Film / Achtergrond
special: IDFA 2005

IDFA 2005

De achttiende editie van het documentairefestival IDFA – van 24 november tot en met 4 december 2005 – zit er weer op. 8WEEKLY zat er bovenop. We sluiten af met de documentaire Bullshit en hier een interview met de maker daarvan, PeÅ Holmquist.

~

Bullshit

In India grazen de koeien rustig door, zich niet bewust van het geknoei met Moeder Natuur. Want volgens de kenners van de GM-technologie (Genetische Manipulatie) is de ‘bio-eeuw’ begonnen. De ingewikkelde GM-problematiek is het stokpaardje van de Indiase politica, schrijfster en theoretisch fysica Vandana Shiva. Ze wordt in Bullshit gevolgd in haar strijd tegen de verkoop van de aarde. Bij het grote publiek is Shiva onbekend, maar op het internationale politieke toneel zorgt ze regelmatig voor verrassingen – ook in deze documentaire.

De charismatische ‘Koningin van de zaden’ wordt zelfs door haar tegenstanders geroemd om haar intelligentie en haar kennis van de GM-technologie – gebruikt en ontwikkeld door multinationals in de voedseltechnologie en chemie. Deze ‘petri-profeten’ zien GM als een innoverende techniek, een perfecte symbiose tussen productiesysteem en gewenst product. Shiva twijfelt aan de winst van deze technieken en heeft als antwoord in India een zadenbank opgericht met organisch gekweekte en beschermde zaden. Hiermee hoopt ze dat er een natuurlijke diversiteit aan zaden blijft bestaan en dat boeren zelf zaden blijven produceren.

Vandana Shiva
Vandana Shiva

Bovenal hoopt ze een buffer op te werpen tegen de grote multinationals met hun uitgekiende marketing: zakken met hun merk zaad en pesticiden zijn overal in India op muren geschilderd, bij wijze van reclame. Dat klinkt romantisch, maar de gevolgen zijn volgens Shiva niet zo romantisch. Want wat willen boeren wereldwijd? Allemaal hebben ze hetzelfde doel: een tractor, een grotere oogst en meer productie. Omdat hen een verhoogde opbrengst wordt beloofd, kopen ze de dure zaden met geld van de bank. Die zaden zijn zó uitgekiend dat zonder het gebruik van de pesticiden, van dezelfde firma’s, de oogst vermindert. Wereldwijd raken zo boeren in een vicieuze cirkel van schuld, met verstrekkende gevolgen. De multinationals kennen geen scrupules, ze weigeren elke verantwoordelijkheid en blijven hun producten wereldwijd promoten.

Shiva gaat wereldwijd de discussie aan, goedlachs en niet van de wijs te brengen. Ze is ervan overtuigt dat de GM-technologie boeren wereldwijd alleen maar uitzicht geeft op verpaupering. In Brussel zet ze alle bureaucraten in hun hemd, als ze een al tien jaar slepende zaak wint bij het European Patent Office over het patent aanvragen op onderdelen van de natuur. Concerns proberen op die manier de boeren het vruchtgebruik van de natuur te ontzeggen. Shiva noemt het aanranding, met gevolgen voor de hele civilisatie op de lange termijn. De natuur is niet te koop of te bureaucratiseren.

Wat je ook van de GM-problematiek vindt, bullshit of niet, de documentaire is zwaar van inhoud maar verveelt niet. Het onderwerp zal niet iedereen aanspreken maar op micro- en macroniveau worden de dilemma’s helder gebracht en mooi met elkaar verweven. Een inhoudelijke prestatie van de makers, die Vandana Shiva – ze spát de hele film van het scherm af – daar twee jaar voor hebben gevolgd. Bullshit is gedegen gemaakt, inspireert en maakt goed duidelijk dat er op mondiale schaal wordt geknoeid met de inhoud van jouw en mijn keukenkastje. En de boeren? Misschien hebben die mondiaal wel allemaal dezelfde nachtmerrie? (Antoinette van Oort)

Bullshit (Zweden, 2005) van PeÅ Holmquist en Suzanne Khardalian

4 december

No Direction Home

De inmiddels 64-jarige, verkreukte ster Bob Dylan blijft boeiend en charmant. Martin Scorsese laat in zijn eerbetoon aan de singer-songwriter vooral goed zien hoe de zanger over de jaren heen een outsider is gebleven en nauwelijks “van mening veranderd”. Bob Allen Zimmerman werd 24 mei 1941 in Minnesota geboren en groeide op in Hibbing, een nietszeggend mijnstadje aan de grens met Canada. In het beklemmende milieu van de jaren vijftig zijn de radio en zijn gitaar de enige ontsnapping: “I felt like I was adopted”. In een retrospectief van twee delen wordt niet alleen Dylans verhuizing van Hibbing naar New York (Greenwich Village) en zijn carrière van-krantenjongen-tot-ster onder de loep genomen, maar ook het roerige Amerika van de jaren ’61–’66:

~

een periode waarin de artistieke en jongere generatie breekt met en zich verzet tegen de Amerikaanse civil society, waarin de burgerrechtenbeweging opkomt en de popindustrie zich begint te onwikkelen. Dylan zelf relativeert zijn muzikale keuzes en bepleit steeds weer zijn gebrek aan ambities en het aureool waarmee hij als icoon van een (protest-)generatie werd omgeven. Joan Baez, ex-vriendin en eveneens een ‘zingende legende’, omschrijft de uiteindelijke breuk tussen haar en Dylan dan ook treffend als erg pijnlijk. Dylan zegt over zijn afscheid van het protesttoneel “You can’t be wise and in love at the same time”. Het zijn dan ook vooral anderen die hun signatuur aan zijn carrière toevoegen. De interviews met muzikanten, producenten, managers en andere grootheden (Allen Ginsberg, Pete Seeger, D.A. Pennebaker) zijn versneden met historische gebeurtenissen uit die tijd (de dood van John F. Kennedy, de speech van Martin Luther King) en materiaal uit het archief van de zanger zelf. Een geslaagd portret van een periode waarin de muziek of het artistieke succes nog niet werden aangestuurd door de dollar en waarin het roerige Amerika even herleeft. De fans kunnen gerustgesteld achteroverleunen: Dylan is nog immer Dylan, een outsider. Hij spreekt alleen als hij zingt en dat is ondanks het verdwijnen van het babyface nog altijd niet veranderd. (Antoinette van Oort)

No Direction Home (Verenigde Staten, 2005) van Martin Scorsese.

Our Own Private Bin Laden

De Iranese Samira Goetchel probeert na de aanslagen op het WTC het waarom te achter halen. De first appearance van de van origine Iranese regisseuse is gekleurd door haar persoonlijk verleden. Haar vader kwam om het leven tijdens de opstand tegen de sjah. In haar nieuwe

~

vaderland Amerika ziet ze zich na de aanslagen geconfronteerd met vele vraagtekens en twijfel over de Amerikaanse politiek in Afghanistan, Iran en Irak. Ze onderzoekt hoe vanuit de Amerikaanse regeringspolitiek het fenomeen Bin Laden heeft kunnen ontstaan. Ze ontmoet vele deskundigen en stuit op weerstand van conservatieve politici, die kritiek hebben op haar vragen. Ze weet een historische context te scheppen maar veel wijzer worden we daar niet van; voor iedereen met een beetje gezond verstand is het de afgelopen jaren wel duidelijk geworden dat Al Qaida een beweging is waarvan het draagvlak verder reikt dan Bin Laden. (Antoinette van Oort)

Our Own Private Bin Laden (Verenigde Staten, 2005) van Samira Goetschel.

3 december

Different Drums

Hoe een traditionele samenleving in korte tijd kan veranderen door invloeden van buiten, is te zien in Different Drums van de Duitse regisseur Tim Hamelberg. Als er op een dag door één van de dorpsbewoners op de kust van Belize, ten Noorden van Mexico en ten Westen van Guatemala, een pakket van 60 kilo cocaïne wordt aangetroffen, transformeert het ooit zo rustige dorp zich tot een gewelddadige setting. De traditionele leefwijze in het dorp Gales Point waarin visserij en landbouw de belangrijkste bron van inkomsten vormden, wordt aan de kant geschoven door dealen, geweld en drugsgebruik.

~

Inwoners die zich vroeger in de avond verzamelden om ‘Sambai’ (een Braziliaanse muziek- en dansvorm) te beoefenen, houden zich nu schuil in hun huizen. Het onderwerp dat Hamelberg filmt is origineel, maar hij diept de verandering te weinig uit, omdat hij zich vrijwel alleen richt op een groep jonge mannen, die direct of indirect te maken hebben met de drugscultuur. Het is dan ook eerder een portretdocumentaire. We zien Brandon dealen, horen ex-verslaafde Jimmy tijdens het vissen vertellen over zijn verslaving en we kunnen lachen om de verslaafde Vivian als hij vertelt dat hij een vrouw wil kopen voor zijn geit. Het verhaal van Emmeth –een Sambai-drummer en naar eigen zeggen zakenman – is enigszins hoopgevend. Hij bemoeit zich zo weinig mogelijk met de heersende drugscultuur en onderhoudt zichzelf door gebakken banaan te verkopen in het dorp. Ook organiseert hij Sambai-bijeenkomsten onder jongeren, om zo de traditie in stand te houden. Het is een druppel op een gloeiende plaat, want het volgende moment zien we hoe muzieksessies ontaarden in ruzies, en ontmoetingen op straat eindigen in gevechten. Gales Point, een dorp waarin mannen de weg kwijt zijn. Hoe het met de vrouwen gaat is onduidelijk. De positie van de vrouw voor en na de ontdekking van de cocaïne blijft onderbelicht. Ondanks dat de moeder van Jimmy vertelt over het groeiende wantrouwen onder de bewoners en hoe zij slachtoffer werd van de verslaving van haar zoon, blijven teveel vragen onbeantwoord. Wat is het antwoord van de staat op deze problematiek, zijn er ook vrouwen die verslaafd zijn? Wat zijn de economische gevolgen door de komst van drugs? Hoe dan ook, Different Drums is goede poging die vraagt om een vervolg. (Edith Peters)

Different Drums (Duitsland, 2005) van Tim Hamelberg.

Grizzly Man

De essentie van de documentaire Grizzly Man is heel mooi vastgelegd in een close-upopname van een gigantische grizzlybeer. Degene die de filmcamera vasthoudt is Timothy Treadwell. Filmveteraan Werner Herzog heeft de film in handen gekregen na de dood van Timothy, die samen met zijn vriendin opgegeten is door één van zijn beervrienden. Dertien jaar lang is Timothy met zijn filmcamera naar een natuurpark in een uithoek van Alaska vertrokken om als ‘activist’ de dieren bij te staan. Het heeft 100 uur filmmateriaal opgeleverd. Uit veel materiaal bleek wat voor een verward persoon Timothy eigenlijk was: hij doet shots constant opnieuw (omdat hij zijn bandana niet om had), verspreekt zich continu en praat veel in zichzelf. Gelukkig heeft Werner Herzog sommige van die stukjes toegevoegd in zijn meesterwerk. De film wordt daardoor nooit saai, maar juist heel indringend en persoonlijk. Tussendoor worden ook nog

~

mensen die Timothy gekend hebben geïnterviewd, waaronder zijn ouders en een vriendin. Elke keer als zij in beeld komt, krijgt ze een zenuwinzinking, wat zorgt voor enig leedvermaak. Dat is de mensenwereld. De beren gaan gewoon door met hun jacht op zalm en maken zich niet druk. Timothy wilde zich ook niet druk maken, maar doet dat de hele film lang wel. “Voor de beren”, zoals hij zelf zegt. Timothy is een vriend van de beren, maar de beren zijn geen vrienden van Timothy. Hij geeft ze namen en zegt dat hij van ze houdt, maar als hij ze probeert te aaien worden ze agressief en deinst hij terug. Grizzly Man is een prachtige studie geworden over de mens in de natuur. Timothy mag dichtbij komen, maar als hij te dichtbij komt krijgt hij met de grillen der natuur te maken. Wat er eerst lieflijk uitziet, wordt dan angstaanjagend. Als je de beren met elkaar ziet stoeien, geeft dat een gemoedelijk beeld, alsof je twee sumoworstelaars aan het werk ziet. Maar als je de beer van dichtbij in Timothy’s camera ziet staren, dan zie je dat zijn “I love you” alleen maar averechts werkt. (Matthijs Rijpma)

Grizzly Man (Verenigde Staten, Canada, 2005) van Werner Herzog gaat 8 december in de Nederlandse bioscopen in première.

The Life of an Agent

The Life of an Agent bestaat uit archiefbeelden zoals ze zijn gevonden in een studio in Hongarije. Regisseur Gabor Zsigmund Papp heeft er vier korte documentaires van gemaakt voor de Hongaarse televisie. Voor IDFA zijn deze vier korte films samengevoegd tot één (langdradige) film van iets meer dan tachtig minuten. We zien hoe de filmpjes werden gebruikt als propagandamiddel. Er wordt duidelijk in omschreven wat het juiste protocol van een superieure spion moet zijn. Typisch dat in de instructiefilms de spionnen altijd stuiten op US-dollars, verborgen in een oude sok of achter de boekenkast. De droge, narratieve stem bij de filmpjes – daterend uit de Hongaarse communistische periode van 1958–1988 – geeft soms een komische kijk op de paranoia van die tijd.

~

Keurige spionnen (gespeeld door beroepsacteurs) worden afgebeeld als stoere mannen in een net pak en een strakke scheiding in hun haar, terwijl de ‘slechterikken’ duidelijk getypecast zijn als geboefte, met lange haren en zwetende voorhoofden. Dit is even leuk, maar het gaat snel vervelen. Ook is het allemaal niet nieuw wat er in deze film wordt verteld. We kennen allemaal de verhalen over de Oost-Duitse Stasi-spionnen en hun manier van afluisteren, schaduwen en afpersen. In deze film komt het allemaal aan bod. Misschien iets voor in een museum, maar niet voor IDFA. (Matthijs Rijpma)

The Life of an Agent (Az ügynök élete) (Hongarije, 2004) van Gabor Zsigmund Papp

2 december

Guerilla Girl

Guerilla Girl is een Deense documentaire waarvan je je afvraagt hoe deze in hemelsnaam gemaakt kon worden. Je ziet een leven dat je nooit kunt zien, en in die opzet is de film dan ook meer dan geslaagd. Het is een film over Isabel, een meisje (of jonge vrouw) die haar studie afbreekt om deel te nemen aan het guerillaleger van de FARC in Colombia. We volgen Isabel in het midden van de Colombiaanse Jungle. De FARC is het Revolutionary Armed Forces of Colombia, een guerrillaleger dat gebaseerd is op het socialisme en communisme. Een leger dat er is voor de mensen. Isabel komt uit een gezin van revolutionairen. Zij meldt zich voor de training tot guerrillastrijder. “Hoelang wil je blijven?” wordt haar gevraagd. “15 dagen? Een maand? Een jaar? Twee jaar?” Isabel kijkt hem recht aan. “Als je je aansluit, dan is dat voor altijd”, zegt ze.

~

De camera volgt Isabel en haar trainee camp van zo dichtbij, dat je als kijker letterlijk de fly on the wall wordt. We zien stoere meiden in stoere legeruniformen, giechelend badend in een rivier. “You’ve got 10 minutes to bathe!”. We zien hoe Isabel een koe moet slachten. Of vooral hoe ze dat eigenlijk niet kan. Niet zozeer uit medeleven voor de koe, maar uit angst dat hij haar zal aanvallen. We zien hoe de trainees hun houten geweren snijden. We zien de jongens en meiden verliefd worden, of net niet, en dansfeestjes die verstoord worden door vliegtuigen. We zien hoe ze, met die houten geweren, zich op hun knieën voortbewegen. “Pang! Pang! Pang!” roepen ze zelf. Guerilla Girl neemt geen standpunt in, het laat zien. Voor anderhalf uur leef je als kijker mee met de opleiding tot guerrillastrijder. Je mag als kijker zelfs meelezen met de brieven die Isabel naar haar familie stuurt. Het is wellicht niet erg geloofwaardig dat deze werkelijkheid ook de echte is, aangezien de camera meer dan aanwezig geweest moet zijn. Maar zelfs al is het de halve werkelijkheid, dan nog is het erg interessant om te bekijken. Zodoende geeft deze film een kijkje in een wereld waar je anders nog niet eens naar kan raden. (Barbara Klomp)

Guerilla Girl (Denemarken, 2005) van Frank Piasecki Poulsen.

De terrorist Hans-Joachim Klein

Frankrijk, 2005. Het hoofdpersonage van deze documentaire woont en werkt in landelijk Normandië. Hij werkt op het land. Hij groet de koeien: “Dag dames! Tot morgen!” Voorzichtig stoppen twee handen een sla-plantje in de aarde. Liefdevol drukt hij de aarde aan. Het zijn de handen van Hans-Joachim Klein. Dertig jaar geleden bedienden diezelfde handen de Baretta tijdens de terroristische aanslag in het OPEC-hoofdkwartier in Wenen. De bij elkaar gedreven ministers werden gegijzeld, drie mensen werden gedood. Joachim zelf raakte zwaar gewond. “Hier word ik het vliegtuig in gedragen”, vertelt Joachim over de beelden uit 1975. Voor het eerst bekijkt hij de beelden van die tijd. Na de aanslag heeft Klein gebroken met de links-terroristische Revolutionaire Cellen, waartoe hij behoorde. Die breuk betekent een vlucht, want de leider, Carlos, staat bekend als meedogenloos. “Hij vertelde dat hoe meer mensen hij doodde, hoe meer mensen er bang voor hem waren, dus hoe minder mensen hem durfden te vangen.” Daarom vluchtte Joachim. Voor de terroristen is hij, nu hij hen de rug heeft toegekeerd, een verrader. Voor de politie is hij een terrorist, medeplichtig aan de drie doden die tijdens de aanslag gevallen zijn.

~

In 1998 geeft Joachim, inmiddels woonachtig op het Franse platteland, zichzelf aan. Hij kan het leven als onderduiker niet meer aan, bovendien heeft hij oprecht berouw. Hij heeft niemand vermoord, maar hij was erbij. Hij is medeplichtig aan de moorden. Na vijf jaar gevangenis gaat hij terug naar zijn leven op het Franse platteland. De film van Alexander Oey is een knap gefilmde en goed gedocumenteerde reconstructie van het leven van Hans-Joachim Klein. Het vertelt hoe hij kwam tot zijn daad van terrorisme, hoe hij zich daarvan afkeerde en hoe hij later pas wist wat het échte doel was van de aanslag. Maar bovenal is het een film die laat zien dat een daad uit zo een extreem verleden, dertig jaar later nog elke minuut van de dag deel uitmaakt van zijn leven. (Barbara Klomp)

De terrorist Hans-Joachim Klein (Hans-Joachim Klein, My life as a terrorist) (Nederland, 2005) van Alexander Oey is dinsdag 6 december te zien in Dokwerk (23.00 uur, Ned 3).

Switch Off

“Hello Beatriz, this is Manel, from Barcelona.” Het klinkt als een scène uit Fawlty Towers, maar deze film is een stuk minder geestig dan dat. In Switch Off wordt getoond hoe een grote multinational een kleine bevolkingsgroep kapot maakt. In Chili leven de Mapuche aan de rand van de Biobio-rivier. Deze indianenstam moet ruimte maken voor een stuwdam, omdat multinational Endesa de grootste energieleverancier van Zuid-Amerika wil worden. Dus een dam, en de gevolgen daarvan: een meer. Manel uit Barcelona is de filmmaker Manel Mayol. We horen zijn telefoongesprekken met Beatriz – een medewerker van Endesa – die voor hem probeert een afspraak te maken met de directeur. En uiteraard is de directeur niet aanwezig. In het buitenland. Of, zoals later verteld wordt, wil hij helemaal niet voor de camera praten.

~

De film wordt vooral verteld door zogenaamde talking heads: een hoofdredacteur van een krant, een advocaat, een ondergedoken vrijheidsstrijdster. En helaas niemand van Endesa, de multinational. Deze ‘pratende koppen’ worden afgewisseld met beelden van de meer dan prachtige natuur en de beelden van de lokale bevolking, de Mupache. “Wij weten niets van documenten,” vertelt een man, “wij weten niets van onderhandelen. Wij tekenden. Wij geloofden hen. Ze zeiden dat we een nieuw huis kregen, met gratis elektriciteit. We hebben een jaar lang elektriciteit gehad en dat hebben we zelf betaald. Nu hebben we niks.” Om de bewoners te ‘verplaatsen’ heeft Endesa de handtekening nodig van elke familie aan de oever van de Biobio. De film laat zien hoe de multinational zorgt dat een ieder tekent. Vrijwillig, dat wel, maar zonder dat ze precies weten wat ze tekenen. Manel from Barcelona krijgt de directeur van Endesa niet te spreken. Hij maakt deze protestfilm, een film over een kleine bevolkingsgroep die moet wijken voor een grote macht. Het schrijnende aan het verhaal is niet alleen dat de grote bedrijven verdienen aan de arme mensen. Het is bovenal niet te behappen dat een cultuur zo opzij wordt gezet. “Onze voorouders liggen hier begraven”, zegt een Mapuche. “We moeten opruimen wat de dam in gevaar brengt”, zegt een medewerker van Endesa, wanneer hij de restanten van een graf uit het water schept. (Barbara Klomp)

Switch Off (Apaga y vamonos) (Spanje, 2005) van Manel Mayol.

1 december

Why We Fight

Het Amerika van nu is een empire. De politieke bemoeienissen en militaire interventies zijn de afgelopen zestig jaar tot een constante verworden. Dat maakt Amerika wereldwijd tot “de grootste exporteur van geweld” en vergelijkbaar met het oude Romeinse Rijk. In zijn documentaire probeert Eugene Jarecki (The Trials of Henry Kissinger) de macht van het imperium te doorgronden en een antwoord te vinden op de vraag waarom de Amerikanen in Irak zijn. Hij vroeg het aan 150 mensen op straat en kreeg van 120 het antwoord “voor vrijheid en democratie”. Dat de meningen onder de oppervlakte diverser zijn kaart Jarecki vervolgens aan door betrokkenen aan het woord te laten: burgers, deskundigen (zoals de zoon van Dwight Eisenhower) en vele andere (ex-)insiders. Jarecki weet zo goed te laten zien hoe in het ‘openbare leven’ de politieke doctrine werkt, maar hij laat ook zien dat zij een bijproduct is van een diepere politieke koers die Amerika al vanaf de Tweede Wereldoorlog vaart.

~

Tijdens die periode ontwikkelde Amerika de basis van zijn militaire macht, logistieke kracht en wervingspolitiek. De Amerikaanse oorlogsmachinerie heeft sindsdien niet meer stilgestaan. Zij raakte verweven met de vrije markt en politieke praktijk. Een fenomeen dat de voormalig president Eisenhower betitelde als het Militair Industrieel Complex en waar hij in zijn afscheidsrede in 1961 voor waarschuwde. Jarecki weet een historische context te scheppen zonder de actualiteit te verliezen. En door heden en verleden met elkaar te verweven maakt hij de permanente staat van oorlog begrijpelijk. In 2005 won Jarecki dan ook de juryprijs op het Sundance Festival. Met muziek uit voorbije jaren en mooie archiefbeelden van onder andere filmer Robert Capra (van wie hij ook de titel leende) is het een boeiend geheel over militaire macht, politieke elite, denktanks en militaire uitstapjes wereldwijd. Na afloop van de film kun je zeker vragen stellen over “The Good Fight”. (Antoinette van Oort)

Why We Fight (Verenigde Staten, 2005) van Eugene Jarecki.
Nog te zien:
4 december, 10:00, City 5.

30 november

Mardi Gras: Made in China

Ondanks het schokkerige, te donkere DV-materiaal en het slechte gebruik van effecten aan de opening van de film is de Mardi Gras boeiend door het onderwerp: de globalisering van goederen op microniveau. Wat gebeurt er in New Orleans met een plastic kralenketting gemaakt in China? Heel New Orleans gaat op het jaarlijkse festival Mardi Gras uit zijn dak als de dames met de borsten bloot gaan. In ruil voor de kralensnoeren mogen de mannen vrijelijk gluren en worden de demonen verdreven.

~

David Redmon zet dit swingende vermaak af tegen de omstandigheden van vier tienermeisjes (van 14 tot 18 jaar) in de Tai Kuen kralenfabriek in China. De meisjes verdienen ongeveer een dollar per dag, wonen naast de fabriek en maken lange dagen. Redmon spreekt openhartig met hen en met directeur Roger Wong over het runnen van de fabriek, de enige leverancier van de plastic bijous. Het systeem van straf en beloning wat hij voor het draaiend houden van de fabriek hanteert is middeleeuws en in onze ogen onrechtvaardig, maar hij glimt de hele film door van trots.

In de straten van New Orleans willen de feestgangers liever niet horen waar de kralen vandaan komen – die gewetensvraag is te ongemakkelijk tijdens het carnaval – maar in China kunnen de tieners vrolijk lachen om de bestemming en die rare Amerikanen. Zo weet Redmon dankzij zwartgallige humor de globalisering een fraai gezicht te geven zonder dat de film zwaarmoedig wordt. De allergrootste grap voor mij is het ‘hergebruik’ van de kettingen nadat ze van straat zijn opgeveegd, gewassen en opnieuw ingepakt, met als bestemming “de Amerikaanse troepen in Irak”. (Antoinette van Oort)

Mardi Gras: Made in China (Verenigde Staten, 2005) van David Redmon.

The Wild Blue Yonder

In een opera van beelden neemt Werner Herzog ons mee door de chaos van het universum. Archiefbeelden van luchtvaartpioniers, planeten en astronauten opgesloten in een benauwde ruimtecapsule illustreren zijn science fiction fantasie. Brad Dourif, onze gids, is een alien afkomstig van ‘The Wild Blue Yonder’, een planeet met een bevroren horizon en atmosfeer van vloeibaar helium, waar de bewoners leven onder het ijs. Hij houdt in een kaal en verdorven landschap een gedreven pleidooi over zijn planeet en het noodzakelijke vertrek. Bij aankomst op aarde hebben de aliens geprobeerd een nieuwe gemeenschap te stichten, wat maar niet wil vlotten omdat ‘wij mensen’ zo eigenzinnig en vernielzuchtig zijn.

~

In een tiental hoofdstukken herschrijft Dourif daarom de menselijke geschiedenis. Na een ramp, is de hypothese, is de aarde onbewoonbaar geworden. Astronauten van ruimteschip Galileo gaan noodgedwongen op zoek naar een nieuwe, bewoonbare planeet. Hun pogingen blijven zonder resultaat en zijn gedoemd; iets wat Brad ook wel had kunnen vertellen. In de actes vol wetenschap, filosofie en poezie levert hij kritiek op de verworvenheden van de huidige beschaving en waarschuwt hij ons voor het grootste menselijke talent: vernietiging. De stem van de Senegalees Mola Sylla en de cello van de Nederlandse Ernst Reijseger maken het geheel tot iets prachtig ongewoons.

Herzog legt deze keer veel van zijn eigen ziel bloot. Zijn ‘gids’ Brad Dourif verkondigt voor hem zijn afschuw, want in de ogen van Herzog zal de mens altijd gebonden zijn aan dit beperkte en overvolle Utopia. Ik begrijp niet veel van de waanzinnige ideeën en theorieën, maar dat de mens daarmee vooral van zijn planeet af wil komen weet hij zo wel tragikomisch te maken. (Antoinette van Oort)

The Wild Blue Yonder (Duitsland, 2005) van Werner Herzog. Met wateropnames van muzikant Henry Raiser.

29 november

Screaming Masterpiece (Gargandi snilld)

IJsland (lees: Reykjavík) is hot. Het eiland is een enorme toeristische trekpleister, het jaarlijkse muziekfestijn dat Iceland Airwaves heet groeit gestaag en Sigur Rós en Björk zijn nog altijd over de hele wereld miljoenen verkopende succesartiesten. De kern van de muzikale scene is echter nog redelijk onontgonnen gebied, waar deze documentaire (mede gefinancierd door San Fu Maltha!) als eerste een oppervlakkige maar aardige blik op geeft. De film opent pakkend met het overdonderende hoogtepunt van een concert van Sigur Rós. De daaropvolgende luchtopnames van het barre IJslandse landschap geven echter al aan dat de makers voor een romantiserende invalshoek hebben gekozen.

~

Zowel bij critici als publiek leven nog altijd dezelfde vooroordelen van de vermeende IJslandse mystiek: de clichés van de elfjes en geesten, het machtige landschap – allemaal passeren ze de revue. Hoewel het IJslanders zijn die de film gemaakt hebben, doet Screaming Masterpiece geen enkele moeite die mythe te doorprikken, evenmin als het recente How do you like Iceland (Kristín Ólafs, 2005) over de IJslanders in het algemeen dat deed. En hoewel de musici in kwestie zelf uitvoerig aan het woord komen (filmmuziekcomponist Hilmar Örn Hilmarsson mompelt wat wijsheden, Björk vertelt openhartig), komen we nergens tot inzichten, en krijgen we evenmin een helder beeld van waar het muziekmilieu uit bestaat. De film pretendeert dat ook niet, en is zodoende redelijk geslaagd; hij presenteert wat glimpen van wat er deze dagen leeft in de straten van Reykjavík. Je krijgt bijzondere beelden voorgeschoteld van voorstellingen (Sigur Rós’ magistrale Odin’s Raven Magic, Airwaves-shows) en een aantal privéconcerten (IJslandse rap in het nationale museum, Mugison in een bovenkamertje van een kerk). (Paul Caspers)

Screaming Masterpiece (Gargandi snilld) (IJsland, 2005) van Ári Alexander Ergis Magnússon.

28 november

Ik wil nooit beroemd worden

De titel van deze documentaire is een uitspraak van Tobias Prenen, een man die op 39-jarige leeftijd door een hartstilstand van de ene op de andere dag zwaar geestelijk en lichamelijk gehandicapt raakt. Vroeger was Tobias een ambitieuze cellist en ooit speelde hij zelfs samen met zijn wereldberoemde collega Yo Yo Ma. Nu slijt hij zijn dagen in een verzorgingstehuis en is hij continu afhankelijk van anderen. Zijn vrienden en familieleden reconstrueren zijn vroegere leven aan de hand van archiefmateriaal en verhalen. In hoeverre ‘is’ Tobias er eigenlijk nog, vragen ze zich openlijk af. Zou hij dit leven wel zo gewild hebben? Misschien was het beter geweest als hij de hartstilstand niet had overleefd.

~

Tobias zelf lijkt echter redelijk gelukkig. Hij straalt als er mensen op bezoek komen en reageert opgewonden op het horen van de cellosuites van Bach. Op de vraag hoe oud hij wil worden roept hij enthousiast: “Honderd! Nee… duizend!”. De documentaire moet het vooral hebben van klassieke contrastwerking. Beelden van hoogtijdagen van de bevlogen cellist alterneren met beelden van de aan de rolstoel gekluisterde man in het verzorgingstehuis. Verdrietige reacties van vrienden en kennissen worden afgezet tegen een vrolijke Tobias. Hoewel dit procédé de schrijnende situatie goed neerzet, verliest het op den duur zijn kracht door de eindeloze herhaling. Met als gevolg dat de film niet tot aan het einde blijft boeien. (Monique Jacobs)

Ik wil nooit beroemd worden (Mercedes Stalenhoef, 2005) dingt mee naar de VPRO Joris Ivens Award die tijdens het IDFA wordt uitgereikt.

Beyond Reasonable Doubt

Iemand schiet op een man en deze valt op de grond. Hij staat nooit meer op. Een vrouw huilt. Deze openingsbeelden grijpen je direct bij de keel. De rest van de film, een Nederlands-Servisch-Kroatische co-productie onder regie van Mina Vidakovic, is al even indringend. Het onderwerp is dan ook het drama dat zich in 1995 voltrok in Srebrenica. Meer dan 7800 mannen en jongens werden daar toen vermoord door Bosnische Serviërs. Nog steeds zijn er mensen die menen dat deze afschuwelijke massamoord nooit heeft plaatsgevonden of dat de ernst van de zaak zwaar wordt overdreven. De documentaire reconstrueert de gebeurtenis door middel van getuigenissen van slachtoffers, film- en videobeelden van executies en verhoren van het Joegoslavië tribunaal te Den Haag. Met als missie dat niemand door het getoonde authentieke beeldmateriaal ooit nog durft te twijfelen aan de genocide die zich daar voltrokken heeft.

~

Vooral de beelden van enorme bergen halfvergane lijken, opgegraven uit de massagraven, spreken wat dat betreft voor zich. Ook krijg je een aardig idee van de immense verwarring die ontstond onder de inwoners van Srebrenica, toen ze wanhopig en vaak vergeefs stonden te wachten op evacuatie uit het oorlogsgebied. Wie regelmatig naar programma’s als het Journaal of Netwerk kijkt, zal met Beyond Reasonable Doubt echter weinig nieuwe inzichten vergaren. Toch blijft het een vakkundig gemaakte documentaire, die een verhaal vertelt dat best nog eens verteld mag worden. (Monique Jacobs)

Beyond Reasonable Doubt (Mina Vidakovic, 2005) doet mee aan de Zilveren Wolf Competitie van het IDFA.

24 november

Sisters in Law

Totaal gefrustreerd raakten ze ervan: een mediaportret van hun geliefde Afrika leverde altijd weer die beelden op van aanhoudende misère en troosteloosheid. De Britse filmmaker Kim Longinotto en haar in Kameroen opgegroeide co-regisseur Florence Ayisi besloten het daarom radicaal anders te doen bij hun documentaire Sisters in Law. Het is inderdaad een bijzonder produkt geworden, dat de kijker nu eens een andere, meer hoopvolle blik gunt op het hedendaagse Afrika. Terecht leverde het de makers de Prix Art et Essai van het Filmfestival in Cannes op. De film laat zien hoe twee sterke Afrikaanse vrouwen vanuit een piepklein rechtskantoortje in Kameroen met succes opkomen voor vrouwenrechten.

~

Girlpower, die term is wel van toepassing op openbare aanklager Vera Ngassa en rechter Beatrice Ntuba. In Kumba, een stoffig stadje in Zuidwest Kameroen, zetten zij zich met verve in voor de rechten van vrouwen die het slachtoffer zijn geworden van huiselijk geweld. Niet het meest verheffende rechtsgebied. Het gaat dan om verkrachting, kindermishandeling en het gebruiken van geweld binnen het huwelijk. Gedurende een periode van drie maanden volgt de camera vier locale rechtszaken. Allemaal schrijnende gevallen, die vroeger gewoon in de doofpot werden gestopt. Traditioneel gezien kwam een Afrikaanse vrouw niet zo snel op voor haar rechten. De dader, meestal een man, kon dan ongestoord zijn gang gaan. De Afrikaanse juristen Ngassa en Ntuba willen dit oude patroon doorbreken. Ze hebben gestudeerd en weten als geen ander dat het moderne recht aan hun kant staat. “Sommige mannen missen een eeuw. Dit is de eeuw waarin vrouwen gerespecteerd worden”, bijten ze de verbouwereerde daders in de rechtszaal toe.

Vreugde

Filmmaker Kim Longinotto (Divorce Iranian Style, The Day I Will Never Forget, Dream Girls) staat bekend om haar aandacht voor de invloed van sociale structuren op vrouwenlevens. Deze documentaire vormt daarop geen uitzondering. In Sisters in Law wordt duidelijk dat vrouwen nog moeite hebben om hun rechten te laten gelden omdat ze gehinderd worden door allerlei maatschappelijke gewoontes. De film laat echter ook zien dat daar langzamerhand verandering in komt. Een in dit opzicht heel succesvolle zaak is die van Amina: haar echtgenoot mishandelt haar en ze wil een scheiding. In eerste instantie durft ze haar man niet voor de rechter te slepen, omdat de mannelijke autoriteiten van haar gemeenschap haar dat expressis verbis verbieden. Mede door de sociale ondersteuning van de warmhartige openbare aanklager Ngassa zet Amina die stap tenslotte toch, met als eindresultaat dat er voor het eerst in 17 jaar een man veroordeeld wordt voor mishandeling binnen het huwelijk. De uitzinnige vreugde van Amina’s buurvrouwen is veelzeggend. Amina zal niet de laatste zijn die de hulp van een rechter inroept.

Smoesjes

~

De filmmakers Ayisi en Longinotto wilden per se een positieve documentaire afleveren. En dat is ze, ondanks het zware onderwerp, gelukt. Niet in de laatste plaats omdat gekozen is voor het tonen van slechts die rechtszaken waarbij vrouwen uiteindelijk aan het langste juridische eind trekken. Daarnaast helpt het sobere, observationele camerawerk dat het leed van de mishandelingen niet aandikt. Maar de belangrijkste reden waarom de film zo prettig licht blijft, is toe te schrijven aan de sprankelende persoonlijkheden van openbare aanklager Ngassa en rechter Ntuba. De dames zijn behoorlijk adrem en vele daders vallen zichtbaar uit hun rol als hun vaak zeer doorzichtige smoesjes (“Ik was de bijbel aan het lezen!”) opeens niet meer blijken te werken. Ze worden door de twee juristen genadeloos van repliek gediend en dat levert ronduit komische situaties op. Een dader, die op gruwelijke wijze een klein meisje heeft mishandeld, komt niet ver met het huichelachtige “Sorry sister, but…” – “Don’t you ‘sister’ me!”, valt rechter Ntuba onmiddellijk in de rede waarna een fikse gevangenisstraf wordt opgelegd. Ook een man, die een romantisch verhaal wil vertellen over een ontmoeting als hem gevraagd wordt of hij officieel getrouwd is, wordt bits toegesnauwd: “Ik vraag niet of je ergens in 1960 door de bliksem getroffen werd, ik vraag of je getrouwd bent!”

De filmmakers zijn erin geslaagd om een film te maken, die op verfrissende en humoristische wijze de stereotypen over Afrika doorbreekt. De kordate manier waarop vrouwelijke professionals in deze documentaire voor vrouwenrechten vechten en resultaat boeken, stemt een beetje hoopvol. Dit gebeurt in Afrika, dit gebeurt óók in Afrika. (Monique Jacobs)

Sisters in Law (Engeland/Kameroen 2005) van Florence Ayisi en Kim Longinotto. Nog te zien:
3 december, 10:00, Calypso.