maar even, tijdens deze tentoonstelling, is het frietkot de moeite waard om langer te bekijken.

Kunst / Expo binnenland

Robert Crumb: seksist of genie?

recensie: Robert Crumb, A Chronicle of Modern Times

.

R. Crumb, Fritz the Cat, 1969
R. Crumb, Fritz the Cat, 1969

Voor beide van de bovenstaande meningen over Crumb zijn argumenten te geven. Zo komen we op de overzichtstentoonstelling in Rotterdam een tekening tegen waarop Crumb zichzelf naakt heeft afgebeeld, terwijl hij zijn groot geschapen geslacht in zijn hand houdt. Maar even verderop hangt een tekening waarop Jezus, langharig en met lange baard, in een jurkgewaad is afgebeeld, omringd door mannen die hem uitschelden voor “Fuckin’ queer Jew

Wraak

Al op jonge leeftijd begon Robert Crumb (1943) met tekenen. “I realized I was a geek and I wasn’t going to make it with the girls“schrijft Crumb in één van zijn stripboeken. “I felt so painfully isolated that I vowed I would get revenge on the world by becoming a famous cartoonist.” In 1962 kreeg hij een baan als tekenaar bij de American Greeting Card Company. Al gauw nam hij echter ontslag om één van de belangrijkste grondleggers van de underground-strip te worden. In korte tijd verzon hij allerlei nieuwe stripfiguren waaronder Mr. Natural, Fritz the Cat en Shuman the human.

Crumb tekende voor verschillende opdrachtgevers, waaronder het undergroundblad Help. Vanaf het midden van de jaren tachtig werd Crumb een internationale cult-held. Hij tekende voor Newsweek, People en andere tijdschriften en kwam regelmatig op televisie. Zijn werk was onder andere te zien in de New York City Art Gallery en in 1990 kreeg hij een expositie in het Museum of Modern Art in New York.

R. Crumb, Follow the big ass, 1969
R. Crumb, Follow the big ass, Big ass comics, 1969

Kritische blik

Zijn satirische tekeningen, soms een enkel plaatje, dan weer in feuilletonvorm, geven een kritisch beeld van de Amerikaanse cultuur. Crumb speelt vaak zelf de hoofdrol in zijn werk, standaard afgebeeld als de studentikoze jongen met zwaar brilmontuur, inclusief jampotglazen. Commentaar op de wereld om hem heen is vaak vervlochten met zijn favoriete onderwerp: seks. Neem Lenore Goldberg and her Girl Commando’s: de strip kan gezien worden als een aanklacht tegen schoonheidswedstrijden, waarin vrouwen rond paraderen in badpak en wat al niet meer. Lenore Goldberg is het zat en zet de tegenaanval in, terwijl enkele mannen de opstand proberen neer te slaan. De strip eindigt met het leger dat wordt ingezet om Lenore en haar medestrijdsters te arresteren. Stiekem geilt het groepje mannen op de vrouwen die, wanneer ze zich realiseren dat ze in de val zitten, in paniek proberen te ontsnappen en over de deelneemsters aan de schoonheidswedstrijd heen kruipen. Crumb levert commentaar op de seksistische schoonheidswedstrijden, maar verbeeldt met deze worstelende vrouwen juist de ultieme seksfantasie van vele mannen.

Rondborstig, gewillig en behaard

Soms wordt de satire gelaten voor wat het is, en dan wordt Crumbs werk ronduit seksistisch. De vrouwen van Crumb zijn groot, rondborstig, bazig doch gewillig en behaard. “My personal obsession for big women interferes with some people’s enjoyment of my work” schrijft Crumb in The Coffee Table Art Book. Hij vervolgt:

I knew it was weird and disturbing and even offensive to a lot of people, particularly women. But I couldn’t keep it out of the comics. I would always try to give it some sort of metaphorical sense because I derived such masturbatory pleasure out of drawing these women in bizarre situations with these little guys doing stuff to them. Similarly, using racist stereotypes — it’s just boiling over out of my brain, and I just have to draw it… All this stuff is deeply embedded in our culture and our collective subconscious, and you have to deal with it.

De tentoonstelling geeft een fraai overzicht van het werk van Crumb, maar is soms vermoeiend. De tekenaar gebruikt erg veel tekst in zijn tekeningen, waarvan er in het Boijmans veel in klein formaat zijn opgehangen. Dat betekent flink turen naar niet al te grote lettertjes. Toch is dat de moeite waard. Aandoenlijk is het tafereel van een dorpje met huisje-boompje-beestje, dat in yin en yang-vorm in het heelal verdwijnt. Of The caged animal, een tekening van een hoofd met daarin een beest dat aan de tralies rukt.

Muziek / Achtergrond
special: Dancefestival 5 Days Off ware uitputtingsslag

Vijf nachten dansen

Vijf dagen vrij heb je wel nodig als je het 5 Days Off Festival zonder kleerscheuren wilt overleven. Vijf nachten lang tot vijf uur ’s ochtends doordansen betekent een grote aanslag op de reserves. Maar wie de actuele stand van zaken in de dancewereld wil zien en horen, kan het Amsterdamse festival simpelweg niet missen. Dit jaar is de programmering bovendien veelbelovend,
met naast grote namen als Underworld, LCD Soundsystem en de Canadese techno-dj Richie Hawtin ook veel nieuw en onbekend talent als Nathan Fake, Brooks en Nid & Sancy.

Nid & Sancy
Nid & Sancy. Bron: DJ Broadcast

“Whiskey iemand?”, vraagt Bart Demey van die laatstgenoemde groep. Verschillende bekertjes gaan de lucht in. Waarna het Vlaamse electropunk-commando de oude zaal van de Melkweg in beweging zet en het lachende publiek whiskey over elkaars kleren morst. ‘Ruig’ is de juiste omschrijving voor Nid & Sancy’s stijl: hun aftandse samplers zijn beplakt met tape en stickers, en als ‘geheugen’ gebruiken ze gescheurde bierviltjes die ze
tussen de toetsen proppen. Allebei bespelen ze hun instrumenten met gestrekte armen, voor extra theatraal effect. En het werkt! Hun harde en prettig simplistische elektronische nummers gaan er in als koek op de vrijdagavond.

Nee, dan was de donderdag in Paradiso (de andere festivallocatie) een stuk minder toegankelijk. Een avond met een hoog ‘piep-knor’ gehalte. Elektronica voor gevorderden, met undergroundartiesten als Autechre, Cristian Vogel en Richard Devine op de rol. In alle vier de hoeken van de zaal staan de speakers opgestapeld tot het plafond en ook op het podium zien we grote boxen. ‘Dolby 5.1 Extra Large’, speciaal gebouwd voor de Rotterdamse techno-muzikant Speedy J (Jochem Paap). Voor zijn
surround-optreden is de Rotterdammer in een stalen toren gekropen, die het midden van de dansvloer domineert. UV-buizen langs de zijkanten knipperen onheilspellend. De duistere zaal baadt in flauw blauw en paars licht, waardoor het lastig vrienden vinden is. “Voor het beste geluid moet je hier
in het midden gaan staan”, schreeuwt een vriendin. Het lijkt wel een Bose reclamestunt. De enorme geluidstorens maken ieder gesprek zo goed als onmogelijk. Oordopjes zijn vanavond dan ook onontbeerlijk.

Op de videoschermen is het zwaar bewolkt. Even later barst een donderend onweer los, als Paap zijn machines de vrije teugels laat. Zijn optreden is vooral een fysieke ervaring. Donderend geluid van linksachter, snerpende beats van rechtsvoor, onheilspellend gezoem van rechts, je oren kunnen het amper bijbenen. Het KNMI zal ongetwijfeld met verbazing hebben gekeken naar de seismische uitslagen in nachtelijk Amsterdam.

Toch valt Paaps optreden in het niet bij dat van de Amerikaanse
geluidskunstenaar Richard Devine. Hij is de ware specialist als het op 5.1 geluid en ‘soundsculpturing’ aankomt, zo blijkt. Amper een half uur duurt zijn optreden, maar de kolkende zee van snoeiharde beats en gepantserde geluiden waarmee hij de toren omspoelt is werkelijk adembenemend.

Jaggajazzist in Paradiso
Jagga Jazzist in Paradiso. Bron: DJ Broadcast

Tien dagen van alles

Het festival 5 Days Off bestaat nu een paar jaar en is inmiddels net zo relevant als het Belgische moederfestival 10 Days Off in Gent. Dat laatste festival begon ooit als 10 Days of Techno, maar is inmiddels veel breder qua programmering. Want zeg nou zelf: wie wil er tien dagen naar louter techno luisteren?

Juist de kruisbestuiving tussen verschillende dance-stijlen als drum ’n bass, minimal techno, grime, deephouse en nu-jazz levert een spannend festival op. Zo pendelen we op vrijdag heen en weer tussen Melkweg en Paradiso. Terwijl in Paradiso de toon met Jaga Jazzist en blanke soulbrother Gilles Peterson uitgesproken zwart is, hangt in de zaal van de Melkweg juist een ‘blanke’ vibe, met meedogenloze electro & techno-optredens van de Franse Miss Kittin, het dit jaar doorgebroken Vitalic en de al genoemde Nid & Sancy. Het gemêleerde publiek is een van de leukste dingen aan 5 Days Off. Alles loopt er door elkaar. Niet dat typische Amsterdamse we-hebben-alles-al-gezien sfeertje, maar een uitgelaten vakantiegevoel. Op de toiletten en in de gangen vangen we flarden op van gesprekken in Frans, Duits, Spaans en Engels.

LCD Soundsystem
LCDSoundsystem.Bron: DJ Broadcast

Underworld

Veel Britten ook op zondag voor de Heineken Music Hall, waar Underworld het festival afsluit. De Britse fans staan naast roodverbrande kaalkopjes in mouwloze fluorshirts en oudere jongeren die thuis vettige en grijsgedraaide Dubnobasswithmyheadman-cd’s in de kast hebben staan.
Als even na negenen Rick Smith, Karl Hyde en (officieuze derde bandlid) Darren Price achter hun monstrueuze mengpaneel (dat ding is minstens vijf meter breed) plaatsnemen, kan het feest beginnen. Ze openen met het nieuwe nummer Always Loved A Film, maar pas bij de eerste beats van Dark & Long gaan de handen de lucht in en klinkt gejuich.

Strict genomen musiceert Underworld niet live maar ‘remixen’ ze hun nummers op het podium. Achter het trio hangen witte stickers met aanwijzingen voor de instellingen per nummer op het mengpaneel. Door die aanpak is geen avond hetzelfde. Klassiekers als Born Slippy (tegenwoordig met piano-akkoorden in het middenstuk) en King of Snake (met flarden tekst van Spoonman) gaan daardoor nog steeds niet vervelen.

Op het podium maakt springveer en zanger Karl Hyde wilde zwembewegingen. Van links naar rechts schaatst hij over het enorme podium. Of hij draait minutenlang gloeilampen in met zijn handen. Het publiek beloont iedere beweging met gejuich. Hyde kent het spelletje en heeft er zichtbaar plezier in. Amsterdam
voelt als een thuiswedstrijd voor Underworld.

Als na twee uur spelen de akkoorden van Push klinken, breekt in de kolkende Bierhal de pleuris uit. Vooraan is iedereen uitgelaten en vrolijk. Na een toegift blijkt het al voorbij. De avondklok van Job Cohen is onverbiddelijk. “The vibe police is gonna bust us if we don’t stop now. And the vibe’s too good to bust!”, schreeuwt Hyde machteloos maar dankbaar. De vibe was inderdaad goed in Amsterdam. En dat vijf nachten lang.

Boeken / Fictie

Plaatjes vullen geen gaatjes

recensie: K. Schippers - Waar was je nou

Van oude zwartwitfoto’s gaat bijna altijd een mysterieuze aantrekkingskracht uit, vooral als er mensen op staan. Op vergeelde kiekjes kijk je mensen van lang geleden in de ogen en daarmee is een foto een soort reis in de tijd. Hoofdpersoon Ruud uit Waar was je nou gaat nog een stapje verder: door zich in te beelden wat de gefotografeerde mensen tegen elkaar zeggen of wat ze denken, ruiken of voelen, kan hij zichzelf in de foto verplaatsen en daadwerkelijk deelnemen aan de geschiedenis.

De naam K. Schippers (1937) wordt bijna altijd in verband gebracht met Dadaïstische ideeën. Schippers’ eerste bijdrage aan het avant-gardistische tijdschrift Barbarber bestond uit twee readymades, waaronder een menukaart. Net zoals een gesigneerd urinoir in een museum kunst genoemd mag worden, of een fietswiel op een krukje gemonteerd artistiek is zolang het maar in een museale omgeving staat, is ook Schippers bezig met experimenten waarin hij taaluitingen en waarnemingen isoleert en observeert. In zijn nieuwste roman Waar was je nou zie je dat ook.

Stroom

Vooral de stijl valt op aan Waar was je nou. Al vanaf de eerste bladzijde word je meegevoerd in een soort stream of consciousness: alle gedachten van Ruud passeren de revue en ze worden allemaal opgeschreven alsof ze even belangrijk zijn. Dat heeft een voordeel en een nadeel. Het mooie van een gedachtenstroom is dat je jezelf als lezer heerlijk kunt laten meevoeren. Het nadeel is dat je heel goed op moet letten om te ontdekken waar het verhaal nu precies over gaat: in de overdaad aan details verlies je het overzicht gemakkelijk. Daar komt nog bij dat Schippers soms zonder waarschuwing of aanwijzing overstapt naar de gedachten van een ander personage. Niet erg bevorderlijk voor de helderheid.

Ruud heeft zichzelf buitengesloten na een nacht met ex-vriendin Slim. Wanneer hij terugkomt met twee net gekochte ontbijtjes ontdekt hij dat Slim is weggegaan, of in ieder geval de deur niet open doet. Ruud gaat naar het huis van zijn overleden moeder, waar oude spullen klaarliggen om bewaard of weggegooid te worden. Zijn moeder was een enthousiaste fotografe en wanneer Ruud een foto opraapt en deze intensief bekijkt, bevindt hij zich plotseling in de foto.

Nadat hij ook zijn zus heeft meegenomen op een ‘fototijdreis’, ontstaat bij Ruud het plan om een broche van zijn moeder mee te nemen naar het heden. Hij leent de broche, laat hem namaken en wanneer alles klaar is, wil hij weer naar het heden ontsnappen. Maar dan gaat er iets niet helemaal goed.

Vraagtekens

Niet alleen Ruuds gedachten zijn soms moeilijk te volgen, ook de dialogen maken dat je goed op moet letten. Er wordt namelijk nergens gezegd hoe iemand praat of waar een opmerking over gaat.

‘Gezandstraald,’ zegt ze.
‘Wat.’
‘Die huizen.’
‘Nog niet zo oud.’
‘Welk jaar is het dan,’ ze vraagt het aarzelend, of je het niet mag weten.
‘Kijk om je heen.’

Bovenstaand citaat is een goed voorbeeld van de manier waarop in Waar was je nou gesproken en geschreven wordt. Een gedetailleerde waarneming, dan heel summier wat extra informatie. Vervolgens een opmerking of mening van Ruud, die vaak niet helemaal begrepen wordt door de gesprekspartner of door de lezer zelf. ‘Kijk om je heen’ is meer een gebod voor de lezer dan voor Ruuds gesprekspartner in dit geval: je moet het zelf uitzoeken.

Wat opvalt, is dat Schippers weinig vraagtekens gebruikt. Vragende opmerkingen staan er zonder bijbehorende sikkel en dat maakt dialogen soms moeilijk te lezen. Realistisch is het natuurlijk wel, want in het dagelijks leven stellen we ook allerlei vragen, maar verpakken we die op een andere manier, soms uit gemakzucht, andere keren om onze onwetendheid te camoufleren. Maar daar gaat het in Waar was je nou niet direct om. Veel meer is het boek een invuloefening voor de lezer: hij moet zelf zijn vraagtekens zetten bij de observaties van Ruud.

Focus

Schippers beschrijft heel gedetailleerd wat zijn personage ziet, alsof Ruud een camera is die voortdurend scherpstelt op de kleinigheden die van een foto een kunstwerk maken. Schippers laat het Ruud zelf zeggen: “Wie in z’n eigen herinneringen is terechtgekomen kan geen finesse overslaan.” Maar doordat de handelingen en de gedachten van de personages met veel minder detail worden weergegeven, is alles wat buiten het midden van de foto valt, onscherp. Wat wil Ruud precies met die broche, hoe wil hij weer naar het heden terug en wat heeft het personage Slim daarmee te maken?

Zoals ik al eerder zei heeft Waar was je nou een gebrek aan vraagtekens: niet alleen in de dialogen, ook in de structuur. De vragen die je als lezer hebt, worden door de opbouw van het verhaal volledig genegeerd. Je staart in een mist van observaties en alleen wanneer je heel ingespannen tuurt, kun je misschien een aanwijzing ontdekken in de foto. Maar veel vaker nog kun je gewoon niet zien wat Waar was je nou precies wil zeggen: de foto is te oud, het boek is wazig.

Onscherp

Waar was je nou is een bijzonder boek door de dromerige sfeer die erin hangt. De oude foto’s en de achteloze aaneenrijging van flarden herinnering, gedachten en rake observaties van details maken dat het boek iets rustgevends heeft. Maar voor degenen die meer waarde hechten aan een goed verhaal met een sterk plot is Waar was je nou te dromerig, te vaag. Schippers weet dat je van oude foto’s nooit met zekerheid kunt zeggen wat er gebeurd is, wie wat zei en waarom iemand op een speciale manier keek. Hij laat de lezer echter geloven dat Ruud de geschiedenis wel kan achterhalen. Maar wanneer je echt wilt gaan kijken, stelt Schippers bewust niet scherp, zodat inspanning tevergeefs is. In Waar was je nou is te veel onscherp.