Boeken / Fictie

Plaatjes vullen geen gaatjes

recensie: K. Schippers - Waar was je nou

Van oude zwartwitfoto’s gaat bijna altijd een mysterieuze aantrekkingskracht uit, vooral als er mensen op staan. Op vergeelde kiekjes kijk je mensen van lang geleden in de ogen en daarmee is een foto een soort reis in de tijd. Hoofdpersoon Ruud uit Waar was je nou gaat nog een stapje verder: door zich in te beelden wat de gefotografeerde mensen tegen elkaar zeggen of wat ze denken, ruiken of voelen, kan hij zichzelf in de foto verplaatsen en daadwerkelijk deelnemen aan de geschiedenis.

De naam K. Schippers (1937) wordt bijna altijd in verband gebracht met Dadaïstische ideeën. Schippers’ eerste bijdrage aan het avant-gardistische tijdschrift Barbarber bestond uit twee readymades, waaronder een menukaart. Net zoals een gesigneerd urinoir in een museum kunst genoemd mag worden, of een fietswiel op een krukje gemonteerd artistiek is zolang het maar in een museale omgeving staat, is ook Schippers bezig met experimenten waarin hij taaluitingen en waarnemingen isoleert en observeert. In zijn nieuwste roman Waar was je nou zie je dat ook.

Stroom

Vooral de stijl valt op aan Waar was je nou. Al vanaf de eerste bladzijde word je meegevoerd in een soort stream of consciousness: alle gedachten van Ruud passeren de revue en ze worden allemaal opgeschreven alsof ze even belangrijk zijn. Dat heeft een voordeel en een nadeel. Het mooie van een gedachtenstroom is dat je jezelf als lezer heerlijk kunt laten meevoeren. Het nadeel is dat je heel goed op moet letten om te ontdekken waar het verhaal nu precies over gaat: in de overdaad aan details verlies je het overzicht gemakkelijk. Daar komt nog bij dat Schippers soms zonder waarschuwing of aanwijzing overstapt naar de gedachten van een ander personage. Niet erg bevorderlijk voor de helderheid.

Ruud heeft zichzelf buitengesloten na een nacht met ex-vriendin Slim. Wanneer hij terugkomt met twee net gekochte ontbijtjes ontdekt hij dat Slim is weggegaan, of in ieder geval de deur niet open doet. Ruud gaat naar het huis van zijn overleden moeder, waar oude spullen klaarliggen om bewaard of weggegooid te worden. Zijn moeder was een enthousiaste fotografe en wanneer Ruud een foto opraapt en deze intensief bekijkt, bevindt hij zich plotseling in de foto.

Nadat hij ook zijn zus heeft meegenomen op een ‘fototijdreis’, ontstaat bij Ruud het plan om een broche van zijn moeder mee te nemen naar het heden. Hij leent de broche, laat hem namaken en wanneer alles klaar is, wil hij weer naar het heden ontsnappen. Maar dan gaat er iets niet helemaal goed.

Vraagtekens

Niet alleen Ruuds gedachten zijn soms moeilijk te volgen, ook de dialogen maken dat je goed op moet letten. Er wordt namelijk nergens gezegd hoe iemand praat of waar een opmerking over gaat.

‘Gezandstraald,’ zegt ze.
‘Wat.’
‘Die huizen.’
‘Nog niet zo oud.’
‘Welk jaar is het dan,’ ze vraagt het aarzelend, of je het niet mag weten.
‘Kijk om je heen.’

Bovenstaand citaat is een goed voorbeeld van de manier waarop in Waar was je nou gesproken en geschreven wordt. Een gedetailleerde waarneming, dan heel summier wat extra informatie. Vervolgens een opmerking of mening van Ruud, die vaak niet helemaal begrepen wordt door de gesprekspartner of door de lezer zelf. ‘Kijk om je heen’ is meer een gebod voor de lezer dan voor Ruuds gesprekspartner in dit geval: je moet het zelf uitzoeken.

Wat opvalt, is dat Schippers weinig vraagtekens gebruikt. Vragende opmerkingen staan er zonder bijbehorende sikkel en dat maakt dialogen soms moeilijk te lezen. Realistisch is het natuurlijk wel, want in het dagelijks leven stellen we ook allerlei vragen, maar verpakken we die op een andere manier, soms uit gemakzucht, andere keren om onze onwetendheid te camoufleren. Maar daar gaat het in Waar was je nou niet direct om. Veel meer is het boek een invuloefening voor de lezer: hij moet zelf zijn vraagtekens zetten bij de observaties van Ruud.

Focus

Schippers beschrijft heel gedetailleerd wat zijn personage ziet, alsof Ruud een camera is die voortdurend scherpstelt op de kleinigheden die van een foto een kunstwerk maken. Schippers laat het Ruud zelf zeggen: “Wie in z’n eigen herinneringen is terechtgekomen kan geen finesse overslaan.” Maar doordat de handelingen en de gedachten van de personages met veel minder detail worden weergegeven, is alles wat buiten het midden van de foto valt, onscherp. Wat wil Ruud precies met die broche, hoe wil hij weer naar het heden terug en wat heeft het personage Slim daarmee te maken?

Zoals ik al eerder zei heeft Waar was je nou een gebrek aan vraagtekens: niet alleen in de dialogen, ook in de structuur. De vragen die je als lezer hebt, worden door de opbouw van het verhaal volledig genegeerd. Je staart in een mist van observaties en alleen wanneer je heel ingespannen tuurt, kun je misschien een aanwijzing ontdekken in de foto. Maar veel vaker nog kun je gewoon niet zien wat Waar was je nou precies wil zeggen: de foto is te oud, het boek is wazig.

Onscherp

Waar was je nou is een bijzonder boek door de dromerige sfeer die erin hangt. De oude foto’s en de achteloze aaneenrijging van flarden herinnering, gedachten en rake observaties van details maken dat het boek iets rustgevends heeft. Maar voor degenen die meer waarde hechten aan een goed verhaal met een sterk plot is Waar was je nou te dromerig, te vaag. Schippers weet dat je van oude foto’s nooit met zekerheid kunt zeggen wat er gebeurd is, wie wat zei en waarom iemand op een speciale manier keek. Hij laat de lezer echter geloven dat Ruud de geschiedenis wel kan achterhalen. Maar wanneer je echt wilt gaan kijken, stelt Schippers bewust niet scherp, zodat inspanning tevergeefs is. In Waar was je nou is te veel onscherp.

Boeken / Achtergrond
special: De oerversie van Tolstojs ‘Oorlog en vrede’

Meer vrede en minder oorlog

Net na de afgelopen eeuwwisseling schrok de Moskouse literaire wereld op door het ter perse gaan van een ingekorte versie van Tolstojs Oorlog en vrede. Het betrof de zogenaamde oerversie die in 1983 door een onderzoekster was ontdekt. Deze oerversie zou een eerdere, door Tolstoj geautoriseerde versie zijn van de uiteindelijk dubbel zo dikke eindversie. De publicatie ervan was een klap in het gezicht van de ware Tolstojfanaat, die niets wilde weten van het slappe aftreksel en stug volhield dat die oerversie ‘onmogelijk van Tolstoj zelf kon zijn’.

~

Deze zelfverzekerde afwijzing van de behoudende Tolstojfans is vreemd, aangezien het algemeen bekend is dat de totstandkoming van Oorlog en vrede een vaak moeizaam en langdurig proces is geweest. Tolstoj begon reeds rond 1860 met zijn magnum opus en eindigde pas in 1873, toen het boek in zijn geheel in druk verscheen (eerder waren er al wel delen in tijdschriften gepubliceerd). Er zijn hierdoor zoveel versies van Oorlog en Vrede bekend dat niemand precies weet welke als de uiteindelijke, authentieke versie beschouwd moet worden. Voor Tolstoj was zijn roman dan ook allerminst een afgerond project waarvan de tekst voor eens en voor altijd vaststond. Fanaten die de algemeen geaccepteerde eindversie van Oorlog en vrede heilig verklaren, handelen, zoals evangelisten nu eenmaal eigen is, niet geheel in de geest van de schepper zelf.

Verschillen

De vraag welke editie nu het beste is, laat zich niet gemakkelijk beantwoorden. Wel is duidelijk dat er nogal wat verschillen bestaan tussen beide versies. Op de achterflap van de Russische uitgave uit 2000 staan de vijf belangrijkste opgesomd:

– Het boek is tweemaal zo kort en vijfmaal zo interessant.
– Er zijn vrijwel geen filosofische uitweidingen.
– Het leest 100 keer makkelijker en al het Frans is vervangen door Russisch, in de vertaling van de schrijver zelf.
– Veel meer ‘vrede’ en minder ‘oorlog.’
– Prins Andrej en Petja Rostov blijven in leven.

Voor de gemiddelde lezer zal het een opluchting zijn dat de veelvuldige Franse passages uit het boek verdwenen zijn. Verder geldt dat zowel de oerversie als de eindversie zo hun voor- en nadelen hebben. In de oerversie wordt een groot aantal losse eindjes niet aan elkaar geknoopt, zodat er enkele rare verhaallijnen opduiken die niet geïntroduceerd zijn en ook niet worden afgemaakt. Bovendien wordt het boek aan het eind enigszins afgeraffeld. Daar staat tegenover dat de vele wijdlopige overdenkingen over het onderwijs en de oorlog, die de eindversie ontsieren, veel korter zijn en vaak zelfs helemaal niet voorkomen.

Families

Oorlog en vrede wordt in Rusland gekoesterd als hét ultieme epos over het Rusland van de negentiende eeuw. Hoewel er in de oerversie meer vrede en minder oorlog voortkomt, speelt het verhaal zich in beide versies af tijdens twee grote Russische oorlogen, die van 1805 en 1812. Centraal staan een drietal families: de Rostovs, de Bolkonski’s en de Bezoechovs. We ontmoeten de klunzige, maar goedhartige Pierre Bezoechov, een onwettig kind dat alles erft; de tirannieke huisvader vorst Nikolaj Andrejevitsj Bolkonski en zijn intelligente zoon Andrej; de veelbelovende jongeling Nikolaj Rostov die door de wraakzucht van zijn voormalige vriend Dolochov zijn familie ruïneert; maar bovenal raken we betoverd door Nikolajs onvergetelijke zusje, Natasja Rostov, een van de meest charmante schepseltjes uit de geschiedenis van de literatuur. Al deze personages leren we kennen tijdens hun bezoekjes aan de bals en soirees van Moskou, waar zich vele (meestal ongelukkig aflopende) liefdestaferelen afspelen. We treffen ze verder tijdens de lange, gelukzalige dagen die ze op hun buitenverblijf doorbrengen, maar ook als ze, geplaagd door honger en verveling, wachten op het uitbreken van een veldslag, of temidden van de rokende puinhopen van Moskou, wanneer dat door het leger is verlaten.

Plotloos

Tolstoj was een begenadigd schrijver die een goed oog had voor menselijke verhoudingen. Hij zette zijn personages met enkele scherpe pennenstreken neer, waarbij elk kleinigheidje telde. Voor hem was het belangrijker om het leven in al zijn facetten te beschrijven, dan om een spannend verhaal te vertellen. Zodoende brengt hij de oorlog bijna terloops ter sprake. De wantoestanden in het leger, het gesjoemel van de vele machthebbers en de plundering van Moskou; het wordt zonder enige pathetiek in kaart gebracht. Het dramatische potentieel van dit materiaal buit hij nauwelijks uit. Dit kwam niet voort uit een gebrek aan talent, maar uit zijn persoonlijke overtuiging. In een brief schrijft hij daarover:

Ik heb ontdekt dat verontwaardiging, de neiging om bij voorkeur de aandacht te vestigen op wat verontwaardiging wekt, een groot gebrek is, en vooral van onze tijd.

Alle dramatische gebeurtenissen, die een minder begenadigd schrijver op de spits gedreven had, drijven bij Tolstoj bijna geruisloos voorbij. Dit maakt dat Oorlog en vrede een vrijwel plotloos boek geworden is dat soms meer weg heeft van een uiterst gedetailleerd schilderij dan van een roman.

Sullige dwerg

~

Niet de grote, maar de kleine gebeurtenissen tellen voor Tolstoj. In zijn visie worden historische veranderingen niet zozeer teweeggebracht door grote persoonlijkheden als Napoleon, maar door kleinigheden die afhankelijk zijn van toevallige gebeurtenissen: een kanon dat vast blijft zitten in de modder, een koerier die verdwaalt in het donker, een legereenheid die per ongeluk op de verkeerde plek belandt. De grote generaals die het strijdgewoel zogenaamd in de hand zouden hebben, worden door Tolstoj neergezet als gewone mensen die op goed geluk aanwijzingen geven en troepen laten verplaatsen. Het best komt dit naar voren in het bezoekje dat Pierre Bezoechov aan het slachtveld brengt. Hij wordt door generaal Bennigsen rondgeleid en verbaast zich over de eigenaardige maatregelen die genomen worden. Zijn vriend Andrej Bolkonski zegt later dat deze genomen zijn ‘omdat niemand er een snars van begrijpt’ en ‘omdat er niks dommers te doen viel dan dat’. In Tolstojs ogen is een oorlog een zinloze onderneming waarin de schoonheid van de mens wordt vertrapt en vernietigd. Hij moet niets hebben van zogenaamde heldenverering. Van Napoleon, volgens velen de grootste held aller tijden, schetst hij dan ook een genadeloos portret waarin hij hem neerzet als een ietwat sullige dwerg, wiens reputatie gebouwd is op mooie verhalen en verzinsels.

Realisme

Hoewel Tolstoj terecht een realist wordt genoemd, verschilt hij van veel andere realisten in de zin dat hij niet de gewone man maar de aristocraat tot onderwerp heeft. In het fictieve universum van Tolstoj spelen boeren en andere ongeletterden nauwelijks een rol. In zijn voorwoord vertelt hij dat hij dit bewust heeft gedaan, aangezien het leven van zulke mensen volgens hem lelijk is en de tijd bij hen minder diepe sporen nalaat. Hij besluit zijn relaas met enkele trotse opmerkingen over zijn afkomst:

Ik ben aristocraat omdat ik niet kan geloven in de verheven geest, de verfijnde smaak en de grote rechtschapenheid van een mens die in zijn neus zit te peuteren terwijl zijn ziel met God in gesprek is.

Hier spreekt graaf Tolstoj, de autoritaire aristocraat die er weliswaar lange tijd van droomde om zijn boeren beschaving bij te brengen, en daarvoor ook scholen stichtte, maar die er in feite van overtuigd was dat een ongewassen en in zijn neus peuterende boer nooit tot de diepste regionen van de ziel zou kunnen doordringen. Hier spreekt een schrijver die verscheurd werd door de tegengestelde krachten die in hem schuilden, een man die zich aan de ene kant een profeet en volksopvoeder waande en die aan de andere kant wist dat hij een aristocratisch schrijver was.

L.N. Tolstoj – Oorlog en vrede (oerversie)
Vertaald door Peter Zeeman en Dieuwke Papma

Ambo, 2005

ISBN: 90 263 1772 7

Prijs: € 49,95

Theater / Voorstelling

Russische platteland wordt verticale camping

recensie: Ivanov (Theater het Amsterdamse Bos)

Een stuk of wat kleurige stacaravans staan op elkaar gestapeld in het openluchttheater van het Amsterdamse Bos. Compleet met tuinameublement, bloembakken en de onvermijdelijke schotelantenne op het dak. Gaan we hier Tsjechovs Ivanov zien of zijn we in een vreemde vakantiekolonie beland? Deze verticale camping blijkt een prima alternatief te zijn voor het Russische platteland van rond de eeuwwisseling, waar Ivanov zijn draai niet meer kan vinden. Een kleine wereld is het, waarin iedereen op iedereen let en de roddels welig tieren. Evenals de afrikaantjes, de vlijtige liesjes en de bloemkool overigens, die hier in keurige rijtjes in het aangelegde volkstuintje staan te pronken.

~

Regisseur Jeroen van den Berg en decorontwerper Catharina Scholten woonden in de laatste weken voor aanvang van de repetities in dit decor om zich optimaal voor te bereiden op de productie. Het heeft een origineel toneelbeeld opgeleverd. De stacaravans zien er heel vanzelfsprekend uit in het bos, en de vele trappen, ramen en deuren zorgen voor verrassende opkomsten, doorkijkjes en balkonscènes. De personages lijken in deze kleine gemeenschap nooit helemaal van het toneel verdwenen en blijven op elkaars lip zitten. Er staat een rozenboog, er grijnst een tuinkabouter en er is zelfs een klaterend fonteintje. Benauwenis met een sausje van vertier, en zo voel je als vanzelf met Ivanov (Ad Knippels) mee, die hier in zijn zwartfluwelen jasje en zijn hoge leren laarzen als een Hamlet tussen de vliegengordijnen is verdwaald.

Midlifecrisis

Ivanov is in een midlifecrisis geraakt. Hij was eens een energieke welgestelde landeigenaar en een bevlogen idealist, maar is nu failliet. Zijn joodse echtgenote, die ooit alles voor hem opgaf, zal spoedig sterven aan de tering en een affaire met zijn jonge, rijke buurmeisje lijkt niet genoeg om zijn leven weer vlot te trekken. Gedesillusioneerd, berooid en opgejaagd probeert hij wanhopig te achterhalen wat er mis ging.

Luchtig

Ivanov (afgelopen theaterseizoen ook te zien geweest in de uitvoering door het Nationale Toneel)
was het enige toneelstuk uit Tsjechovs oeuvre dat hij zelf een drama noemde. Zijn overige stukken betitelde hij als komedies en die werden naar zijn smaak vaak veel te zwaar gebracht. Maar in regie van gastregisseur Van den Berg wordt deze Ivanov toch vooral luchtig en hilarisch neergezet. Het openluchttheater vraagt om weidse gebaren en de scherp getekende karakters worden door de verdienstelijk spelende acteurs dan ook flink uitvergroot. De tekst en het aantal personages werden tot ongeveer tweederde van hun oorspronkelijke omvang teruggebracht en dit geeft Tsjechovs eersteling meer vaart.

Het is moeilijk om de wreedheid en de tragiek, die het stuk naast alle komische verwikkelingen ook zijn kracht geven, hier tot op het bot te voelen. Misschien staan die geraniums in de weg, of wilden regisseur en acteurs vooral zorgen voor een amusante avond. Toch heeft deze voorstelling, vooral door het originele decor, een heel eigen charme. In het mooie openluchttheater, waar de nacht langzaam valt, waar de vliegtuigen van sponsor Schiphol af en toe overvliegen, en waar het publiek gezellig picknickt met de verstrekte dekens behaaglijk over de benen, wordt het zo al snel een bijzondere zomeravond.

Ivanov is nog te zien tot en met 3 september 2005.

Boeken / Fictie

Gemiddeld

recensie: Guido van der Wolk - Fluim

Sinds 2000 kiest een jury van dichters en kenners van poëzie elk jaar een nieuwe huisdichter voor de Rijksuniversiteit Groningen. Het RUG-huisdichterschap is een eerste opstapje maar of het daarna ook vruchten gaat afwerpen, is nog onduidelijk. Het instituut bestaat namelijk pas sinds 2000. Voor sommigen pakte het goed uit – Daniel Dee’s tweede bundel, Vierendeel, werd onlangs bij De Geus uitgegeven –, maar anderen bleven na hun ‘five poems of fame’ onbekend. Guido van der Wolk (1980) was RUG-huisdichter in het academisch jaar 2002-2003. De gedichten die hij toen maakte hadden het gehele universum tot onderwerp.

In Fluim, zijn eerste ‘echte’ bundel, is Van der Wolk niet van onderwerp veranderd. In veel gedichten probeert hij op een postmoderne en soms quasi-filosofische manier de vragen van het leven te beantwoorden. Van der Wolk doet dit in een helder idioom, waarbij uitstapjes naar een ‘andere wereld’ die alleen in de taal bestaat, uitzonderingen zijn. Hierdoor zijn de beelden die hij gebruikt vaak eendimensionaal en ontbreken in zijn gedichten verrassende vergelijkingen. Van der Wolk blijft dichtbij de zaken om hem heen, de soms onverklaarbare gebeurtenissen.

Kopland

Een van de zaken die Van der Wolk probeert te vatten is ‘de Tijd’, of het verloop daarvan. Op een manier, die soms aan de gedichten van Rutger Kopland doet denken, beschrijft hij zijn gevoelens over waar hij zich bevindt in de wereld. Net als Kopland probeert Van der Wolk in observerende zinnen bepaalde one-liners te maken, waarbij sommige mensen na het lezen zullen uitroepen: ‘Ja zo is het. Wat zegt de dichter dat goed!’ Een voorbeeld hiervan is het gedicht Drieklank, waarin Van der Wolk in bezwerende zinnen ‘de Tijd’ probeert te duiden.

Dus het verleden is maakbaar,
het heden is wat het is,
alleen de toekomst is zeker.

In drie zinnen probeert Van der Wolk hier zijn visie te geven op de tijd en wat hij daar van verwacht. Het doet denken aan een idee uit de Natuurkunde, dat het heden niet bestaat. Het klinkt als een formule, waarbij de manier waarop het is opgeschreven nauwelijks van belang is, iets wat in gedichten juist erg belangrijk is. Hierdoor kun je als lezer de ‘formule’ aannemen of niet, maar daar blijft het bij.

Flauw

Van der Wolk lijkt zich ook bewust van de invloed van Kopland op zijn werk. In het gedicht Oude kaas, dat eigenlijk te flauw is om hier te bespreken, verwijst Van der Wolk naar het overbekende Jonge sla van Kopland. Door een dergelijk gedicht uit te kiezen, wil Van der Wolk niet zijn belezenheid aangeven. Het is eerder ironisch bedoeld. De tegenstelling tussen Kopland en hemzelf wordt door Van der Wolk breed uitgemeten: de jongeling tegenover de oude man, schuchter tegenover streng. Aan de ene kant zet hij zich hiermee af tegen Kopland, hij lijkt ‘jonge sla’ geen onderwerp te vinden om over te dichten, en aan de andere kant probeert hij mee te gaan in diens kale en heldere manier van dichten. Zo’n gedicht is misschien leuk voor op een podium om het kortstondige lachmoment, maar in de bundel roept het niets anders op dan een lichte afkeuring.

De oude man orakelt wrang, streng en sober,
dat hij jonge sla in september, net geplant, slap nog,
in vochtige bedjes, niet verdragen kan.

De jongeling vertelt bedeesd, schuchter en verlegen,
dat hij oude kaas in maart, schimmelend, zwetend,
blauwgeaderd op een plank, niet verteren kan.

Gemiddeld

Van der Wolk is doordrongen van de wetenschap dat alles relatief is, niets vaststaat en de wereld zich nu eenmaal op een bepaalde manier aan onze zintuigen voordoet. Op zich een interessant onderwerp, maar Van der Wolk weet deze relativering niet altijd te ontstijgen, waardoor het zijn inzichten aan kracht en originaliteit ontbreekt. Ook zijn beeldspraak laat weinig over aan de verbeelding. Soms compenseert Van der Wolk dit door wilde klankrijm, een andere keer door neologismen of licht absurdisme. Jammer genoeg hebben veel gedichten niet genoeg van dit alles om boven het gemiddelde niveau uit te stijgen.

Muziek / Concert

Een muur tussen podium en publiek

recensie: Bright Eyes valt tegen

~

Om acht uur was Paradiso al bomvol. Conor Oberst, alias Bright Eyes, had een aantal vriendjes en labelgenoten uit ‘hometown’ Omaha meegenomen voor een ‘double bill’ en dat was het publiek van te voren niet ontgaan. The Faint maakt op de jaren tachtig georiënteerde electro-rock waar je u tegen zegt. Ik heb in tijden niet meer zo’n energiek stelletje op het podium zien staan. Onder het motto ‘poseren tot je d’r dood bij neervalt’ verhitte dit zestal het publiek tot rond het kookpunt. Een mooi begin van een avond die nog mooier zou worden, want Bright Eyes zou de sterren van de hemel gaan spelen.

Nou, mooi niet. Conor Oberst mag dan al jaren bekend staan als ‘the next best thing’ in de indiescene, hij bakte er niet zoveel van. Opvallend was wel de sterstatus die hij in Nederland reeds geniet en de ietwat arrogante manier waarop hij hier mee omging: zelfgenoegzaam kijkend en brabbelend onder invloed van de typische geneugten van een Amerikaan in Amsterdam. In Amerika wordt hij al in één adem genoemd met de allergrootsten, daarbij wilde countrydiva Emmylou Harris graag een stukje meezingen op het eerder dit jaar verschenen I’m Wide Awake, It’s Morning.

Er sneuvelde teveel

~

Oberst had blijkbaar besloten de singer/songwriter-kant van dit album maar eens helemaal achterwege te laten. Hij liet zich begeleiden door een tienkoppige band, met een tweede drummer geleend van The Faint, twee elektrische gitaren, een cello en veel elektronica. Met als gevolg een muur van gezoem, geraas en gebeuk. Een liedje ontwaren werd naar mate de avond vorderde steeds problematischer. Nou leent het eveneens dit jaar verschenen album Digital Ash In A Digital Urn zich, vanwege een grotere rol voor elekronica en een voller geluid, nog wel voor een wat bombastische aanpak. De nummers die de band speelde waren dan ook voornamelijk hiervan afkomstig. Een enkel liedje bleef nog overeind, er sneuvelde echter teveel. Oberst ging zwaar ‘over the top’.

Het was vooral jammer dat het enige liedje dat hij in Amsterdam alleen met zijn gitaar speelde, ruw werd verstoord door een stel gillende bakvissen achter in de zaal. Het enige rustpuntje van de avond, gelijk ook het laatste nummer van de reguliere set, werd kapotgeschreeuwd door de ‘echte’ fans. Vervolgens kwam de band, of moet ik zeggen ‘het orkest’, nog terug voor de laatste stenen in de geluidsmuur tussen het podium en het publiek, zo heb ik het tenminste ervaren. Een passend einde aan een pretentieus optreden van een artiest die op plaat veel kan, maar die deze avond in Amsterdam geen moment wist te overtuigen. Nee, dan liever The Faint.

Boeken / Non-fictie

Passie voor rood

recensie: Amy Butler Greenfield - Het volmaakte rood: Macht, spionage en de zoektocht naar de kleur van passie

Rood, de kleur van gevaar, de kleur van oorlog en strijd, van liefde, passie en verlangen, van wilskracht, moed en woede. De kleur van levenslust, van radicaliteit. De kleur van puurheid. De kleur van bloed, en daarmee van het leven zelf. De kleur die overal ter wereld dezelfde emoties weergeeft. De Amerikaanse schrijfster Amy Butler Greenfield vertelt in haar veelbelovende non-fictie debuut Het volmaakte rood het verhaal van de cochenille, een schildluis die eeuwenlang de volmaakte rode kleurstof opleverde en daarmee de wereld domineerde. Piraten, edelen, heersers, wetenschappers, allemaal hebben zij een ding gemeen – ze spelen een rol in de geschiedenis van het meest volmaakte rood dat lange tijd bekend was.

~

Het volmaakte rood verhaalt over de opkomst en de ondergang van de cochenille, waarbij het en passant ook een groot deel van de geschiedenis van Europa meeneemt. Hoewel het even duurt om te wennen aan het feit dat in dit boek niet een persoon maar een kleurstof centraal staat, blijkt het onderwerp zeker te boeien De kleine schildluis roept affectie op zoals een goede hoofdpersoon dat doet.

De opbouw

~

In een inleiding die enkele hoofdstukken in beslag neemt, vertelt Butler Greenfield dat de kleur rood al sinds de oudheid met macht wordt geassocieerd. Ook komen de rode kleurstoffen aan bod die textielververs gebruikten om het beste effect op stoffen te verkrijgen. In de rest van het boek vertelt ze de geschiedenis van de eerdergenoemde cochenille, vanaf het moment dat de Spanjaarden de kleurstof ontdekten in Amerika, tot de plaats in de wereld vandaag de dag. Butler Greenfield eindigt ieder hoofdstuk met een aankondiging over het volgende, wat nieuwsgierigheid oproept.

Toen de cochenillekleurstof de wereld bereikte, probeerden verschillende landen de Spanjaarden hun monopolie af te pakken, daarbij gehinderd door het dilemma of cochenille plantaardig of dierlijk van oorsprong was. Ook toen eenmaal duidelijk was dat de cochenille dierlijk was, zorgde de extreme kwetsbaarheid van de schildluisjes ervoor dat veel pogingen om de cochenille te pakken te krijgen gedoemd waren te mislukken. Daardoor is de geschiedenis van cochenille er een vol spanning en machtsstrijd.

Informatief

Het volmaakte rood bevat een overweldigende hoeveelheid informatie, allemaal chronologisch weergegeven, geschreven door een persoon die de cochenille een warm hart toedraagt. Aangezien Butler Greenfields grootvader en overgrootvader textielververs waren en zijzelf geboeid werd door de kleurstof toen ze die bij toeval in archieven tegenkwam, is dat niet zo vreemd. Een enkele keer schiet er een ietwat té wetenschappelijke term voorbij (chromatische aberratie?!), maar het is Butler Greenfield goed gelukt een leesbaar boek te schrijven over een toch enigszins ongebruikelijk onderwerp. Zelfs illustraties ontbreken niet, want er zijn 8 pagina’s met afbeeldingen opgenomen om de tekst bij te staan. Het enige dat het boek nog completer had kunnen maken is een samenvattende tijdbalk, hetgeen op sommige punten geen kwaad had gekund.

Grondige research

De noten nemen maar liefst 27 bladzijden in beslag en de keuze uit de bibliografie nog eens 20, wat de enorme hoeveelheid research aangeeft die Butler Greenfield gedaan moet hebben. En dat heeft resultaat: de geschiedenis van cochenille komt betrouwbaar en solide over, een zeer compleet overzicht dat staat als een huis. Ook de meer patriottistische lezers komen ruimschoots aan bod, want er wordt een groot deel van een hoofdstuk aan Antonie van Leeuwenhoek gewijd, die met zijn microscopen een doorbraak bereikte in het vraagstuk of de cochenille een dier of een plant was, een vraagstuk waarover niemand het eens kon worden. Een veelvoorkomende theorie was in die tijd dat cochenille een wormbes was. “De cochineel is een insect, maar wordt geboren uit een cactus, de moedervrucht”, schreef een Engelse piraat, waarna hij beschrijft dat de cochenille geoogst wordt door de cactus heen en weer te schudden, waardoor de insecten er van schrik uitvallen en drogen in de zon. Door dergelijke passages, teksten die de meningen van mensen door de eeuwen heen weergeven, brengt Butler Greenfield afwisseling aan in het verhaal.

Het moge duidelijk zijn: Het volmaakte rood is vanaf het begin van de exploitatie van de cochenille tot de teloorgang door de uitvinding van de synthetische kleurstoffen meeslepend. Alleen de kaft al is veelbelovend. Het boek is zeker de moeite waard!

Film / Films

Computeranimatie en parodie in lachwekkende vechtfilm

recensie: Kung Fu Hustle (Gong Fu)

~

Wat op het eerste gezicht een onmogelijke combinatie lijkt, een martial arts-film en een tekenfilm in één, is in Kung Fu Hustle een reeks bizarre, onmogelijk snelle beelden geworden. Achtervolgingen waar mensen beginnen te rennen als Roadrunner zijn geen eenmalige gebeurtenissen. Ze geven Kung Fu Hustle niet alleen vaart, maar versterken bovendien de parodie op het martial arts-genre.

Zoals in veel vechtfilms is het verhaal bijzaak. In Kung Fu Hustle gaat het over twee straatbendes die elkaar in het Shanghai van de jaren ’40 het leven zuur maken. De hoofdrol hierin is weggelegd voor de regisseur zelf (Stephen Chow van Shaolin Soccer), die als kruimeldief de ambitie heeft om zich aan te sluiten bij een serieus crimineel circuit. Hij wordt lid van de Axe Gang (bijltjesbende), China’s meest gevreesde straatbende, en gaat met hen de strijd aan tegen het slaapstadje Pig Sty (Varkensstal). En natuurlijk blijken de inwoners van Pig Sty over ongekende krachten te beschikken.

~

Sigaret

Kung Fu Hustle staat bol van de citaten uit filmklassiekers: je ziet West Side Story voorbij komen, maar ook The Silence of the Lambs en films van de Japanner Takeshi Kitano. Een andere hoofdrol is weggelegd voor een ex-James Bond-girl: Qi Yuen. Zij speelt als ‘Landlady’ een huisbaas met eeuwige sigaret en slecht humeur. Ook zij is een Kung fu-meester, maar haar belangrijkste wapen is haar stem, waarmee ze op vele momenten een heel palet aan emoties te voorschijn weet te toveren.

Vlammenzee

In tegenstelling tot vele andere cineasten gebruikt Stephen Chow computeranimatie niet om de realiteit zo natuurgetrouw mogelijk te imiteren, in tegendeel: de effecten zijn overdreven, een prachtig soort edelkitsch. Er is een scène waarin de held door zijn tegenstander in de lucht wordt geslagen, en, eenmaal op eenzame hoogte, zich afzet op cirkelende adelaars om uiteindelijk zijn ware openbaring en bestemming te bereiken. Daarna stort hij zich als een vlammenzee vanuit de hemel op zijn tegenstander.

Kung Fu Hustle is een uiterst originele, spannende en lachwekkende combinatie van parodie, martial arts, computeranimatie, en running gags overgenomen uit cartoons, en geeft een keerpunt in het martial arts-genre weer.

Film / Films

Flame on! Fantastic Four op het witte doek

recensie: Fantastic Four

De koek lijkt maar niet op te raken in stripverfilmingland. Een hele hoop strips ging de verfilming van Fantastic Four voor, en er komen er nog veel meer de komende tijd. Fantastic Four is bijzonder in zijn genre, omdat het de allereerste strip was uit de Marvel-stal, die later ook Spiderman en X-men voortbracht. Veel fans snakken er al jaren naar hun helden op het witte doek te zien. En nu is het dan eindelijk zo ver.

~

Reid Richards, zijn beste vriend Ben, oude vlam Sue Storm, diens broer Johnny en hun geldschieter Victor von Doom maken een ruimtereis, die meer dan fout gaat. Alles mislukt, en tot overmaat van ramp blijkt het DNA van de vijf dramatisch aangetast te zijn, waardoor ze superkrachten krijgen. De vier worden gebombardeerd tot de Fantastic Four, de geldschieter wordt de slechterik die ze moeten verslaan. Bijzonder aan de Vier is dat ze geen geheime identiteit hebben, maar ‘gewone’ mensen zijn.

Niet fantastisch

~

Laat het maar meteen gezegd worden: Fantastic Four is niet fantastisch. Waar maatje Spider-Man twee lekkere no-nonsense films opleverde, weten de Four vaak niet te boeien en zijn ze soms zelfs aan de saaie kant. Niet iets wat mag worden verwacht van een film met zo’n groot budget: daar wordt non-stop actie en heel veel plezier van verwacht. Ook stroken er dingen niet met de oorspronkelijke strip (Dr. Doom die meereist naar de ruimte? Absurd!), maar daar is overheen te kijken.

Baaldag

Helaas had de casting director van Fantastic Four een baaldag toen de grote rollen vergeven werden. Mr. Fantastic (eigenschap: rekkracht) moet leiderschap en klasse uitstralen, maar Ioan Gruffud weet gewoonweg niet te overtuigen. Zijn oude vlam Sue (Jessica Alba) straalt de hele film niets dan zeurderigheid uit, terwijl haar gave (onzichtbaar worden) juist de meest interessante is. Ook Julian McMahon slaat de plank totaal mis als Doctor Doom. Zelden was een filmschurk zo oninteressant.

Heethoofd

Gelukkig is daar nog Michael Chiklis als de ultiem sterke Ben/The Thing, die nog enige diepgang in de film probeert te brengen. Hulde aan deze acteur, die pertinent gekant was tegen een CGI-Thing, zoals de eerder op het scherm verschenen Hulk. The Thing ziet er nu menselijk uit, wat perfect klopt met het verhaal. De show wordt echter gestolen door Chris Evans, die als letterlijk en figuurlijk heethoofd the Human Torch in vlammen opgaat. Alle humor in de film is van hem afkomstig, en juist die maakt een hoop goed.

Popcornfilm

Hoewel je bij zo’n grote popcornfilm niet snel zou gaan klagen over het gebrek aan diepgang, was een beetje extra aandacht hiervoor toch wel welkom geweest. Nu wordt er teveel geprobeerd ieder personage een eigen verhaallijn te geven, waardoor de overkoepelende plot, het verslaan van Dr. Doom, bijna in het niet valt. Ook blijven de te verwachten grote actiescènes achterwege, waardoor de finale tegenvalt.

Tegen een fikse zomervakantie-verveling werkt Fantasic Four perfect. Anderhalf uur je hersens op non-actief, lachen en onderuit gezakt zitten. Voor een goede stripverfilming kan beter Sin City worden bezocht. Wellicht brengt een tweede deel meer actie, betere personages en nog meer humor. Maar eerst afwachten of er überhaupt een vervolg gaat komen.

Kunst / Expo binnenland

Steengoed!

recensie: 400 jaar Fries Aardewerk

Borden, potten en schotels. In de meeste huishoudens gewone gebruiksvoorwerpen, soms zelfs slachtoffer van een heftige ruzie met je geliefde. Niet voor verschillende musea in Friesland, die besloten om 400 jaar Fries aardewerk als uitgangspunt te nemen voor de tentoonstelling Steengoed!. Honderden tegels, schotels, gebruiks- en sieraardewerk belichten het Friese aardewerk door de eeuwen heen.

~

Aardewerk voor het dagelijks gebruik werd vroeger gemaakt door de ambachtelijke pottenbakker. Vanaf de 18e eeuw waren er een aantal centra in Nederland, waarvan Friesland als de belangrijkste gold. Rond 1750 bereikte de provincie een hoogtepunt met meer dan 50 pottenbakkerijen die vier miljoen stukken aardewerk produceerden. Deze zomer werken zes Friese musea en drie aardewerkfabrikanten samen om alle facetten van het Fries aardewerk uit heden en verleden te tonen. De aanleiding voor deze samenwerking is de afronding van een reeks boeken waarin het Fries aardewerk wetenschappelijk wordt beschreven.

Blokker

~

Het Fries Museum in Leeuwarden (één van de zes locaties) geeft een overzicht van twee eeuwen Friese tegels, schotels en sieraardewerk uit Harlingen, Makkum en Bolsward. Het accent ligt op topstukken die door de fijnere beschildering onder de noemer sieraardewerk vallen en gemaakt zijn in de bloeiperiode van 1700 tot 1870. Het getoonde werk is dan ook niet te vergelijken met de inhoud van menig keukenkastje. Hier geen standaard theepot van de Blokker, maar gebruiksvoorwerpen die fraai geïllustreerd zijn met bloemmotieven, dorpsgezichten of landschappen. Uit ieder werk spreekt het vakmanschap van de schilder. Een van hen is Pals Karsten. Bijzonder is een schotel met een bijbelse voorstelling van de zondeval, net als een schotel met een zelfportret van de schilder.

Eierdopje

Na tientallen jaren van onderzoek is het door goed te kijken en vergelijken gelukt om namen van de belangrijkste schilders boven water te krijgen en te verbinden met voorwerpen. Iedere schilder heeft een eigen manier van schilderen, een zogenoemd ‘handschrift’. Deze kijk-en-vergelijk methode wordt al langer toegepast op schilderijen waarvan onduidelijk is wie ze heeft gemaakt. Enkele werken getuigen van inventiviteit in combinatie met de nodige humor, zoals een grote po – vroeger een typisch huwelijkscadeau – met zeven handvatten. De handvatten moesten verhinderen dat de eigenaar met hoge nood ’s nachts in het donker misgreep. Of neem een eierschotel waarbij een eierdopje op een bord is vastgemaakt. Handig! Wie kent het niet: een ei doppen en vervolgens niet weten waar je resten zo snel laat. Bijzonder zijn ook twee bloemenvazen, die zijn voorzien van gaten in de zijkanten, waar ook enkele bloemenstelen in gestoken kunnen worden.

In het Princessehof in Leeuwarden is het meer ambachtelijke gebruiksgoed te zien (vervaardigd in de periode 1750- 1950), zoals verfpotten, kinderspeelgoed, spaarpotten, vergieten, puddingvormen en theelichtjes. Het zijn alledaagse voorwerpen, roodbruin, geel of groen van kleur, voor huis, tuin en keuken. Onmisbaar in de huishouding om het eten te bereiden, te bewaren en op tafel te zetten.

Elfstedenbrug

~

Tegenwoordig zijn de meeste pottenbakkerijen verdwenen. De fabrikantenfamilie Tichelaar uit Makkum is een uitzondering. Tresoar in Leeuwarden toont de productie van 1868 tot heden. In de tweede helft van de jaren negentig maakte Tichelaar een omslag. Er werd gekozen voor het leveren en ontwikkelen van keramiek voor professionals. Er zijn contacten met architecten, vormgevers en kunstenaars. Zo maakte Tichelaar de tegels voor de Elfstedenbrug bij Giekerk en voorzag het bedrijf de bakstenen van het door architect Koen van Velzen ontworpen TU-gebouw in Eindhoven van een zilveren glazuur. Ook werkt Tichelaar met ontwerper-kunstenaars als Hella Jongerius, Jurgen Bey, Roderick Vos, Marcel Wanders en Studio Job.

Mammoetklus

Steengoed! is de naam van de tentoonstelling, maar het zegt misschien stiekem ook iets over de ambitie van de deelnemende musea. Het moet een mammoetklus zijn geweest om het tentoongestelde aardewerk bij elkaar te brengen. Vele duizenden stukken zijn in collecties over de hele wereld terug gevonden. Kenmerkend is wellicht het citaat uit een brief aan de Romeinen in de bijbehorende catalogus: “Heeft de pottenbakker niet de vrijheid om van dezelfde klomp klei zowel een kostbare vaas als een alledaagse pot te maken?” Waar de pottenbakkers van toen ook voor kozen, het een doet niet onder voor het ander. En dat maakt Steengoed! bijzonder in zijn soort.

8WEEKLY

Op de trekker naar de Zuidpool

Artikel: Op reis met Manon Ossevoort

Een reis naar de Zuidpool maken is niet niks. Maar op je tractor naar de Zuidpool rijden om daar dromen te gaan planten, kun je gerust een groots avontuur noemen. Theatermaker Manon Ossevoort (28) doet het. Ze reed 8 juli j.l. op een stoere groene Deutz de Nederlandse grens over met als eindbestemming Antarctica. Haar project Zuidpool, een reis van 19.000 kilometer en daarmee de langste theatervoorstelling ter wereld, zal bij een gemiddelde tractorsnelheid van 25 km/u zo’n anderhalf jaar in beslag gaan nemen.

foto: Peter Rillema
foto: Peter Rillema

Tijdens de reis, die voert door Europa, de Balkan en Afrika, bezoekt Manon diverse projecten (onder meer van War Child) die net als Zuidpool getuigen van liefde en lef. Ook speelt ze onderweg de voorstelling Doe, een duet met haar tractor, waarmee ze dromen van toeschouwers verzamelt. Al die dromen zal ze uiteindelijk symbolisch in de sneeuw van de poolcirkel begraven zodat ze uit kunnen komen. “Zuidpool gaat over de wil om met een open, onbevangen blik de wereld in te kijken,” zegt Manon.

Niet nieuw, toch bijzonder

Een wereldreis op de kaart zetten met een origineel plan, een weblog en de nodige publiciteit is niet nieuw. Een paar jaar geleden wist Ramon Stoppelenburg zich al van gratis slaapplaatsen over de hele wereld te verzekeren met zijn project letmestayforaday.com. Ook trips die een goed doel onder de aandacht brengen zijn al vaker gemaakt. Het team van drivetheplanet.nl reed bijvoorbeeld in een oud Volkswagenbusje naar China voor SOS-kinderdorpen. Het bijzondere van Zuidpool is echter het theatrale aspect dat Manon (ze studeerde in 2002 af aan de Theaterschool in Amsterdam) aan haar avontuur weet mee te geven.

Sprookje

foto: Geert Snoeijer
foto: Geert Snoeijer

De reis doet wel wat denken aan The Straight Story, de film van David Lynch waarin een 73-jarige man op zijn grasmaaier heel Iowa doorkruist om zijn zieke broer te bezoeken. Het verhaal van Zuidpool – een dromerig meisje met een missie reist op haar trekker af naar het einde van de wereld – klinkt als een sprookje. Een ontwapenend sprookje, dat des te meer tot de verbeelding spreekt omdat Manon er niet alleen een voorstelling van maakte, maar ook besloot om haar draken te verslaan, haar droom te gaan leven en echt te vertrekken.

Op weg

En nu is ze op weg. Zuidpool is in juni officieel gestart met het opvoeren van Doe tijdens het Oerolfestival en de Parade, maar Manon heeft op 8 juli Nederland verlaten. Op naar St. Etienne, waar ze, als alles volgens plan verloopt, eind juli de Tour de France zal kruisen. We houden je de komende maanden op de hoogte.

Heb je nog vragen over dit bijzondere avontuur, mail ons dan! 8WEEKLY houdt contact met Manon en legt je vraag aan haar voor.