Theater / Voorstelling

Bizarre ontmoetingen in het bos

recensie: Omwille van de smeer (Droog Brood)

De genre-naam ‘cabaret’ beslaat in Nederland (en Vlaanderen) inmiddels een heel divers aanbod. Hoe omschrijf je bijvoorbeeld de stijl van “komisch duo, voorheen theater-hervormingsgroep” Droog Brood? Droog Brood houdt geen conferences en doet niet aan politiek-geëngageerde bespiegelingen; Bas Hoeflaak en Peter van de Witte houden zich verre van het traditionele ‘barkrukkencabaret’. Op twee nogal obligate liedjes na zetten ze met Omwille van de Smeer een sterke en vooral heel eigenzinnige voorstelling neer.

De derde voorstelling van Droog Brood gaat over ontmoetingen. Onbekenden, zielsverwanten of geliefden in elke denkbare verschijningsvorm: ze komen elkaar tegen bij Droog Brood. Ze ontmoeten elkaar voor het eerst, voor het laatst of voor de zoveelste keer. De emoties lopen vaak hoog op bij deze prachtig gespeelde scènes.

Underdog van nature

~

“Omdat wij ons bewust zijn van het gegeven dat wij onvolmaakt zijn en dus fouten maken, leven wij met een natuurlijk gevoel van minderwaardigheid”: een citaat uit de voorstelling dat typerend is voor alle personages die door Droog Brood worden opgevoerd. De twee slapeloze mannen die elkaar bij het aanbreken van de dag tegenkomen in het bos, of Chris en René die beiden wat anders hadden verwacht van hun blind-date: In Omwille van de Smeer ontmoeten we de underdog. Het is de kleine man die stilletjes wacht op zelden aanbrekende betere tijden. De man die zich niet kan verweren tegen verraad, kwade opzet of onverschilligheid – en omdat hij zich bewust is van zijn ‘dubbeltje-status’, is het leven voor hem een constante strijd.

Droog-komisch

In soepele vaart trekken de korte scènes aan het publiek voorbij. In de schijnbaar moeiteloze overgangen is de meesterhand van regisseur Ruut Weissman te herkennen. Daarbij wordt er flink met verwachtingspatronen gespeeld. Een voorbijganger wijst een opgefokte man met getrokken pistool beleefd de plek waar zijn kinderen zich hebben verstopt. Als twee oude vrienden elkaar na vijftien jaar weer zien, stapt de één na vijf minuten en een koele handdruk weer op het vliegtuig terug naar Australië, de zojuist gegeven bloemen uit de hand van zijn verbouwereerde vriend trekkend.

Met deze bizarre ontmoetingen met licht schrijnende ondertoon zet Droog Brood de ingeslagen weg van hun vorige voorstelling Scènes voor de mensen voort. De volslagen absurde humor die langs kwam in hun eerste programma Teer is gelukkig evenmin nooit ver weg. Zo zet Droog Brood met deze geslaagde voorstelling definitief een eigen, droog-komische stijl neer.

De voorstelling Omwille van de smeer is nog te zien tot en met 20 juni 2006. Kijk hier voor een uitgebreide speellijst.

Muziek / Album

Verwacht het onverwachte

recensie: Bonnie 'Prince' Billy - Summer in the Southeast

Afgelopen zomer betrad hij in korte broek en op blote voeten het podium van de Passionskirche in Berlijn. En wat verwacht werd, bleef uit. Schuilend achter de kleine gitaar om zijn nek en de harde gitaar van kompaan Sweeney, zong Oldham niet zuiver, niet met overgave en zeker niet op aanvraag. Maar het was allemaal wèl heel speels en mede daardoor werd het toch een een verrassende en positieve ervaring. Enkele dagen later, op het podium van Lowlands, deed Bonnie Billy iets meer zijn best, maar de schok was al geweest. Nu is er, na tal van Palace en Bonnie ‘Prince’ Billy releases, zijn eerste live-plaat Summer in the Southeast. Een meer dan een uur durend geluidsverslag van de afgelopen tour door de zuidelijke staten van de Verenigde Staten, zodat iedereen Oldham ‘live’ kan ervaren.

~

De hypochonder uit Kentucky is een moeilijk mens. Wie A van hem wil, krijgt B. En wie hoopt op een subtiel optreden, krijgt Rock – ga zo maar door. Sterallures? Geen idee. Zo lang hij maar schitterende songs blijft schrijven, hoor je de fans niet klagen. En terecht, hij is gewoon een echte artiest. Maar soms lijkt het alsof Oldham er een spelletje van maakt. Bijvoorbeeld de hoes van Summer in the Southeast, waarop een besneeuwd gletsjerachtig berglandschap te zien is. Een mooie tegenstelling met het beeld dat de meeste mensen hebben van de staten Georgia, Florida, Mississippi en North Carolina, waar de optredens plaatsvonden; optredens waarvan, waarschijnlijk, de beste nummers op deze plaat zijn verschenen.

Sweeney

Wie Bonnie ‘Prince’ Billy alleen kent van de mooie, rustige platen, zal schrikken bij het eerste nummer Master and Everyone. Waar het er normaal gesproken zo bedaard aan toe gaat, scheuren de gitaren fel over het refrein heen. Maar in Pushkin wordt het gas al iets teruggenomen. Dat neemt niet weg dat de gitaar van Matt Sweeney steevast aanwezig is. Bijvoorbeeld bij het nummer Madeleine Mary, dat hij naar grote hoogten speelt. Zijn gepiel is eigenlijk alleen storend tijdens Break of Day. Mooier is echter het fijnzinnige spel op I See a Darkness, Take However Long You Want, Wolf Among Wolves en tijdens het hoogtepuntje van de plaat, Beast for Thee. Dan toont Sweeney zijn klasse en laat ook Oldham zien dat hij zijn best kan doen en de liefhebber toch tegemoet kan treden.

Geen greatest hits

Misschien is het mooiste van de plaat dat Oldham een uitstekende keuze uit zijn oeuvre heeft gemaakt. Een greatest-hits-show is het niet geworden. Niet meer dan een paar hits, wat verdekte nummers van platen en zo hier en dan een verdwaald b-kantje, vullen de ruimte van vijftien songs op. Soms worden nummers in eerste instantie onherkenbaar gespeeld, zoals Death to Everyone, waardoor er een kans ontstaat dat hij de plank mist. Maar dat maakt Summer in the Southeast tot een hele mooie toevoeging aan het nu al uitgebreide werk van good old Bonnie Billy. Het onverwachte, de verrassing en de wendingen, maken Will Oldham live de moeite waard.

8WEEKLY

Spraakmakende museumdirecteur

Artikel: In Memoriam: Edy de Wilde (1919-2005)

Op zaterdag 19 november is Edy de Wilde (Nijmegen, 1919) op 85-jarige leeftijd overleden. De vrijdag erna werd hij in besloten kring begraven. Edy de Wilde is meer dan veertig jaar lang de spraakmakende directeur geweest van respectievelijk het Van Abbemuseum in Eindhoven en het Stedelijk Museum in Amsterdam. Onder zijn bewind werden beide musea op de kaart gezet. En misschien wel zijn grootste verdienste: De Wilde heeft de moderne en hedendaagse kunst bij een breed publiek toegankelijk en populair gemaakt.

Edy de Wilde
Edy de Wilde

Hoewel hij jurist was, werd Eduard Leo Louis de Wilde op zeer jonge leeftijd – hij was 26 – directeur van het Van Abbemuseum in Eindhoven. Bij zijn aantreden was de collectie van het museum ‘een wonderlijk allegaartje’ aldus de pers uit die tijd. Het museum had geen duidelijke visie en het ontbrak de gemeente aan ervaring met cultuurbeleid. De Wilde maakte hier korte metten mee. Hij voerde een gestructureerd en zeer doortimmerd verzamelbeleid (hij was immers jurist) dat gericht was op de nationale en internationale beeldende kunst na 1900.

Expressionisme

Als bindende factor voor het collectiebeheer koos hij voor het expressionisme en met de aanschaf van het werk Hommage à Apollinaire (1912) van Marc Chagall werd een begin gemaakt met een ‘basiscollectie’ die representatief was voor de ontwikkeling van het expressionisme en kubisme tot 1920. Deze collectie bestond bijvoorbeeld uit werk van Kandinsky, El Lissitzky, Braque en Kokoschka. Daarnaast werd Franse contemporaine kunst aangeschaft en met werken van onder andere Miró, Léger, Picasso en Ernst werd een brug geslagen tussen de basiscollectie en de contemporaine kunst. Er ontstond een enorme heisa toen De Wilde voor het in de die tijd astronomische bedrag van ƒ113.943,21 Femme en vert van Picasso aankocht. Ook de collectie Nederlandse kunst werd gemoderniseerd door de aankoop van werken van Struycken, Dekkers, Dibbets, Mondriaan, Willink en nog vele anderen. Zo wist Edy de Wilde het Van Abbemuseum op de kaart te zetten en verwierf het museum een belangrijke plaats binnen de Nederlandse kunstmusea.

Amerikaanse kunst

In 1963 volgde Edy de Wilde Willem Sandberg op als directeur van het Stedelijk Museum in Amsterdam. Ook hier voerde hij een zeer intensief verzamelbeleid, maar nu legde hij de nadruk meer op de actuele kunst door werk van kunstenaars als Dubuffet, Tinguely, Dibbets, Van Elk, Ryman en De Kooning aan te kopen. Ook enkele belangrijke werken uit de jaren vijftig, zoals werk van Matisse, Newman en Rauschenberg werden aan de collectie toegevoegd. De Wilde richtte zich op actuele kunst omdat de klassiek-moderne kunst zo ontzettend duur was geworden, dat het financieel bijna onhaalbaar was om deze werken te gaan verzamelen. Eén van de gevolgen hiervan was dat de negentiende-eeuwse stijlkamers uit het museum verdwenen en dat de Van Gogh-collectie verhuisde naar een eigen museum.

Videokunst

De Wilde bracht ondanks zijn grote liefde voor de schilderkunst alle kunststromingen in de jaren zestig en zeventig meer of minder uitgebreid voor het voetlicht en besteedde daarbij veel aandacht aan vormgeving, fotografie en zelfs aan de toen nog prille videokunst. Sinds de jaren zeventig was er een wetenschappelijke afdeling en een afzonderlijke afdeling voor vormgeving binnen het museum. In 1980 kwam in het museum een speciale ruimte voor videokunst. De videocollectie van het Stedelijk Museum bevatte werk van onder andere Paik, Viola en Nauman.

Moderne kunst

Affiche La Grande Parade (1985)
Affiche La Grande Parade (1985)

Zijn spraakmakende tentoonstellingen als Op losse schroeven, Fundamentele schilderkunst en De jonge Italianen riepen veel reacties op bij Nederlandse kunstenaars. Zij vonden zijn beleid te elitair en zetten zich af tegen alles wat als ‘kunst’ of ‘cultuur’ serieus werd genomen. Deze antipathie richtte zich met name op de gevestigde musea en galeries, dus ook het Stedelijk Museum moest het ontgelden. Dit paste helemaal in de tijd waarin performances en happenings aan de orde van de dag waren.

Hoewel deze reacties soms de boventoon voerden, heeft Edy De Wilde er vooral voor gezorgd dat de moderne en hedendaagse kunst immens populair werd bij het grote publiek en mede dankzij zijn bestuur kan ‘het Stedelijk’ als tempel voor de moderne kunst gezien worden. Zijn afscheidstentoonstelling La Grande Parade in 1985 heeft zo’n vierhonderdduizend bezoekers getrokken. Wat wil een museumdirecteur nog meer?

Kunstliefhebber in hart en nieren

Ook in de jaren na het Stedelijk Museum bleef De Wilde actief in de kunstwereld en organiseerde hij een tentoonstellingstournee van het werk van Karel Appel door Japan. Daarnaast had hij zitting in het bestuur van het De Pont museum in Tilburg, dat begin jaren negentig is opgericht. De Wilde bleef tot op hoge leeftijd musea, tentoonstellingen en kunstenaarsateliers bezoeken en was tot op het einde van zijn leven goed op de hoogte van de hedendaagse kunst.

Muziek / Album

Decembert(r)ip

recensie: Sound Living

.

~

Op 5 december verschijnt bij het kleine Britse A Maze Records het fraaie Drunk With Joy-debuut Sound Living. De Nederlandse zangeres Mila Oshin en de Duitse musicus Kris Jager geven hun debuut kleur met melancholische geluiden die doen denken aan een ruige variant van Portishead of een rustige Goldfrapp. Het is het geluid van een soort elektronische new wave en daarmee niet nieuw, maar de mix van Oshin op zang en Jager achter de knoppen maakt dit duo toch tot iets heel aparts. De teksten beschrijven weemoed en verdriet, maar ook politieke statements worden niet geschuwd (Our friends the actors).

Nachtclubstem

Onze landgenote met die mysterieuze naam, Mila Oshin, heeft een loepzuivere nachtclubstem die nog het meest doet denken aan die van Grace Jones. Ondersteund door de stuwende ritmes van Kris Jager, die optimaal gebruik weet te maken van de tot zijn beschikking staande elektronica, levert dit bijzonder pakkende melodieën op. Wat daarbij het meest opvalt, is dat Drunk With Joy soms de kracht heeft van een rockband, terwijl er toch alleen maar een synthesizer ondersteuning krijgt van een vrouwenstem.

Basloopjes

De plaat opent warm en aanstekelijk met Travelling Light en bij het tweede nummer Our friends the actors merkt je direct dat Drunk With Joy heel creatief omgaat met de zang/synthesizer combinatie. Je hoort een refrein met een stevig gitaarrif, samenzang, dubbele basdrums en een middenstuk met een new wave-basloopje. Gaandeweg de cd ontdek je nog veel meer juweeltjes. Het sterkste gedeelte bevindt zich rond de helft van de cd, met hoogtepunten als I’m on fire, Little Boy Blue (let op het fijne basloopje!) en het stevige The Beginning.

Dronken zonder kater

Drunk With Joy lijkt met Sound Living naadloos mee te liften op de huidige revival van new wave-acts. Je kunt je alleen afvragen of de muziek van dit duo nog voldoende reikwijdte en diepgang heeft om in de toekomst te blijven verrassen? Laten we het hopen. Voorlopig kunnen de liefhebbers van triphop, new wave en elektronische folk zich bedrinken met Sound Living, met als grote voordeel dat ze er geen kater aan over zullen houden.

Boeken / Strip

Vriendelijk gepreek

recensie: Jeroen Steehouwer/Lev Tolstoj – Waarvan leeft de mens?

De afgelopen jaren is het maken van stripversies van literaire werken een ware trend. En het lijkt er niet op dat deze al stagneert, want na de eerdere ‘verstrippingen’ van Reve’s De Avonden en Proust’s A la recherche du temps perdu verschenen de afgelopen maanden een vertaling van de verstripping van Paul Austers Broze stad en het boekje Waarvan leeft de mens?, waarin tekenaar Jeroen Steehouwer drie korte verhalen van de Russische schrijver Lev Tolstoj omzet in een beeldverhaal.

~

Tolstoj is vooral bekend van zijn meesterwerken Oorlog en vrede en Anna Karenina. Hoewel de schrijver zelf afkomstig was uit een adellijke familie, wilde hij schrijven voor het volk en voelde hij zich verbonden met boeren in het bijzonder. De drie verhalen in deze stripbundel hebben dan ook alle het leven van de boeren als achtergrond. Opvallend is dat alle vertellingen nogal moralistisch zijn. De eerste, Hoe het duiveltje zijn boterham verdiende, gaat over een klein duiveltje dat een brave boer verleidt tot slecht gedrag door hem te leren wodka te stoken, waarmee hij zelf weer in een goed daglicht hoopt te komen bij de opperduivel. Het titelverhaal van de bundel gaat over een schoenlapper die zonder het te weten een engel in huis neemt die, zoals de titel het zegt, moet leren waar de mens van leeft. Het laatste verhaal, Jemeljan en de trom is minder godsdienstig, maar niet minder moralistisch. Om zijn vrouw uit de klauwen van de tsaar te houden moet de hoofdpersoon allerlei onmogelijke opdrachten uitvoeren. Gelukkig helpt zijn vrouw hem ’s nachts op mysterieuze wijze en gebeurt er natuurlijk niets ergs.

Expressionisten

~

Steehouwers tekenstijl is bijzonder. Hij gebruikt een wat krasserige stijl, waarbij zijn vormgebruik zo nu en dan iets expressionistisch heeft, bijvoorbeeld in de ruitvormige of rechthoekige hoofden. Hierdoor hebben de figuren soms iets weg van mensen zoals die geschilderd werden door ‘echte’ expressionisten als Erich Heckel en Ernst Ludwig Kirchner. Het kleurgebruik is vrij hard, en hoewel dat goed past bij de tekeningen is het minder sterk bij de verhalen, die juist wat meer modderige kleuren zouden kunnen gebruiken. Op de (geschilderde) voorkant zijn de kleuren getemperd en dat past beter bij de sfeer van de verhalen.

Oubollig

Waarvan leeft de mens? is een aardig boekje. Het combineert leuke, humoristische tekeningen met vriendelijke verhaaltjes. Toch maakt het niet helemaal de verwachtingen waar. Door de klinkende naam van de auteur verwacht je in eerste instantie wat diepgaandere verhalen, en geen gepreek. Hoewel die betiteling misschien ook wel weer wat overdreven is, want Tolstoj staat nu eenmaal bekend om zijn moralistische trekjes. Zijn volksvertellingen hadden vroeger echter zeker meer impact dan ze nu hebben. Ze zijn nu mild van toon en misschien zelfs wel wat oubollig. De tekeningen zijn echter uitstekend, en laten we daarom de hoop uitspreken dat Steehouwer voor zijn volgende project een wat actuelere thematiek kiest.

Theater / Voorstelling

Jonge vormgevers en hun theatrale wereld

recensie: Soirée des Ateliers (Diverse vormgevers)

Tijdens de Soirée des Ateliers biedt Huis a/d Werf aan verschillende nieuwe kunstenaars de ruimte om een klein project te realiseren. Dit keer zijn drie vormgeverscollectieven gevraagd een voorstelling/installatie te maken waarbij de visuele zeggingskracht centraal staat. De deelnemers studeerden allen af aan de faculteit theater HKU, en ook nog eens bijna allemaal in hetzelfde jaar. Toch onstonden er hele verschillende projecten bij het thema. Waar AF een ontdekkingstocht vol onverwachte visuele verassingen biedt, worden bij Tante Riet alle zintuigen behalve het gezicht geprikkeld. En het visuele aspect van de voorstelling van DAT-a is weer van een andere orde: er zijn grote schermen opgehangen, waarop de bezoeker van alles te weten komt over zijn eigen sociale gedrag en dat van zijn medeboezoekers.

DAT-a

~

Z25.org is een stichting opgericht door de eerste lichting van de studie DVTG (Design for Virtual Theatre and Games), een theateropleiding met veel technische aspecten aan de HKU. Deze groep jonge ontwerpers en computerprogrammeurs maakte voor de Soirée des Ateliers een project dat handelt over de informatie die er dagelijks informatie over ons wordt opgeslagen. Dankzij moderne technologieën leiden we naast ons fysieke bestaan ook een verregaand virtueel bestaan, dat door marketingexperts zorgvuldig in de gaten wordt gehouden. Met de ontwikkeling van RFID-chips (Radio Frequency IDentification) – kleine chips die in de toekomst op producten zullen worden geplaatst – verlies je als drager alle controle over het moment waarop je digitale identiteit gebruikt of misbruikt wordt. Z25.org toont dit aan door iedere bezoeker een zender om te hangen waarmee alle activiteiten van de drager geregistreerd worden. Zo moet het mogelijk worden te bepalen wat voor soort persoon je bent, aan de hand van een registratie en analyse van je bewegingsgedrag. Alleen al de informatie over waar je je bevindt in een openbare ruimte wordt een statement over je persoonlijkheid. Op een scherm lees je teksten als: “0,95 percent of the Dutch spent an avarage of 1,13 minutes on the toilet” en “Pietje Puk is an individualist”. De statistieken veranderen naar mate er meer mensen het gebouw binnenkomen en zich gaan verplaatsen. Het systeem werkt helaas nog niet helemaal goed en registreert niet alles even precies. Misschien is dit expres gedaan, om zo aan te tonen hoe frustrerend het kan zijn om beoordeeld te worden aan de hand van een rigide systeem met vooraf bepaalde normen, waarden en regels waar je geen invloed op uit kunt oefenen.

Rauser presenteert: Tante Riet

~

Rauser bestaat uit drie jonge theatervormgevers en creëert ervaringstoneel, waarbij het publiek de beelden zelf invult. De voorstelling Tante Riet van Rauser is in vele opzichten een beleving: van de mysterieuze titel (want wie is toch die Tante Riet?) tot de spannende ervaringen in het donker die Rauser biedt. Een groep van maximaal acht mensen mag naar binnen, nadat iedereen eerst zijn schoenen en sokken uit heeft gedaan. De zaal wordt enkel verlicht door een tafellampje en het schijnsel van een oude buizenradio. Er speelt muziek en de bezoekers nemen plaats op een soort liggende schommel. Iedereen begint te soezen. Dan gaat het licht uit, en in het aardedonker voelt de bezoeker de vloer onder zich bewegen. De ruimte wordt gevuld met vreemde geluiden. De grond onder de voeten verandert van gras naar iets warms, dan in zand en vervolgens in water. Sommige bezoekers schreeuwen in reactie op de onverwachte effecten, en de theatermakers doen er nog een schepje bovenop door met water te spuiten en met lucht te blazen. De voorstelling is heel vindingrijk en ingenieus in elkaar gezet, en vormt leuke en spannende rit die je zintuigen op scherp stelt.

AF

~

AF is een vormgevers- en kunstenaarsduo bestaande uit Freija Wouters en Aidan Radier, dat op zoek is naar de grens tussen beeldende kunst en theater. Hun voorstelling op de Soirée des Ateliers is geen voorstelling, maar een ontdekkingstocht voor de bezoekers. Alsof je door een museumzaal wandelt vol kunstwerken waar je aan hoort te zitten. Voor de gelegenheid verspreidden ze attributen uit de kindertijd in het rond, om zo herinneringen aan die tijd bij de bezoekers op te wekken. Er is van alles om mee te spelen: Lego, verkleedkleding, lakens om een tent mee te bouwen, poëzie-albums, dia’s, autootjes, poppen en nog veel meer herkenbaar en toch ook al ouderwets speelgoed. Maar niets is wat het lijkt en overal zijn dubbele bodems: op de trap, onder de tafel, overal zijn doorkijkjes, spiekgaatjes en verborgen deurtjes. AF (naar de initialen van Aidan en Freija) brengt een leuk experiment, en het is interessant om te zien hoe snel volwassenen (soms na een beetje hulp van de suppoosten) weer terugdromen naar vroeger, en uitgebreid aan het spelen en ontdekken slaan.

Boeken

Enthousiast subjectief

recensie: Chris D. - Outlaw Masters of Japanese Film

Een ware stortvloed aan filmboeken heeft het opgeleverd, de hernieuwde belangstelling voor Japanse cinema in het westen. Kennis over de films uit het Verre Oosten is niet langer beperkt tot academici: het lijkt alsof iedere enthousiasteling tegenwoordig een boek over zijn geliefde films uit de mouw kan schudden.

Het lijkt een beetje dezelfde kant op te gaan als met de Hong Kong-rage eind jaren negentig. Die leidde tot een grote reeks boeken van bedenkelijk allure: van quasi-wetenschappelijke verhandelingen tot gidsjes die niet meer voorstelden dan een opsomming van de videocollectie van een filmnerd.

<i>Audition</i> van Takashi Miike
Audition van Takashi Miike

Outlaw Masters van Chris D. (een Amerikaanse bioscoopprogrammeur – de D staat voor Desjardins) bevindt zich ergens in het schemergebied tussen vakliteratuur en plakboek, maar gelukkig blijkt het van redelijk niveau. Het onderwerp van het boek is de marge van de Japanse genrecinema: al dan niet verguisde regisseurs uit de jaren vijftig, zestig en zeventig, die in mindere of meerdere mate subversieve films hebben afgeleverd binnen het genre van de horror-, yakuza- en samuraifilms. Ook zijn een paar hoofdstukken over bekende acteurs opgenomen, en bovendien zag Desjardins kans een hoofdstuk te wijden aan twee hedendaagse regisseurs: Kiyoshi Kurosawa en die Japanner waar iedereen wat over te zeggen heeft, Takashi Miike.

Feitjes

Het is een bonte verzameling, die niet veel met elkaar gemeen heeft en geheel bepaald is door de smaak van de auteur. Dat is symptomatisch voor het hele boek: Desjardins laat graag zijn eigen ervaringen en meningen naar voren komen. Gelukkig schrijft hij beter en met meer deskundigheid dan de fans die zoveel Aziatische-filmfanatenboekjes in elkaar draaiden. Maar Outlaw Masters of Japanese Film is te persoonlijk, en die invalshoek voegt niets wezenlijks toe aan zijn onderwerp.

<i>Jailhouse 41</i> van Shunya Ito
Jailhouse 41 van Shunya Ito

Het boek biedt voor iedere filmmaker een hoofdstuk met een introductie, een lijvig interview en een filmografie. Die filmografieën zijn niet compleet en daarom eigenlijk onnodig opgenomen. De introducties zijn ook al niet veel waard: Desjardins doet eigenlijk niet meer dan een korte synopsis voor een aantal films geven. Het zijn de interviews die de kern van het boek vormen: de auteur heeft zijn geliefde regisseurs uitvoerig aan de tand gevoeld. De lezer komt vaak interessante feitjes te weten, en bovendien geeft de auteur af en toe ook inzichten in de werkwijze van de filmmakers en de filmindustrie van hun tijd. Desjardins krijgt met zijn enthousiasme en zijn vragen uit persoonlijke interesse (obsessie?) de geïnterviewden wel goed aan de praat. Dat levert interessante gesprekken op, vooral met Masahiro Shinoda, Yasuhara Yasube en een erg spontane Koji Wakamatsu. Aan de andere kant heeft Teruo Ishii niet veel te vertellen, en gaan Desjardins intenties soms zo zeer de mist in dat bijvoorbeeld Meiko Kaji hém interviewt, in plaats van andersom. Verder besteedt hij vrijwel zijn gehele interview met Takashi Miike aan feitjes en weetjes over Audition, maar wat schiet de lezer daar mee op?

Freaks

In Outlaw Masters ligt de nadruk zoals gezegd geheel en al op de films zelf. Vervelend is dat niet, het zijn tenslotte in de eerste plaats de obscure films waar het om draait. Maar het zou geen overbodige luxe zijn geweest als de films van wat meer context waren voorzien. Ook wat meer biografische informatie was welkom geweest. Outlaw Masters is voer voor freaks. Het is geen onmisbaar werk, maar biedt wel een schat aan nooit eerder gepubliceerde informatie. Qua opmaak is het boek geen pretje om te lezen: het fotomateriaal is van geringe kwaliteit en de filmografieën zijn onoverzichtelijk en bovendien geheel in hoofdletters gezet.

Theater / Voorstelling

Een nieuw begin in een mooi jasje

recensie: Perfect Wedding (Toneelgroep Amsterdam)

.

~

Twee families ontmoeten elkaar in opgetogen stemming om de bruiloft van Meridee en Amadou te vieren. Maar al snel rijzen er vragen en conflicten die een feestelijk samenzijn onmogelijk maken. Want wat is liefde eigenlijk? Wat is verliefdheid? Wat is trouw? Wat is trouwen en welke vorm zou een bruiloft kunnen hebben?

Open

In de vorige drie delen van deze huwelijkscyclus plaatste scenograaf Versweyveld steeds de begrensde vorm van een huis op het podium. Deze keer is de speelruimte leeg en open gelaten en is er enkel een groot ovaal wit tapijt midden in de zaal gelegd. Een flink aantal stoelen werd verwijderd, en het publiek neemt plaats op de overgebleven zitplaatsen en de balkons rondom. De acteurs gaan op en af door de zaalingangen. Er zijn nauwelijks rekwisieten of lichteffecten, enkel kostuums en muziek zijn nadrukkelijk aanwezig. Zo voel je je eerder een gast op de bruiloft dan een toeschouwer, al duurt het nog wel even voordat het feest kan beginnen.

Shakespeariaans

~

Na een misplaatste opmerking van de moeder van de bruid (Renée Fokker) tegen de bruidegom (Alwin Pulinckx) over zijn Indiase afkomst, vlucht deze het woud in en de overige bruiloftsgasten volgen hem. In dit Shakespeariaanse woud blijken, net als in A Midsummer Night’s Dream, de regels van de gewone wereld niet te gelden. Men wordt geconfronteerd met zichzelf en met elkaar, met onbekende verlangens en nieuwe inzichten. De Radical Fairies verschijnen ten tonele: vier ‘Wedding Planners’, vormgevers van nieuwe huwelijksrituelen.

Verdwaald

Auteur Charles Mee, wiens werk van Hove in 2001 in Nederland introduceerde, schreef Perfect Wedding op verzoek voor het voltallige ensemble van Toneelgroep Amsterdam. Er is geen duidelijk onderscheid tussen hoofd- en bijrollen, al geven bijvoorbeeld de redderende Maria (Renée Fokker), de weifelende priester (Fedja van Huêt) en de duistere doodgraver (Hugo Koolschijn) mooie accenten. Mannen- en vrouwenrollen en mannen- en vrouwenkostuums lijken willekeurig over de cast verdeeld, en sekse en seksuele voorkeur blijven vaak raadselachtig. De fragiele Joop Admiraal is de perfecte belichaming van dit androgyne maar sexy principe; hij zweeft als een ondeugende engel even elegant rond in een colbert als in een felroze sari. Je verdwaalt als toeschouwer ook een beetje in deze veelkleurige collage. Dit werkt vervreemdend, maar geeft daardoor ook een frisse blik.

Dansen

~

En zo kan het gebeuren dat je ontroerd raakt als de bruid (Eelco Smits) en haar nieuwe geliefde Ariel (Jacob Derwig) samen dansen, hoewel daar twee mannen in jurken staan. Enkel het één-twee-drie van hun synchroon bewegende blote voeten doet nog denken aan een wals, maar de verstilde scène, ontdaan van haast alle conventies, is toch teder en romantisch.

Alles lijkt mogelijk in deze open witte wereld. Er is verwarring en chaos, maar daarin ligt de energie besloten waaruit het nieuwe kan ontstaan. De muziek (van onder anderen Bach, Brahms, Schubert, Händel) en de strakke choreografie geven structuur. Men rent aan het begin van het stuk verdwaasd door elkaar heen, maar lijkt steeds meer te zoeken naar een nieuwe manier om samen te bewegen.

Anders en toch samen

~

Het tij keert na het plotselinge overlijden van de grootmoeder. Het bewustzijn van de vergankelijkheid geeft de moed om open en eerlijk voor de liefde te kiezen, en alle zuurstokkleuren van Bollywood komen uit de kast om dit te vieren. Kitsch? Misschien wel. Maar waar in de vorige delen van deze cyclus het huwelijk maar moeilijk een goede plek in de wereld kon vinden, is er nu in de grootse finale een passend ritueel gevonden voor alle gezindten. Mannen en vrouwen met keppeltjes, pumps, sluiers, stropdassen, rokken en tulbanden dansen samen. Ze vieren de liefde en de hoop op geluk met zang, muziek, gouden glitters en elkaar. Ze zijn allemaal anders maar zeggen ja tegen het vreemde. Toch nog een bruiloft, eind goed, al goed. En temidden van dit bonte feestgedruis denk je zelf: ja, waarom ook eigenlijk niet?

Perfect Wedding speelt nog tot en met 23 december 2005. Deel één (Kruistochten) en deel drie (Het temmen van de Feeks) uit de huwelijkscyclus zijn dit seizoen ook nog te zien. Kijk
hier voor een actuele speellijst.

Muziek / Achtergrond
special: Een interview met Riverside

‘Hoe het verhaal gaat aflopen weten we zelf nog niet eens’

Kort geleden kwam het tweede album Second Life Syndrome van het Poolse Riverside uit en werd het door de media jubelend onthaald. Genoeg reden dus om de band eens goed aan de tand te voelen. Aan het woord is drummer Piotr Grudzinski, waarmee we in eerste instantie even terug blikken naar het meer dan succesvolle ProgPower 2004.

~

Ja, dit was een fantastisch optreden, waarop we eigenlijk bij toeval beland waren. Door het afzeggen van twee andere bands kwam er op het laatste moment bericht dat we een optreden hadden. Op weg naar Nederland zaten we eerlijk gezegd flink in de zenuwen, omdat het ons eerste optreden buiten Polen zou worden. Tegelijkertijd was het ook een zeer prestigieus festival. Op het moment dat we uiteindelijk op het podium stonden was de podiumvrees over en speelden we voor ons gevoel een lekker optreden. De grote verbazing kwam eigenlijk pas toen we van het podium stapten en alle meegenomen merchandise al verkocht bleek te zijn. Niet veel later kwamen er ook nog eens de meest lovende recensies die ons als ‘de verrassing van ProgPower’ noemden. Van een betere respons hadden we natuurlijk niet kunnen dromen!

In de recensies worden ook verschillende bands aangehaald als referentie voor jullie muziek. Twee van deze namen zijn Porcupine Tree en Anathema, hoe kijken jullie zelf tegen deze vergelijkingen aan? Hadden jullie het gevoel dat er veel van jullie verwacht werd met het nieuwe album?

~

Eigenlijk zijn we natuurlijk allang gewend aan het feit dat mensen vergelijkingen maken om een band in een bepaalde hoek te kunnen plaatsen. De bands die je noemt zijn absoluut bands die we erg goed vinden, maar ik denk dat het grootste vergelijk niet zozeer in het muzikale aspect zit als wel in het feit dat we als band ook emotie in onze muziek proberen te leggen. Dat is voor ons ook een belangrijk punt qua muziek. Muziek is onze passie en muziek moet ons raken. Dit is iets wat we zelf ook proberen te bewerkstelligen met onze muziek. Elke band doet dit op zijn manier en er zullen zeker overeenkomsten zijn in de muziek, maar we zijn daar niet bewust mee bezig. Voor ons was het enige doel om een plaat te maken dat net zo goed was als ons debuut en ik geloof dat dat gelukt is.

Nu hebben jullie met Anathema zelfs al op de planken gestaan, staat er nog meer op het verlanglijstje?

Natuurlijk, we hebben allemaal onze eigen idolen en support-act kunnen zijn voor Anathema was voor mij persoonlijk een hoogtepunt, maar we hebben zeker nog wensen. Pink Floyd is een band waar we denk ik alle vijf wel mee op zouden willen treden, maar misschien moeten we realistisch blijven. Wie weet lukt het ons om in de toekomst eens met Pain of Salvation of met Opeth te spelen. Buiten het progressieve genre zijn er echter genoeg bands die we bewonderen, het zou alleen een te lange lijst worden als ik ze hier allemaal zou noemen.

~

Natuurlijk willen we het ook over Second Life Syndrome, volgens jullie biografie is het namelijk het tweede deel uit een trilogie. Het verhaalt over een man die zijn leven wil veranderen en zijn herinneringen moet overwinnen om zijn zelfvertrouwen te herwinnen. Kun je meer over het concept en het schrijfproces achter dit werk vertellen?

Het idee voor de trilogie kwam eigenlijk toen we Out of Myself aan het opnemen waren. We hebben toen een grove schets gemaakt van het verhaal en dat verspreidt over drie delen. De details van het verhaal werken we echter pas uit zodra het album eigenlijk al bijna klaar is. Eerst schrijven we de muziek en proberen we alle ideeën in elkaar te passen. Pas als alle muzikale puzzelstukjes op hun plaats liggen, begint Mariusz met het schrijven van de teksten die binnen het concept passen. Een deel van zijn teksten is gebaseerd op eigen ervaringen, ervaringen van mensen die hem dierbaar zijn en voor een deel zijn ze ook fictief; geïnspireerd door het leven om hem heen. Ik denk dat er veel mensen zijn die zich verloren voelen door de overdonderende realiteit van de wereld om hen heen. De teksten zijn echter ook universeel genoeg om door een ieder op zijn eigen manier geïnterpreteerd te kunnen worden. Met het huidge album is het tweede deel van het verhaal verteld, maar hoe het verhaal af gaat lopen weten we zelf nog niet eens – daar ligt nu ook niet onze prioriteit. Eerst willen we Second Life Syndrome promoten en daar onze tijd in steken. We zijn dus ook pas heel voorzichtig aan het plannen om in 2007 het volgende album uit te brengen. Dan zal ook pas het einde van het verhaal bekend worden.

Ik mag aannemen dat er wat betreft promotie ook een tour aan zit te komen…

Nou, het is een zwaar jaar geweest voor ons, we hebben al een tour achter de rug, we hebben enkele festivals aangedaan en sluiten dat af met nog twee festivals waar we Second Life Syndrome dan ook gaan promoten. Dit zullen het Eclipsed Festival [onderhand al geweest, red.] in Duitsland zijn en één in Polen. Na deze optredens lassen we tot het eind van het jaar even een pauze in. In de lente zijn we dan van plan om door Polen en Europa te toeren. Verder dan dat kijken we nog even niet.

Het duurt dus nog even voor we Riverside weer op Neerlands bodem zullen zien optreden. Heb je tot die tijd nog iets te zeggen aan onze lezers?

~

In ieder geval bedankt voor het nemen van de tijd om dit interview te lezen. Hopelijk geeft het motivatie om, als je nog niet bekend bent met onze muziek, toch eens naar een album van ons te luisteren. Tot ziens op de aankomende optredens!

Film / Achtergrond
special: IDFA 2005

IDFA 2005

De achttiende editie van het documentairefestival IDFA – van 24 november tot en met 4 december 2005 – zit er weer op. 8WEEKLY zat er bovenop. We sluiten af met de documentaire Bullshit en hier een interview met de maker daarvan, PeÅ Holmquist.

~

Bullshit

In India grazen de koeien rustig door, zich niet bewust van het geknoei met Moeder Natuur. Want volgens de kenners van de GM-technologie (Genetische Manipulatie) is de ‘bio-eeuw’ begonnen. De ingewikkelde GM-problematiek is het stokpaardje van de Indiase politica, schrijfster en theoretisch fysica Vandana Shiva. Ze wordt in Bullshit gevolgd in haar strijd tegen de verkoop van de aarde. Bij het grote publiek is Shiva onbekend, maar op het internationale politieke toneel zorgt ze regelmatig voor verrassingen – ook in deze documentaire.

De charismatische ‘Koningin van de zaden’ wordt zelfs door haar tegenstanders geroemd om haar intelligentie en haar kennis van de GM-technologie – gebruikt en ontwikkeld door multinationals in de voedseltechnologie en chemie. Deze ‘petri-profeten’ zien GM als een innoverende techniek, een perfecte symbiose tussen productiesysteem en gewenst product. Shiva twijfelt aan de winst van deze technieken en heeft als antwoord in India een zadenbank opgericht met organisch gekweekte en beschermde zaden. Hiermee hoopt ze dat er een natuurlijke diversiteit aan zaden blijft bestaan en dat boeren zelf zaden blijven produceren.

Vandana Shiva
Vandana Shiva

Bovenal hoopt ze een buffer op te werpen tegen de grote multinationals met hun uitgekiende marketing: zakken met hun merk zaad en pesticiden zijn overal in India op muren geschilderd, bij wijze van reclame. Dat klinkt romantisch, maar de gevolgen zijn volgens Shiva niet zo romantisch. Want wat willen boeren wereldwijd? Allemaal hebben ze hetzelfde doel: een tractor, een grotere oogst en meer productie. Omdat hen een verhoogde opbrengst wordt beloofd, kopen ze de dure zaden met geld van de bank. Die zaden zijn zó uitgekiend dat zonder het gebruik van de pesticiden, van dezelfde firma’s, de oogst vermindert. Wereldwijd raken zo boeren in een vicieuze cirkel van schuld, met verstrekkende gevolgen. De multinationals kennen geen scrupules, ze weigeren elke verantwoordelijkheid en blijven hun producten wereldwijd promoten.

Shiva gaat wereldwijd de discussie aan, goedlachs en niet van de wijs te brengen. Ze is ervan overtuigt dat de GM-technologie boeren wereldwijd alleen maar uitzicht geeft op verpaupering. In Brussel zet ze alle bureaucraten in hun hemd, als ze een al tien jaar slepende zaak wint bij het European Patent Office over het patent aanvragen op onderdelen van de natuur. Concerns proberen op die manier de boeren het vruchtgebruik van de natuur te ontzeggen. Shiva noemt het aanranding, met gevolgen voor de hele civilisatie op de lange termijn. De natuur is niet te koop of te bureaucratiseren.

Wat je ook van de GM-problematiek vindt, bullshit of niet, de documentaire is zwaar van inhoud maar verveelt niet. Het onderwerp zal niet iedereen aanspreken maar op micro- en macroniveau worden de dilemma’s helder gebracht en mooi met elkaar verweven. Een inhoudelijke prestatie van de makers, die Vandana Shiva – ze spát de hele film van het scherm af – daar twee jaar voor hebben gevolgd. Bullshit is gedegen gemaakt, inspireert en maakt goed duidelijk dat er op mondiale schaal wordt geknoeid met de inhoud van jouw en mijn keukenkastje. En de boeren? Misschien hebben die mondiaal wel allemaal dezelfde nachtmerrie? (Antoinette van Oort)

Bullshit (Zweden, 2005) van PeÅ Holmquist en Suzanne Khardalian

4 december

No Direction Home

De inmiddels 64-jarige, verkreukte ster Bob Dylan blijft boeiend en charmant. Martin Scorsese laat in zijn eerbetoon aan de singer-songwriter vooral goed zien hoe de zanger over de jaren heen een outsider is gebleven en nauwelijks “van mening veranderd”. Bob Allen Zimmerman werd 24 mei 1941 in Minnesota geboren en groeide op in Hibbing, een nietszeggend mijnstadje aan de grens met Canada. In het beklemmende milieu van de jaren vijftig zijn de radio en zijn gitaar de enige ontsnapping: “I felt like I was adopted”. In een retrospectief van twee delen wordt niet alleen Dylans verhuizing van Hibbing naar New York (Greenwich Village) en zijn carrière van-krantenjongen-tot-ster onder de loep genomen, maar ook het roerige Amerika van de jaren ’61–’66:

~

een periode waarin de artistieke en jongere generatie breekt met en zich verzet tegen de Amerikaanse civil society, waarin de burgerrechtenbeweging opkomt en de popindustrie zich begint te onwikkelen. Dylan zelf relativeert zijn muzikale keuzes en bepleit steeds weer zijn gebrek aan ambities en het aureool waarmee hij als icoon van een (protest-)generatie werd omgeven. Joan Baez, ex-vriendin en eveneens een ‘zingende legende’, omschrijft de uiteindelijke breuk tussen haar en Dylan dan ook treffend als erg pijnlijk. Dylan zegt over zijn afscheid van het protesttoneel “You can’t be wise and in love at the same time”. Het zijn dan ook vooral anderen die hun signatuur aan zijn carrière toevoegen. De interviews met muzikanten, producenten, managers en andere grootheden (Allen Ginsberg, Pete Seeger, D.A. Pennebaker) zijn versneden met historische gebeurtenissen uit die tijd (de dood van John F. Kennedy, de speech van Martin Luther King) en materiaal uit het archief van de zanger zelf. Een geslaagd portret van een periode waarin de muziek of het artistieke succes nog niet werden aangestuurd door de dollar en waarin het roerige Amerika even herleeft. De fans kunnen gerustgesteld achteroverleunen: Dylan is nog immer Dylan, een outsider. Hij spreekt alleen als hij zingt en dat is ondanks het verdwijnen van het babyface nog altijd niet veranderd. (Antoinette van Oort)

No Direction Home (Verenigde Staten, 2005) van Martin Scorsese.

Our Own Private Bin Laden

De Iranese Samira Goetchel probeert na de aanslagen op het WTC het waarom te achter halen. De first appearance van de van origine Iranese regisseuse is gekleurd door haar persoonlijk verleden. Haar vader kwam om het leven tijdens de opstand tegen de sjah. In haar nieuwe

~

vaderland Amerika ziet ze zich na de aanslagen geconfronteerd met vele vraagtekens en twijfel over de Amerikaanse politiek in Afghanistan, Iran en Irak. Ze onderzoekt hoe vanuit de Amerikaanse regeringspolitiek het fenomeen Bin Laden heeft kunnen ontstaan. Ze ontmoet vele deskundigen en stuit op weerstand van conservatieve politici, die kritiek hebben op haar vragen. Ze weet een historische context te scheppen maar veel wijzer worden we daar niet van; voor iedereen met een beetje gezond verstand is het de afgelopen jaren wel duidelijk geworden dat Al Qaida een beweging is waarvan het draagvlak verder reikt dan Bin Laden. (Antoinette van Oort)

Our Own Private Bin Laden (Verenigde Staten, 2005) van Samira Goetschel.

3 december

Different Drums

Hoe een traditionele samenleving in korte tijd kan veranderen door invloeden van buiten, is te zien in Different Drums van de Duitse regisseur Tim Hamelberg. Als er op een dag door één van de dorpsbewoners op de kust van Belize, ten Noorden van Mexico en ten Westen van Guatemala, een pakket van 60 kilo cocaïne wordt aangetroffen, transformeert het ooit zo rustige dorp zich tot een gewelddadige setting. De traditionele leefwijze in het dorp Gales Point waarin visserij en landbouw de belangrijkste bron van inkomsten vormden, wordt aan de kant geschoven door dealen, geweld en drugsgebruik.

~

Inwoners die zich vroeger in de avond verzamelden om ‘Sambai’ (een Braziliaanse muziek- en dansvorm) te beoefenen, houden zich nu schuil in hun huizen. Het onderwerp dat Hamelberg filmt is origineel, maar hij diept de verandering te weinig uit, omdat hij zich vrijwel alleen richt op een groep jonge mannen, die direct of indirect te maken hebben met de drugscultuur. Het is dan ook eerder een portretdocumentaire. We zien Brandon dealen, horen ex-verslaafde Jimmy tijdens het vissen vertellen over zijn verslaving en we kunnen lachen om de verslaafde Vivian als hij vertelt dat hij een vrouw wil kopen voor zijn geit. Het verhaal van Emmeth –een Sambai-drummer en naar eigen zeggen zakenman – is enigszins hoopgevend. Hij bemoeit zich zo weinig mogelijk met de heersende drugscultuur en onderhoudt zichzelf door gebakken banaan te verkopen in het dorp. Ook organiseert hij Sambai-bijeenkomsten onder jongeren, om zo de traditie in stand te houden. Het is een druppel op een gloeiende plaat, want het volgende moment zien we hoe muzieksessies ontaarden in ruzies, en ontmoetingen op straat eindigen in gevechten. Gales Point, een dorp waarin mannen de weg kwijt zijn. Hoe het met de vrouwen gaat is onduidelijk. De positie van de vrouw voor en na de ontdekking van de cocaïne blijft onderbelicht. Ondanks dat de moeder van Jimmy vertelt over het groeiende wantrouwen onder de bewoners en hoe zij slachtoffer werd van de verslaving van haar zoon, blijven teveel vragen onbeantwoord. Wat is het antwoord van de staat op deze problematiek, zijn er ook vrouwen die verslaafd zijn? Wat zijn de economische gevolgen door de komst van drugs? Hoe dan ook, Different Drums is goede poging die vraagt om een vervolg. (Edith Peters)

Different Drums (Duitsland, 2005) van Tim Hamelberg.

Grizzly Man

De essentie van de documentaire Grizzly Man is heel mooi vastgelegd in een close-upopname van een gigantische grizzlybeer. Degene die de filmcamera vasthoudt is Timothy Treadwell. Filmveteraan Werner Herzog heeft de film in handen gekregen na de dood van Timothy, die samen met zijn vriendin opgegeten is door één van zijn beervrienden. Dertien jaar lang is Timothy met zijn filmcamera naar een natuurpark in een uithoek van Alaska vertrokken om als ‘activist’ de dieren bij te staan. Het heeft 100 uur filmmateriaal opgeleverd. Uit veel materiaal bleek wat voor een verward persoon Timothy eigenlijk was: hij doet shots constant opnieuw (omdat hij zijn bandana niet om had), verspreekt zich continu en praat veel in zichzelf. Gelukkig heeft Werner Herzog sommige van die stukjes toegevoegd in zijn meesterwerk. De film wordt daardoor nooit saai, maar juist heel indringend en persoonlijk. Tussendoor worden ook nog

~

mensen die Timothy gekend hebben geïnterviewd, waaronder zijn ouders en een vriendin. Elke keer als zij in beeld komt, krijgt ze een zenuwinzinking, wat zorgt voor enig leedvermaak. Dat is de mensenwereld. De beren gaan gewoon door met hun jacht op zalm en maken zich niet druk. Timothy wilde zich ook niet druk maken, maar doet dat de hele film lang wel. “Voor de beren”, zoals hij zelf zegt. Timothy is een vriend van de beren, maar de beren zijn geen vrienden van Timothy. Hij geeft ze namen en zegt dat hij van ze houdt, maar als hij ze probeert te aaien worden ze agressief en deinst hij terug. Grizzly Man is een prachtige studie geworden over de mens in de natuur. Timothy mag dichtbij komen, maar als hij te dichtbij komt krijgt hij met de grillen der natuur te maken. Wat er eerst lieflijk uitziet, wordt dan angstaanjagend. Als je de beren met elkaar ziet stoeien, geeft dat een gemoedelijk beeld, alsof je twee sumoworstelaars aan het werk ziet. Maar als je de beer van dichtbij in Timothy’s camera ziet staren, dan zie je dat zijn “I love you” alleen maar averechts werkt. (Matthijs Rijpma)

Grizzly Man (Verenigde Staten, Canada, 2005) van Werner Herzog gaat 8 december in de Nederlandse bioscopen in première.

The Life of an Agent

The Life of an Agent bestaat uit archiefbeelden zoals ze zijn gevonden in een studio in Hongarije. Regisseur Gabor Zsigmund Papp heeft er vier korte documentaires van gemaakt voor de Hongaarse televisie. Voor IDFA zijn deze vier korte films samengevoegd tot één (langdradige) film van iets meer dan tachtig minuten. We zien hoe de filmpjes werden gebruikt als propagandamiddel. Er wordt duidelijk in omschreven wat het juiste protocol van een superieure spion moet zijn. Typisch dat in de instructiefilms de spionnen altijd stuiten op US-dollars, verborgen in een oude sok of achter de boekenkast. De droge, narratieve stem bij de filmpjes – daterend uit de Hongaarse communistische periode van 1958–1988 – geeft soms een komische kijk op de paranoia van die tijd.

~

Keurige spionnen (gespeeld door beroepsacteurs) worden afgebeeld als stoere mannen in een net pak en een strakke scheiding in hun haar, terwijl de ‘slechterikken’ duidelijk getypecast zijn als geboefte, met lange haren en zwetende voorhoofden. Dit is even leuk, maar het gaat snel vervelen. Ook is het allemaal niet nieuw wat er in deze film wordt verteld. We kennen allemaal de verhalen over de Oost-Duitse Stasi-spionnen en hun manier van afluisteren, schaduwen en afpersen. In deze film komt het allemaal aan bod. Misschien iets voor in een museum, maar niet voor IDFA. (Matthijs Rijpma)

The Life of an Agent (Az ügynök élete) (Hongarije, 2004) van Gabor Zsigmund Papp

2 december

Guerilla Girl

Guerilla Girl is een Deense documentaire waarvan je je afvraagt hoe deze in hemelsnaam gemaakt kon worden. Je ziet een leven dat je nooit kunt zien, en in die opzet is de film dan ook meer dan geslaagd. Het is een film over Isabel, een meisje (of jonge vrouw) die haar studie afbreekt om deel te nemen aan het guerillaleger van de FARC in Colombia. We volgen Isabel in het midden van de Colombiaanse Jungle. De FARC is het Revolutionary Armed Forces of Colombia, een guerrillaleger dat gebaseerd is op het socialisme en communisme. Een leger dat er is voor de mensen. Isabel komt uit een gezin van revolutionairen. Zij meldt zich voor de training tot guerrillastrijder. “Hoelang wil je blijven?” wordt haar gevraagd. “15 dagen? Een maand? Een jaar? Twee jaar?” Isabel kijkt hem recht aan. “Als je je aansluit, dan is dat voor altijd”, zegt ze.

~

De camera volgt Isabel en haar trainee camp van zo dichtbij, dat je als kijker letterlijk de fly on the wall wordt. We zien stoere meiden in stoere legeruniformen, giechelend badend in een rivier. “You’ve got 10 minutes to bathe!”. We zien hoe Isabel een koe moet slachten. Of vooral hoe ze dat eigenlijk niet kan. Niet zozeer uit medeleven voor de koe, maar uit angst dat hij haar zal aanvallen. We zien hoe de trainees hun houten geweren snijden. We zien de jongens en meiden verliefd worden, of net niet, en dansfeestjes die verstoord worden door vliegtuigen. We zien hoe ze, met die houten geweren, zich op hun knieën voortbewegen. “Pang! Pang! Pang!” roepen ze zelf. Guerilla Girl neemt geen standpunt in, het laat zien. Voor anderhalf uur leef je als kijker mee met de opleiding tot guerrillastrijder. Je mag als kijker zelfs meelezen met de brieven die Isabel naar haar familie stuurt. Het is wellicht niet erg geloofwaardig dat deze werkelijkheid ook de echte is, aangezien de camera meer dan aanwezig geweest moet zijn. Maar zelfs al is het de halve werkelijkheid, dan nog is het erg interessant om te bekijken. Zodoende geeft deze film een kijkje in een wereld waar je anders nog niet eens naar kan raden. (Barbara Klomp)

Guerilla Girl (Denemarken, 2005) van Frank Piasecki Poulsen.

De terrorist Hans-Joachim Klein

Frankrijk, 2005. Het hoofdpersonage van deze documentaire woont en werkt in landelijk Normandië. Hij werkt op het land. Hij groet de koeien: “Dag dames! Tot morgen!” Voorzichtig stoppen twee handen een sla-plantje in de aarde. Liefdevol drukt hij de aarde aan. Het zijn de handen van Hans-Joachim Klein. Dertig jaar geleden bedienden diezelfde handen de Baretta tijdens de terroristische aanslag in het OPEC-hoofdkwartier in Wenen. De bij elkaar gedreven ministers werden gegijzeld, drie mensen werden gedood. Joachim zelf raakte zwaar gewond. “Hier word ik het vliegtuig in gedragen”, vertelt Joachim over de beelden uit 1975. Voor het eerst bekijkt hij de beelden van die tijd. Na de aanslag heeft Klein gebroken met de links-terroristische Revolutionaire Cellen, waartoe hij behoorde. Die breuk betekent een vlucht, want de leider, Carlos, staat bekend als meedogenloos. “Hij vertelde dat hoe meer mensen hij doodde, hoe meer mensen er bang voor hem waren, dus hoe minder mensen hem durfden te vangen.” Daarom vluchtte Joachim. Voor de terroristen is hij, nu hij hen de rug heeft toegekeerd, een verrader. Voor de politie is hij een terrorist, medeplichtig aan de drie doden die tijdens de aanslag gevallen zijn.

~

In 1998 geeft Joachim, inmiddels woonachtig op het Franse platteland, zichzelf aan. Hij kan het leven als onderduiker niet meer aan, bovendien heeft hij oprecht berouw. Hij heeft niemand vermoord, maar hij was erbij. Hij is medeplichtig aan de moorden. Na vijf jaar gevangenis gaat hij terug naar zijn leven op het Franse platteland. De film van Alexander Oey is een knap gefilmde en goed gedocumenteerde reconstructie van het leven van Hans-Joachim Klein. Het vertelt hoe hij kwam tot zijn daad van terrorisme, hoe hij zich daarvan afkeerde en hoe hij later pas wist wat het échte doel was van de aanslag. Maar bovenal is het een film die laat zien dat een daad uit zo een extreem verleden, dertig jaar later nog elke minuut van de dag deel uitmaakt van zijn leven. (Barbara Klomp)

De terrorist Hans-Joachim Klein (Hans-Joachim Klein, My life as a terrorist) (Nederland, 2005) van Alexander Oey is dinsdag 6 december te zien in Dokwerk (23.00 uur, Ned 3).

Switch Off

“Hello Beatriz, this is Manel, from Barcelona.” Het klinkt als een scène uit Fawlty Towers, maar deze film is een stuk minder geestig dan dat. In Switch Off wordt getoond hoe een grote multinational een kleine bevolkingsgroep kapot maakt. In Chili leven de Mapuche aan de rand van de Biobio-rivier. Deze indianenstam moet ruimte maken voor een stuwdam, omdat multinational Endesa de grootste energieleverancier van Zuid-Amerika wil worden. Dus een dam, en de gevolgen daarvan: een meer. Manel uit Barcelona is de filmmaker Manel Mayol. We horen zijn telefoongesprekken met Beatriz – een medewerker van Endesa – die voor hem probeert een afspraak te maken met de directeur. En uiteraard is de directeur niet aanwezig. In het buitenland. Of, zoals later verteld wordt, wil hij helemaal niet voor de camera praten.

~

De film wordt vooral verteld door zogenaamde talking heads: een hoofdredacteur van een krant, een advocaat, een ondergedoken vrijheidsstrijdster. En helaas niemand van Endesa, de multinational. Deze ‘pratende koppen’ worden afgewisseld met beelden van de meer dan prachtige natuur en de beelden van de lokale bevolking, de Mupache. “Wij weten niets van documenten,” vertelt een man, “wij weten niets van onderhandelen. Wij tekenden. Wij geloofden hen. Ze zeiden dat we een nieuw huis kregen, met gratis elektriciteit. We hebben een jaar lang elektriciteit gehad en dat hebben we zelf betaald. Nu hebben we niks.” Om de bewoners te ‘verplaatsen’ heeft Endesa de handtekening nodig van elke familie aan de oever van de Biobio. De film laat zien hoe de multinational zorgt dat een ieder tekent. Vrijwillig, dat wel, maar zonder dat ze precies weten wat ze tekenen. Manel from Barcelona krijgt de directeur van Endesa niet te spreken. Hij maakt deze protestfilm, een film over een kleine bevolkingsgroep die moet wijken voor een grote macht. Het schrijnende aan het verhaal is niet alleen dat de grote bedrijven verdienen aan de arme mensen. Het is bovenal niet te behappen dat een cultuur zo opzij wordt gezet. “Onze voorouders liggen hier begraven”, zegt een Mapuche. “We moeten opruimen wat de dam in gevaar brengt”, zegt een medewerker van Endesa, wanneer hij de restanten van een graf uit het water schept. (Barbara Klomp)

Switch Off (Apaga y vamonos) (Spanje, 2005) van Manel Mayol.

1 december

Why We Fight

Het Amerika van nu is een empire. De politieke bemoeienissen en militaire interventies zijn de afgelopen zestig jaar tot een constante verworden. Dat maakt Amerika wereldwijd tot “de grootste exporteur van geweld” en vergelijkbaar met het oude Romeinse Rijk. In zijn documentaire probeert Eugene Jarecki (The Trials of Henry Kissinger) de macht van het imperium te doorgronden en een antwoord te vinden op de vraag waarom de Amerikanen in Irak zijn. Hij vroeg het aan 150 mensen op straat en kreeg van 120 het antwoord “voor vrijheid en democratie”. Dat de meningen onder de oppervlakte diverser zijn kaart Jarecki vervolgens aan door betrokkenen aan het woord te laten: burgers, deskundigen (zoals de zoon van Dwight Eisenhower) en vele andere (ex-)insiders. Jarecki weet zo goed te laten zien hoe in het ‘openbare leven’ de politieke doctrine werkt, maar hij laat ook zien dat zij een bijproduct is van een diepere politieke koers die Amerika al vanaf de Tweede Wereldoorlog vaart.

~

Tijdens die periode ontwikkelde Amerika de basis van zijn militaire macht, logistieke kracht en wervingspolitiek. De Amerikaanse oorlogsmachinerie heeft sindsdien niet meer stilgestaan. Zij raakte verweven met de vrije markt en politieke praktijk. Een fenomeen dat de voormalig president Eisenhower betitelde als het Militair Industrieel Complex en waar hij in zijn afscheidsrede in 1961 voor waarschuwde. Jarecki weet een historische context te scheppen zonder de actualiteit te verliezen. En door heden en verleden met elkaar te verweven maakt hij de permanente staat van oorlog begrijpelijk. In 2005 won Jarecki dan ook de juryprijs op het Sundance Festival. Met muziek uit voorbije jaren en mooie archiefbeelden van onder andere filmer Robert Capra (van wie hij ook de titel leende) is het een boeiend geheel over militaire macht, politieke elite, denktanks en militaire uitstapjes wereldwijd. Na afloop van de film kun je zeker vragen stellen over “The Good Fight”. (Antoinette van Oort)

Why We Fight (Verenigde Staten, 2005) van Eugene Jarecki.
Nog te zien:
4 december, 10:00, City 5.

30 november

Mardi Gras: Made in China

Ondanks het schokkerige, te donkere DV-materiaal en het slechte gebruik van effecten aan de opening van de film is de Mardi Gras boeiend door het onderwerp: de globalisering van goederen op microniveau. Wat gebeurt er in New Orleans met een plastic kralenketting gemaakt in China? Heel New Orleans gaat op het jaarlijkse festival Mardi Gras uit zijn dak als de dames met de borsten bloot gaan. In ruil voor de kralensnoeren mogen de mannen vrijelijk gluren en worden de demonen verdreven.

~

David Redmon zet dit swingende vermaak af tegen de omstandigheden van vier tienermeisjes (van 14 tot 18 jaar) in de Tai Kuen kralenfabriek in China. De meisjes verdienen ongeveer een dollar per dag, wonen naast de fabriek en maken lange dagen. Redmon spreekt openhartig met hen en met directeur Roger Wong over het runnen van de fabriek, de enige leverancier van de plastic bijous. Het systeem van straf en beloning wat hij voor het draaiend houden van de fabriek hanteert is middeleeuws en in onze ogen onrechtvaardig, maar hij glimt de hele film door van trots.

In de straten van New Orleans willen de feestgangers liever niet horen waar de kralen vandaan komen – die gewetensvraag is te ongemakkelijk tijdens het carnaval – maar in China kunnen de tieners vrolijk lachen om de bestemming en die rare Amerikanen. Zo weet Redmon dankzij zwartgallige humor de globalisering een fraai gezicht te geven zonder dat de film zwaarmoedig wordt. De allergrootste grap voor mij is het ‘hergebruik’ van de kettingen nadat ze van straat zijn opgeveegd, gewassen en opnieuw ingepakt, met als bestemming “de Amerikaanse troepen in Irak”. (Antoinette van Oort)

Mardi Gras: Made in China (Verenigde Staten, 2005) van David Redmon.

The Wild Blue Yonder

In een opera van beelden neemt Werner Herzog ons mee door de chaos van het universum. Archiefbeelden van luchtvaartpioniers, planeten en astronauten opgesloten in een benauwde ruimtecapsule illustreren zijn science fiction fantasie. Brad Dourif, onze gids, is een alien afkomstig van ‘The Wild Blue Yonder’, een planeet met een bevroren horizon en atmosfeer van vloeibaar helium, waar de bewoners leven onder het ijs. Hij houdt in een kaal en verdorven landschap een gedreven pleidooi over zijn planeet en het noodzakelijke vertrek. Bij aankomst op aarde hebben de aliens geprobeerd een nieuwe gemeenschap te stichten, wat maar niet wil vlotten omdat ‘wij mensen’ zo eigenzinnig en vernielzuchtig zijn.

~

In een tiental hoofdstukken herschrijft Dourif daarom de menselijke geschiedenis. Na een ramp, is de hypothese, is de aarde onbewoonbaar geworden. Astronauten van ruimteschip Galileo gaan noodgedwongen op zoek naar een nieuwe, bewoonbare planeet. Hun pogingen blijven zonder resultaat en zijn gedoemd; iets wat Brad ook wel had kunnen vertellen. In de actes vol wetenschap, filosofie en poezie levert hij kritiek op de verworvenheden van de huidige beschaving en waarschuwt hij ons voor het grootste menselijke talent: vernietiging. De stem van de Senegalees Mola Sylla en de cello van de Nederlandse Ernst Reijseger maken het geheel tot iets prachtig ongewoons.

Herzog legt deze keer veel van zijn eigen ziel bloot. Zijn ‘gids’ Brad Dourif verkondigt voor hem zijn afschuw, want in de ogen van Herzog zal de mens altijd gebonden zijn aan dit beperkte en overvolle Utopia. Ik begrijp niet veel van de waanzinnige ideeën en theorieën, maar dat de mens daarmee vooral van zijn planeet af wil komen weet hij zo wel tragikomisch te maken. (Antoinette van Oort)

The Wild Blue Yonder (Duitsland, 2005) van Werner Herzog. Met wateropnames van muzikant Henry Raiser.

29 november

Screaming Masterpiece (Gargandi snilld)

IJsland (lees: Reykjavík) is hot. Het eiland is een enorme toeristische trekpleister, het jaarlijkse muziekfestijn dat Iceland Airwaves heet groeit gestaag en Sigur Rós en Björk zijn nog altijd over de hele wereld miljoenen verkopende succesartiesten. De kern van de muzikale scene is echter nog redelijk onontgonnen gebied, waar deze documentaire (mede gefinancierd door San Fu Maltha!) als eerste een oppervlakkige maar aardige blik op geeft. De film opent pakkend met het overdonderende hoogtepunt van een concert van Sigur Rós. De daaropvolgende luchtopnames van het barre IJslandse landschap geven echter al aan dat de makers voor een romantiserende invalshoek hebben gekozen.

~

Zowel bij critici als publiek leven nog altijd dezelfde vooroordelen van de vermeende IJslandse mystiek: de clichés van de elfjes en geesten, het machtige landschap – allemaal passeren ze de revue. Hoewel het IJslanders zijn die de film gemaakt hebben, doet Screaming Masterpiece geen enkele moeite die mythe te doorprikken, evenmin als het recente How do you like Iceland (Kristín Ólafs, 2005) over de IJslanders in het algemeen dat deed. En hoewel de musici in kwestie zelf uitvoerig aan het woord komen (filmmuziekcomponist Hilmar Örn Hilmarsson mompelt wat wijsheden, Björk vertelt openhartig), komen we nergens tot inzichten, en krijgen we evenmin een helder beeld van waar het muziekmilieu uit bestaat. De film pretendeert dat ook niet, en is zodoende redelijk geslaagd; hij presenteert wat glimpen van wat er deze dagen leeft in de straten van Reykjavík. Je krijgt bijzondere beelden voorgeschoteld van voorstellingen (Sigur Rós’ magistrale Odin’s Raven Magic, Airwaves-shows) en een aantal privéconcerten (IJslandse rap in het nationale museum, Mugison in een bovenkamertje van een kerk). (Paul Caspers)

Screaming Masterpiece (Gargandi snilld) (IJsland, 2005) van Ári Alexander Ergis Magnússon.

28 november

Ik wil nooit beroemd worden

De titel van deze documentaire is een uitspraak van Tobias Prenen, een man die op 39-jarige leeftijd door een hartstilstand van de ene op de andere dag zwaar geestelijk en lichamelijk gehandicapt raakt. Vroeger was Tobias een ambitieuze cellist en ooit speelde hij zelfs samen met zijn wereldberoemde collega Yo Yo Ma. Nu slijt hij zijn dagen in een verzorgingstehuis en is hij continu afhankelijk van anderen. Zijn vrienden en familieleden reconstrueren zijn vroegere leven aan de hand van archiefmateriaal en verhalen. In hoeverre ‘is’ Tobias er eigenlijk nog, vragen ze zich openlijk af. Zou hij dit leven wel zo gewild hebben? Misschien was het beter geweest als hij de hartstilstand niet had overleefd.

~

Tobias zelf lijkt echter redelijk gelukkig. Hij straalt als er mensen op bezoek komen en reageert opgewonden op het horen van de cellosuites van Bach. Op de vraag hoe oud hij wil worden roept hij enthousiast: “Honderd! Nee… duizend!”. De documentaire moet het vooral hebben van klassieke contrastwerking. Beelden van hoogtijdagen van de bevlogen cellist alterneren met beelden van de aan de rolstoel gekluisterde man in het verzorgingstehuis. Verdrietige reacties van vrienden en kennissen worden afgezet tegen een vrolijke Tobias. Hoewel dit procédé de schrijnende situatie goed neerzet, verliest het op den duur zijn kracht door de eindeloze herhaling. Met als gevolg dat de film niet tot aan het einde blijft boeien. (Monique Jacobs)

Ik wil nooit beroemd worden (Mercedes Stalenhoef, 2005) dingt mee naar de VPRO Joris Ivens Award die tijdens het IDFA wordt uitgereikt.

Beyond Reasonable Doubt

Iemand schiet op een man en deze valt op de grond. Hij staat nooit meer op. Een vrouw huilt. Deze openingsbeelden grijpen je direct bij de keel. De rest van de film, een Nederlands-Servisch-Kroatische co-productie onder regie van Mina Vidakovic, is al even indringend. Het onderwerp is dan ook het drama dat zich in 1995 voltrok in Srebrenica. Meer dan 7800 mannen en jongens werden daar toen vermoord door Bosnische Serviërs. Nog steeds zijn er mensen die menen dat deze afschuwelijke massamoord nooit heeft plaatsgevonden of dat de ernst van de zaak zwaar wordt overdreven. De documentaire reconstrueert de gebeurtenis door middel van getuigenissen van slachtoffers, film- en videobeelden van executies en verhoren van het Joegoslavië tribunaal te Den Haag. Met als missie dat niemand door het getoonde authentieke beeldmateriaal ooit nog durft te twijfelen aan de genocide die zich daar voltrokken heeft.

~

Vooral de beelden van enorme bergen halfvergane lijken, opgegraven uit de massagraven, spreken wat dat betreft voor zich. Ook krijg je een aardig idee van de immense verwarring die ontstond onder de inwoners van Srebrenica, toen ze wanhopig en vaak vergeefs stonden te wachten op evacuatie uit het oorlogsgebied. Wie regelmatig naar programma’s als het Journaal of Netwerk kijkt, zal met Beyond Reasonable Doubt echter weinig nieuwe inzichten vergaren. Toch blijft het een vakkundig gemaakte documentaire, die een verhaal vertelt dat best nog eens verteld mag worden. (Monique Jacobs)

Beyond Reasonable Doubt (Mina Vidakovic, 2005) doet mee aan de Zilveren Wolf Competitie van het IDFA.

24 november

Sisters in Law

Totaal gefrustreerd raakten ze ervan: een mediaportret van hun geliefde Afrika leverde altijd weer die beelden op van aanhoudende misère en troosteloosheid. De Britse filmmaker Kim Longinotto en haar in Kameroen opgegroeide co-regisseur Florence Ayisi besloten het daarom radicaal anders te doen bij hun documentaire Sisters in Law. Het is inderdaad een bijzonder produkt geworden, dat de kijker nu eens een andere, meer hoopvolle blik gunt op het hedendaagse Afrika. Terecht leverde het de makers de Prix Art et Essai van het Filmfestival in Cannes op. De film laat zien hoe twee sterke Afrikaanse vrouwen vanuit een piepklein rechtskantoortje in Kameroen met succes opkomen voor vrouwenrechten.

~

Girlpower, die term is wel van toepassing op openbare aanklager Vera Ngassa en rechter Beatrice Ntuba. In Kumba, een stoffig stadje in Zuidwest Kameroen, zetten zij zich met verve in voor de rechten van vrouwen die het slachtoffer zijn geworden van huiselijk geweld. Niet het meest verheffende rechtsgebied. Het gaat dan om verkrachting, kindermishandeling en het gebruiken van geweld binnen het huwelijk. Gedurende een periode van drie maanden volgt de camera vier locale rechtszaken. Allemaal schrijnende gevallen, die vroeger gewoon in de doofpot werden gestopt. Traditioneel gezien kwam een Afrikaanse vrouw niet zo snel op voor haar rechten. De dader, meestal een man, kon dan ongestoord zijn gang gaan. De Afrikaanse juristen Ngassa en Ntuba willen dit oude patroon doorbreken. Ze hebben gestudeerd en weten als geen ander dat het moderne recht aan hun kant staat. “Sommige mannen missen een eeuw. Dit is de eeuw waarin vrouwen gerespecteerd worden”, bijten ze de verbouwereerde daders in de rechtszaal toe.

Vreugde

Filmmaker Kim Longinotto (Divorce Iranian Style, The Day I Will Never Forget, Dream Girls) staat bekend om haar aandacht voor de invloed van sociale structuren op vrouwenlevens. Deze documentaire vormt daarop geen uitzondering. In Sisters in Law wordt duidelijk dat vrouwen nog moeite hebben om hun rechten te laten gelden omdat ze gehinderd worden door allerlei maatschappelijke gewoontes. De film laat echter ook zien dat daar langzamerhand verandering in komt. Een in dit opzicht heel succesvolle zaak is die van Amina: haar echtgenoot mishandelt haar en ze wil een scheiding. In eerste instantie durft ze haar man niet voor de rechter te slepen, omdat de mannelijke autoriteiten van haar gemeenschap haar dat expressis verbis verbieden. Mede door de sociale ondersteuning van de warmhartige openbare aanklager Ngassa zet Amina die stap tenslotte toch, met als eindresultaat dat er voor het eerst in 17 jaar een man veroordeeld wordt voor mishandeling binnen het huwelijk. De uitzinnige vreugde van Amina’s buurvrouwen is veelzeggend. Amina zal niet de laatste zijn die de hulp van een rechter inroept.

Smoesjes

~

De filmmakers Ayisi en Longinotto wilden per se een positieve documentaire afleveren. En dat is ze, ondanks het zware onderwerp, gelukt. Niet in de laatste plaats omdat gekozen is voor het tonen van slechts die rechtszaken waarbij vrouwen uiteindelijk aan het langste juridische eind trekken. Daarnaast helpt het sobere, observationele camerawerk dat het leed van de mishandelingen niet aandikt. Maar de belangrijkste reden waarom de film zo prettig licht blijft, is toe te schrijven aan de sprankelende persoonlijkheden van openbare aanklager Ngassa en rechter Ntuba. De dames zijn behoorlijk adrem en vele daders vallen zichtbaar uit hun rol als hun vaak zeer doorzichtige smoesjes (“Ik was de bijbel aan het lezen!”) opeens niet meer blijken te werken. Ze worden door de twee juristen genadeloos van repliek gediend en dat levert ronduit komische situaties op. Een dader, die op gruwelijke wijze een klein meisje heeft mishandeld, komt niet ver met het huichelachtige “Sorry sister, but…” – “Don’t you ‘sister’ me!”, valt rechter Ntuba onmiddellijk in de rede waarna een fikse gevangenisstraf wordt opgelegd. Ook een man, die een romantisch verhaal wil vertellen over een ontmoeting als hem gevraagd wordt of hij officieel getrouwd is, wordt bits toegesnauwd: “Ik vraag niet of je ergens in 1960 door de bliksem getroffen werd, ik vraag of je getrouwd bent!”

De filmmakers zijn erin geslaagd om een film te maken, die op verfrissende en humoristische wijze de stereotypen over Afrika doorbreekt. De kordate manier waarop vrouwelijke professionals in deze documentaire voor vrouwenrechten vechten en resultaat boeken, stemt een beetje hoopvol. Dit gebeurt in Afrika, dit gebeurt óók in Afrika. (Monique Jacobs)

Sisters in Law (Engeland/Kameroen 2005) van Florence Ayisi en Kim Longinotto. Nog te zien:
3 december, 10:00, Calypso.