Boeken / Strip

Het leven op een tijdreis

recensie: Frédéric Coché - VIE et MORT du héros TRIOMPHANTE / The Hero’s LIFE and DEATH TRIUMPHANT

Het nieuwste boek van Frédéric Coché, The Hero’s LIFE and DEATH TRIUMPHANT, roept een vergelijking op met het proza van Samuel Beckett en de schilderijen van Cy Twombly. Het abstractieniveau is zo hoog dat voor een beetje begrip veel moeite moet worden gedaan. Een werkelijk beeld van wat bedoeld wordt, spookt waarschijnlijk alleen ergens in het hoofd van de kunstenaar rond. Desalniettemin is het wel een fascinerend en esthetisch zeer interessant werk.

~

The Hero’s LIFE and DEATH TRIUMPHANT valt zonder pardon onder te brengen in de categorie ‘moeilijkst te begrijpen strips’. Eigenlijk is er van een strip in de klassieke zin van het woord geen sprake meer. Er zijn wel kaders en er wordt met tekeningen een verhaal verteld, maar spraakballonnen en een begrijpelijke verhaallijn zijn verdwenen. In plaats daarvan zie je een reeks opeenvolgende etsen (een grafische vorm waarbij in een metalen plaatje de tekening wordt gekrast die daarna wordt gedrukt), zonder tekst. Door het lezen van de plaatjes is wel een verhaal te vormen. Dat verhaal moet wel extra worden uitgelegd aan de hand van de even zo cryptische hoofdstuktitels, die de enige tekst in het boek zijn.

Wandelende mummie

Die moeilijk te vinden verhaallijn staat gelukkig uitgelegd in het persbericht: “Bij het uitgraven van een oude begraafplaats, een rituele plaats gewijd aan de dood, komt het (voorbije) leven als het ware tevoorschijn en maken beelden (uit vervlogen tijden) zich los. De lezer onderneemt een tocht langs (zinne)beelden, langs stijlen, doorheen tijdperken.”
‘Het leven’ dat hier wordt bedoeld, wordt uitgebeeld als een in verband gewikkeld mannetje. In sommige van de verhalen staat het voor de dood (als mummie), en soms staat het voor het leven (als ingebakerd kindje). Als je The Hero’s LIFE and DEATH TRIUMPHANT herleest, zie je dat het mannetje steeds terugkeert in het heden om van daaruit op zoek te gaan naar het verleden waar het thuishoort. Uiteindelijk vindt het zijn plek aan het eind van het boek. Een kronkelend element, soms bedoeld als made of draak, maar ook als darmstelsel of ruggengraat, is naast het mannetje een belangrijk terugkerend gegeven. Het zou kunnen worden gezien als metafoor voor de tijd die zich (onbegrijpelijk) in lussen beweegt.

~

Rembrandts schetsen

Beeldende kunst speelt in dit boek een belangrijke rol. Vaak worden beelden uit de kunstgeschiedenis of fragmenten uit architectuur gebruikt als basis voor een te vertellen verhaal, waarin het ingewikkelde mannetje een rol speelt. Zelf is het boek ook bijna een kunstwerk, wat deels toe te schrijven is aan de kunstzinnige techniek van het etsen, die nauwelijks in strips wordt gebruikt. Etsen is namelijk nog veel arbeidsintensiever dan de gebruikelijke werkwijze van strips, waarbij wordt geschetst, geïnkt, ingekleurd en geletterd. Door het gebruik van de etstechniek krijgt het werk een heel oude uitstraling, die wordt versterkt door de stijl van Coché. Deze doet sterk denken aan de tekeningen en etsen van Rembrandt. Het feit dat de tekenaar zijn figuranten vooral zeventiende-eeuwse kleding aantrekt, onderstreept deze indruk. The Hero’s LIFE and DEATH TRIUMPHANT is dus zowel beeldend als verhalend een buitenbeentje in de stripwereld. Na een leesbeurt is het nog steeds onbegrijpelijk, maar na uitleg en voortdurende herlezing ontvouwt zich een steeds interessanter wordend boek.

Boeken / Achtergrond
special: Wat staat er het komende seizoen te verschijnen?

Boeken om naar uit te kijken

Soms fantaseer je over een nieuwe roman van Jean Rhys. Of van Katherine Mansfield, omdat je haar Collected Works zo snel had gelezen. Je droomt over een Stendhal die hedendaags Florence niet langer zou herkennen en over Jorge Luis Borges die nog meer prachtige paradoxen bedenkt achter een oude schrijfmachine in Buenos Aires. Of je mijmert over de vraag welke romans Virginia Woolf nog meer geschreven zou hebben als ze niet de rivier de Ouse was ingestapt met keien op zak. Helaas zal het er niet van komen. Laten we niet bij de pakken neerzitten; elk jaar doemen er immers weer nieuwe boeken op aan de horizon.

Ook het komend seizoen verschijnen er weer vrachtladingen vol boeken. Daarin kun je tussen veelbelovende debutanten en schrijvers van nu zoeken naar het talent van overleden ‘vrienden’. Je kunt je verwonderen over Jeannette Winterson die de mythe van Atlas en Heraklites herschrijft. Je kunt met kloppend hart wachten op de Parnassusreeks, die bestaat uit nieuwe vertalingen van de klassieke poëzie van Ezra Pound, Stéphane Mallarmé en George Trakl. Of je kunt je hoop vestigen op de nieuwe romans van bewezen schrijvers als Vikram Seth en Michel Faber. Wat je ook doet, er valt genoeg te lezen. Hieronder gaan we in vogelvlucht door het nieuwe seizoen en stellen we het aanbod kort aan je voor. (Donata van der Rassel)

Tommy Wieringa – Ik was nooit in Isfahaan: reisverhalen

De Bezige Bij – oktober

In januari dit jaar verscheen Tommy Wieringa’s Joe speedboot, een oerkomische roman die in Nederland als een bom insloeg. De roman werd bezield door een vrolijkheid en inventiviteit die je in de Nederlandse letteren maar zelden tegenkomt. Komend najaar verschijnen Wieringa’s reisverhalen, waarin bekende en onbekende gebieden doorkruist worden. In deze avontuurlijke en lichtvoetige verhalen belooft Wieringa zich opnieuw te ontpoppen als een begaafd stilist en een geboren verteller. (Martijn Boven)

~

Rudyard Kipling – Kim

Atheneum – Polak & Van Gennep – oktober 2005

Eind september komt er voor het eerst sinds de jaren vijftig van de vorige eeuw een nieuwe Nederlandse vertaling van Rudyard Kiplings Kim op de markt. De ‘multi-culturele samenleving’ van het laat
negentiende-eeuwse India is het decor waartegen zich een spannende spionageroman afspeelt. Interessant gegeven is dat Kipling later fel bekritiseerd is vanwege het sterke nationalisme, imperialisme en racisme in zijn werk (Johanneke Braam)

Owen King – Samen sterk

De Bezige Bij – november 2005

Het gebeurt zelden dat de zoon van een getalenteerd schrijver tot hetzelfde niveau weet op te klimmen als zijn vader. Of dit ook voor Stephen Kings zoon Owen geldt, valt nog te bezien. Owen Kings onheilspellende verhalen, die bevolkt worden door excentriekelingen, werden in Amerika lovend ontvangen. Zo schreef Publishers Weekly: “Deze originele bundel luidt de komst van een nieuwe generatie schrijvers in.” Als Owen inderdaad de virtuoze verteller blijkt te zijn waar sommige critici hem voor aanzien, zou hij zijn vader nog wel eens van troon kunnen stoten. (Martijn Boven)

Hitomi Kanehara – Slangen en Piercings

Prometheus – januari 2006

De schrijfster Hitomi Kanehara was twintig jaar jong toen ze in 2003 een sensatie ontketende in Japan met haar debuutroman Slangen en Piercings. Vooral de extreem rauwe schrijfstijl viel op. Dit najaar verschijnt de Nederlandse vertaling. Het boek gaat over twee tieners die geobsedeerd zijn door piercings. Beiden hebben zich volledig vastgebeten in de bloeiende jeugdcultuur van het huidige Japan. Ze zijn de lost generation van na het instorten van de Japanse economie, die zich afzet tegen traditionele waarden, maar die ook moeite heeft om zin te vinden in een leven vol inhoudsloos consumentisme. Het lijkt mij interessant om te zien hoe deze periode van herbezinning op de Japanse identiteit van binnenuit beschreven wordt. (Monique Jacobs)

~

Hans Boland – Mijn Russische ziel

Athenaeum – Polak & Van Gennep – november 2005

Als er iemand is die iets van Rusland zou moeten weten dan is het Hans Boland wel. Hij studeerde Russisch, vertaalde een stapel boeken uit het Russisch, schreef over de Russische literatuur en woonde zelf ook geruime tijd in Rusland. Na al die jaren zal hij nu eindelijk zijn beeld van Rusland op papier zetten met als insteek het bekende fenomeen van ‘de Russische ziel’, waar niet alleen de Russen zelf geregeld mee koketteren, maar waar ook buitenlanders mee plachten te dwepen. Boland heeft zelf echter maar weinig op met deze ziel en hij is er welhaast heilig van overtuigd dat ook de Rus ervan verstoken is. (Martijn Boven)

Louis Paul Boon – Verzameld Werk, deel 5: Te oud voor kamperen? & Deel 14: De onkruidromans

De Arbeiderspers – november 2005

In oktober komen de eerste twee uitgaven van het 24-delig Verzameld Werk van de Vlaamse schrijver Louis Paul Boon uit. Het is beslist een heuglijk moment dat Boons grensverleggend proza zulk een eer krijgt toebedeeld. Al moet gezegd worden dat Boon na zijn dood in 1979 volop in de belangstelling bleef staan. De auteur van de klassiek geworden dubbelroman De Kapellekensbaan/ Zomer te Ter-muren (1953/1956) deed zich gelden als de meest vernieuwende Nederlandstalige schrijver in de geschiedenis. In zijn werk was alles mogelijk, werd elk literair procédé geschonden. Van zijn hand verschenen totaal uiteenlopende werken: een groteske als Vaarwel Krokodil (1959), het aan het neo-realisme verwante Mijn kleine oorlog (1947), het sociaal bewuste Pieter Daens (1971), curieuze erotiek als Mieke Maaikes obscene jeugd (1972) of een pulproman als De liefde van Annie Mols (1960). Interessant is dat in ieder geval de eerste twee delen bestaan uit minder bekend werk van de schrijver, op de korte naoorlogse roman Menuet na. Het zou een grote verrassing betekenen, mocht met deze uitgaven niet opnieuw blijken dat Boon een prominent lid is van de Grote Vijf, die naast hem uit Mulisch, Hermans, Reve en Claus bestaat. (Jurgen Tiekstra)

Robert Cowley – Wat als?

Bert Bakker – februari 2006

In dit boek heeft Robert Cowley een aantal essays verzameld waarin de beste militaire historici zich buigen over de vraag hoe de wereld had kunnen zijn als… Wat als Columbus India had bereikt, in plaats van Amerika te ontdekken? Wat als Pontius Pilatus besloten zou hebben Jezus niet te kruisigen? Wat als? omvat een groot aantal scenario’s waarin aan verschillende cruciale gebeurtenissen uit verschillende tijdperken een andere draai gegeven wordt. Het geheel levert een boek op dat niet alleen leerzaam, maar ook zeer vermakelijk is. Bovendien bewijst het maar weer eens dat het menselijk lot van toevalligheden aan elkaar hangt. (Martijn Boven)

~

Philippe Claudel – Het kleine meisje van meneer Linh

De Bezige Bij – oktober 2005

Philippe Claudel heeft in korte tijd een grote schare fans verzameld in Nederland. Het succes van Grijze zielen (dat binnenkort verfilmd wordt) deed hij nog eens dunnetjes over met Zonder mij. In beide boeken werd er gezocht naar authentieke vormen van intimiteit en liefde. Ook in zijn nieuwe roman zal deze thematiek van de fundamentele behoefte aan contact een rol spelen. Centraal staat meneer Linh die samen met zijn kleindochter de oorlog ontvlucht is en nu in een asielzoekerscentrum leeft. Zijn vervreemding en eenzaamheid worden tijdelijk bezworen door de ontmoetingen met een zekere meneer Bark. Erg lang duurt dit echter niet, hetgeen uiteindelijk zal leiden tot een dramatische ontknoping. (Martijn Boven)

Wim Hazeu – Vestdijk: een biografie

De Bezige Bij – begin 2006

De nieuwe biografie van Wim Hazeu betreft het leven van de man ‘die sneller schreef dan God kan lezen’. Hazeu tekende al eerder op uitstekende wijze het levensverhaal op van onder anderen de dichters Jan Slauerhoff en Gerrit Achterberg. Een biografie van Simon Vestdijk lijkt echter een harde dobber gezien de (wellicht weinig enerverende) levenswijze van deze veelschrijvende kluizenaar, die pas op zevenenzestigjarig leeftijd trouwde. Vestdijk is auteur van enkele klassieke romans uit de Nederlandse literatuur zoals Terug tot Ina Damman, Pastorale 1943 en De kelner en de levenden. (Jurjen Simmelink)

Paulo Lins – De stad van God

Ambo – september 2005

Paulo Lins, zelf afkomstig uit een sloppenwijk, vertelt het explosieve verhaal over de gang van zaken in een van beroemdste sloppenwijken van Rio de Janeiro. De wijk wordt geregeerd door gangsters en staat volledig in het teken van de drugshandel. Centraal staat een jongen die fotojournalist wil worden en het leven van de buurt fotografeert. De roman werd overal in de wereld lovend ontvangen en na de succesvolle verfilming ervan kon een Nederlandse vertaling niet uitblijven. (Martijn Boven)

Pieter Boskma – Westerlingen

Prometheus – januari 2006

Tussen het dichten door schreef Pieter Boskma enkele poëtische korte verhalen. Poëzie is mooi, maar het wordt vaak nog mooier als dichters proza beginnen te schrijven. Voorbeelden hiervan zijn te vinden bij H.H. ter Balkt of Tonnus Oosterhof. Zij schreven minutieuze verhalen met een poëtische zeggingskracht. Hetzelfde valt nu te verwachten van Pieter Boskma, die schrijft over vrouwen die uit principe geen ondergoed dragen, of over een zwervende psychiater met godsdienstwaanzin die God blijkt te zijn. Hopelijk gaat Boskma de verwachtingen meer dan waarmaken. (Martijn Boven)

~

Ottavio Cappellani – Wie is Lou Sciortino?

Querido – november 2005

Dit debuut wordt in zestien landen uitgebracht en de Spaanse krant La Republica omschrijft het als ‘Absoluut onweerstaanbaar’. Uitzonderlijk goede voortekenen voor een debuut. Lou Sciortino heeft een probleem. Zijn Siciliaanse opa, de belangrijkste maffiabaas in Los Angeles en hoofd van de Familie, wil dat zijn kleinzoon als een nette jongen opgroeit. Wanneer het kantoor van de Familie echter wordt opgeblazen door een concurrent, wordt Lou door zijn opa naar Sicilië gestuurd. Daar aangekomen wordt een bevriende politieagent vermoord en moet Lou van de dorpsmaffia de hoofdverdachte natrekken. (Jesper Docter)

De Mythen (serie)

De Bezige Bij – oktober 2005

“Mensen zijn altijd mythevertellers geweest”, vertelt Karen Armstrong in haar boek Mythen, een geschiedenis, de inleiding op de nieuwe serie De mythen. Deze serie, waarvan op 21 oktober de eerste drie delen verschijnen, wordt tegelijkertijd in vijfentwintig landen uitgegeven. In ieder van de delen zal een oude mythe opnieuw verteld worden. Aan het project werken grote namen mee: naast Karen Armstrong ook onder anderen Victor Pelewin en Donna Tartt. Het tweede boek dat dit najaar zal verschijnen is Zwaarte van Jeanette Winterson, waarin zij de mythe van Atlas hervertelt. Winterson zegt dat ze in haar bewerking waarden als eenzaamheid, verantwoordelijkheid en vrijheid onderzoekt. De laatste van de drie is Penelope van Margaret Atwood, waarvoor ze veel uit andere bronnen dan de Odysseus heeft geput. Ieder jaar zullen twee delen aan de reeks worden toegevoegd – de mythen waaruit te putten valt zijn talrijk. (Sarah Sloot)

Orhan Pamuk – Istanboel: herinneringen en de stad

De Arbeiderspers – november 2005

Orhan Pamuk heeft sinds Ik heet Karmozijn een vaste plek in de Nederlandse harten veroverd. Met Istanboel: herinneringen en de stad gaat hij voort op de weg die hij met zijn laatste roman Sneeuw was ingeslagen. Opnieuw worden de spanningen tussen Oost en West op een veelomvattende wijze in kaart gebracht met als centrale kernpunt de stad Istanboel. In de schaduw van de vergane glorie worden verwoede pogingen gedaan om van Istanboel een moderne metropool te maken, met alle drama’s en toestanden dat zoiets met zich meebrengt van dien. Aan de hand van de belevenissen van zijn niet alledaagse familie, laat Pamuk al deze ontwikkeling zien. Hij put daarbij uit zijn eigen herinneringen en observaties en vermengt dit met politieke en culturele beschouwingen. (Martijn Boven)

~

Karl Corino – Musil: een biografie 1880-1920

Meulenhoff – oktober 2005

Robert Musil is de man die de wereld het magnifieke De man zonder eigenschappen geschonken heeft. Het is een roman van monsterlijke proporties die veelal beschouwd wordt als de belangrijkste Duitstalige roman van de 20e eeuw. Het feit dat dit boek bijna 1500 pagina’s omvat en nog steeds niet voltooid was, zegt in feite al genoeg over de aard van zijn schepper. Wie deze eigenzinnig Duitser postuum beter wil leren kennen, kan nu zijn hart ophalen aan het eerste deel van zijn biografie, waarin de eerste veertig jaar van Musils leven beschreven worden. Aangezien Musil in brieven en dagboeken nauwkeurig verslag gedaan heeft van zijn belevenissen, kunnen we zonder twijfel rekenen op een spannend en inzichtrijk boek van de toegewijde Musil-kenner Karl Corino. (Martijn Boven)

In de loop van het seizoen kun je op 8WEEKLY van al deze boeken een uitgebreide recensie verwachten, plus natuurlijk nog veel meer

Muziek / Album

Progressief, progressiever, Opeth!

recensie: Opeth - Ghost Reveries

85 punten gemiddeld kreeg Opeth in de Aardschok van september voor hun nieuwste werkstuk. Hiermee schopte Ghost Reveries het direkt tot album van de maand. En niet alleen Aardschok is lovend, ook andere media slaken kreten van verrukking: “Uniek blijft het altijd” (OOR) en “Alsof er engeltjes in je oor piesen!” (ZwareMetalen.com). Natuurlijk word je dan benieuwd als je een exemplaar in handen gedrukt krijgt om er jouw mening over te verkondigen. Niet direct één van de makkelijkste taken als de eerste indruk die ik ooit van Opeth kreeg niet de beste is geweest.

~

Die eerste indruk was op Waldrock 2001. Waar vrienden van mij al dagen van te voren lyrisch waren over de band, moest ik het nog maar eens zien. Zoals gezegd viel het me tegen. Ik zag een aantal muzikanten die voor mijn gevoel veel te veel bezig waren met hun instrumenten en te weinig met het neerzetten van een show. En dat is iets wat je toch wel verwacht op een festival. Erg veel moeite heb ik daarna niet meer gedaan om me er van te laten overtuigen dat Opeth toch echt de moeite waard was. Hoe stom was dat!

Tijd vliegt…

Vanaf het moment dat de teller van mijn CD-speler tijdens het openingsnummer naar 00:10 springt, wint de band me voor zich. Vervolgens houdt Opeth me met Ghost Reveries ruim een uur op mijn plaats. De verschillende stijlen die in de opener voorbijkomen, geven gelijk een mooi overzicht van de gehele plaat. Death grunts worden met het grootste gemak afgewisseld met heldere meerstemmige passages. Akoestische intermezzo’s en dreigende gitaarpartijen lopen vloeiend in elkaar over en de band weet dit alles met een overtuigende speelsheid te brengen. Wat opvalt, zijn de terugkerende thema’s in de muziek die het album tot één hecht geheel maken. Het is dan ook pas wanneer de muziek stopt dat ik met een blik op de klok verbaasd vaststel dat er alweer een uur voorbij is.

…en blijft vliegen

Met iedere luisterbeurt wrijft de cd het er meer en meer in dat ik niet eerder de moeite nam de band aandachtig te beluisteren. Waar Opeth namelijk als black-/deathmetal band begon, ontwikkelde de band zich al snel. Ze lieten meer horen dan wat er binnen dat genre gewoon was. Vaak telden de nummers meer dan vijf minuten, en er slopen bovendien ook steeds meer progressieve elementen in. Uiteindelijk is dit uitgemond in de schijf die op dit moment nog steeds zijn rondjes draait in mijn cd-speler: Ghost Reveries.

Opeth haalt op dit album invloeden aan van de verschillende voorgaande albums, maar vermengt dit ook met geheel nieuwe invloeden. Meermalen komt een Hammond-orgel voorbij en de referenties lopen van Tool naar Enslaved. De vergelijking met laatstgenoemde band ligt mijns inziens ook redelijk voor de hand, gezien de ontwikkeling die zowel deze band als Opeth doormaakte. Ook Enslaved gebruikte namelijk al invloeden uit de jaren zeventig (Mardraum, 2000) zoals ook Opeth dat op Ghost Reveries doet.

Nu kan ik natuurlijk nog alinea’s vol schrijven, waarin ik de loftrompet steek over de muzikale en tekstuele schoonheid van dit album. Beter is het denk ik om het hierbij te laten en de lezer aan te sporen luisteraar te worden. Wie zich qua muzikale smaak ergens op de lijn van Death naar Prog bevindt kan zonder twijfel deze plaat aanschaffen.

Muziek / Achtergrond
special: Talent van eigen bodem - I: Een interview met Audiotransparent

‘Ik denk niet dat je live moet proberen om de plaat exact na te spelen’

In de pers wordt hun sound doorgaans omschreven als een mix van indie en postrock. Muzikaal mag je dan denken aan bands als Tindersticks, Low, Sparklehorse en Sigur Rós. Eerder deze week verscheen van Audiotransparent het langverwachte tweede album Nevland.

Hoe zit het nou precies met die titel? Op jullie website lees ik dat ‘nev’ Scandinavisch is voor ‘nieuw’. Natuurlijk is Nevland ook de achternaam van de spits van FC Groningen… Kent hij jullie muziek? Voetballers staan niet echt bekend vanwege hun vooruitstrevende muzieksmaak.
Andreas: “Ik ken de muzieksmaak van Erik Nevland niet precies, maar ik las op zijn website dat Kaizers Orchestra zijn favoriete band is, dus dat is op zich wel een goed teken. Vandaag heeft ie zelf twee cd’s gekocht in de Plato [Audiotransparent-drummer Michel Weber werkt in platenzaak Plato in Groningen – LD]. Waar de titel vandaan komt? We vinden het eigenlijk gewoon een mooi woord. Ik weet niet meer precies wie er met het idee kwam. Veel van de nummers zijn geschreven door Bart en zijn geïnspireerd door zijn reizen door Scandinavië. Natuurlijk is het deels ook een gimmick. Gitarist Chris en ik zijn grote FC Groningen-fans. Aanvankelijk had ik daarom zoiets van ‘doe maar niet’, maar uiteindelijk zijn we er erg content mee. Het is heel grappig hoe mensen erop reageren.

~

In vergelijking met het debuut is dit album toch iets voller, iets orkestraler (lees: iets meer geproduceerd). Is dat een bewuste keuze? Of hangt een en ander ook samen met de bezettingswisselingen?
Andreas: “Ik denk dat die bezettingswisselingen wel van invloed zijn geweest. Doordat Bart nu zingt heeft de band toch een ander geluid gekregen. Bart heeft een diepere stem dan Wouter [ex-zanger Wouter Touw – LD]. Maar het is zeker ook zo dat we voor de opnames van Nevland meer tijd en geld hebben uitgetrokken. Bij ons debuut was het vooral een kwestie van ‘zitten en spelen’. Juist over de nummers waarin Corno [producer Corno Zwetsloot – LD] de hand heeft gehad waren we super tevreden (Turn Over en Somewhere North). Bij de nieuwe plaat gingen we daarom meer met schetsen de studio in. We hebben ook bewust meer tijd uitgetrokken voor de invulling, zoals het strijkkwartet en het trompetje. Toen het geraamte stond, stelden we ons de vraag: ‘Wat heeft dit nummer nodig?’ Dan ga je dingen uitproberen. We hebben bijvoorbeeld heel veel met samples gewerkt. De meeste samples hebben we in de studio opgenomen. Op een gegeven moment stond ik met Chinese stokjes op een banjo te slaan. Dat werd op een rare manier versterkt en daar maakte Corno dan samples van. Bij This city hoor je op het eind een heel raar krakend geluid. Corno zei dan bijvoorbeeld: ‘Dit nummer heeft de handdoek-gitaar nodig.’ Dan keken wij elkaar aan zo van ‘Geen idee wat hij bedoelt’. Uiteindelijk staat Gijs dan met een handdoek op een gitaar te raggen. Het resultaat klinkt supertof!

Hoe ga je dat live aanpakken?
Andreas: “Goeie vraag. We gaan met samples werken en proberen verder vooral zoveel mogelijk de sfeer van de plaat te benaderen. Ik denk niet dat het goed is om te proberen de plaat perfect na te spelen. Dan zouden we eerst nog twee extra bandleden aan moeten trekken. Ons doel was eigenlijk: ‘We willen een zo mooi mogelijke plaat maken’. Hoe we dat later gaan doen, zien we daarna wel weer.”

The Friday of our lives bevat een bijdrage van trompettist Jan Dekker, die we ook kennen van zijn bijdragen aan Vladimir. Hoe ging dat precies in zijn werk? Is het stuk van tevoren uitgeschreven?
Andreas: “Helemaal niet. We hebben het nummer hier thuis op Gijs’ kamer opgenomen en het toen samen met wat live opnamen naar Jan opgestuurd. Zo van: ‘Dan kun je er alvast even naar luisteren.’ Toen hij in de studio kwam had hij nog helemaal niks geluisterd. Maar toch wist ik dat het een goede zet was om hem uit te nodigen. Het is een erg inventieve jongen, echt supermuzikaal. Het nummer is feitelijk ook heel simpel. Jan heeft het in de controlekamer twee keer geluisterd en zei toen: ‘Komt goed’. Hij heeft het nummer uiteindelijk in twee keer ingespeeld. Ik denk dat hij in totaal zo’n drie kwartier bezig is geweest. Wat dat betreft alle complimenten aan hem!”

~

Jullie gitarist Gijs van Veldhuizen speelt meen ik ook in digital hardcore formatie Bastards United – toch een wereld van verschil lijkt me. Heeft dat nog invloed gehad op jullie sound?
Andreas: “Het is beslist een ander type gitarist dan Jan-Willem [voormalig gitarist Jan-Willem Wools – LD]. Het is allemaal wat heftiger. Gijs houdt er wel van om af en toe flink zijn gitaar te mishandelen. Maar voor de rest, het is niet zo dat hij met een Bastards United-instelling in de band is gaan zitten. Gijs was natuurlijk al heel lang onze geluidsman, dus hij kende de nummers vrij goed. Daarom was het destijds ook logisch dat hij de plek van Jan-Willem in zou nemen.”

Jullie debuut werd over het algemeen bijzonder goed ontvangen. Voelden jullie tijdens de opnames van Nevland ook de druk van ‘het tweede album’?
Andreas: “Het is met deze plaat zo anders gelopen dan met de eerste. Uiteraard voel je wel wat druk. Je wilt graag iets maken dat beter is dan je debuut. We hadden ook absoluut het idee dat we het in ons hadden. Maar het is niet zo dat we dachten: ‘Goh, de hele wereld kijkt mee over onze schouders’. Voor mij was het grote verschil dat ik veel meer studio-ervaring had dan de eerste keer. Ook al hadden we misschien niet altijd precies voor ogen wat we wilden, we vertrouwden erop dat we er in de studio wel uit zouden komen. Daar hebben we ook veel meer tijd voor uitgetrokken. Wat dat betreft vond ik het leuker om deze plaat op te nemen. Het was veel meer een experiment. Wel een bewust experiment trouwens. We wisten veel beter waar we naartoe wilden. Op Nevland staan in vergelijking met ons debuut veel ‘grootse nummers’, maar ook een aantal ‘kleinere liedjes’. Er zit meer dynamiek in de plaat.”

~

Gijs: “Ik ben dus niet heel erg betrokken geweest bij de eerste cd, eigenlijk helemaal niet, maar ik denk dat de tijd die we gestoken hebben in het pre-opnameproces, wel tekenend is voor de plaat. We hebben in principe alles bij mij thuis opgenomen en de nummers vervolgens via internet aan elkaar doorgespeeld zodat iedereen er een beeld van kon krijgen.”

Andreas: “Wat mij betreft was het in ieder geval geen moeilijke tweede, maar er waren wel moeilijkheden. Als halverwege de opnames van je tweede plaat je zanger opstapt, word je wel geconfronteerd met een hele nieuwe situatie.”

Had je zijn vertrek zien aankomen?
Gijs: “Ja, de confrontatie in ieder geval wel. Wat de gevolgen van die confrontatie zouden zijn, hoe dat uit ging pakken, wisten we ook niet precies, maar op de avond dat we hem ermee confronteerden was de beslissing vrij snel genomen. Je moet eerlijk zijn in zo’n situatie. Hij tegen zichzelf, en wij tegen onszelf. Wouter had de drive niet meer. Bij nieuwe liedjes merk je dan dat iemand achterblijft en geen input heeft. En er ook bewust voor kiest om geen input te hebben.”

Andreas: “Hij had zijn ambities bereikt. Dat is natuurlijk prima, maar als je met een groep mensen werkt die verder wil, dan kun je niet langer samenwerken. En dat was dus waar het spaak liep. Maar we zijn nog steeds goede vrienden hoor. Wouter is één van onze grootste fans.”

~

Hoe zit het nou precies met het verhaal dat jullie contractueel verplicht zijn een aantal nummers thuis op te nemen [bij het label Livingroom Records – LD]?
Andreas: “Hahahahaha, stond dat echt op onze site? Dat is natuurlijk flauwekul. Maar we hebben hier thuis wel een nummer opgenomen dat op de cd terecht is gekomen (Draw yourself a tree). Thuis opnemen hebben we altijd veel gedaan en dat zullen we ook zeker blijven doen. Ik denk dat op onze komende cd’s alleen maar meer van dat soort nummers terecht zullen komen.”

Gijs: “Het leuke is dat veel mensen juist denken dat dat nummer niet thuis is opgenomen. Mooi hoe mensen dat soort dingen interpreteren.”

Jullie hebben inmiddels in het voorprogramma gestaan van acts als Tindersticks – die jullie hoogstpersoonlijk vroegen om de dag erop ook het voorprogramma te doen in 013 (Tilburg) -, en onlangs Madrugada. Geen misselijke namen lijkt me. Nog wensen over?
Andreas: “Madrugada is op het allerlaatste moment gecancelled, toen wij op de stoep stonden van Tivoli. Het management van Madrugada was akkoord, maar die had het dus niet overlegd met de band. Een uur voordat we er waren werd die ermee geconfronteerd en toen zeiden ze: ‘Dat willen we niet’. Dus toen konden we weer naar huis.”

Enig idee waarom?
Andreas: “Ze kwamen met een hele hoop bull-shitargumenten.”

Gijs: “Ik kan me ergens wel voorstellen dat mensen het vervelend vinden als je ergens moet spelen en er is plotseling een onbekend bandje dat ook nog moet soundchecken.”

Andreas: “Het waren vooral technische redenen waarmee ze aan kwamen zetten. Zoals dat soundcheckverhaal en de mengtafel die aangepast moest worden. Dat is natuurlijk bull-shit, want je kunt alles zo weer terugdraaien. Ik vind dat als je het als band zover hebt geschopt als Madrugada, je moet weten wat je ‘achterland’ is. Zelf zijn ze ook groot geworden door supports te doen van bands die groter waren dan zij. Ik zou persoonlijk nooit zo hebben gehandeld. Ik zou wel even hebben gevloekt, zo van ‘Kut, dat betekent dat deze avond misschien minder relaxed wordt dan we hadden bedacht’, maar aan de andere kant dacht ik ook: ‘Hier vinden ze het goed genoeg, dus laten we maar eens zien’.”

Gijs: “Ze hebben bovendien niet eens de moeite genomen om het ons persoonlijk te vertellen. Tivoli was heel geschikt en bood meteen haar verontschuldigingen aan. We hebben ook gewoon betaald gekregen. Zij konden er verder weinig aan doen. Ik ben blij dat we daar binnenkort alsnog kunnen spelen.”

Maar om even terug te komen op de vraag, nog wensen over?
Andreas: “Genoeg. Voorprogramma’s zijn altijd erg leuk om te doen. Je zit met je helden in de kleedkamer en je bereikt mensen die je anders misschien niet zou bereiken. Dat met Tindersticks heeft destijds supergoed uitgepakt. De plaat kreeg enorm veel aandacht. Daar profiteren we nu nog steeds van.”

Gijs: “We hadden ingezet op het voorprogramma van dEUS. Dat had ons heel erg gaaf geleken. Maar hun management had zelf al dingen geregeld.”

~

Valt het spelen in een band als Audiotransparent eigenlijk nog te combineren met jullie werk/studies?
Andreas: “Lastig. Maar ik denk dat als je echt gemotiveerd bent, het absoluut te doen is. Alleen moet je af en toe keuzes maken. Ga ik naar dat tentamen of toch naar het buitenland om een paar optredens te doen? Ik ben sowieso altijd geneigd te kiezen voor de muziek. Maar ik merk het wel in mijn studieresultaten. Dat houdt niet over.”

Gijs: “Muziek maken is altijd leuker dan studeren. Tenminste, voor mij wel. Ik ben zelf bijna klaar met de studie Godsdienstwetenschap. Dan moet ik maar zien hoe het uitpakt. In principe geldt: waar een wil is, is een weg.”

Nog iets toe te voegen?
Andreas: “We zijn bijzonder trots op het artwork van de cd. Mensen als Gerben Kolkena en Peter Boersma (www.hehallo.nl) werkten belangeloos mee. Sommige flarden tekst zijn niet in de originele taal. Waarmee we overigens beslist niet de ‘internationale jongens’ uit willen hangen ofzo. Het ging ons puur om het visuele aspect.”

Donderdag 29 september vindt in Vera (Groningen) de cd-presentatie plaats. Het voorprogramma zal worden verzorgd door Awkward I.

Boeken / Fictie

Drie keer niks

recensie: Nummer 3

Alle goede boeken hebben een onderliggende constructie die hun structuur draagt. Zij zijn weer onder te verdelen in twee categorieën. In de eerste is de structuur heel modernistisch onderdeel van de allure van het boek. Denk aan Ulysses of Pale Fire, of aan de architectuur van die gebouwen waarin je de stalen balken gewoon kunt zien zitten. Bij andere meesterwerken van de moderne letteren lijkt, met de nadruk op het werkwoord, de structuur juist weer afwezig, maar dat is dan weer kunst.

Slechte boeken heb je ook in twee soorten: structuurloze wauwelpraatjes (Connie Palmen) en werken waarin een krakkemikkige structuur het gebrek aan inhoud en vaardigheden niet kan verhullen (Harry Mulisch). Welke van de twee het ergste is zou ik niet weten, maar na lezing van Nummer 3, de tweede roman van Lia Tilon, neigen we hier op het Instituut naar de laatste – hoewel aan wauwelen in dit boek geen gebrek.

3

Anders dan de achterflap wil doen geloven, is het thema ditmaal (heel origineel) weer eens identiteit. Verder speelt uiteraard het getal drie een prominente rol. Negen hoofdstukken (dat is deelbaar door drie in het kwadraat), het eerste hoofdstuk telt drie paragrafen, de hoofdpersoon woont met zijn vader en moeder, net als zijn beste vriend met de zijne. Bij het verkeersongeluk dat allesbepalend is voor de plot zitten drie mensen in de auto. De toeristen die zijn atelier bezoeken ‘komen in drie typen’. Enzovoort, en zo verder. Daar zit een leuke opdracht in voor 3-VMBO. Dat spelen met getallen en andere structuurelementen, zoals het terug laten keren van motieven, is op zich geen bezwaar, als het maar functioneel is. Dergelijke stijlgrepen mogen echter nooit meer zijn dan een middel. Wat Tilon ermee beoogt is volkomen onduidelijk. Zoals wel meer van wat zij schrijft.

Damesromannetje

~

Het verhaal dat Tilon vertelt is intussen zo plat als het gemiddelde damesromannetje. Julius is de zoon van de Surinamer Stanley en zijn blanke plattelandsvrouw Janine, die eigenlijk Sjaan heet. Ziedaar en voila ons thema weer. Zijn beste vriend Lucas komt uit een oer-Hollands gezin. Als Stanley met een stuk in zijn kraag zichzelf dood en zijn zoon blind rijdt, blijft Lucas fysiek ongedeerd. Hij is ‘Lucky’, zoals Tilon een paar honderd keer vertelt, want aan overbodige herhalingen van het voor de hand liggende is hier geen gebrek.

Julius vestigt zich als beeldhouwer – vanwege die blindheid, snappen jullie wel. Zie Oidipoes: dat zijn beste vriend twee ongelijke benen heeft zal vast ook niet voor niks zijn. Ook de symboliek is van een tenenkrommende voorspelbaarheid. De aan heimwee lijdende Stanley bouwt aan zijn Hollandse huis een veranda, die Julius jaren nadien weer afbreekt. Julius neemt geluiden op en speelt die weer af, of hij luistert naar een audioboek, zodat hij altijd omringd is door stemmen. Ook praat hij met Janine, die in de tussentijd op mysterieuze wijze is verdwenen. Op een dag trekt Lucas bij hem in, net als het scharminkel Teresa, dat voor een franchiseketen op zoek is naar geschikte vestigingsplaatsen – waarmee alweer een drietal voltooid is.

Die nieuwe constellatie zorgt voor spanning, en als de ogen van Julius vlak voor het einde dan ook nog geheeld kunnen worden door de medische wetenschap is het thematische pandemonium compleet. Want moet hij ja zeggen tegen de operatie en dus afscheid nemen van zijn identiteit als blinde kunstenaar en daarmee eigenlijk ook van zijn afkomst, of niet? Dat wordt dan niet gewoon chronologisch verteld, natuurlijk niet, ben je gek, maar met zinloze sprongen door de tijd en wisseling van perspectief.

Stilistische aanfluiting

Is het boek op macroniveau al niet veel meer dan leegte verscholen achter flinterdunne interessantdoenerij, daaronder is het voor iedereen die kan lezen helemaal een bezoeking. Zelfs op basisschoolniveau kan Tilon taalkundig niet meekomen. Dat kan natuurlijk gebeuren, maar is in een boek dat zich als literatuur presenteert onvergeeflijk. Verder wil Tilon zo nadrukkelijk literair schrijven, dat ze voortdurend over haar eigen metaforen en vondsten struikelt. Alles citeren is ondoenlijk, ons exemplaar is door de briefjes met woeste aantekeningen tussen de bladzijden – nooit in een boek schrijven! – tot dubbele dikte uitgedijd. Enkele voorbeelden moeten daarom volstaan, onder het motto: ‘iedere stijlfout, iedere kromme vergelijking, elk loos cliché, hoe klein ook, maakt een boek rijp voor het Leger des Heils’:

“…de huid tussen zijn schouders kreukelde als een oude krant.”
“Haar haren waren doorzichtig als blad…”
“Zwijgend hing de hitte boven het land.”

(Vreemd, als bij ons de hitte bij uitzondering eens boven het land hangt in plaats van eronder heeft hij altijd praats voor tien.)
Julius roert zijn koffie niet, maar ‘houdt zijn wijsvinger als een lepeltje in de warme vloeistof (…).’ (Krijg je in ieder geval een warme vinger van, dat scheelt weer.)

Slordig

Tilon wekt door overdreven moeilijkdoenerij de indruk dat achter haar woorden heel wat schuilgaat, maar legt tot overmaat van ramp al die molshopen dan ook nog eens uit, alsof we zelf niet hadden gezien wat ze met haar futloze beeldspraak eigenlijk bedoelt te zeggen:

…knerpende overgang tussen de villa en zijn atelier; scheidslijn die zijn leven in tweeën deelde.

Erg irritant. Of ze kijkt niet goed. Denkt niet na. Snapt het niet. Van een eject-knop op een recorder zijn door slijtage ‘alleen de onderste haakjes van de ‘e’ zichtbaar’. Wat met de j en die andere e is gebeurd en hoe het kan dat die ‘e’ meerdere ‘haakjes’ heeft – geen idee, want dat vertelt ze er dan weer niet bij. Slordig. Slordig. Slordig. Dan maakt ze ook nog vele gewone fouten en missers en idiote observaties, en grossiert ze in de onbeholpen psychologie van het gemiddelde damesmagazine. Een kleine bloemlezing:

Ze doet het voorkomen alsof een hoornvliestransplantatie anno pakweg 2002 iets geheel nieuws is.
Een kruidenier bezorgt wel repen chocola, maar brood en melk bestelt onze Julius ‘op het internet’.

Een gele fiets heeft een ‘meisjeskleur’ (moet uiteraard roze zijn, maar dan kan Tilon het grapje ‘marsipulamifiets’ niet maken).
Volgens Tilon is zeven het gekkengetal (moet zijn elf – ook dat nog).

‘Ze zag direct dat er geen dart was. Al op de drempel van café De Twee Tanden zag ze dat’ – terwijl ze nota bene een foedraal met drie (!) darts bij zich heeft.

Irritatiegrens bereikt

Genoeg, genoeg o en voor altijd genoeg. Waar zijn de tijden gebleven dat je niet alleen eindredacteuren had, maar schrijvers bovendien studie deden naar het onderwerp van hun boek, of tenminste schreven over zaken waar ze verstand van hadden, al dan niet met ‘dart’?
Samenvattend drukt de foto op het omslag het beste uit welke emoties deze roman bij de lezer naar boven brengt. Ook het weinig subtiele rouwrandje is bijzonder goed gekozen. Dat dan weer wel. Verder is het drie keer niks.

Boeken

Een zwaarlijvig, breedsprakig en eenmalig tijdschrift over de ondertitel

recensie: Atom Egoyan & Ian Balfour (ed.) - Subtitles: On the Foreignness of Film

Bij anderstalige, buitenlandse films is een ondermaatse en daardoor irritante ondertiteling het enige werkbare alternatief voor lachwekkende nasynchronisatie. Wie een film begrijpbaar probeert te maken voor een anderstalig publiek ontkomt niet aan een of andere vorm van vertalen, en de keuze tussen dubben en ondertitelen is dan een kiezen tussen twee kwaden. Filmmaker Atom Egoyan en hoogleraar in de letteren Ian Balfour stelden over dit vertaalproces het boek Subtitles: On the Foreignness of Film samen, waarin ondertitels centraal staan.

Zowel nasynchronisatie als ondertiteling levert nadelen op. Het nadeel van nasynchronisatie is dat niemand gelooft dat bijvoorbeeld BA Baracus een accentloos, ietwat kunstmatig zwaarder gemaakt, burgermanskwaad Duits spreekt. Het nadeel van ondertiteling is dat je door het lezen niet meer toekomt aan het kijken. Maar die nadelen wegen met gemak op tegen het ultieme nadeel van in het geheel niet vertalen, namelijk dat de film dan ontoegankelijk blijft voor een enorm publiek.

Onvertaalbaar

Subtitles is een boek over ondertitels. Aha, en waar zou zo’n boek dan precies over gaan? De ondertitel van het boek biedt uitkomst: On the Foreignness of Film. Het boek gaat over… Ja, over wat…? Hoe vertalen we foreign? Met vreemd, anders? Over het onvertaalbare van film, dus. Over het eigenaardige en uitheemse in buitenlandse films dat ondertiteling nodig maakt; en over de vreemde praktijk die we ondertitelen noemen. Die onvertaalbaarheid van de titel uit zich ook in de opzet van het boek. Iedere contribuant heeft iets anders ingeleverd, wat van het boek een enorme schat aan triviale, maar wel erg leuke informatie maakt.

Eclectisch

~

Het onderwerp ‘ondertitels’ laat zich vanuit allerlei hoeken bekijken, wat vermoedelijk de reden is dat Egoyan en Balfour werkelijk de meest uiteenlopende teksten hebben opgenomen. We lezen een interview met filmmaker Ulrike Ottinger, die in enkele documentaires de historische nalatenschap in Oost-Europa onder de loep neemt. We lezen recensies en overpeinzingen die Jorge-Luis Borges tussen 1930 en 1941 genoteerd heeft (Borges profeteert over Citizen Kane: “[It] will endure as certain films by Griffith or Pudovkin do – works whose historical value no one denies, but which no one goes to see again, either.“). We lezen een relaas van een ondertitelaar, en lezen over vermakelijke ervaringen en het verbale geweld dat vertalers naar hun hoofd geslingerd krijgen, omdat ze het toch nooit goed kunnen doen.

Vakantiedoeboek

Anekdotes, gedachten, bewijsvoeringen en interviews: Subtitles is een soort draagbare krantenbak, een transcript van twee seizoenen RAM, een zwaarlijvig, breedsprakig en eenmalig tijdschrift, waarin allerlei artikelen min of meer per ongeluk naast elkaar staan. Door die brede opzet krijgt het boek iets van een soort vakantiedoeboek voor filmliefhebbers die graag de filosofische diepgang zoeken; een koffietafelboek zonder plaatjes.

Spijkers op laag water

Maar die uitgebreidheid maakt het boek ook kwetsbaar: wie over alles schrijft, schrijft altijd wel iets dat iemand niet aanstaat. De wetenschappelijke kost van hoogleraar Oosterse Film & Kunstgeschiedenis Hamid Naficy, over ‘het Andere’ in het politiek getinte werk van regisseurs-in-ballingschap, dat al gauw een analyse wordt van deconstructivistische werkingen van wat Naficy accented cinema noemt (films met een accent), had van mij achterwege mogen blijven. Niet omdat het te moeilijk zou zijn, maar omdat het een nogal specifiek onderwerp behandelt, dat de lezer maar net moet interesseren.

Daar moet tenslotte bij opgemerkt worden dat de kans dat een artikel je niet zint, niet opweegt tegen het gegeven dat je waarschijnlijk voor elk vervelend stuk drie artikelen, interviews of anekdotes zult vinden die je wel leuk vindt. Eigenlijk is het als met de ondertitels op de televisie: je pikt ervan mee wat je wilt, en wat je niet meekrijgt mis je ook niet.

Muziek / Album

Te veel ideeën

recensie: John Cale - Black Acetate

Black Acetate is alweer het 22e soloalbum van de geboren Welshman. Leek hij eind jaren ’90 verloren voor de popmuziek, sinds het in 2003 uitgebrachte album Hobosapiens is hij weer helemaal terug. Naar eigen zeggen door de zegeningen van softwareprogramma Pro Tools heeft de 63-jarige Cale een nieuwe creatieve ader aangeboord. Bij het maken van dit album heeft hij de hulp gekregen van Dr. Dre, Pharrell Williams en Erykah Badu. John Cale op de urban-toer? Nee hoor, verwacht van Cale geen stuiterende hiphop-beats. Op Black Acetate staan wel 13 zeer uiteenlopende nummers die bol staan van de muzikale ideeën.

Het verhaal mag als bekend worden beschouwd. Ooit was er een New Yorkse band die de Velvet Underground heette. Dit subversieve gezelschap werd omarmd door pop-art koning Andy Warhol en groeide aan het einde van de roerige jaren ’60 uit tot één van de meest invloedrijke popgroepen van dat moment. Medeoprichter Lou Reed werd daarna een megaster, terwijl John Cale voor altijd een leven als undergroundheld beschoren leek. Onterecht natuurlijk. Het oeuvre van Cale is veel interessanter dan dat van Reed. Maar het leven is niet eerlijk, dat weet iedereen. De immer experimenterende John Cale zal daarom ook wel altijd een favoriet van critici en kunstliefhebbers blijven, en volkomen genegeerd worden door het grote publiek. Daar zullen ook dit nieuwe album en hipster Pharrell weinig aan kunnen veranderen.

Vervreemdende effecten

~

Black Acetate is een merkwaardige cd. Na het album een aantal malen aandachtig te hebben beluisterd, heb ik nog steeds moeite om er een eenduidig oordeel over te vormen. Zelden hoorde ik zoveel rockgitaren op een Cale-album. Een nummer als Perfect zou zo uit de koker van Velvet-collega Reed kunnen komen. Andere nummers zijn volgestouwd met achtergrondkoortjes, vervreemdende effecten, en een veelvoud aan riedels en twiedeltjes. Hoe subtiel dit meestal ook gebeurt, soms wordt het allemaal te veel. Tijdens een prachtig nummer als Mailman (the lying song) zou je willen smeken de toegevoegde accenten achterwege te laten. Het nummer zou nog meer tot zijn recht komen met een spaarzame begeleiding. Graveldrive, dat wel zo’n sober arrangement geniet, is voor mij de bevestiging van deze stelling. Dit ingetogen nummer is dan ook het hoogtepunt op het album.

Overstroming

In de zomer van 2003 had ik het genoegen om Cale te zien optreden in de Stevenskerk in Nijmegen. De man die zijn eerste muzikale schreden op een kerkorgel in Wales zette, leek hier als een vis in het water. De nummers klonken sereen en intens. Doordat Cale solo optrad, genoten ze bovendien allemaal van een spaarzaam arrangement. De prachtige, uitgeklede versies van Cale-klassiekers en de bijzondere setting maakten het voor mij tot een van de meest indrukwekkende concerten waar ik ooit bij was. Cale is dan ook op zijn best wanneer hij zichzelf enkel op een piano begeleidt. Dan kruipt hij in de rol van desolate, zwartromantische troubadour waarin de echo van Leonard Cohen en Nick Drake doorklinkt. Een woud van samples, effecten en koortjes is een minder geschikt kostuum voor deze rol. Ik hoop zeker dat zijn nieuw ontdekte creatieve stroom niet al te snel zal opdrogen. Iets minder mag het echter allemaal wel. Te veel water in een rivier leidt immers tot een overstroming.

Muziek / Achtergrond
special: Deel III: Elle Bandita

Het Nachtpodiumverhaal

In de periode van september tot en met december 2005 werkt 8WEEKLY samen met het VPRO televisieprogramma Nachtpodium. Iedere aflevering zullen wij een item maken waarin we jonge en nieuwe culturele talenten presenteren. Daaraan gekoppeld publiceren we iedere week een achtergrondverhaal. Komende zondag heb ik een interview met solozangeres Elle Bandita, een eigenwijze she-devil die het doet met cassettebandjes en een scheurende Flying V. In een optreden in de poptempel Paradiso laat ze Amsterdam zien wat punk ook al weer was.

Elle Bandita is vrij vertaald ‘Zij Band’, maar het klinkt ook een beetje als ‘De Schurk’. Het is beide van toepassing op de brutale soloact. Een goede soloperformance is misschien wel een van de moeilijkste om op te voeren. Het vergt heel wat van een artiest. Ten eerste moet je een hele dosis lef hebben. Daarnaast moet je een act hebben die stáát als een huis. Als het publiek twijfelt aan je durf of je kwaliteiten, ben je er geweest. Er staat geen band achter je om op terug te vallen. En zelfs als het met die twee zaken dik in orde is, ben je er nog lang niet. De belangrijkste vereiste is misschien wel de moeilijkste: intrigeer, wees boeiend, overweldig! En dat laatste is iets wat veel soloartiesten maar niet voor elkaar krijgen. In zichzelf gekeerde singer-songwriters of laptop-muzikanten? Gaap… Zo niet Elle Bandita. Ik zag haar eerste optreden een paar maanden geleden. Het was meteen duidelijk dat deze vrouw punk brengt zoals het ooit bedoeld was.

Zwaar geëngageerd

~

Elle Bandita is het alter ego van Rianne. Ze groeide op in Maassluis, volgens haar zelf een gat waar veel kortzichtige mensen rondlopen. Het irriteerde haar bijvoorbeeld dat ze voortdurend voor een jongetje werd aangezien. Het maakte haar boos en opstandig, maar in plaats van het slopen van de bushokjes en winkeletalages van Maassluis zet ze haar frustratie om in muziek met de stoere Elle Bandita als ultieme uitlaatklep. Elle Bandita is een grote middelvinger naar alle conservatieve mensen in haar omgeving. Ze is fel, ze is boos, kortom: punk! Tegenwoordig is punk weer helemaal hip en veel succesvolle nieuwe bands bedienen zich graag van deze brutale muziek om hun eigen werk een eigenwijs en snedig tintje te geven. Maar vaak is het niet meer dan dat. De stoere attitude is gebleven, maar de muziek is door veel van die artiesten tegenwoordig gestript van elke urgentie. Je zou bijna vergeten dat ze ooit bedoeld was om een boodschap te verkondigen. Engagement is kennelijk uit de mode. In die zin kan Elle Bandita zwaar geëngageerd worden genoemd. Ze brengt de punk terug in de punk.

Felgekleurde mini-outfitjes

Elle Bandita maakt haar harde muziek met minimale middelen. Haar ‘band’ bestaat uit een handjevol cassettetapes. Op harde elektrobeats zingt en schreeuwt ze liedjes over thema’s uit haar eigen leven, zoals vooroordelen, vieze kerels en geliefden die maar niet terugbellen. Soms gooit ze daarbij de zweep over haar Flying V-gitaar, de andere keer imiteert ze een kerkorgel op haar bizarre grijze elektrische gitaar. Maar scheuren doet het altijd. Haar podiumact is ronduit extravagant. In felgekleurde mini-outfitjes betreedt ze ongegeneerd het podium waar ze het op een schoppen en slaan zet. De ruimte tussen de liedjes vult ze op met het verwisselen van haar cassettetapes en met het vermaken van het publiek met luchtige grapjes. Bij veel optredens lijkt het alsof het publiek bij de show hoort. Op de voorste rij staat steevast een groep punkmeiden mee te schoppen en slaan. Meestal blijven dit soort taferelen verborgen in donkere kraakpanden, maar Elle Bandita’s muziek is toegankelijk genoeg voor grote podia, zoals Paradiso.

Als je wilt weten waar punk ook al weer echt over ging, bezoek dan de site van Elle Bandita voor een overzicht van haar live optredens in Nederland. Makkelijker is natuurlijk om aanstaande zondagnacht om 00:05 uur naar VPRO’s Nachtpodium te kijken.

Film / Films

Een superieure intellectueel en een jaloerse echtgenoot

recensie: Pickpocket / L'Enfer

Total Film brengt twee Franse klassiekers uit de reeks Cinéfiles Classique op de markt: Pickpocket (1959) van Robert Bresson en L’Enfer (1994) van Claude Chabrol. Pickpocket is een gedachte-experiment betreffende de moraal, de film speelt met het aloude idee dat het voor bepaalde superieure personen wellicht geoorloofd is om een misdaad te plegen zonder daarvoor gestraft te worden. L’Enfer is een psychologisch portret van een ziekelijke toestand. Het brengt een geval van paranoïde jaloezie in beeld en werkt dit tot in het extreme uit.

Hoewel Pickpocket en L’Enfer zijn gemaakt door regisseurs die in dezelfde tijd zijn begonnen met filmen en die ook allebei affiniteit hadden met de Nouvelle Vague, zijn de films nauwelijks met elkaar verwant. Gezien de vijfendertig jaar die tussen het maken van beide films gelegen is, hoeft dit ook niet te verbazen. De enige verwantschap tussen beide is wellicht het feit dat zowel Chabrol als Bresson er op hun eigen manier naar streven om een eigen filmtaal te creëren die niet langer afhankelijk is van de kunstvormen waaruit de film geëvolueerd is.

Diefstal als kunst

In het hypermorele en filosofische universum van Bressons Pickpocket wordt de moraal ondermijnd en ter discussie gesteld. Bressons film is gespeend van iedere vorm van psychologie en is sober en minimalistisch van opzet. Centraal staat de in zichzelf gekeerde intellectueel Michel die de volgende ’theorie’ zegt aan te hangen:

Kunnen we niet toestaan dat capabele intelligente en zeker getalenteerde of geniale mensen, die immers onmisbaar zijn voor de samenleving, geen gezapig leventje leiden, maar in bepaalde gevallen vrij zijn zich niet aan de wet te houden?

Voor Michel is deze vraag een vrijblijvend hersenspinsel. Hij beschouwt zichzelf als een van deze ‘geniale’ mensen en besluit zichzelf in leven te houden met zakkenrollen, waarbij hij al snel geholpen wordt door een aantal andere ‘geniale’ lieden. Michel en zijn kornuiten zijn echter niet zomaar zakkenrollers, het zijn kunstenaars. Bresson benadrukt dit door de manier waarop hij hun handelingen in beeld brengt. Hij focust op de kleine details, zoals enkele vingers die over de revers van een jasje dansen om daarna subtiel een binnenzak in te glijden.

Dostojevski

~

Niet lang na het begin van Pickpocket overvalt je het gevoel dat deze film wel erg veel op Dostojevski’s Misdaad en straf lijkt. De ’theorie’ van Michel, zijn eenzaamheid, de beslotenheid van zijn kamertje (dat in feite ook een personage is), de relatie met de ongewenst zwangere Jeanne en de confrontaties tussen hem de rechercheur die belang in hem stelt: het riekt allemaal maar al te zeer naar Dostojevski (die Bresson wel vaker geïnspireerd heeft). Toch is er wel degelijk verschil. Terwijl Raskolnikov in Misdaad en straf ervaart dat de werkelijkheid sterker is dan zijn theorie en zijn misdaad zwaar op zijn geweten drukt, toont Michel geen enkele gewetenswroeging. Sterker nog, als hij aan het eind van de film in de cel is beland, schaamt hij zich alleen voor het feit dat hij zich heeft laten pakken. Hoe staat het dan met de ’theorie’? Heeft Michel dan gelijk, net zoals Raskolnikov ongelijk had? Wellicht. Aan de andere kant is er ook sprake van een zekere mate van loutering. In de cel ontdekt Michel eindelijk wat Jeanne voor hem betekent. Alsof hij eindelijk ervaart dat ook hij niet een geheel op zichzelf staand individu is, maar anderen nodig heeft. De superieure mens die overal bovenstaat en nergens door gebonden wordt, blijkt opnieuw niet te bestaan.

Essentie

Stilistisch gezien was Bresson in bepaalde opzichten een echte realist. Hij weigerde in studio’s te filmen, gebruikte geen tot bijna geen kunstmatige belichting en liet zijn personages spelen door niet-professionele acteurs. Toch ging het Bresson niet om de realiteit, integendeel. Hij was veeleer een filosofische filmmaker die ideeën en misschien zelfs ‘de waarheid’ op het doek wilde brengen. Hij maakte daarbij gebruik van een eigen stilistisch systeem dat hij le cinématographe noemde en dat erop gericht was de film zoveel mogelijk tot zijn essentie terug te brengen. Hij liet daarbij zijn acteurs bijvoorbeeld net zo lang repeteren tot elke emotionele expressie uit hun presentatie verdwenen was.

Kinetische film

Claude Chabrol
Claude Chabrol

Net als Bresson probeert Claude Chabrol zijn beeldtaal zuiver te houden, maar hij gaat hierin veel minder ver. In zijn L’Enfer ontbreekt weliswaar het theatrale dat films over een dramatisch onderwerp vaak aankleeft, maar hij dwong zijn acteurs niet om de emotionele expressies geheel uit te bannen, zoals Bresson. In dat verband is het interview dat als extra aan de dvd van L’Enfer is toegevoegd interessant. Chabrol vertelt daarin dat de scenarioschrijver en oorspronkelijke regisseur Henri-Georges Clouzot (wiens eigen verfilming door ziekte en tegenslag geen doorgang kon vinden) van plan was een kinetische film te maken waarin de ‘normale’ scènes telkens worden afgewisseld met een groot aantal ultrasnel achter elkaar gemonteerde beelden (zoals in Clouzots La Prisonnière). Deze esthetiserende kunstgreep trok Chabrol echter in het geheel niet, omdat het de dramatische kwaliteit van de actie zou ondermijnen. Bij Chabrol zien we dan ook slechts enkele van deze ultrasnelle montages. Hierdoor vermijdt hij dat de dramatiek teveel wordt opgezweept en wordt de sluimerende paranoia ook daadwerkelijk voelbaar gemaakt.

Jaloers

L’enfer is niet zo filosofisch van opzet als Pickpocket. Centraal staat niet de moraal en de daarmee verbonden ideeën, maar de geestestoestand van een man die langzaam ontspoort en de grip op de werkelijkheid kwijtraakt. Chabrol schildert de perversie die optreedt bij een liefde die gepaard gaat met een obsessieve bezitsdrang, zonder daarbij psychologiserend te worden. De regisseur vertelt het verhaal van een huwelijk dat langzaam verandert in een hel. De echtelieden Paul (Francois Cluzet) en Nelly (Emmanuelle Béart) beginnen samen een herberg. Nelly is echter een charmante, spontane en verleidelijke vrouw die niet vies is van de aandacht die de mannelijke gasten haar schenken, en dat stoort Paul. Er komen scheurtjes in hun gezamenlijke geluk als bij Paul het idee postvat dat Nelly vreemdgaat. Hij raakt geobsedeerd door zijn eigen vermoedens en al snel ontpopt hij zich als een jaloerse tiran die op zijn vrouw past als een vrek op zijn geld.

Hitchcock

~

Zoals zoveel Nouvelle Vague-filmmakers had Chabrol grote bewondering voor Alfred Hitchcock, over wie hij samen met Rohmer een boek schreef. Deze bewondering is in zijn films goed terug te zien. Ook L’Enfer heeft overduidelijk enkele Hitchcockiaanse trekjes. De manier waarop de spanning wordt opgebouwd is daar een goed voorbeeld van. Gaat Nelly nu wel of niet vreemd? Is Pauls jaloezie gegrond of niet? Gedurende de film krijg je de gebeurtenissen meestal vanuit het perspectief van Paul te zien, waardoor je met hem meedenkt. Ook als kijker verdenk je Nelly inderdaad van avontuurtjes en andere verboden genoegens, alhoewel de twijfel al direct weer toeslaat en er geen enkel bewijs voor is. Toch zorgt dit ervoor dat je op een gegeven moment de sluimerende paranoia van Paul gaat meevoelen, terwijl je tegelijkertijd sympathie en haat voelt voor het object van de jaloezie: Nelly. Is zij schuldig of niet? Ook aan het eind blijft dit onduidelijk. Het wordt daarentegen maar al te duidelijk dat de ontwrichtende perversie van de bezitterige liefde schadelijker en onmenselijker is dan welke vorm van overspel dan ook. Helaas eindigt de film met een titelkaartje waarop vermeld staat: zonder einde. Deze flauwe knipoog zorgt ervoor dat de zo zorgvuldig in beeld gebrachte paranoia de kijker direct weer ontglipt.

Boeken / Fictie

Literatuur als vluchtheuvel

recensie: Aleksandr Genis & Pjotr Vajlj - De Russische leeslijst // Arie van der Ent (red.) - Arme Liza

Volgens de Russische literatuurcriticus Vissarion Belinsky kon je in Rusland alleen door te schrijven uit de donkere werkelijkheid vluchten. Deze uitspraak typeert zowel de pathetische Russische ziel als de grote maatschappelijke rol van de literatuur. Met de essaybundel De Russische leeslijst en de bloemlezing Arme Liza krijgt de Nederlandse lezer een mooie gelegenheid om zich in deze aspecten van de klassieke Russische literatuur te verdiepen.

In de geschiedenis van Rusland heeft de vaderlandse literatuur een zeer belangrijke rol gespeeld. Dit kwam niet alleen door de belangrijke rol die de klassieken speelden bij de vorming van de Russische jeugd, maar ook doordat de literatuur in de voorbije twee eeuwen het medium bij uitstek was waarmee de intellectuele voorhoede, de intelligentsia, haar ideeën kon communiceren. In de loop van de negentiende eeuw werd de literatuur meer en meer een vluchtheuvel voor de gefrustreerde intelligentsia, die in de negentiende en twintigste eeuw aan handen en voeten waren gebonden door twee grote regimes: het tsaristische en het communistische. De maatschappijkritiek bevond zich dan ook vooral tussen de regels van de grote romans. Daarnaast zien we in veel van de klassieke werken een ongekend grote emotionele bewogenheid, die typerend lijkt voor de Russische volksziel, terugkomen

Romantiek en moderniteit

N.M. Karamzin (1766-1826)
N.M. Karamzin (1766-1826)

Toen Aleksandr Genis en Pjotr Vajlj de canon van hun middelbare schooltijd herlazen vonden zij de Russische cultuur als verstekeling terug in de oude doos van hun jeugd. In De Russische leeslijst getuigen zij hier van en in hun treffende analyses zien we alle grote Russische thema’s terugkomen. Naast overbekende schrijvers als Poesjkin, Gogol, Tolstoj en Dostojevski worden er twee andere grote schrijvers besproken: Karamzin (1766-1826) en Toergenev (1818-1883). Juist deze twee schrijvers symboliseren de centrale thema’s van de Russische literatuur: de tegenstelling tussen stad en platteland, moderniteit en romantiek, ratio en emotie. In Karamzins dramatische liefdesroman Arme Liza, het “embryo waaruit onze literatuur is gegroeid”, wordt het eenvoudige plattelandsmeisje Liza, als symbool van de puurheid, verliefd op de welgestelde Erast, het toonbeeld van de stedelijke verdorvenheid. Erast verloochent Liza’s liefde, wat haar uiteindelijk tot zelfmoord aanzet.

De oppositie tussen stad en platteland komt ook terug in Toergenevs Vader en zonen (misschien wel het belangrijkste boek uit de Russische geschiedenis), maar dan als bron van het zogenaamde Russische nihilisme. In Vaders en zonen wordt het generatieconflict tussen de revolutionairen van de jaren veertig en zestig van de negentiende eeuw gesymboliseerd door de strijd tussen Bazarow en zijn vriend Arkady aan de ene kant en Arkady’s vader en oom aan de andere kant. Bazarow en Arkady zijn jonge geneeskundestudenten, die een tijdje bij Arkady’s vader op de boerderij verblijven. Bazarow is naar eigen zeggen ‘nihilist’, dat wil zeggen dat hij in niets gelooft dan dat wat kan worden vastgesteld door de rationele methodes van de natuurwetenschap Het gaat Bazarow alleen om waarheid, hiermee zweert hij alle spiritualiteit en geloof af, namelijk kunst, literatuur, natuur, filosofie, traditie, autoriteit, religie en intuïtie, liefde: “De natuur is geen tempel, maar een werkplaats, en de mens is een arbeider in die werkplaats.”

I.S. Toergenev (1818-1883)
I.S. Toergenev (1818-1883)

Met Bazarow staan we aan het begin van een lange traditie van jonge mensen die geloofden in grote modernistische idealen. Nadat ze in het tweede deel van de negentiende eeuw elke vorm van traditie af hadden gezworen, gingen deze jongelingen over tot een uiterst gewelddadig terrorisme. Hoewel Bazarow een fictieve persoon was, heeft de Russische geschiedenis vele Bazarows gekend. Hiermee is de roman van Toergenev een voorafschaduwing van de werkelijkheid, en met Toergevens visionaire boek kruisen fictie en realiteit elkaar.

Geschiedenis van misverstaan

Als altijd blijkt ook dat de geschiedenis van deze literatuur een geschiedenis is van misverstaan. De canon die we doorwerken is doorspekt met stereotype interpretaties, terwijl bij herlezing die gemeenplaatsen vaak een simplificatie van de intenties van de auteurs blijken. Dit is een naar trekje van de Russische literatuur en haar geschiedenis: de neiging naar absolute idealen en bombastische pathetiek hangt altijd boven de markt. Genis en Vajlj benadrukken dan ook dat deze literatuur meer is dan aangename verpozing:

In wezen is heel onze canon, in de schoolinterpretatie ervan, een soort morele doctrine, een soort surrogaat voor religie.

Volgens Genis en Valjl komt deze neiging vooral voort uit een gebrek aan een democratisch podium in Rusland. Hierdoor was er geen ruimte voor discussie en konden extreme opinies opbloeien zonder dat ze door iemand betwist werden, hetgeen ervoor zorgde dat ze ongehinderd voort konden woekeren.

Canon

Helaas ontbreekt er aan De Russische leeslijst een samenvattend artikel waarin de fundamentele dilemma’s en problemen van de Russische literatuur behandeld worden. Hiermee komt meteen het nadeel van de canonvorming aan het licht: de canon is willekeurig en vaak onsamenhangend. Wellicht was het daarom aardig geweest om aan een dergelijk thema een overkoepelend essay te wijden. Wat overigens niets af doet aan de uitstekende analyses en uiterst leesbare artikelen.

De auteurs zeggen niet de pretentie te hebben om iets vernieuwend over de canon te zeggen, maar het is een verademing om met hun korte puntige essays de grote werken als verse vissen voorgehangen te krijgen. In de bijbehorende bloemlezing Arme Liza, zijn enkele verhalen of romanfragmenten opgenomen van de door Genis en Valjl besproken schrijvers. Hierin kunnen we de sfeer van de gouden negentiende eeuw van de Russische literatuur in beknopte vorm tot ons laten komen om zo de totaal ervaring compleet te maken.

Aleksandr Genis & Pjotr Vajlj • De Russische leeslijst: Essays over de klassieke Russische literatuur • Vertaling: Arie van der Ent • Uitgeverij Ad. Donker • Prijs: € 17,90 • 192 bladzijden • ISBN 9061005701

Arie van der Ent (samenstelling en vertaling) • Arme Liza: Bloemlezingen uit de klassieke Russische literatuur • Uitgeverij Ad. Donker • Prijs: € 18,90• 288 bladzijden • ISBN 906100571X