Theater / Achtergrond
special: Oerol 2005: een impressie

Een vogelvlucht over Terschelling

.

~

Oerol is Terschellings dialect voor ‘overal’. Vroeger, toen het vee na de winter van de stal de wei in kon, gaf dat aan het hele landschap, “ja oerol”, een feestelijk tintje. Inmiddels is het de naam voor het festival met de meeste gelegenheidslocaties ter wereld. Echt uniek, want het waddeneiland Terschelling is inspiratiebron, podium en decor tegelijk. Dat vinden theatermakers ook: vele wereldpremières vinden er plaats. En de saamhorigheid die ontstaat, geeft extra dimensies en mogelijkheden aan de kunst.

Voorstelling 1: Op ‘e’ rid door toonkunstgezelschap Intro in situ

Mijn rondzwervingen beginnen met een rit over het eiland, in Terschellings ‘op ‘e’ rid’. Naar oud Terschellings gebruik gaan we met paard en huifkar naar het oosten om daar van muziek te genieten. Er wordt een toonconcert beloofd, een compositie van verschillende geluiden. Het toonconcert valt tegen. De radiootjes zijn ongemakkelijk te bedienen en we horen, behalve een duidelijk radio 2-signaal, wat vage geluidjes en een hoop geruis. De rit brengt ons naar een open plek in de duinen. Die zilte lucht overal, heerlijk! We stijgen af. We zien een kringetje muziekstandaards met bladmuziek. Van verschillende kanten komt getoeter op ons af dat klinkt als een soort eendengeluiden. Zo’n vijf muzikanten lopen naar ons toe, leveren hun toeters in voor blaasinstrumenten, en blazen een abstract stuk muziek. Het geheel duurt twee bladzijden lang en dat, samen met het onherkenbare, maakt dat het vluchtig blijft. Maar dit is tegelijk het mooie: dat een groepje musici afdaalt, muziek oppakt, en weer vertrekt de duinen in, echt alsof ze voor even zijn neergestreken.

Voorstelling 2: Black Moon door The Lunatics en Payung Hitam

De paardenrit duurt langer dan verwacht en ik moet me haasten om van Oosterend via Midsland in het plaatsje Hee terecht te komen bij het Duinmeertje, één van de Oerollocaties. Het Duinmeertje is een adembenemende plek. Een dampende poel haast, zo in de kou ’s avonds laat, iets hoger al in de duinen gelegen. De regen houdt net op.

We nemen plaats op vuilniszakken, trekken onze sjaals vaster en kijken naar een exotisch aandoend schouwspel, prachtig verlicht. Een vuurbal hangt hoog in een drijvende bamboestellage, als een wakende maan. De associatie met Indonesische rijstvelden dringt zich op. Drie kleine gemaskerde mannetjes stoten klanken uit en slepen met emmers water. Eén van hen valt en staat weer op. Ze lachen elkaar uit, het werk hoeft voor hen niet efficiënt te zijn lijkt het. Hoe bevrijdend werkt dit, het publiek blijft lachen om het pretentieloze. Twee van de mannetjes verdwijnen in het water en komen niet terug. De maan dooft, en er verschijnt een nieuwe.
Aan de rechterkant wordt ondertussen aan een boot gewerkt, weer van bamboe. Deze mannen, die er grimmiger uitzien, helmen op, werken hard. Welnu, waar gaat het allemaal over? Het gaat om de ontmoeting tussen de ‘maanmannetjes’ en de ‘bootwerkers’. Wederzijds worden de rituelen uitgeprobeerd, worden klanken en bewegingen geïmiteerd, wordt gepoogd elkaar te imponeren.

Niet alles is even begrijpelijk. Zo zingen de bootmannen het liedje “Op je boze bolletje allebei, Amerika, Amerika, drie maal in de rondte van je hopsasa”, op het moment dat een maanman schreeuwend rouwt om een, ja wat is het, een dood of vermoord mens dat via een kabelbaantje komt op hem toekomt? We zagen niets van een moord en hoeven dus geen moreel oordeel te vellen. Toch is het ‘luny-gehalte’ te morbide hier. Tussen het onschuldige van het kennismaken met elkaar en met een kosmische symboliek heeft dit geen zin. Half één ’s nachts: de maan dooft, en de boot is klaar.

~

We verlaten met z’n allen het terrein en het voelt broederlijk. Overal fietsers midden in de nacht, Oerollers. Het regent weer. Zal ik nog de kroeg in voor een smeuïge anekdote in dit verhaal? Nee, mijn tentje in. ’s Morgens vroeg is het mooi weer. Af naar Midsland aan zee, voor de voorstelling Leonce and Lena door het Hongaarse gezelschap Kretakör, dat afgelopen najaar in Nederland was voor het festival Paradise Regained. Onderweg kom ik schuurtjes tegen, verborgen plekjes, boothuizen, allemaal opengesteld voor Oerolvoorstellingen. De duinen, het buigende helmgras, wie wil er ooit nog naar Blijburg? Ik stal mijn fiets. Ongelooflijk hoe rustig het toch is overal, ondanks die 50.000 mensen. Bovenop de duinen de zee, het brede strand. Het beeldende kunstwerk Dansendwoud zie ik daar beneden. Het stond al in het Parool afgelopen vrijdag en hoe leuk ziet het eruit. Dat ga ik straks bekijken. Eerst ergens naar Krétakör, maar waar? Daar moet het zijn, waar die mensen bij elkaar zitten. De donkere Hongaarse acteurs sjokken langs ons heen door de duinen, twee van hen houden gekke kunstbeentjes in hun handen, zo grappig.

Voorstelling 3: Leonce and Lena door Krétakör

Leonce and Lena is een heel bekende negentiende-eeuwse komedie van Georg Büchner, een verhaal dat zich afspeelt aan het hof. Leonce en Lena zijn een prins en een prinses die zich, afzonderlijk van elkaar, stierlijk vervelen. Ze gaan haast ten onder in de lamlendigheid, evenals als de rest van de hofhuishouding. Voor wat leven in de brouwerij besluit koning Peter, vader van Leonce, dat zijn zoon moet trouwen met prinses Lena. Tijdens een reis naar Italië lopen Leonce en Lena elkaar toevallig tegen het lijf. Ze nemen hun lot in eigen handen en keren hun onderdanigheid ten goede.

De regie van Kretákörs uitvoering spreekt erg aan en de cast van Krétakör speelt overtuigend. Anders dan de musicalachtige uitvoering van de bekende regisseur Robert Wilson vorig jaar in het Berliner Ensemble is deze voorstelling klein en persoonlijk. De hiërarchie aan het hof is minder dwingend, zodat Leonce en Lena eigenheid hebben, en ook bijvoorbeeld Leonces minnares Rosetta. Vooral de ‘chamberlains’, de hofdienaren, zijn geweldig. Niet alleen de manier waarop ze Koning Peter tegelijk van respons dienen èn belachelijk maken, maar ook hun gezichtsuitdrukkingen en bibberende stemmen. Opvallend zijn hun korte nepbeentjes, vast aan hun middel en parallel aan de bovenbenen zodat de koning op ze kan neerkijken. Heel goed gedaan! Deze spelers zitten steeds op hun knieën. De hofnar Valerio was in Wilsons opvoering ouder en wijzer, minder agressief, maar hier is hij vooral Leonces vriend, dus jonger en opstandiger. Okay. Verder is er voortdurend interactie met het publiek – we worden zelfs gevraagd onze vingers in de neus te steken – en lachen de spelers om elkaars spel. Ook de enscenering is speciaal. De spelers wisselen hun spel af met muzikale intermezzo’s en zelfs met poppenspel. Tijdens de Italiëreis dragen ze fiftieszonnebrillen die herkenbaar ogen en ook toepasselijk zo aan het strand. En dat alles op een tapijt tussen het helmgras, met de zee als achterwand. Een eigentijds, persoonlijk, sceptisch stuk dat door interactie en veelzijdigheid toch ook luchtig is.

Als het stuk is afgelopen loop ik door het Dansendwoud en plant er een rietstengel, een pvc-buis van drie meter. De stengels werpen bewegende, lange schaduwen op het strand en de mensen lopen er overal doorheen. Het zonlicht schittert. Nog één voorstelling te gaan.

Voorstelling 4: 2e Conferentie van de WaterGoden door Theatre Embassy

~

Er zal veel worden gepraat tijdens dit “objecttheater”, waarschuwt de dame die het stuk inleidt. Ze is lang en draagt een etnisch-achtig felroze pak-aan-één-stuk, wat er een beetje vreemd uitziet. Het stuk is geïnspireerd op de situatie in Bolivia eind jaren negentig, toen het Boliviaanse volk in opstand kwam tegen de privatisering van het water. Niets dan het gepraat blijkt minder waar. We krijgen een prachtige dansvoorstelling te zien waarbij water de hoofdrol speelt. De Boliviaanse dansers van Embassy kruipen in reptielen en watergoden, de meest kleurrijke en fantastische poppen. En dansen dat ze kunnen! Net als de Indonesische groep in Black Moon wordt er veel om elkaar gelachen en trekken de dansers gekke bekken. De dansen die zijn doen, zijn anders dan wij gewend zijn, dierlijker. Ze blijven maar van act veranderen, en het kleurrijke is overweldigend. Zo aanstekelijk, zo iets heel anders dan een verteld verhaal. De taal van lichaam en dans gaat direct naar het hart. Springen, trommelen, dansen, fluiten, zingen, er is een drumstel, één van de watergoden ligt voor pampus op het gras, het lachen houdt niet op. De spelers geven na de voorstelling nog een kleine toegift op hun trommels, ik kom er haast niet weg.

Maar ik moet wel, want de boot wacht. Wat was het allemaal bijzonder, hier twee dagen op Oerol, denk ik, fietsend van het Geitenpark naar de Hoofdweg. Het voelt als een afscheid, van mijn fiets, van het eiland, van Oerol. Het socialisatieproces waar de organisatie over spreekt op hun site, dat is er echt. Het bijzondere van het eiland als historische plek, als toneelzaal en als entourage, je merkt het echt. Als kunstenaar, als bezoeker, als Oeroller. Natuur en Cultuur gaan hier zo samen op, dat het lijkt alsof het nooit anders is geweest, eindeloos.

Oerol, je kunt er nog tot en met 19 juni 2005 naar toe.