Film / Films

De wrok van een slechte DVD

recensie: The Grudge (Special Edition)

Aangezien vrijwel elke film die het in de bioscoop redelijk goed heeft gedaan een special edition DVD in de winkels krijgt, kon een dubbelaar van The Grudge niet uitblijven. In een mooi (maar krasgevoelig) hoesje liggen twee schijfjes op de echte liefhebbers te wachten. Ieder ander kan deze editie namelijk maar beter links laten liggen.

~

De film zelf, op de eerste disc, gaat over Karen (Sarah Michelle Gellar), een verpleegkundige die de zorg van een demente dame op zich neemt. Met het huis van die vrouw is echter flink wat mis: iedereen die binnen is geweest, krijgt te maken met de grudge, oftewel wrok, van de bewoners die er ooit zijn vermoord. Karen zal er dus voor moeten zorgen deze schimmen te slim af te zijn. De hele film speelt zich af in Japan, wat niet vreemd is, omdat het een (her)verfilming is van Ju-On, een Japanse horrorfilm.

Commentaar

Het meest opvallende aan de eerste disc is het ontbreken van een commentaar. Op vrijwel elke dvd staat tegenwoordig wel een commentaarspoor van een enthousiaste regisseur. Nu is het zo dat regisseur Takashi Shimizu alleen Japans kan, maar ondertitels hadden daar gemakkelijk wat aan kunnen doen. Het was leuk geweest wat meer inzicht te krijgen in deze verfilming van Ju-On, nota bene van dezelfde regisseur.

Bonusdisc

De zogeheten bonusdisc heeft veel minder te bieden dan de titel doet denken. De behind the scenes bestaat uit niet veel meer dan een stuk of vijftig uitermate saaie stukjes film van korte opnames achter de schermen. Het is hier slechts kijken naar een lachende Sarah Michelle Gellar, zonder enig commentaar of toelichting, een draaiende camera of een script. De film clips zijn gewoon scènes uit de film, op sommige punten ietwat aangepast, maar totaal niet vernieuwend. Voor zulke dingen bestaat de chapter selection.

Interviews

De vier interviews bieden ook niets nieuws. Sarah Michelle Gellar en Jason Behr (Doug) prijzen elkaar en de regisseur de hemel in, en vertellen dat het werken in Japan zo verschrikkelijk leuk is. Regisseur Shimizu vertelt, met behulp van een tolk die overal doorheen praat, dat het verfilmen van zijn eigen film uiteraard een ontzettende uitdaging was, zeker omdat Amerikanen zo anders zijn dan Japanners. Tenslotte mag producer Sam Raimi alle bovengenoemden nog even een veer in de reet steken.

Verder bestaat de bonusdisc uit niet meer dan wat vage, bij elkaar geraapte sound bites van alle acteurs, een fotogalerij met maar tien foto’s en ten slotte wat televisiereclames en de broodnodige trailers. Het mag duidelijk zijn dat deze special edition helemaal niet zo speciaal is. Zelfs aan de menu’s lijkt geen aandacht te zijn besteed. In ieder geval sluiten de extra’s mooi aan op de film: ze zijn allebei het kijken eigenlijk niet waard.

Boeken / Fictie

Terug naar IJsland

recensie: Olaf Olafsson (vertaling: Marion op den Camp) - De thuisreis

IJslander Olaf Olaffson leidt twee levens. In zijn ene leven is hij een schrijver, in zijn andere leven is hij vice-voorzitter van Time Warner Digital Media in New York. Maar, zegt hij zelf, zijn hart ligt bij zijn schrijverschap. Terwijl De thuisreis in IJsland het best verkopende fictie-boek ooit is en het ook al in 1999 in een Engelse vertaling verscheen, is het nu pas in het Nederlands vertaald.

De vertelster van De thuisreis is Disa, een vrouw van middelbare leeftijd, die te horen heeft gekregen dat ze niet lang meer te leven heeft. Daarom ziet ze onder ogen wat ze jaren heeft ontweken: de herinneringen aan haar jeugd. Voor het eerst in jaren onderneemt ze een reis vanuit Engeland – waar ze met haar goede kameraad Anthony een hotel runt – naar IJsland. Ze leeft sinds lange tijd tevreden in Somerset, waar ze een gerespecteerd kokkin is. Maar evenals Olafsson zelf, die ook al jaren niet meer in zijn geboorteland woont, blijft ze aan IJsland denken. Ze kan niet loskomen van haar wortels. Haar ervaringen schrijft Disa op in een dagboek, dat Anthony haar voor deze reis heeft gegeven. Hierin tekent ze tijdens haar thuisreis haar levensverhaal op.

Ingetogen

Olafsson toont met dit ingetogen verhaal dat hij een begenadigd schrijver is. Disa vertelt aarzelend over haar leven, nu weer eens over het verleden, dan weer over het heden, zoekend, totdat ze langzaam maar onvermijdelijk alles wat ze verdrongen heeft onder ogen ziet. Het verhaal ontvouwt zich hierdoor heel geleidelijk, nergens worden onverwachte sprongen gemaakt. Olafsson gebruikt treffende en mooie beschrijvingen, maar geen passage is teveel. En hoewel er aan het einde geen verrassende ontknoping wacht, is het verhaal gewoon áf, zonder vragen open te laten.

Sterk personage

Het is verbazingwekkend dat Olafsson Disa weet neer te zetten als een sterk personage, aangezien Disa haar portie ellende zeker heeft gehad in haar leven. Haar levensstijl druiste volledig tegen de principes van haar ouders in, ze verloofde zich met een Jood die werd opgepakt door de Nazi’s en het contact met haar zuster verloopt nogal stroef. Desondanks doen deze narigheden weinig af aan Disa’s daadkracht en blijft ze fier overeind staan. Disa gaat haar eigen weg. Ze is trots, af en toe stijfkoppig, maar in staat om te leren van haar fouten. Haar charme maakt haar nog sympathieker.Ze heeft een enorm doorzettingsvermogen, en is niet tevreden met minder dan de waarheid. Om die reden wil en kán ze niet sterven zonder haar thuisreis gemaakt te hebben. Disa hoeft geen gebruik te maken van leugentjes om bestwil. Dit blijkt duidelijk uit een gesprek met haar arts:

‘Achttien maanden,’ antwoordde dr. Ellis toen ik aandrong.
‘Bent u bereid dat zwart op wit te zetten?’
‘Twaalf tot achttien.’
‘Twaalf dan maar.’

Oorlog

Bij zijn portret van Disa werd Olafsson geïnspireerd door de generatie vrouwen die de Tweede Wereldoorlog nog heeft meegemaakt. Evenals deze vrouwen heeft Disa veel geleden onder de oorlog: haar geliefde komt in een concentratiekamp terecht. Haar werkgever probeert zijn eigen zoon, die in dezelfde situatie zit, terug te halen naar IJsland. Onfortuinlijk genoeg is het juist deze zoon die Disa het grootste leed berokkent. Hoewel de Tweede Wereldoorlog niet centraal staat in het boek, spelen de gebeurtenissen uit die tijd een belangrijke rol in de levens van de personages.

Tegenstellingen

De thuisreis is een boek van tegenstellingen. Het zachte Engelse landschap staat tegenover het ruige IJslandse, de eigenzinnige Disa staat tegenover haar behoudende ouders en bovenal wordt Disa’s jeugd in IJsland tegenover haar huidige leven geplaatst. Ook tussen de beide jongemannen in Disa’s leven, haar verloofde en de zoon van haar werkgever, bestaat een tegenstelling, misschien nog wel de sterkste van allemaal. Olafsson vervlecht de verhaallijnen en versterkt de reeds aanwezige contrasten. De kleur rood duikt overal in het verhaal op. Zo gebruikt hij de kleur om een onbelangrijk detail te benadrukken, nadat hij zojuist een schokkende gebeurtenis heeft beschreven:

Toen hij wegscheurde, zag ik dat de jurk van het meisje tussen het achterportier was gekomen zodat de rok naar buiten hing. De jurk was rood en wapperde in de bijtende wind.

Een ongewone combinatie, een succesvol schrijver die natuurkunde heeft gestudeerd. Daarmee bewijst Olafsson wat zo vaak gezegd wordt – je wórdt geen schrijver, je bént er één. En Olafsson is er onmiskenbaar één.

Film / Films

Een man van weinig woorden

recensie: Bullitt, The Getaway

Steve McQueen was op het witte doek een man van weinig woorden, een keiharde einzelgänger die doet wat er gedaan moet worden. Bullitt (1968) en The Getaway (1972) zijn twee films uit zijn hoogtijdagen: McQueen was inmiddels uitgegroeid tot een icoon van mannelijke stoerheid. Drie decennia na dato is het niet moeilijk te begrijpen waarom. McQueen is met zijn zwijgzaamheid, met zijn minimale lichaamstaal zó zelfverzekerd, stoïcijns en vastberaden, dat zijn aanwezigheid de holle karakters van zijn personages en de zwak geschreven verhalen van zijn films doet vergeten.

~

Met een zwakkere acteur in de hoofdrol was Bullitt een doodsaaie politiefilm geweest en The Getaway een ongeloofwaardige actieprent: McQueens aanwezigheid dwingt zoveel ontzag af, dat hij beide films bijna op eigen houtje draagt. Hij is een acteur van minimale gebaren (en volgens velen, misschien terecht, van beperkte capaciteiten), die zelfs alleen met een bepaalde oogopslag een scène cachet kan geven. Voor Bullitt liet McQueen de Schotse regisseur Peter Yates naar Amerika overkomen. Yates maakte er een doodeenvoudige film van: politie-inspecteur Bullitt (McQueen) jaagt op de man die een kroongetuige koudgemaakt heeft. Als sleutelscène geldt daarbij een notoire, langdurige auto-achtervolging, die nog steeds adembenemend is. Tussen de actiescènes in gebeurt er bar weinig, wat van een dermate plotloze film een trage, ietwat saaie thriller maakt. Stijlvol is hij wel: Bullitt moet het hebben van een sobere sfeer (McQueen en Yates kozen voor een documentaire-achtige stijl, zonder muziek en met een simpele lineaire structuur), en is mede daarom geloofwaardig.

~

Vloeiend

In The Getaway verkeert de bikkel aan de andere kant van het spectrum: hij speelt een bankrover die met zijn vrouw op de vlucht slaat. The Getaway is niet alleen een McQueen-film, maar is in de eerste plaats een creatie van Sam Peckinpah, de legendarische regisseur van The Wild Bunch en Straw Dogs. Bovendien is hij geschreven door Walter Hill, dat andere icoon van de geweldfilms uit de jaren 70. Daarom is ook deze film een escapistische projectie, een masculiene fantasie vol seksisme, fetisjistisch geweld, fallussymbolen en andere provocaties. Niet dat The Getaway bijzonder gewelddadig is – het is zelfs een van Peckinpahs minder harde films – maar vrouwen zijn hier volledig minderwaardig, en de meeste schietpartijen spelen zich in de buurt van of voor de ogen van kinderen af. Zijn beste film is het ook niet: onwaarschijnlijkheid en een paar kolderieke scènes en slordigheden in het verhaal moet de kijker voor lief nemen, en de voor Peckinpah zo kenmerkende slow motion-scènes aan het einde van de film vallen uit de toon. Ondanks zulke tekortkomingen is The Getaway een schitterende, vakkundig gemaakte film. McQueen’s aantrekkingskracht is optimaal, en vrijwel iedere scène is met virtuoze beheersing gemonteerd. De vergane gloriedagen van Hollywood zijn in dat opzicht voelbaar: actie- en suspensescènes zijn zo vloeiend, zo gecalculeerd opgebouwd en gesneden dat ze ook op de hedendaagse kijker indruk maken. Wie wil weten waarom zulke scènes zo effectief zijn, doet er goed aan het informatieve audiocommentaar te beluisteren.

Pubers

Beide films zijn namelijk voorzien van een commentaarspoor en een redelijke hoeveelheid extra materiaal. Helaas konden wijlen Peckinpah en McQueen geen medewerking verlenen – afgezien van een zinloze montage die door moet gaan voor “virtueel audiocommentaar”, samengesteld uit aparte oude interviews. Het echte commentaarspoor van The Getaway is gelukkig bijzonder informatief: drie auteurs van boeken over Peckinpah en zijn films vertellen gezamenlijk honderduit over de film en Peckinpahs andere films. De academici verkneukelen zich haast als pubers over de actiescènes en zijn niet in staat enige kritiek te uiten, maar de kennis van achtergrondinformatie en technische aspecten die ze etaleren maakt alles goed. Regisseur Peter Yates, inmiddels 75 jaar oud (hij zou helaas nooit een betere film maken), voorziet Bullitt van een uitstekend commentaar: met innemende bescheidenheid en openhartigheid vertelt hij meer over technische feitjes, motivatie en persoonlijke herinneringen dan je maar kunt wensen. Bullitt wordt bovendien opgeleukt door drie bonusfilms (uitgesmeerd over twee schijven). Je krijgt een belachelijke, McQueen-adorerende promotiefilm uit de tijd van de film, een oppervlakkige maar boeiende documentaire over de acteur, en tenslotte een zeer fascinerende documentaire over de kunst van het monteren van een film. Twee uitstekende presentaties van hoogtepunten uit McQueen’s legendarische carrière.

Boeken / Kunstboek

Geest gesymboliseerd in steen

recensie: Gijs van Hensbergen - Gaudí: De Biografie

De taak die Gijs van Hensbergen op zich nam, een biografie van de wereldberoemde architect Antoni Gaudí schrijven, was niet de makkelijkste. Gaudí was namelijk een persoon die een teruggetrokken leven leidde en zichzelf niet graag op de voorgrond plaatste. Afgezien van de gebouwen die hij geproduceerd heeft en de herinneringen die anderen van hem hebben, is er weinig dat hij voor het publiek heeft nagelaten. Toch heeft van Hensbergen een gedetailleerde en duidelijke biografie van Gaudí weten te schrijven.

~

Gijs van Hensbergen, een Engelsman van Nederlandse oorsprong, is de eerste die het voor elkaar krijgt om een niet-Spaanse biografie over de Catalaanse architect neer te zetten. Alhoewel er al wel eerder biografieën zijn geschreven, bezocht Van Hensbergen alle plaatsen waar Gaudí woonde of werkte. Verder sprak hij met iedereen die zijn familie, vrienden of bekenden nog gekend heeft, om zo een goed beeld te krijgen van de architect. Deze uitgebreide zoektocht was geen overbodige luxe, aangezien bij een inval in de Sagrada Familia aan het begin van de Spaanse Burgeroorlog in 1936 alle persoonlijke documenten, aantekeningen, schetsen en modellen van Gaudí verbrand of vernield werden.

Kritiek

Van Hensbergen begint zijn boek met een opsomming van kritiek op de architect en zijn ideeën. Zo zei de Engelse schrijver George Orwell: “Ik denk dat de anarchisten van slechte smaak hebben getuigd door de kathedraal niet op te blazen toen ze de kans hadden.” Hiermee doelde hij op de antikerkelijke opstand, de ‘Tragische Week’ in 1909 waarin 12 kerken en 30 religieuze gebouwen in Barcelona waren vernietigd, maar de Sagrada Familia gespaard bleef.

De fantastische architectuur van Gaudí kreeg ook veel kritiek van medearchitecten die zijn werk vaak zagen als een vorm van ketterij. Daarnaast richtte de kritiek zich vaak op het feit dat Gaudí de constructie van zijn werk aan het oog ontrok door het gebruik van allerlei sierlijke ornamenten. Van Hensbergen laat echter zien dat dit prachtig samen kon gaan, dat Gaudí niet alleen een kunstzinnig architect was, maar ook de constructieve kant van het vak perfect beheerste. Er was dan ook niet alleen kritiek: zo sprak Walter Gropius, één van de oprichters van het Bauhaus, over de ’technische perfectie’ in Gaudí’s werk. En Louis Sullivan noemde het ‘het hoogtepunt van creatieve architectuur in de laatste 25 jaar. Het is geest gesymboliseerd in steen’.

Celibatair leven

~

Nadat hij op zijn 29ste is afgewezen door de enige vrouw die hij ooit ten huwelijk vroeg, besluit Gaudí om een celibatair leven te gaan leiden. Om die reden wordt hij vaak afgeschilderd als een eenzame kluizenaar. In zijn vroege jaren was hij echter een wereldse dandy met mooie pakken en zijden handschoenen, die zich het liefst in een koetsje liet rondrijden. Zijn broer moest zelfs zijn schoenen voor hem inlopen. Later verloor hij echter alle belangstelling voor zulke uiterlijkheden. In het laatste deel van zijn leven ging hij elke dag biechten. Vasten deed hij niet alleen voor Pasen, feitelijk leefde hij het hele jaar door op een vegetarisch dieet van rauwe groente, noten, koekjes en heel veel water. Met een halfvolle maag functioneerde de mens het best, vond Gaudí.

Zwerver

De rouwstoet die Gaudí op 12 juni 1926 begeleidde naar zijn laatste rustplaats was overweldigend, ‘het leek wel een Catalaanse staatsbegrafenis’. Half Barcelona was uitgelopen om hem de laatste eer te bewijzen. Dit overweldigende eerbetoon staat in zwaar contrast met de manier waarop hij de dood vond. Op maandag 7 juni maakte hij na zijn werk bij de Sagrada Familia zijn gebruikelijke wandeling van drie kilometer naar de kerk Sant Felipe Neri om daar te bidden. Iets na zessen werd hij aangereden door een tram, de tramchauffeur beschreef hem later als een dronken zwerver. Hij werd opzij geduwd zodat de tram verder kon en daar heeft hij nog een tijd gelegen, zonder dat iemand in hem Gaudí herkende. Hoewel hij beroemd was in Barcelona, kende niemand zijn gezicht. Taxichauffeurs weigerden hem mee te nemen naar het ziekenhuis waar hij later, toen hij er eindelijk aankwam, opnieuw werd aangezien voor een zwerver. Pas toen zijn vrienden hem vonden, werd hij eindelijk als Gaudí herkend. Maar toen was het te laat. Gaudí stierf op donderdag 10 juni 1926.

In Gaudí. De Biografie komt de lezer nog steeds niet veel te weten over de persoon Gaudí. Hij komt daarentegen wel veel te weten over de motieven achter diens werkzaamheden . Er is nogal wat gespeculeerd over de persoon Gaudí en veel verhalen zijn ongegrond ofwel overdreven. Van Hensbergen zet zulke verhalen af en toe tegenover elkaar, waardoor de tegenstellingen goed aan het licht komen. Uit alles blijkt dat hij zorgvuldig met zijn onderwerp is omgesprongen en zijn best heeft gedaan een accuraat portret van Gaudí neer te zetten. Wat geresulteerd heeft in een boeiende en gedetailleerde biografie.

In de Kunsthal van Rotterdam is nog tot 18 september 2005 de expositie Antoni Gaudí: Dromen en bouwen te zien.

Kunst / Achtergrond
special:

In Memoriam: Constant Nieuwenhuys

Maandag 1 augustus j.l. bereikte ons het trieste bericht dat CoBrA-schilder Constant Anton Nieuwenhuys (Amsterdam, 1920) die dag op 85 jarige leeftijd is overleden. Hij was al geruime tijd ziek. Constant Nieuwenhuys schilderde onder het pseudoniem Constant. In 1948 was hij samen met o.a. Anton Rooskens, Theo Wolvenkamp, Jan Nieuwenhuys, Eugène Brands en de dichters Lucebert en Gerrit Kouwenaar betrokken bij de oprichting van `De Nederlandse Experimentele Groep’, die kort daarop over zou gaan in de internationale CoBrA beweging.

In de periode 1939-1942 bezocht Constant achtereenvolgens De Kunstnijverheidschool en de Rijksacademie in Amsterdam. In 1946 ontmoette hij in Parijs de Deense schilder/dichter Asger Jorn. Kort daarop verschenen er voor het eerst agressieve en angstaanjagende dier- en mensfiguren in zijn schilderijen. In deze tijd raakte Constant ook geboeid door kindertekeningen. Een jaar later (1947) vond in Amsterdam zijn eerste solotentoonstelling plaats.

CoBrA

De naam CoBrA staat voor de Franse afkorting van Kopenhagen, Brussel en Amsterdam. Op 8 november 1948 vond tijdens een internationaal kunstenaarscongres in Parijs de ondertekening plaats van het manifest ‘La Cause était entendue’ (De zaak was beklonken). Daarmee was de oprichting van CoBrA een feit. Met dit manifest zette CoBrA zich af tegen het bekende manifest van het surrealisme, getiteld: ‘La Cause est entendue’ (De zaak is beklonken). Een opgerolde slang werd hun symbool.

CoBrA-kunstenaars trachtten alle bestaande opvattingen over kunst overboord te zetten en protesteerden tegen het, in hun ogen, `mooie schilderen’. In die tijd heerste er in Nederland een conservatief kunstklimaat: men liep achter op de ontwikkelingen in andere Europese landen. Hun inspiratie vonden CoBrA-kunstenaars in kindertekeningen, kunstuitingen van geestelijk gehandicapten en primitieve kunst, omdat volgens hen daarin nog spontaniteit te herkennen is. Terugkerende beeldelementen zijn vogels, katten, honden en slangen. Vaak werd gebruik gemaakt van felle en primaire kleuren.

Met Karel Appel en Corneille wordt Constant gerekend tot de belangrijkste Nederlandse CoBrA-vertegenwoordigers. Voor de Nederlandse CoBrA-afdeling was Constant de voornaamste contactpersoon met het buitenland. Samen met Christian Dotremont en Asger Jorn wordt hij beschouwd als groepstheoreticus. Hun uitgangspunt was de communistische leer van Marx, terwijl ze diens ideeën aanvulden met hun eigen gedachten over kunst. Gestreefd werd naar een kunst voor en door iedereen. Onderlinge samenwerkingen – op een doek, een stuk papier of een muur – waren bij CoBrA aan de orde van de dag.

Manifesten

Constant schreef een aantal manifesten waarin hij uitgebreid inging op de maatschappelijke rol van de kunstenaar en waarin hij opriep tot bevrijding van creativiteit en fantasie. Onderstaand citaat is afkomstig uit een manifest dat hij schreef voor `De Nederlandse Experimentele groep’:

Het kind kent geen andere wet dan zijn spontaan levensgevoel en heeft geen andere behoefte dan dit te uiten. Hetzelfde geldt voor de primitieve culturen, en het is deze eigenschap ook, die deze culturen een zo grote bekoring verleent voor de mens van heden die in een morbide sfeer van onechtheid, leugen en onvruchtbaarheid moet leven.

Ook uit dit manifest komt zijn inmiddels bekendste uitspraak: ‘Een schilderij is niet een bouwsel van kleuren en lijnen, maar een dier, een nacht, een schreeuw, een mens, of dat alles samen’.

In 1950 vestigde Constant zich in Parijs. Daar maakte hij onder andere kennis met Stephen Gilbert. Uit deze periode dateren Constants ‘oorlogsschilderijen’ waarin hulpeloze mensen hun handen ten hemel heffen tegen de achtergrond van een vernielde wereld. In september 1951 werd de CoBrA beweging officieel opgeheven.

Babylon

Eind jaren vijftig bedacht Constant zijn ideale stad ‘Nieuw Babylon’, een plek waar de mens bevrijd van lichamelijke arbeid zich uitsluitend zou kunnen wijden aan het ontwikkelen van creatieve ideeën. Het concept bevat schilderijen, tekeningen, collages, lithografieën, schaalmodellen en teksten en zou een eigentijds antwoord zijn op Plato’s geschrift over de ideale samenleving. Architect Rem Koolhaas werd door dit project beïnvloed.

Vanaf de jaren zeventig richtte Constant zich in zijn schilderijen, aquarellen en tekeningen met name op het werk van oude meesters als Titiaan en Delacroix. Het engagement leek geleidelijk te verdwijnen. Door de jaren heen zijn er in Nederland diverse solotentoonstellingen aan Constant gewijd, onder andere in het Stedelijk Museum (1978), het Haags Gemeentemuseum (1980) en het Centraal Museum (1985). In 2002 besteedde de Documenta (Kassel) nog aandacht aan zijn project New Babylon.

Reactie

Gevraagd naar een reactie op het overlijden van Constant komt John Vrieze, directeur van het Cobra Museum voor Moderne Kunst (Amstelveen) tot de volgende slotsom:

Constant was een van de grootste Nederlandse kunstenaars van de tweede helft van de 20ste eeuw. Als begenadigd en visionair talent heeft hij veel opschudding veroorzaakt in het behoudende culturele klimaat in ons land na de Tweede Wereldoorlog.

Boeken / Strip

Gevleugelde heroïek

recensie: LAX - De teenloze adelaar

De Fransman Christian Lacroix, alias LAX, lijkt een echt zondagskind. Al heel jong werd hij door zijn vader gestimuleerd van zijn passie zijn beroep te maken. Het was dan ook niet meer dan logisch dat hij de kunstacademie zou doorlopen. Na eerst naam te hebben gemaakt in de reclamewereld wist hij al snel een prominente plaats te verwerven in het mondiale stripcircuit. In 1982 begon zijn carrière als stripauteur echt met het verschijnen van

Ennui mortel

, zijn eerste echte album.

~

Inmiddels zijn we ruim twintig jaar verder en ligt zijn nieuwste album in de winkels, De teenloze adelaar. Achter deze prozaïsche titel gaat een verhaal schuil vol verlangen, wanhoop en heldenmoed. De auteur neemt ons mee naar Frankrijk, begin vorige eeuw. Hier maken we kennis met Amédée, een eenvoudig en bescheiden man. Na zijn diensttijd verdient hij letterlijk de kost als pakezel. Dagelijks beklimt hij het hooggebergte, ijs en weder dienende. En dit alles met maar één doel voor ogen: deelnemen aan de Tour de France, de prestigieuze wielerwedstrijd waarin alleen de echte helden de eindstreep halen. Amédée belooft zichzelf ooit deel uit te maken van het peloton en een etappezege binnen te halen.

Teenloos

Vakkundig wordt de lezer deelgenoot gemaakt van het lief en leed in het bestaan van deze sympathieke dromer. Alles wijst erop dat hij binnenkort zijn droom zal kunnen verwezenlijken. Maar dan slaat het noodlot toe. Tijdens een van zijn tochten door de besneeuwde bergen, komt hij ongelukkig ten val. Op het moment dat hij gevonden wordt, is het leed al geschied. Al zijn tenen zijn bevroren en moeten worden geamputeerd. Een heldenstatus in de Tour de France lijkt verder weg dan ooit.

Wat volgt is een epos over de wilskracht van de geest. Dankzij protheses en een flinke dosis doorzettingsvermogen ziet Amédée toch kans op de fiets te klimmen en het avontuur aan te gaan. Het is niet moeilijk hier parallellen te trekken met levende Tourlegende Lance Armstrong. Het pleit echter voor de auteur dat hij niet gekozen heeft voor een Hollywoodscript. Moeiteloos kan de lezer zich indentificeren met de momenten van ingetogen verdriet en uitbundig geluk, die de hoofdpersonen ten deel vallen. Hierdoor blijft het verhaal geloofwaardig en behoudt het zijn authenticiteit.

~

Duel

De ware kracht van het album zit hem echter niet zozeer in het verhaal maar in de tekeningen. Op indrukwekkende wijze weet Christian Lacroix het duel tussen mens en natuur in beeld te brengen, in de figuur van de onverschrokken renner die zijn eenzame strijd levert tegen zijn rivalen en de weerbarstige elementen. In tegenstelling tot de barokke tekenstijl die veel Franse auteurs zich hebben aangemeten, houdt Lacroix het eenvoudig. Niet alleen de imponerende landschappen, maar ook de karaktervolle personages zijn met een paar welgemikte pennentrekken vormgegeven. Deze ingetogen stijl zorgt ervoor dat het album in zijn geheel mooi in evenwicht blijft.

Met De teenloze adelaar heeft Lacroix een boeiend en sfeervol album afgeleverd. Aan het eind wordt duidelijk dat de lauwerkrans niet alleen de winnaars past. Ons respect en ontzag gaan uit naar alle dapperen die onverschrokken het lot tartten en heilig geloofden in hun missie. Voor hen die dit met succes deden, is er een plaatsje ingeruimd in de wielerannalen. En al die anderen die niet het zoet van de overwinning mochten smaken? Een groot deel van deze mannen is opgelost in de mist der vergetelheid. Maar enkelen van hen leven voor eeuwig voort in verhalen en overleveringen.

Boeken / Fictie

Drieluik over New York en Whitman

recensie: Michael Cunningham - Stralende dagen

Het is onderhand alweer zeven jaar geleden dat we verrast werden door Michael Cunninghams meesterlijke roman The Hours (verfilmd in 2002), die vooral draaide om de Engelse schrijfster Virgina Woolf. Ook in zijn nieuwe roman, Stralende dagen (Specimen Days), staat een literair kopstuk centraal. Dit keer is dat de visionaire Amerikaanse bard Walt Whitman, die als enige erfenis de curieuze dichtbundel Leaves of Grass heeft nagelaten. Terwijl zowel de persoon van Virgina Woolf als haar roman Mrs. Dalloway een integraal onderdeel vormden van The Hours, kun je je niet aan de indruk ontrekken dat Walt Whitman en zijn verzen er vooral bijgesleept zijn om het verhaal van een intellectueel verantwoord randje te voorzien.

Walt Whitman
Walt Whitman

Stralende dagen bestaat uit drie delen die feitelijk elk een afzonderlijke novelle vormen. Het eerste en meest geslaagde deel, In de Machine, is een historisch drama, geschreven volgens het genre van de fantastische literatuur à la Hoffmann en Poe. Het speelt zich af aan het eind van de negentiende eeuw, de tijd van Walt Whitman, en handelt over de twaalfjarige Lucas, wiens gesprekken doorspekt zijn met citaten van Whitman. Nadat zijn broer door een fabrieksongeval om het leven is gekomen, moet Lucas zijn plaats in de fabriek innemen. Alwaar hij onder invloed van het lonkende lied van de machine tot vreemde daden komt.

Simulo

Kinderkruistocht, het tweede deel van Stralende dagen, is geschreven volgens de wetten van de literaire thriller en speelt in het heden. Het gaat over de forensisch psychologe Cat die de gekken van New York aan de lijn krijgt en een verontrustende zelfmoordaanslag niet aan zag komen. Haar onderzoek brengt haar op het spoor van drie verschoppelingen die zijn opgevoed door een vrouw die door hen Walt Whitman genoemd wordt. De roman wordt ten slotte afgesloten met Zoals schoonheid, een sciencefictionverhaal dat zich afspeelt in de toekomst, wanneer de wereld door een nucleaire ramp is getroffen. Het gaat over de reis die de simulo Simon, een biomechanische levensvorm, onderneemt met de Nadiaan Catareen, een buitenaardse.

Walt Whitman

In alle delen duiken drie personen op: een man, een vrouw en een kind, die telkens Simon, Catherine en Lucas (of variaties daarop) heten. Bovendien scandeert er in elk deel één persoon voortdurend op dwangmatige wijze de verzen van Whitman, zonder eigenlijk goed te weten wat er precies mee gezegd wordt. Leaves of Grass is voor deze persoon steeds een soort Torah waaruit voortdurend gereciteerd moet worden. Zo vaak, dat de betekenis van de woorden samenvalt met de klank ervan. Whitmans regels krijgen een haast goddelijke lading, en veranderen in een soort tongentaal:

Hij las het nog eens, en nog eens. En toen sloeg hij het boek dicht om de beeltenis van Walt te kunnen bekijken. Het was een zondige gedachte maar Lucas geloofde dat Walt op God leek, met die goedaardig priemende ogen en de eetbaar lijkende overvloed van zijn baard.

~

Wat deze Walt-God in Stralende dagen dicteert, komt heel dicht bij fundamentalistische terreur. Niet voor niets spelen alledrie de delen zich af in het stadshart van New York, dat niet alleen de inspiratiebron vormde voor de verzen van Whitman, maar dat na 9/11ook veranderde in een gapende terreurwond. Terwijl Whitmans verzen een extatische lofzang vormen waarin de natuurlijke en de machinale krachten samensmelten tot een grote bron van energie, is het lied van Cunningham aanmerkelijk somberder. De stampende machines worden bij hem de sirenen van de dood, het kolkende stadshart verandert in een plaats waar je elk moment kunt worden opgeblazen en de natuur verbleekt tot een chemisch verontreinigd meertje en kunstmatig gekweekt gras. Het New York van Cunningham is vertwijfeld en lijkt zich geen raad meer te weten met de energie die in haar midden opborrelt.

Terreur

Bij Cunningham is er geen sprake van “sterven zal niet zijn zoals u denkt, en gelukkiger bovendien”, zoals Whitman het dichtte. Sterker nog in Stralende dagen wordt er in feite een suggestief verband gelegd tussen Whitmans poëzie en het geweld van de terreur. Het verlangen naar een betere wereld dat uit de verzen van Whitman gedestilleerd zou kunnen worden, lijkt inwisselbaar te worden met het fundamentalisme van de terrorist. Het is aan de lezer om dit verband te interpreteren en vruchtbaar te maken, voor Cunningham lijkt het vooral een kapstok te zijn om zijn verhaal aan op te hangen.

Oude koek

Cunningham stipt de hedendaagse problematiek van de voortdurende dreiging van rampen en terreur aan, maar verzuimt vervolgens om dit thema tot op het bot te doordenken. In plaats daarvan komt hij met een gemakkelijk en betekenisloos sciencefictionverhaal waarin aloude onderwerpen als de identiteit van de kunstmens, het buitenaardse wezen en de mogelijke aanwezigheid van leefbare planeten worden aangesneden. Het is erg oude koek die we hier krijgen voorgeschoteld en hoewel het best te verteren is, had Cunningham hier heel wat meer van kunnen maken. Als hij zijn ‘fantastisch realisme’ niet had laten varen en op de weg van zijn eerste twee novelles was doorgegaan, had hij wellicht een nieuw visioen kunnen scheppen. Een visioen dat duisterder was dan dat van Whitman, maar evenveel spankracht bezat. Helaas moeten we het nu doen met een roman die enkele meesterlijke passages kent, maar als geheel niet helemaal weet te overtuigen.

Boeken

Film als ‘onzuiver’ medium

recensie: Peter Verstraten - Celluloid echo's: Cinema kruist postmodernisme

Bas Blokkers klaagzang in de NRC over de vermeend lege beeldtaal van Quentin Tarantino en Robert Rodriguez zorgde voor een verhitte discussie tussen twee van onze redacteurs. Blokker staat niet alleen in zijn pessimisme: ook een invloedrijke filmhistoricus als Fredric Jameson gelooft dat intertekstualiteit in de postmoderne cinema geen functie meer heeft. Historisch besef heeft volgens hem plaatsgemaakt voor ‘loos eclecticisme’, stijl zonder inhoud.

~

Postmoderne cinema zou ‘blanco’ en goedkoop zijn, terwijl de echt postmoderne film tegenwoordig in een alternatieve traditie in het buitenland (dat wil zeggen: buiten Amerika) gemaakt wordt. Peter Verstraten verzet zich tegen dit idee, niet zozeer door het tegenovergestelde te beweren, maar door kanttekeningen te plaatsen bij de manier waarop de theorieën van de pessimistische critici tot stand zijn gekomen.Verstraten gelooft niet in de gangbare driedeling binnen de cinema van modernisme, avant-garde en postmodernisme, en evenmin in de vermeende ontwikkeling van realisme – modernisme – postmodernisme, zoals die in de literatuur wel plaatsgevonden heeft.

Onzuiver

Verstratens uitgangspunt daarbij is dat film van nature een ‘onzuiver’ medium is, omdat cinema al in de zwijgende periode beïnvloed werd door zowel ‘hoge’ kunst (opera) als ‘lage’ (sketches, cartoons). De scheidslijn tussen amusement en kunst is in de cinema volgens hem dus per definitie afwezig. Tegen die achtergrond, stelt hij, heeft het postmodernisme de film “gekruist”. Verstraten ziet een gelaagdheid in de postmoderne film die tot een veel genuanceerder beeld leidt dan de historici en critici aangeven. De auteur staaft zijn beweringen met de bespreking van een enorm corpus aan films uit de afgelopen twee decennia, die alle uitzonderingen zijn op de theorieën van Jameson en zijn aanhangers.

~

Venijn

Verstraten plukt schijnbaar moeiteloos voorbeelden uit de moderne filmgeschiedenis en trekt onverwachte parallellen. Hij bespreekt op fascinerende wijze de functie van fotografie in de cinema door auteursklassiekers als Blow-up en Alphaville naast Hollywoodsuccessen als Blade Runner en Minority Report te leggen (zonder daarbij overigens een kwalitatief onderscheid te maken). Om nog maar een willekeurige greep te doen uit het behandelde corpus: de homoseksuele implicaties van Tarantino’s Pulp Fiction, Jordans Interview with the Vampire en Haynes’ Poison komen uitgebreid aan bod.

Het vermogen van Verstraten om analytische overeenkomsten in de schijnbaar meest uiteenlopende films te vinden is een groot pluspunt van Celluloid echo’s. Van E.T. via Twelve Monkeys naar Eyes Wide Shut, van Angel Heart naar Total Recall: de auteur maakt de meest plausibele thematische en stilistische vergelijkingen. Zo beargumenteert hij in een uitgebreid hoofdstuk dat er meer schuilt in de neo-noir films die Jameson over het algemeen zo verguist. Verstraten ontwaart (in navolging van een aantal andere auteurs) een “ideologisch venijn” in de schommeling tussen ernst en ironie die films als Blue Velvet en Von Triers Europa kenmerkt. Dit ideologische venijn geeft zulke films een effect van onbehagen mee, dat ontbreekt in vergelijkbare titels als After Hours en Miller’s Crossing, zo laat Verstraten aan de hand van een overtuigende vergelijking tussen de films zien.

~

Gedetailleerd

De grootste verdienste van Celluloid echo’s is gelegen in een schat aan interessante interpretaties en analyses van uiteenlopende films. Verstraten beperkt zich gelukkig niet tot blockbusters, maar haalt net zo lief minder bekende films aan. Hij beschikt over een superieure filmkennis en een imposant inzicht, die van het boek een zeer interessante en relevante studie maken. Lang niet iedere behandelde film staaft Verstratens stellingen; een aantal ervan bevestigt zelfs eerder Jamesons theorie. Dat is een van de redenen waarom het zo moeilijk is om in deze zee van analyses en ideeën het uitgangspunt van het boek niet uit het oog te verliezen. Andere mankementen zijn de bijzonder brede opzet, de soms overweldigend gedetailleerde analyses, en een gebrek aan terugkoppeling naar de hoofdlijnen van Verstratens standpunten.

Verder blijft het onduidelijk waarom Verstraten wel zeer uitgebreid ingaat op een film als Lynchs Blue Velvet, terwijl elke vermelding van diens Lost Highway (toch bij uitstek een film voor een postmoderne analyse) ontbreekt. Er missen meer interessante en voor de hand liggende films: Romaneks One Hour Photo, De Palma’s Raising Cain (zijn Blow Out krijgt wel veel aandacht), het gehele oeuvre van Alejandro Amenabar, en dan met name het internationaal succesvolle Abre los Ojos. Die laatste ontbreekt misschien omdat in Verstratens boek de nadruk ligt op Amerikaanse cinema (moderne Europese films krijgen vooral in het uitgebreide notenapparaat aandacht en Aziatische films ontbreken geheel). Om als betoog te kunnen overtuigen is Celluloid echo’s veel te gedetailleerd en te breed van opzet, maar dat er wel degelijk meer achter de door sommigen verguisde postmoderne films schuilgaat dan mooie plaatjes en inhoudsloze verwijzingen, staat dankzij Verstratens studie buiten kijf.

Kunst / Expo binnenland

Amateurs in het museum

recensie: IJzersterk + steengoed

Dat ‘amateur’ gelijk staat aan ‘liefhebber’, wordt duidelijk als je kijkt naar de tijd en energie die sommige van hen in hun passie steken. Dat geldt niet alleen voor de zaterdagamateurs van het plaatselijke voetbalelftal, maar ook voor de vele amateurfotografen die ons land rijk is. Momenteel schenkt het Nederlands fotomuseum (Rotterdam) middels de tentoonstelling IJzersterk + steengoed voor het eerst aandacht aan het werk van amateur-fotografen in een thematische samenhang. Het onderwerp: ‘industriele architectuur’.

Toon Jacobs, Fabriekshal op scheepswerf De Groot & Van Vliet 1993
Toon Jacobs, Fabriekshal op scheepswerf De Groot & Van Vliet 1993

De Stichting Beeldende Amateurkunst (SBA) en het Nederlands fotomuseum namen in 2002 het initiatief tot de tentoonstelling IJzersterk + steengoed. Dit naar aanleiding van de uitreiking van de Erasmusprijs, die dat jaar aan het Duitse fotografenechtpaar Bernd en Hilla Becher werd toegekend voor hun belangwekkende fotografische oeuvre over industriële architectuur. Amateur-fotografen uit het hele land werden verzocht hun foto’s van industriële bouwwerken op te sturen. Uit deze inzendingen werd een selectie gemaakt door Herman Hoeneveld, Linda Roodenburg en Frido Troost. Die keuze is nu te bezichtigen in het Fotomuseum.

Start

De expositie IJzersterk + steengoed betekent voor het Fotomuseum het startpunt van een nieuwe benadering ten aanzien van de amateur-fotografie. Het museum wil meer inzicht krijgen en verschaffen in de wereld van de amateur-fotografen. Hiervoor heeft men onderzoeker dr. Ellen Tops gevraagd die wereld in kaart te brengen en aanbevelingen te doen voor activiteiten. De huidige expositie is de aftrap van het nieuwe programma. Hierbij kunnen we denken aan lezingen, debatten excursies en internetpagina’s voor amateur-fotografen.

Ad Karman, Sluishuisje bij Zuidwillemsvaart, tussen Den Bosch en Nederweert 1996.
Ad Karman, Sluishuisje bij Zuidwillemsvaart, tussen Den Bosch en Nederweert 1996.

Tweeledig

De tentoonstelling IJzersterk + steengoed bevindt zich in de kleine zaal van het museum. Op vier wanden van ongeveer vijf meter breed en op drie displaytafels moet het allemaal gebeuren. Veel te weinig ruimte om de 240 foto’s tentoon te stellen die in het bijbehorende boek zijn opgenomen. In de zaal hangt dan ook hooguit de helft, terwijl de overige foto’s in het boek niet onderdoen voor de foto’s die nu worden getoond. Bovendien bevat het boek een aantal interviews met de fotografen waarin gevraagd wordt naar de beweegredenen om bepaalde industriële architectuur objecten te fotograferen. Deze achtergrondinformatie geeft een extra dimensie aan de foto’s; informatie die in de zaal ontbreekt. Aan de ene kant hebben we dus een prachtig document in de vorm van een mooi thematisch boek met achtergrondinformatie, aan de andere kant is er de kleine zaal met een selectie van de selectie. De meerwaarde zit hem duidelijk in het boek. Wil het museum zijn plannen met de amateur-fotografie kracht bij zetten, dan moet het niveau van de tentoonstellingen wel drastisch omhoog.

Maar afgezien van de gebrekkige ruimte die de tentoonstelling krijgt, wordt duidelijk dat hier mensen met liefde en aandacht voor ons industriële erfgoed aan het fotograferen zijn geslagen. Van de drukke, overvolle foto’s van Hans Sinnecker tot de haast steriele details van Martin Brugmans, het zijn allemaal afbeeldingen die door professionele liefhebbers zijn vastgelegd op de gevoelige plaat. Van de stylistische foto’s van Henk Filippo tot de ‘vinger-voor-de-lens’ kiekjes van Sebastiaan Smetsers. Ze stralen één voor één een bevlogenheid uit die aanstekelijk werkt. Van de interieurs van Toon Jacobs tot de huisjes van Ad Karman, ieder heeft zijn eigen visie op de industriële architectuur. En deze verscheidenheid maakt IJzersterk + steengoed tot een geslaagd project.

IJzersterk + steengoed. Amateurs fotograferen industriële bouwwerken
Nai Uitgevers i.s.m. SBA en het Nederlands fotomuseum
€ 25,00
240 pagina’s
ISBN 90 5662 434 2

Boeken / Fictie

Worst onder het naziregime

recensie: Uwe Timm - De ontdekking van de curryworst

In Duitsland verschijnen steeds meer boeken waarin de Tweede Wereldoorlog in een nieuw, kritisch daglicht wordt gezet. De romans van Uwe Timm zijn hier een goed voorbeeld van. Na het succesvolle Mijn broer bijvoorbeeld laat Timm met zijn nieuwste boek De ontdekking van de curryworst wederom zijn licht schijnen over het Nazi-regime van Duitsland. Hij vertelt het verhaal van een levenslustige vrouw die aan het einde van de oorlog vecht tegen honger en eenzaamheid. Een zwaar onderwerp, desondanks is De ontdekking van de curryworst een luchtig boek, waarin de toevallige uitvinding van de curryworst centraal staat.

~

De verteller bezoekt in een bejaardentehuis een vrouw, Lena Brücker, die jarenlang een kraam in Hamburg had waar de ik-persoon en zijn vader altijd curryworst aten. De verteller is er van overtuigd dat deze mevrouw Brücker de ontdekster is van de curryworst. In antwoord op de vraag of dit klopt begint de vrouw te vertellen over de laatste weken van de Tweede Wereldoorlog. Haar verhaal gaat vooral over een marinier genaamd Bremer, die na een nacht met Lena besluit niet terug te keren naar het front en zichzelf daarmee tot deserteur maakt. Hij duikt onder in het huis van Lena Brücker en deze relatie leidt tot de ontdekking van de curryworst.

Folklore

Niet veel Nederlanders zullen het weten (ik had voorheen in ieder geval geen idee), maar in Duitsland is curryworst nagenoeg een traditioneel gerecht. Het ware verhaal van de curryworst begint in 1949, bij de Berlijnse snackbar-exploitante Herta Heuwer. De populariteit die de worst sindsdien heeft genoten leidde zelfs tot een curryworst-museum. Uwe Timm herschreef het levensverhaal van de worst en zette het relatief onbelangrijke geschiedenisfeit tegenover de wereldveranderende val van het nazi-regime. Dit contrast levert een boek op dat de lezer weet te vermaken, en tegelijkertijd een scherp beeld schetst van het verraad en verzet in het tegen armoede vechtende Hamburg van 1945. Timm laat op een simpele manier zien hoe de Duitsers langzaamaan beginnen met de opbouw van hun land; eerst onder de nazi’s, later onder leiding van de Britten.

Op bezoek bij oma

Bij het lezen van De ontdekking van de curryworst bekruipt je het gevoel dat je echt bij een oude vrouw op bezoek bent. Het personage Lena Brücker spreekt in korte zinnen en dit past perfect bij haar persoonlijkheid: bondig, rechtdoorzee en zonder poespas. Andere voordelen van deze schrijfstijl zijn het gemak waarmee je het verhaal leest en de geloofwaardigheid die het geheel krijgt. De normale mensen in De ontdekking van de curryworst spreken ook een normale taal. Een mooi voorbeeld waarin de personages goed uit de verf komen als Duitse individuen is een korte passage waarin ze kennis nemen van de concentratiekampen.

Makkelijk en luchtig

Ondanks het onderwerp is De ontdekking van de curryworst geen deprimerend boek. Het is juist luchtig, omdat de personages niet emotioneel reageren bij elke gebeurtenis, maar gewoon hun werk doen om zo te overleven. Het is een kort boek dat makkelijk geschreven is en dat het verdient om in één ruk uitgelezen te worden.