Boeken / Fictie

Eigenzinnig, maar triest

recensie: Willem Jansen - Triest!

Zwarte zwaarmoedigheid, vermengd met rasecht pessimisme. De titel van het debuut van Willem Jansen, Triest!, is zeker toepasselijk. Jansen heeft, naar eigen zeggen, bijna dertig jaar aan zijn verhalenbundel geschreven voor hij deze in eigen beheer liet uitgeven.

Triest!

, waarin vijf korte verhalen zijn gebundeld, is een selectie uit zijn werk.

~

De hoofdpersonen uit Triest! lijden aan een slecht zelfbeeld, wat de verhalen hun donkere karakter geeft. Ze zijn, op een enkele uitzondering na, ontevreden met hun leven, ze beseffen dat ze nodeloos klagen, maar weten (of menen) tegelijkertijd dat ze niet in staat zijn om daar iets aan te doen.

Doelloos

Vijf verhalen, waarbij steeds één welgekozen woord de titel vormt. Diep is een verhaal zonder doel. De hoofdpersoon gaat overdag naar zijn werk en komt ’s avonds weer naar huis, terwijl hij af en toe voorzichtig uit zijn schulp probeert te komen, maar uiteindelijk weinig uitvoert. In Hut staat een scheepskapper op zijn eerste bootreis centraal. De hoofdpersoon in Lucht slaagt er ondanks de meest vreemde beschouwingen toch nog in contacten te leggen, waarbij die beschouwingen en verzinsels het grootste deel van het verhaal vormen. Slag gaat over een man die zich langzaam meer thuis gaat voelen in zijn leven. Seinstoring is een lang betoog tegen bus- en treinreizen, waarbij de lezer rechtstreeks aangesproken wordt, met een nog warriger zinsbouw en een nog onsamenhangender verhaal dan de rest van de vertellingen.

Eigen stijl

Op de site van Gigaboek zegt Willem Jansen zelf over zijn werk:

Alsof ik geen eigen stijl heb, geen eigen geluid, dacht het toch wel na meer dan twintig jaar, bijna dertig zelfs, oefenen en krabbelen. Dan is er toch wel iets van patronen en routine ontstaan in dat geschrijf van mij. Als ik zo onbescheiden mag zijn, door die enorm lange oefenperiode klinkt in Triest! een echt nieuw geluid in de Nederlandse literatuur. Niks geen na-aperij, geheel oorspronkelijk en verfrissend.

In een ding heeft Willem Jansen gelijk: hij heeft een eigenzinnige stijl. Over de vraag of deze stijl verfrissend is, kunnen de meningen echter nogal verschillen. Jansens stijl is vrij chaotisch, met komma’s op vreemde plaatsen en vaak een opvallende afwezigheid van vraagtekens. Er zijn weinig fouten in zijn bundel aan te wijzen (hoewel een zin als “Ik hoop dat het beter met ze zal vergaan” niet thuishoort in een literaire bundel), maar toch voelt het alsof er iets niet klopt. Vooral de zinnen waarin de personages zelf aan het woord zijn, doen vaak vreemd aan. (“Ik heb er over nagedacht, tot tumor aan toe, methoden die het dragelijk zouden maken voor een tijdje dan.”) Vooral in Diep, Lucht en Seinstoring zijn hele stukken tekst verschrikkelijk onsamenhangend, zodat de lezer de draad van het verhaal gemakkelijk kwijt raakt.

~

De sfeer

Willem Jansen zet consequent een pessimistische sfeer neer. Hij is goed in staat de gevoelens van zijn hoofdpersonen neer te zetten. Op het gebied van beschrijvingen van situaties en omgevingen doet hij het evenmin slecht, hoewel ze soms ietwat te langdradig zijn. Het probleem is dat Willem Jansen dat pessimisme te ver doorvoert. Zijn personages zijn te passief, meer daadkracht zou geen van hen kwaad doen. Álles en íedereen ademt dezelfde pessimistische sfeer uit, zodat deze te nadrukkelijk in het boek aanwezig is.

Stank

Buiten zijn voorliefde voor pessimisme, heeft Willem Jansen ook iets met stank. In ieder verhaal wijdt hij daar op zijn minst een passage aan, variërend van enkele zinnen tot een halve pagina. In Hut zijn het de hoofden van de officieren die een onaangename geur verspreiden, in Slag is het de vriendin van een collega. Ook schrijven hoofdpersonen de voorwerpen in hun directe omgeving meermalen in termen van verrotting. Deze motieven versterken de zwartgallige atmosfeer in het boek.

Lichtpuntjes

Zelfs in Triest! zijn er gradaties in pessimisme. Zo nemen de hoofdpersonen in Hut en Slaghun eigen leven meer in handen dan de hoofdpersonen in de overige verhalen, die feitelijk geleefd worden door hun omgeving. In deze verhalen zit ook meer verhaallijn. Het begin- en eindpunt zijn beter afgebakend, en in tegenstelling tot met name Diep gebeurt er ook inderdaad iets. Deze beide verhalen zijn aan te wijzen als de lichtpuntjes in de bundel.

Al met al stemt deze verhalenbundel niet erg vrolijk. Er zijn echter boeken met positievere titels op komst, dus er is hoop: Vita Nova en Helder Leven, respectievelijk te verschijnen in januari 2006 en midden 2006.

Te bestellen via Gigaboek

Kunst / Expo binnenland

Weg met de vertrutting!

recensie: Dutch Pop Art & The Sixties

Dutch Pop Art & The Sixties in het Cobra Museum geeft een uniek tijdsbeeld van de jaren zestig, met Pop Art als belangrijkste internationale kunststroming. Naast werk van Nederlandse kunstenaars is er ook kunst te zien van Pop Art-iconen zoals Andy Warhol, Christo en Roy Lichtenstein.

Mimmo Rotella, Marilyn, 1962, decollage, 133 x 94 cm, coll. Becht, Naarden.
Mimmo Rotella, Marilyn, 1962, decollage, 133 x 94 cm, coll. Becht, Naarden.

Begin jaren zestig ontstond in de VS en Europa tegelijkertijd de internationale Pop Art beweging. Deze wordt gekenmerkt door het afbreken van de grenzen tussen hoge en lage cultuur en een positieve benadering van de wereld. Kunstenaars experimenteerden met verschillende materialen en nieuwe kunstvormen, waaronder video en happenings. Massamedia en aspecten van de industriële maatschappij gelden als inspiratiebronnen voor de nieuwe kunst. De omwenteling beperkte zich niet alleen tot de kunst, maar strekte zich ook uit tot andere gebieden. In ‘Dutch Pop Art & The Sixties’ worden de kunstwerken daarom afwisselend getoond met Nederlandse mode, design, muziek, film, fotografie, reclame en verpakkingen uit de jaren zestig. Hierdoor ontstaat een tijdsbeeld van één van de meest roerige, sprankelende en bevrijdende periodes in het Nederland van na de Tweede Wereldoorlog.

Dutch Pop Art?

Is er in Nederland dan een heuse Pop Art beweging geweest? Nee. Maar hoewel in Nederland geen sprake was van een officiële Pop Art stroming, is er toch een groep eigenzinnige eenlingen die geïnspireerd raakte door de mentaliteit van de internationale Pop Art. Inhoudelijk verschilden ze echter van de Amerikaanse Pop Art door hun gebruik van humor, hun sociale bewogenheid en hun hang naar kitsch. Uit interviews met een aantal van de exposerende kunstenaars blijkt ook dat ze de Pop Art niet hebben ervaren als een allesoverheersende kunststroming. Ieder lijkt voor zich gefascineerd te zijn geweest door de nieuwste ontwikkelingen binnen de kunstwereld. Er bestonden echter wel contacten met kunstenaars uit het buitenland.

Jacques Frenken, Crucifix / Target, 1966, assemblage, 133 cm, coll. Museum voor Religieuze Kunst, Uden.
Jacques Frenken, Crucifix / Target, 1966, assemblage, 133 cm, coll. Museum voor Religieuze Kunst, Uden.

Gustave Asselbergs, Woody van Aamen, Daan van Golden, Rik van Bentum, Jan Cremer, Wim T. Schippers en nog wat anderen verzetten zich tegen de Nederlandse vertrutting en burgerlijkheid door humoristisch werk te maken met een ernstige ondertoon. Voorbeelden hiervan zijn Sex O’Clock van Woody van Amen en Crucifix/Target van Jacques Frenken. Beiden stellen zich in hun werk kritisch op tegenover de maatschappij.

Uitblinker

De grote uitblinker op deze tentoonstelling is Wim T. Schippers. Zijn werk getuigt van originaliteit, engagement en veel humor. Legendarisch is zijn happening in 1961 waarbij hij een flesje limonade-gazeuse leeggiet in de zee bij Petten. De krantenberichten uit die tijd maken duidelijk dat deze happening uiterst geslaagd was in het trappen tegen de Hollandse hokjesgeest. Ook Schippers’ kunstwerken maken indruk. Geen hapsnapwerk of zeer Amerikaans georiënteerde kunst, maar goed doordachte kunst met een duidelijke onderliggende betekenis. Alles wat hij maakt is een aanklacht tegen de hokjesgeest, en doet een oproep aan de verbeeldingskracht van de toeschouwer.

Tom Wesselmann, Great American Nude 25, 1962, olieverf op doek, acryl, papier,folie, linoleum, stof op board, 122 x 122 cm, particuliere collectie België.
Tom Wesselmann, Great American Nude 25, 1962, olieverf op doek, acryl, papier,folie, linoleum, stof op board, 122 x 122 cm, particuliere collectie België.

Consumptiemaatschappij

De mix van kunst met mode, design, film et cetera maakt deze tentoonstelling de moeite waard. Zo wordt op een leuke manier inzichtelijk gemaakt hoe de maatschappij in de jaren zestig een enorme ontwikkeling doormaakte. De eerste mens op de maan, het gebruik van plastic, de opkomst van televisie, kortom het ontstaan van de consumptiemaatschappij, bracht een grote omwenteling teweeg. Geen wonder dat de kunstenaars hierop reageerden. Toch lijkt een deel van het tentoongestelde werk te veel op de welbekende Amerikaanse voorbeelden waardoor een eigen identiteit ontbreekt. Het gaat misschien wat ver om het werk van deze kunstenaars over één kam te scheren en er het Dutch Pop Art-label op te plakken.

Muziek / Album

Baby Black

recensie: Frank Black - Honeycomb

Pixies-adepten opgelet. Frank Black-fans beware! Want het piepjonge muzikale kind van ‘the hardest working man in alternative showbizz’ is geboren. De naam: Honeycomb. Echter, baby Honeycomb is eigengereid. Het meest recente kindje-Black ziet er in eerste instantie niet zo uit als je van Black zou verwachten.

~

Staat materiaal van deze kale corpulente componist al jarenlang garant voor hoekig en vreemd, voor schreeuwerij en voor ruwe ongepolijste diamanten-rock, hier ging Frank Black (van de Pixies inderdaad) overduidelijk vreemd om een liefdesbaby op de wereld te zetten. Honeycomb is in niets (hooguit een enkele softe solosong daargelaten) vergelijkbaar met de geijkte muzikale Frank Black-karakteristieken. Want deze nieuwe plaat brengt countryrock. Overduidelijk een grote wens van hem, de bevlogenheid spat er af. Veelal zijn het mid-tempo’s en ballades, mét een kop en een staart. Maar zónder rafelige riffs en zonder speenvarkengekrijs. Feitelijk zonder ‘Herrie’. ‘But does he fuckin’ pass the music test?’, zult u zich hardop afvragen. Ik kan niet anders dan tweeledig antwoorden.

Enerzijds moet ik antwoorden: nee. Dus als u de Pixies al jaren gewend bent en eigenlijk enkel maar Pixies wil? Als u Black solo af en toe best wel kan pruimen maar veel vaker toch liever teruggrijpt naar de Pixies-tijd? Dan vindt u dit niets. Helemaal niets. Dan denkt u bij negen van de tien nummers: doooor-spoeeee-lèee! Saaaai!!! Heeft u de Pixiaanse oogkleppen op, dan staat Honeycomb u absoluut niet aan. Dan draait u Bossanova nog een keer en wacht rustig op dat nieuwe Pixies-album. Dat kan. Dat is een keuze.

Wegen naar het muzikale Rome

Maar na een aantal Honeycomb-luisterbeurten komt de andere helft van mijn tweeledige antwoord om de hoek zetten. Dan antwoord ik u volmondig ‘ja’ op bovengestelde vraag. Dus als u er voor open staat dat de artiest Frank Black (gelukkig!) vernieuwend bezig is, dan kunt u Honeycomb vast waarderen. Als u weet dat er meerdere goed geplaveide wegen naar het muzikale Rome leiden, dan gaat u deze plaat absoluut niet uit de weg. En vervolgens móet u toegeven, Black houdt compositorisch gezien zeker de aandacht vast. Toegegeven, het stemgeluid is her en der minder grillig dan anders. Dat maakt het soms wat saai en eentonig. Maar als u zich daar allang (lees: sinds 1987) bij neer hebt neergelegd en als u ook van de schoonheid van een ietwat onvaste stem kan genieten, dan is er werkelijk niets aan de hand. Als u het ook niet erg vindt dat er wat, overigens buitengewoon goed uitgevoerde, covers (Dark End of the Street, Sunday Sunny Mill Valley Groove Day) op een album staan, dan gaat u deze verstilde schoonheid erg snel waarderen. En fuck it, hij durft tenminste. Daar verdient Frank Black sowieso credits voor. Toch?

Groeit als kool

Dus waardeert u deze samenwerking met het (grootse!) bandcollectief (onder andere Spooner Oldham, Buddy Miller, Steve Cropper, Anton Fig en Dan Penn), dan zou ik adviseren: luister vooral eens vaker naar deze plaat om dan uiteindelijk uw definitieve oordeel te vellen. Dan geniet u al snel van de tekstuele en muzikale liefdesverklaring aan vrouw Violet. Dan houdt u van het lekker loslopende Lone Child, dan luistert u graag naar het relaxte Honeycomb, of naar het Eagles-achtige Atom in my heart. Ambivalent baby’tje kortom, die Honeycomb-spruit. Besef wel, baby’s zijn vlak na de geboorte vrijwel altijd lelijk. Gunt u uw Honeycomb de kans om volwassen te worden? Die van mij groeit in ieder geval als kool.

Film / Films

Schatten en verderf in de woestijn

recensie: Sahara

.

~

Je zou Sahara kunnen zien als een Kameleon voor volwassenen. De kids gaan naar het tweede deel van de Friese tweeling, en pa en ma naar Sahara. In beide films kan er gelachen worden, komen er kwajongens in voor en moet er een probleem worden opgelost. Vooruit, dit is een extreme vergelijking, maar hij is wel nodig om je een idee te geven dat het niveau van deze film niet superhoog is: hij is gewoon vermakelijk.

Tempo

Het verhaal van deze film, dat gebaseerd is op boeken van Clive Cussler over beroepsavonturier Dirk Pitt, bestaat uit twee delen. Pitt (Matthew McConaughey), zoekt naar een schat terwijl arts Eva (Penélope Cruz) probeert te achterhalen wat de bron is van een dodelijke ziekte in Afrika. Uiteraard kruisen deze personen elkaars pad. Beide verhalen worden in het begin goed neergezet en mede door het hoge tempo van de film zit je er al snel in. Tot op een gegeven moment de spanning en het avontuur wat wegzakken, en naar het eind toe de verhaallijnen wat snel worden afgewerkt, wat een ontevreden gevoel geeft.

~

De meest wilde fantasieën zijn in het script uitgewerkt, dus de film gaat regelmatig over the top. Op een gegeven moment merk je ook dat er meer nadruk ligt op de grappen dan op het avonturenverhaal zelf. Dat zorgt voor een vreemde combinatie, want hoe serieus moet je de film nog nemen? Dat Sahara niet verzandt in een flauwe komedie is vooral te danken aan de acteurs, die eruit zien alsof ze echt in de woestijn thuis horen. Al zou je kunnen twijfelen over de beeldschone Penélope Cruz, die je niet meteen in zo’n zandbak zou verwachten. Zij is dan ook nodig om de liefde te laten kriebelen. Andere hoofdrollen zijn weggelegd voor Matthew McConaughey en Steve Zahn, die soms stoer, dan weer schattig als echte avonturiers door het beeld zoeven. Zij leggen allen hun ziel en zaligheid in deze film.

Avonturenfilm of komedie

Uiteraard roept een titel als Sahara natuurlijk meteen beelden bij je op. Landschappen die je gelukkig ook genoeg in de film terug ziet en die mooi in beeld zijn gebracht. Mede daardoor en dankzij de goede acteerprestaties geen onvoldoende voor deze wat vreemde avonturenfilm, waarvan je op een gegeven moment niet meer zo goed weet wat je er nou mee aan moet. Het was al stukken beter geweest als de makers duidelijker voor een genre hadden gekozen: een avonturenfilm of een komedie. Een kleine mix is zeker niet verkeerd, maar heeft in deze film niet de uitwerking gehad die hij had moeten hebben. Verder hadden de scriptschrijvers eigenlijk meer moeten durven kiezen voor één verhaallijn, want nu mis je een echt krachtig uitgewerkt verhaal en blijft het bij een vermakelijke, luchtige film.

Boeken / Non-fictie

De reformatie van de islam

recensie: Reza Aslan - Geen God dan God: Oorsprong, ontwikkeling en toekomst van de islam

Bijna een kwart van de wereldbevolking bestaat uit moslims, en de islam is de snelst groeiende godsdienst van de wereld. Redenen genoeg dus om er iets over te lezen. Vooral na 9/11 willen veel westerlingen weten wat dit geloof nu precies inhoudt. De theoloog en schrijver Reza Aslan, zelf moslim, probeert in Geen God dan God een antwoord te geven op deze vraag. Maar voor alles wil Aslan met zijn boek een pleidooi houden voor hervormingen in de moslimwereld.

~

De 33-jarige Reza Aslan is iemand die een brug kan slaan tussen Oost en West. Als klein jongetje ontvluchtte hij samen met zijn moeder en zus het Iran van Ayatollah Khomeiny. Hij groeide op in de Verenigde Staten en studeerde Vergelijkende Godsdienstwetenschappen aan Harvard University. Daarna schopte hij het tot hoogleraar Islamitische Studies aan de universiteit van Iowa. Verder publiceert hij regelmatig in The New York Times. Vanuit deze achtergrond schreef Aslan een goed leesbaar boek over de ‘oorsprong, ontwikkeling en toekomst van de islam’, zoals de ondertitel luidt.

Respect

Opvallend genoeg ziet de schrijver de gebeurtenissen van 9/11 niet zonder meer als een aanval op het Westen. Zij geven volgens hem veeleer aan hoezeer de islam zelf in allerlei groeperingen is uiteengevallen. Er is volgens Aslan een burgeroorlog gaande tussen moslims onderling. Deze is ontketend als gevolg van het ‘reformatieproces’ waar de islam momenteel middenin zit. Aslan denkt – of moet ik zeggen: hoopt – dat deze strijd tot meer democratisering binnen de islam zal leiden, en dat onverdraagzaamheid en fundamentalisme niet de overhand krijgen.

Aslan beweert dat er genoeg aanknopingspunten zijn voor een islamitische staat die gebaseerd is op democratische beginselen. Die vindt hij vooral terug in de eerste geloofsgemeenschap van de Profeet Mohammed. In zijn boek besteedt Aslan dan ook veel aandacht aan de omschrijving van deze maatschappij. Dat doet hij uitmuntend: deze passages vormen de beste van het boek. Heel boeiend is het om te zien dat Mohammed het opnam voor de zwakkeren, en hoe hij een verdraagzame samenleving creëerde, waarbij de christenen en joden met respect werden behandeld omdat ook zij monotheïstisch waren.

~

Sluier

Ten tijde van Mohammed, dus zo rond het jaar 600, werd er weinig moeite gedaan om mensen tot de islam te bekeren. Er staat zelfs in de Koran dat geloven een vrijwillige aangelegenheid is. Een andere uiting van de hoge mate van verdraagzaamheid van Mohammed blijkt uit de manier waarop hij vrouwen behandelde. Hij gaf ze veel rechten (o.a. om te erven en te scheiden) en meer bewegingsvrijheid dan ze hadden. Het dragen van een sluier, dat nu voor velen een belangrijk kenmerk is van de islam, was een voorrecht van de vrouwen in Mohammeds directe omgeving.

Het was geenszins de bedoeling dat iedere vrouw een sluier zou gaan dragen. Dat bepaalde mensen hier toch van overtuigd zijn, komt volgens Aslan doordat zij de Koran uitleggen zoals hun dat het beste uitkomt. Telkens laat Aslan zien hoe de moslimsamenleving steeds verder af kwam te staan van Mohammeds ideale maatschappij, simpelweg omdat het de latere machthebbers beter uitkwam. Daarbij werd de Koran vaak verschillend uitgelegd. Een voorbeeld is een vers over vrouwen (Koran 4:34), dat door de dubbelzinnigheid van het Arabisch op meerdere manieren kan worden geduid. Hieronder volgen twee mogelijke interpretaties van het vers:

Wat betreft vrouwen die naar jullie gevoel afkerig zijn, spreek overredend tot hen; laat hen vervolgens alleen in bed (zonder hen te molesteren) en ga met hen naar bed (wanneer zij bereid zijn).

De volgende vertaling heeft duidelijk een heel andere strekking:

En wat die [vrouwen] aangaat die naar jullie vrezen opstandig kunnen zijn, vermaan hen, laat hen in hun bed aan hun lot over en slaat hen.

Apologie

Ook Aslan legt de Koran op zijn eigen manier uit. Hij rept bijvoorbeeld met geen woord over de opruiende woorden tegen de ongelovigen, terwijl die er volgens velen toch echt in staan. Hij gaat hier niet eens over in discussie. In plaats daarvan meent hij dat de islam een goede basis vormt voor een democratische staat. Eigenlijk is zijn boek te lezen als een apologie van de islam. Aslan blinkt, zoals gezegd, uit in het omschrijven van de samenleving van Mohammed. Zijn onmiskenbare schrijftalent komt verder goed naar voren in de anekdotes waarmee de tekst is gelardeerd. Vooral het hoofdstuk over het soefisme, waarin hij een sprookjesachtig verhaal vertelt, is prachtig.

Aslan is minder toegankelijk op de momenten waarop hij in discussie gaat met collega-theologen. Het leesplezier verschilt daardoor sterk van passage tot passage. Aslan lijkt te veel doelgroepen – variërend van de leek tot de theoloog – in zijn boek te willen bedienen. Less is more, zou ik zo zeggen. Daarnaast maakt Aslan zijn ambitie om een boek te schrijven over de ontwikkeling en toekomst van de islam, slechts gedeeltelijk waar. Het stuk over de toekomst van de islam had wel wat langer mogen zijn en meer diepgang kunnen hebben. Nu wordt de lezer bedolven onder informatie over de gang van zaken (oorlogen, machtsstrijd) bij de eerste islamitische samenlevingen. Het merendeel van de tekst leest daardoor als een geschiedenisboek zonder dat de huidige discussies over de islam echt goed worden uitgewerkt.

Boeken / Fictie

Klíma’s goddelijke knipoog

recensie: Ivan Klíma - Geen heiligen, geen engelen

“Alles in mijn leven is in zekere zin vastgelopen”. Tot die slotsom komt Kristýna als ze als veertiger terugkijkt op haar leven. Ze overdenkt niet alleen haar eigen leed – een overspelige ex-echtgenoot, een ontspoorde dochter, stapels sigaretten en liters wijn –, maar ook dat van haar ouders, grootmoeder en dwaze oudtante. Kristýna’s herinneringen geven een beeld van de Tjechische hoofdstad aan het einde van de twintigste eeuw en confronteren niet alleen haar, maar ook de lezer met de uitwassen van de fascistische en communistische terreur.

~

De beklemmende sfeer die tijdens de Tweede Wereldoorlog en het naoorlogse communistische bewind in Praag goed voelbaar was, herleeft in Kristýna’s gedachten. Ivan Klíma weet op fascinerende wijze de melancholie van een verdwenen tijdperk op te roepen. De vijfenveertigjarige tandarts Kristýna is daarvoor zijn ‘medium’. Zij probeert haar depressiviteit tevergeefs weg te spoelen met ettelijke glazen wijn. Ondanks dat ze nogal zwaar op de hand is, heeft ze haar ironie niet verloren. Dat zorgt ervoor dat het door Irma Pieper vertaalde Geen heiligen, geen engelen niet blijft steken in een deprimerend verslag van een depressieve vrouw, maar uitgroeit tot een volwaardige roman over het leven onder een dictatoriaal bewind.

De struikelblokken van het verleden

Niet enkel de invloed van dat dictatoriale regime, ook de struikelblokken die het opwierp en die Krýstina’s leven nu treffen staan in deze roman centraal. Kristýna’s hopeloos slechte band met haar kort daarvoor overleden vader – die in naam van Stalins gedachtegoed een groter deelgenoot was van de communistische terreur dan het relaas van zijn dochter tot dan toe doet vermoeden – heeft haar leven en gedrag getekend. Daarnaast wordt haar wereld bevolkt door haar aan kanker lijdende ex-echtgenoot en hun aan de drugs geraakte dochter, de puber Jana. Bovendien vallen er wekelijks onaangename, anonieme dreigbrieven op haar deurmat. Terwijl Kristýna dag in dag uit tandartsklantjes ‘in hun bek boort’ vraagt ze zich geregeld af wat haar leven voor zin heeft. Ze moet met haar verleden in het reine zien te komen om de gedachte aan zelfmoord te laten varen, en geen beroep te doen op Gods tere afgezant: de dood.

~

Naast Kristýna laat Klíma ook andere personages aan het woord die ieder voor zich met existentiële thema’s worstelen. Zo biedt Klíma een kijkje in de gedachten van Jan, Kristýna’s jongere minnaar, die onderzoek doet naar de misdaden van het communistische regime en in iedereen een verklikker ziet. Zijn bevindingen smoren zijn verliefdheid voor Kristýna als hij bepaalde feiten over haar vader ontdekt. Wel helpt hij het leven van Kristýna’s losgeslagen puberdochter Jana weer op de rails te krijgen. Jan is niet de enige die zich om Jana bekommert. Van alle kanten springen mensen bij. Die helpende handen interesseren Jana niet echt. Zoals niks haar eigenlijk interesseert. De manier waarop de auteur de verslaafde Jana in enkele hoofdstukken haar zegje laat doen is echter niet erg genuanceerd. Hij zet Jana als een clichématig, losgeslagen tiener neer en lijkt zijn eigen ongenoegen over ‘de jeugd van tegenwoordig’ over te willen brengen, zij het op een nogal belerende toon.

De kracht van het zwijgen

Het geijkte portret van de puberale Jana is echter een van de weinige misstappen die Klíma begaat. En dat heeft dan alleen betrekking op de inhoud van haar karakter, zijn mooie schrijfstijl verlaat hij nergens. De woorden en zinnen rijgen zich moeiteloos aan elkaar. Zijn taalgebruik (mede dankzij de verdienstelijke vertaling van Pieper) is vloeiend. Klíma is zich bovendien uiterst bewust van de kracht van het zwijgen. Daar waar hij iets verzwijgt, krijgen zijn woorden duizendmaal meer zeggingskracht. Hij weet precies wanneer overbodige zinnen het verhaal hinderen, en wanneer zinnen er juist aan bijdragen. Zijn schrijfstijl is geknipt voor de grote thema’s van de literatuur: liefde en ontrouw, geloof, het leven nemen zoals het is, accepteren dat niets mooier is dan het lijkt en de tijd. Bovenal die tijd.

De tijd is immers eeuwig en zal voortbestaan als iedereen jouw bestaan al lang weer vergeten is. De tijd kent het lot van je familie, kent de identiteit van degene die Krýstina’s dreigbrieven post, kent de rol van Krýstina’s vader tijdens het communisme. De tijd kent ook de toekomst, de levensloop van Jana, de liefde van Jan, de dag dat je sterft.

‘God! Ik heb veel over hem nagedacht,’ zei hij, ‘hele dagen lang. God is niet wat de mensen zich voorstellen. God is tijd, oftewel tijd is God. Hij heeft de zon, de aarde en het leven geschapen. Hij is eeuwig, oneindig en ondoorgrondelijk.

Het leven is slechts een goddelijke knipoog. Neem tijdens die oogwenk de tijd voor Klíma’s boek.

Boeken / Achtergrond
special: Tom Sharpe’s kluchtige Wilt-reeks

Wilt keert terug

Tom Sharpe wordt gezien als een schrijver die de klucht tot in de puntjes beheerst. Als geen ander weet hij alledaagse gebeurtenissen op te blazen tot lachwekkende proporties. Ter ere van het verschijnen van het vierde deel van diens Wilt– reeks heeft uitgeverij Harmonie deze hele serie opnieuw uitgegeven in een Nederlandse vertaling door Wiebe Buddingh.

~

Henry Wilt is midden dertig en assistent- docent op de technische school in Ipford, waar hij lesgeeft aan klassen met verontrustende namen als ‘Gasfitters 3’ en ‘Vlees 1’. Professionele uitdaging is niet bepaald de belangrijkste component van zijn arbeidzame bestaan, dus Wilt fantaseert wel eens over een grootser en meeslepender leven. Helaas is hij ook nog getrouwd met de oerdegelijke maar weinig intellectuele Eva.

Vast stramien

Op dit punt begint de reeks. Hoewel de personages wat ouder worden en de carrière van de hoofdpersoon zich ontwikkelt, wordt er in de hele serie niet gemorreld aan deze basissituatie. In elk van de vier delen ontvouwt zich binnen dit kader een verhaal volgens een vast, kluchtig stramien. Wilt is ontevreden met zijn baan, zijn huwelijk, zijn kinderen, zijn leven. Hij fantaseert over de mogelijke manieren om deze sleur te doorbreken en voert deze fantasieën steeds net iets te ver door, waardoor hij zichzelf iedere keer weer ongelooflijk in de nesten werkt.

Wat volgt is een komisch bedoelde reeks van misverstanden, miscommunicaties, vermissingen en persoonsverwisselingen, waarbij altijd dezelfde politieman betrokken is. Aan het eind daarvan wacht, naast de ontknoping van de plot, een hereniging tussen man en vrouw. Steevast komen ze tot het besef dat het leven samen zo slecht nog niet is, en dat hij eigenlijk best een goede echtgenoot is en zij toch best een bijzondere vrouw. En natuurlijk volgt altijd een cliffhanger die vooruitwijst naar nog te schrijven avonturen. Zo eindigt deel twee met een scène in de chique wijk waar de Wilts gaan wonen nu Henry eindelijk promotie heeft gemaakt. De onheilspellende laatste zin is dan:

Terwijl hij naar de kroeg liep, kreeg Wilt plotseling medelijden met zijn nieuwe buren. Die hadden er geen idee van wat hen te wachten stond.

Onderbroekenlol

In het eerste deel werken de komische situaties waarin hoofdpersoon Wilt verzeild raakt nog behoorlijk op de lachspieren van de lezer. De grappen zijn grof en hard, de verwikkelingen zijn niet overdreven gecompliceerd en de misverstanden rond Wilts plannen om zijn vrouw te vermoorden zijn net geloofwaardig genoeg om de lezer te laten meeleven met het lot van de verwarde en gefrustreerde Henry Wilt.

Nadat zich op een feestje bij de buren een aantal genante scènes hebben afgespeeld tussen een dronken Wilt en een opblaaspop, besluit zijn vrouw Eva een adempauze te nemen en een paar dagen met de buren in kwestie te gaan varen. Henry broedt zijn moordplan ondertussen verder uit en besluit te oefenen met behulp van de gewraakte opblaaspop. Hij verkleedt haar met een pruik en een aantal van Eva’s kledingstukken en dumpt haar ’s nachts in een bouwput op het terrein van de technische school. Natuurlijk komt dit de volgende ochtend al uit en wordt Wilt al snel verdacht van de moord op zijn vrouw, die immers onvindbaar is omdat ze onopgemerkt samen met haar buren is vertrokken voor een boottochtje.

Sharpe maakt de belofte op de kaft zonder meer waar: hij maakt zijn lezers hardop aan het lachen. Regelmatig komen grappen voorbij als:

De boot dreef omlaag en de twee oude mannen op het bankje staarden naar Sally. Ze zette haar zonnebril af en keek hen nijdig aan. ‘He, ouwe lullen, scheur niet uit je broek’, zei ze. ‘Hebben jullie nooit eerder een vagina gezien?’
‘Ik heb een keer eerder zo eentje als de jouwe gezien.’ ‘Een keer? Dat geloof ik graag’, zei Sally. ‘Waar?’ ‘Bij een koe die pas gekalfd had’, zei de man en hij spuwde in een bed met geraniums.

Helaas blijft er na de aanvankelijke schaterlach weinig over; de belevenissen van Wilt ontstijgen zelden het niveau van deze nogal puberale onderbroekenlol.

Overdosis

De twee volgende delen zijn vooral meer van het zelfde. In deel twee, Wilts Alternatief, is Henry Wilt inmiddels bevorderd tot hoofd van de sectie kunst en cultuur van de technische hogeschool. Hij raakt ditmaal in de problemen door een Duitse onderhuurster die een communistische extremist blijkt te zijn. In deel drie, Wilt Zit Omhoog, worden zijn kinderen, een vierling, almaar irritanter en komt Wilt bovendien in de problemen doordat een van zijn leerlingen aan een overdosis van de sterk hallucinogene drug PCP overlijdt. Natuurlijk wordt Wilt er van verdacht het spul te verhandelen. Bij het lezen van meerdere delen achtereen wordt pijnlijk duidelijk dat het hier niet om een volwaardige serie gaat; de personages ontwikkelen zich niet wezenlijk en de verhalen kunnen heel goed los van elkaar gelezen worden.

Actualiteit

In deel vier, Wilt is nergens, lijkt Sharpe nieuwe inspiratie op te hebben gedaan. Het taalgebruik is wat vlotter, de verwikkelingen zijn net wat minder voorspelbaar. Er is zelfs sprake van een eenvoudig subplotje over een corrupte politicus en zijn overspelige vrouw.

De belangrijkste reden dat dit deel interessanter is dan de voorgaande zit hem echter in het feit dat de humor actueel is. De eerste twee Wilt boeken schreef Sharpe in 1976, deel drie schreef hij in 1984 en deel vier in 2004. In het eerste deel is heel Ipford in rep en roer omdat Eva Wilt een paar daagjes ertussenuit knijpt. Moeilijk om dan de gedachte te onderdrukken dat ze gewoon haar mobieltje aan zou kunnen zetten. Het idealisme dat mevrouw Wilt ten toon spreidt in de opvoeding van haar kinderen, haar fanatieke pogingen het huishouden te laten draaien op de gassen die opstijgen uit haar bio- organische toilet en haar acties met Moeders Tegen De Bom plaatsen de verhalen onherroepelijk in de context van de jaren zeventig van de twintigste eeuw. In deel vier heeft Eva haar idealisme heel toepasselijk ingeruild voor een puur materialistische doelstelling: een vette erfenis opstrijken om de toekomst van de vierling financieel veilig te stellen. De grappen verwijzen ook naar actuele onderwerpen zoals de acties van het Amerikaanse leger in Afghanistan en internationale drugssmokkel.

Vluchtig

Een klucht is door de simpele plotopbouw en de grote hoeveelheid eendimensionale bijfiguren bij uitstek geschikt als vehikel voor satirisch commentaar op de actualiteit. Dat maakt het echter ook tot een uiterst vluchtig genre. Als met het verstrijken van de tijd de grappen en de verwijzingen hun betekenis beginnen te verliezen, blijft er bar weinig over. Het lezen van de heruitgaven van de Wilt-reeks roept daarom dezelfde gedachte op als het kijken naar de zoveelste rerun van een oude comedyserie op televisie: dit is nergens voor nodig.

Wilt . 275 pagina’s . ISBN 906197514 (11e herziene druk),
Wilts alternatief . 265 pagina’s . ISBN 9061697530 (11e herziene druk),
Wilt zit omhoog . 293 pagina’s . ISBN 9061697522 (6e herziene druk),
Wilt is nergens . 237 pagina’s . ISBN 9061697182 (2e druk)

Tom Sharpe . Uitgeverij De Harmonie . vertaling: Wiebe Buddingh . prijs: €14,95 per stuk (paperback)

Boeken / Fictie

De meester van het verhaal

recensie: John Irving - Until I Find You

.

~

De hoofdpersoon van Until I Find You is Jack Burns. Zijn Canadese moeder is de “beetje vreemde” tatoeerster Alice die, toen ze zwanger van hem was, is verlaten door Jacks vader, de aan tatoeages verslaafde William Burns, een religieuze orgelspeler uit Edinburgh. Het verhaal begint met de reis naar Europa die de vierjarige Jack met zijn moeder Alice maakt om William te zoeken. Ze vinden hem niet en het einde van deze zoektocht is het begin van de odyssee van Jack. De lezer volgt hem gedurende zijn leven en reist met hem mee op zijn vele, vaak bizarre reizen, die telkens weer zoektochten blijken te zijn. Until I Find You gaat namelijk niet alléén over Jacks zoektocht naar zijn vader. Hij is ook op zoek naar liefde, naar een thuis, naar het verleden van zijn moeder en zelfs naar zijn eigen herinneringen. Halverwege het boek blijkt dat Alice Jack een niet geheel betrouwbare versie van haar (en dus ook zijn eigen!) leven verteld heeft.

Meester van het verhaal

Hieruit blijkt Irvings talent: hij is de meester van het verhaal. Until I Find You lijkt wel een epos, waarin dit keer echter geen held maar juist een anti-held centraal staat. Een epos dat bovenal een verzameling van lijnen en verhalen is, waarin de verhalen van en over personages vermengd worden met bijvoorbeeld de plots van de films waarin Jack speelt. Het is soms bijna niet bij te houden. De verhaalwereld wordt op zijn Irvings bevolkt door vaderloze kinderen, dominante vrouwen, beschermende worstelleraren en vaginistische vriendinnen. Een wonderlijk allegaartje dat via een geheel eigen logica met elkaar verbonden wordt. Je valt als lezer constant van de ene verbazing in de andere.

Hoewel het grote en zware Until I Find You soms een beetje langdradig is, volgt er op ieder inzakmoment onmiddellijk weer een boeiende vertelling. De vertelstem is melancholisch, maar bij lange na niet dramatisch. Want hoewel het leven triest en zwaar is, ligt de slapstick altijd op de loer, of andersom, en dat moeten we volgens Irving niet vergeten.

Roots

Niets is wat het lijkt, we kunnen het leven niet grijpen, maar alles komt goed zodra we onze roots vinden en kunnen liefhebben. Het lijkt Irving er om te gaan ons te leren het leven al zijn misselijke streken en onverwachte wendingen te kunnen vergeven. En dat is helaas waar het een klein beetje fout gaat. Until I Find You heeft namelijk een tamelijk zoetsappig gesloten einde waarin Jack eindelijk zijn vader én zijn halfzus vindt. Hier is niet langer sprake van ironie of slapstick, hier is sprake van bloedserieus sentiment. Het helpt niet dat Jacks vader in een inrichting zit en last heeft van ’triggers’ waardoor hij om de haverklap dichtslaat of zich helemaal uitkleedt. Hier staat een serieus triestige oude man met zijn serieus ontroerde zoon. Het verder zo prachtig volgehouden evenwicht tussen waanzin en echte emotie raakt Irving voor even kwijt.

Autobiografisch

Tijdens het schrijven van Until I Find You ontdekte Irving dat hij zelf meerdere halfbroers en –zussen had. Van hen hoorde hij dat hun vader, die hij nooit gekend heeft, enkele jaren eerder in een inrichting was overleden. Het is natuurlijk geen probleem als schrijvers autobiografische elementen in hun boeken gebruiken (hoewel ik me nu wel begin af te vragen of hij ook een ‘genital holding’ vriendin heeft…), maar het lijkt er op dat Irving niet genoeg afstand kon nemen van zijn emoties. Misschien is hij zelf de slapstick even uit het oog verloren?

Bizarre gedachtespinsels

Er zitten nog wat minder goede passages in het boek, maar uiteindelijk is Until I Find You een verhaal om van te genieten en over na te denken. Er zit zo veel in! De tegenstelling tussen het definitieve van een tatoeage, waarmee Jack al van jongs af aan geconfronteerd wordt, en de vluchtigheid van het leven is een originele vondst. De ‘soundtrack’ van Bob Dylan nummers blijft door je hoofd spelen. En het is gewoon prettig je te laten meeslepen door de bizarre gedachtespinsels van Jack en je te verbazen over het talent van Irving waarmee hij je kan laten geloven in volkomen ongeloofwaardige personages.

De Nederlandse vertaling van Until I Find You (Tot ik je vind) is vanaf 24 augustus verkrijgbaar.

Muziek / Album

Gewoon lekker

recensie: Tiefschwarz - Eat Books

Tiefschwarz’ debuutalbum Ral 9005 stamt inmiddels alweer uit 2002 en als je de dancescène niet heel goed volgt, zou je denken dat de twee Duitse producers inmiddels een kantoorbaan hebben gevonden of aan het huisvaderen zijn geslagen. Niets is minder waar! De heren hebben in de tussentijd allerminst stilgezeten. Ze draaiden om de haverklap op electrofeesten en dancefestivals en hadden hun handen vol aan het maken van remixes voor Kelis, The Rapture, DJ Hell en Spektrum. Eindelijk is het nieuwe album Eat Books af en gelukkig bleek deze het wachten waard.

~

Het begin van Eat Books is een beetje weifelend. Opener Warning Siren is qua boodschap misschien een goede aanvang, maar muzikaal gezien is dit punkfunkelectronummer (met de vocale bijdrage van The Rapture’s Matt Safer) allesbehalve bijzonder. Gelukkig vinden de broeders Ali en Basti Schwarz snel weer het vertrouwde pad: electrodance met veel peper in de kont. Gedurende de rest van de cd blijven de heren overwegend boeien met hun afwisselende tempo’s en klankpatronen. Het geheel klinkt grotendeels speels, vrolijk, niet altijd even dansbaar maar wel erg funky met syntherziserbasjes, afwisselende vocalisten en nummers die niet te leeg en niet te vol zijn.

Niet volgepropt

Troubled Man is een goed voorbeeld van wat de heren in huis hebben: electroclash die klinkt alsof hij rechtstreeks uit een oude spelcomputer voortkomt en die is voorzien van erg fijne syntherziserpartijen. Ook de minimalistische maar meeslepende nummers Far East, Fly en Benedict zijn prachtwerkjes. Heerlijke sfeervolle electroclash die erg luister- en droombaar is, doordat de nummers rustig blijven en niet volgepropt worden met overbodige bliepjes of lijp krijsende Duitse zangeressen. Less is soms echt more, zo bewijst Tiefschwarz.

Stuurloze mengelmoes

De broers hebben de boog echter niet de hele tijd gespannen staan. Artificial Chemicals is een wat sloom electronummer dat klinkt alsof het zich niet wil opdringen, maar genoegen neemt met een plekje in de middenmoot. Ook Original is niet echt bijzonder. Het begint nog lekker duister, maar verzandt in een stuurloze mengelmoes van stijlen en geluiden. Hierna volgt Damage, gezongen door Tracey Thorn (de zangeres van Everything but the Girl). Dit is een wat vreemde eend in de electrobijt, het nummer heeft namelijk meer weg van clubhouse. Het is niet eens zo’n slecht nummer, maar wel eentje die niet helemaal in de sfeer van Eat Books past. Dit commentaar is ook van toepassing op Wheels of Fortune. ‘What were they thinking?’ zullen velen met mij gedacht hebben.

Gelukkig zet Tiefschwarz tegen het einde van Eat Books een spetterende eindsprint in. Van de laatste vier nummers zijn er drie van topniveau, met de al genoemde Benedict en uitsmijter Issst als absolute hoogtepunten. Tiefschwarz’ tweede album mag dan geen ultiem geniale plaat zijn, een tweede luisterbeurt is hij zeker waard.

Kunst / Expo binnenland

Slaaf van de massa

recensie: Triomf

Momenteel toont museum Boijmans van Beuningen de expositie Triomf. Deze tentoonstelling is onderdeel van Project Rotterdam: een serie over verschillende Rotterdamse kunstenaars. Met Triomf presenteert Joep van Lieshout, oprichter van Atelier van Lieshout, eigen werk en werk uit de collectie van het Boijmans.

Mini Disciplinator 2004. Courtesy: galerie Beaumontpublic Luxembourg. Foto: Eric Chenal
Mini Disciplinator 2004. Courtesy: galerie Beaumontpublic Luxembourg. Foto: Eric Chenal

Van Lieshout toont met Triomf een groot aantal kunstenaars van vroeger en nu. Kunstenaars die pogingen ondernemen om universele gevoelens als angst, liefde en lijden, geloof, opoffering en schuld vorm te geven. Zowel in de klassieke als in de religieuze kunst wordt daarbij vaak gebruik gemaakt van symbolen en archetypes. Hedendaagse kunstenaars lanceerden andere en meer persoonlijke manieren om fundamentele emoties te verbeelden. Via visuele uitdrukkingsvormen (eigenzinnige symbolen, gebouwen, beelden) wordt de macht en autoriteit van een persoon, regime of ideologie zichtbaar gemaakt. Om deze verschillende benaderingswijzen van kunst te benadrukken heeft Van Lieshout onder meer katholieke beelden en propagandaprenten uit de collectie van het Boijmans gebruikt.

Vrijstaat

De kunstvoorwerpen van Atelier Van Lieshout (AVL) zijn vaak praktisch en ongecompliceerd. Het werk varieert van beeldhouwwerk en meubelen, badkamers en mobiele huizen tot complete architectonische inrichtingen. Recentelijk heeft AVL een stijl ontwikkeld die afwijkt van haar gebruikelijke design. AVL maakte eerder gebruik van ruwe industriële materialen als stalen buizen en onbehandeld hout. Dit staat in sterk contrast met de series van kleurrijke polyester beeldhouwwerken die ze nu hebben ontworpen.

AVL vertroebelt niet alleen de grens tussen kunst en gebruiksvoorwerpen, ontwerp en architectuur, maar blinkt ook uit in onconventionele werk- en woonruimten, met als meest radicaal voorbeeld AVL-ville. In 2001 vindt AVL-oprichter Joep van Lieshout in Rotterdam de perfecte plek om de vrijstaat AVL-ville op te richten. De vrijstaat heeft een eigen grondwet, eigen geld en een eigen vlag. AVL-ville is bedoeld als een zelfvoorzienend dorp voor Van Lieshout en zijn medewerkers. De vrijstaat moest echter onder druk van de gemeentelijke regelgeving sluiten. Van het dorp worden op de tentoonstelling enkele overzichtstekeningen getoond (waterverf op papier) met daarop huizen, een ziekenhuis, een afvalwaterzuivering en een alcoholstokerij.

Mini Feeder 2004. Foto: AVL
Mini Feeder 2004. Foto: AVL

Kooi

De nadruk op autarkie en zelfstandigheid is de laatste jaren enigszins verschoven. Tegenwoordig richt AVL zich meer op het blootleggen van maatschappelijke systemen. The Disciplinator is een kooi voor werknemers van een gestileerd werkkamp. Een werkkamp met allerlei onderdrukkingsmechanismen, waar men streeft naar een maximale efficiëntie en productiviteit. De spanning tussen collectiviteit en individuele vrijheid, genot en uitbuiting, goed en kwaad loopt als een rode draad door het oeuvre van Atelier van Lieshout. Dit object drukt ons met de neus op de gruwelijkheden van exploitatie.

Het idee van een autarkische gemeenschap ligt wel weer ten grondslag aan het nieuwste project Call Centre. Ook dit is een groot werkkamp, geheel volgens de hedendaagse opvattingen over techniek en management. Call Centre bestaat uit een tot in de puntjes uitgewerkt businessplan. Door middel van grafieken, tabellen en begrotingen wordt een winstgevend bedrijf gevisualiseerd. Dit betekent maximale winst door middel van onderdrukking, controle en efficiëntie. In het Call Centre is plaats voor 200.000 werknemers die zeven dagen per week, zeven uur per dag ICT- en helpdeskfuncties verrichten om vervolgens zeven uur te mogen slapen. Het werkkamp houdt geen rekening met arbowetgeving en geldende normen en waarden. De mens is hier slechts grondstof. Van Lieshout wil met dit object de kijker scherp houden.

Mensmachine

Verbindend element tussen de twee zalen waarin de presentatie plaatsvindt, zijn onderdelen uit de AVL-totaalinstallatie De Technocraat. Dit is een gesloten systeem waarbinnen de mens wordt ingezet om biogas te produceren. Deze vorm van energie wordt op zijn beurt weer gebruikt om voedsel en alcohol te fabriceren, substanties die ervoor zorgen dat de mensmachine optimaal blijft functioneren. Hiermee geeft Van Lieshout een ironisch commentaar op de moderne mens in een technische samenleving waarin vrijheid slechts schijn is. In het Boijmans is niet de gehele installatie te zien, maar slechts een klein onderdeel, de ‘Autocomposter’.

Van Lieshout heeft ook een reeks beelden van menselijke organen gemaakt. De mens is een ingenieus systeem en AVL probeert door het uitvergoten van menselijke organen de mens te doorgronden. Buiten bij de ingang van het museum zien we hiervan een voorbeeld, namelijk Bar Rectum. Dit is een mobiele unit van 1,60 bij 2,5 meter in de vorm van een endeldarm, compleet met een anus aan het einde. De darm fungeert als bar, waaraan bezoekers een drankje kunnen nuttigen.

Triomf?

De tentoonstelling Triomf is interessant en zet door de cynische en mensonvriendelijke benadering aan tot nadenken. Het toont de mens als machine, zonder vrijheid en zonder eigen wil, compleet bestuurd door een onmenselijk systeem. Het is wel jammer dat vaak slechts een klein onderdeel van de installaties van AVL wordt getoond. Waarschijnlijk heeft het te maken met ruimtegebrek. Naar mijn mening is het indrukwekkender om bijvoorbeeld De Technocraat in volle glorie te zien. Toch geeft Triomf wel degelijk een goed overzicht van de thematiek van het werk van AVL. Van Lieshout houdt ons met zijn werk een spiegel voor: de mens is een slaaf van massa-ideologieën, en we zijn daarmee in feite niet meer dan de radertjes van een grote machine.