Boeken / Strip

White trash

recensie: Mark Kneece en Julie Collins-Rousseau - Trailers

Ondanks de talkshow van Jerry Springer en de raps van Eminem is er in Nederland nog maar weinig bekend over de levenswijze van blanke Amerikanen die in zogenoemde trailerparken wonen. Tekenaar Julie Collins-Rousseau en schrijver Mark Kneece weten met Trailers een indringend beeld te schetsen van het leven als white trash.

~

Als lezer wordt je vanaf het begin het verhaal ingezogen. De moeder van hoofdpersoon Josh vermoordt namelijk haar vriend en Josh mag het lijk opruimen, terwijl hij ook nog eens moet zorgen voor zijn halfbroertjes en -zusjes. Hoewel het verhaal hier makkelijk de kant op had kunnen gaan van een detective of splattercomic, kiezen de makers van Trailers voor een andere benadering.

Blankets onder bloed

Wat de tekenstijl betreft lijkt Trailers op het veelgeprezen Blankets van Graig Thompson. Trailers is echter iets grover getekend, wat de grimmige sfeer van het verhaal versterkt. Evenals in Blankets staat de relatie tussen een jongen (Josh) en een meisje (Michelle) centraal. Daar komt in Trailers nog bij dat Josh’ moeder werkzaam is als prostituee en drugsdealer, een aantal mede parkbewoners feesten geven bij het lichaam van moeders’ dode vriend en Josh’ vader alleen maar zeurt over het betalen van alimentatie. Michelle is echter van goede komaf en lijkt vooral geïnteresseerd in Josh als proefpersoon voor een snelcursus psychologie. Een en al ellende dus. Josh slaat helemaal door als blijkt dat een van zijn vrienden slaapt met zijn moeder en zelfs met haar wil gaan trouwen. Hij slaat zijn vriend in elkaar, wordt door zijn moeder het huis uitgezet en komt te laat voor zijn eerste date.

In de boeien

~

Ondanks alle voorbijkomende clichés blijf je als lezer geboeid. Dit is bovenal te danken aan de goede symbiose tussen beeld en tekst. Vooral het tekenwerk zorgt ervoor dat Trailers geen moment gaat vervelen. Tekenaar Collins-Rousseau maakt optimaal gebruik van het stripmedium; zij wisselt close-ups af met decortekeningen, en statische beelden met panelen boordevol actie. Vooral de details van de omgeving zijn prachtig uitgewerkt, veel striptekenaars besteden daar heel wat minder aandacht aan. In Trailers is het net of je echt in de woonwagen bent. Van de rommel op de vloer tot de scheve kastjes aan de muur: alles is zichtbaar.
Het boek had nog sterker kunnen zijn als scenarist Kneece het taalgebruik van de personages meer had aangepast aan hun sociale positie. Hierbij valt te denken aan het gebruik van spreektaal zoals dat ook in de comicreeks 100 Bullets van Brain Azarello en Eduardo Risso gebeurt.

Tot op het bot

Wat Trailers vooral duidelijk maakt is dat het leven in trailerparken verre van makkelijk is, en dat het moeilijk is om als individu te ontkomen aan de maatschappij waarbinnen je wordt grootgebracht. Om te kunnen ontkomen moet je bereid zijn veel op te offeren, terwijl de uitkomst hoe dan ook onzeker blijft. Dit is een cliché dat veel voorkomt in films, boeken en zelfs strips, en het verpakken van een dergelijke boodschap in een graphic novel vraagt nogal wat van de makers. Er is niet veel ruimte om alle karakters tot op het bot uit te diepen. Toch leef je als lezer mee met de hoofdpersonen en wens je ze het beste toe. Het verhaal ontstijgt het cliché door het sterke tekenwerk; je gelooft wat je ziet. Het maakt van Trailers een geslaagde graphic novel.

Theater

Cabaret van alle markten thuis

recensie: Alex Klaasen en Martine Sandifort - Volgend jaar lach je d'r om

“Ik wil graag eerst een cola, dan een pizza margherita, daarna nog een cola en dan een kindersurprise.” “Ik niet, ik wil graag eerst een 7up, dan een lasagne, daarna nog een 7up en dan ook een kindersurprise.” Het cabaretduo Klaasen & Sandifort weet in een oogwenk een suf stelletje neer te zetten, dat tijdens hun eerste afspraakje in een pizzeria zichtbaar moeite heeft met de communicatie met elkaar en met de rest van de wereld. Subliem weten beide cabaretiers gebruik te maken van lange stiltes, die vragen om verlossing. En die komt iedere keer precies op tijd. Deze sketch is te zien op Volgend jaar lach je d’r om, de langverwachte dvd van de eerste theatervoorstelling van het duo Klaasen & Sandifort. Martine Sandifort en Alex Klaasen, vooral bekend van hun typetjes in Kopspijkers, laten op deze dvd zien van alle markten thuis te zijn op cabaretgebied.

~

Na het winnen van het cabaretfestival Camaretten in 2000 leek er voor Alex Klaasen en Martine Sandifort een mooie toekomst als cabaretduo in het vooruitzicht te liggen. In september 2001 ging het eerste avondvullende programma van de twee, Volgend jaar lach je d’r om, in première. Maar al snel werd Sandifort ziek en moesten alle voorstellingen worden geschrapt. Na hun hernieuwde ontmoeting bij het cabaret van Kopspijkers besloten ze alsnog verder te gaan met de tournee van Volgend jaar lach je d’r om. En zo toerden ze vorig jaar langs de Nederlandse theaters, en werd er bovenal een tv-registratie gemaakt die nu is uitgebracht op dvd. Het zou zo maar kunnen dat dit een historisch product van Klaasen & Sandifort is: het is nog maar de vraag of er een tweede show komt van dit duo.

Hazenlip

Een revuenummer; een imitatie van de smartlappen van volkszanger André Hazes; een spastische psychiater die haar bange cliënt van zijn grootste angst – dat jongens een ei in zijn nek zullen gooien – afhelpt; de agressie die een dromerige balletdanseres oproept bij een voetbalsupporter: in een show van Klaasen & Sandifort komt het allemaal voorbij. Met het grootste gemak weten beide cabaretiers de steeds weer totaal verschillende onderdelen van de show aan elkaar te schakelen. Zo vult Alex Klaasen een stilte tussen twee sketches op met een korte grap: “Ik zit er over te denken een hazenlip te nemen…”

Details

Alles wat Klaasen en Sandifort op het podium doen, gebeurt met de grootste nauwkeurigheid; elk facet van de show is tot in detail uitgewerkt. De manier waarop Martine Sandifort bijvoorbeeld de spastische psychiater neerzet is van uitzonderlijke klasse: gedurfd en origineel tegelijk. Ze maakt de meest mallotige bewegingen met haar lijf, brengt hysterische klanken uit en weet met de grootste moeite haar kruk te beklimmen, om vervolgens aan haar cliënt te vragen: “Wat is uw probleem?” Het is daarmee een van de vele hoogtepunten uit een veelzijdig, snel en bijzonder origineel theaterprogramma van twee virtuozen op typetjesgebied.

Backstage

Vanwege het hoge tempo van de anderhalf uur durende show is het prettig om de voorstelling rustig terug te zien op dvd, om zo volop te genieten van het vakmanschap van zowel Klaasen als Sandifort. Bovendien zien we Klaasen en Sandifort ook backstage voor het opvoeren van een show. In een filmpje opgenomen voor de opnames zijn we deelgenoot van het gezamenlijke eten, het opmaken (Klaasen: “Anders denken ze: die heeft geen wenkbrauwen.”) en het repeteren. En uiteraard wordt er in dit filmpje veel gegrapt en grijpen de twee elke gelegenheid aan om elkaar zogenaamd af te kraken. Volgend jaar lach je d’r om blijkt daarmee een dvd om niet te missen – óók om volgend jaar nog eens op te zetten, want ook dan lach je er geheid om.

Muziek / Album

Wij spitten kunststof en jij spit plastic!

recensie: The Opposites - De Fik Er In

In het voorjaar van 2005 zond de NPS DeBattle uit. Een programma waarin elke aflevering een bepaalde stelling centraal stond waarover gediscussieerd. Hierbij betrof het niet alleen het publiek dat discussieerde, het programma draaide voornamelijk om ‘rap-battles’. Iedere week werden er twee getalenteerde Nederlandse MC’s voorgesteld die het middels een ‘battle’ tegen elkaar opnamen en zodoende discussieerden over de stelling. In de eerste aflevering waren het Big 2 en Willy die elkaar onder vuur mochten nemen.

~

Deze heren vormen samen The Opposites en speelden zich niet alleen via DeBattle in de kijker afgelopen jaar, maar ook hun medewerking aan bijvoorbeeld de Straatremixes en de aandacht die ze in Zomergasten kregen middels Katja Schuurman zorgden ervoor dat de rappers ook bij het grote publiek in de picture kwamen. Onder de vleugels van Kees de Koning brachten ze vlak voor het einde van het jaar ook nog eens hun eerst Nederlandstalige plaat De Fik Er In uit bij TopNotch.

Huisstijl?

En het zijn niet alleen de uiterlijke kenmerken van de kleine half
Antilliaanse “Polderneger” en de lange Nederlandse “Kaasboer” die voor
tegenstellingen zorgen, ook muzikaal en tekstueel kom je op De Fik Er In
nogal wat tegenstellingen tegen. Wie een album verwacht met een
eenduidig Opposites-geluid komt, gelukkig, bedrogen uit, zoiets lijkt namelijk
niet de bestaan. Big 2 legt bijv. in opener Wat Staar je?! vrij donkere
beats neer die qua sfeer soms eerder doen denken aan de wat zwaardere drum ’n bass, terwijl opvolger Fok Jou! (de eerste single van
het album) juist een vrij relaxte op reggae gestoelde beat laat horen. Op zich is dat niet eens een heel vreemd gegeven in de nederhop, er zijn wel meer artiesten die verschillende stijlen integreren in hun geluid, maar bij The Opposites is er echt sprake van duidelijke verschillen tussen nummers die er veelal voor
zorgen dat je ineens naar een heel andere plaat lijkt te luisteren dan degene
waar je aan begonnen was. En laat ik wel stellen dat dit geen negatief gegeven is, het houdt de plaat juist interessant en afwisselend.

Hoogstaand slaapliedje

Wat echter voor de eenheid in de nummers zorgt zijn de raps van zowel Willy als Big 2. Over het algemeen recht voor zijn raap raps met grof taalgebruik waarin veelal hoog van de toren wordt geblazen over het eigen kunnen. Niet dat deze jongens als zovelen alleen maar kunnen opscheppen over zichzelf (het vaak gehoorde “braggin’ and boasting”), nee, ze snijden ook enkele gevoeligere onderwerpen aan. En juist in die teksten klinkt de potentie van The Opposites pas echt goed door. Natuurlijk kent onderhand iedereen de single Fok Jou!, waarin het tweetal elkaar dist op de achtergrond en afkomst. Een originele tekst die echter heel mooi inhaakt op de actualiteit. Naast dit nummer is Slaap wat mij betreft een echt juweeltje, terwijl Big 2 en Willy hun kleine broertje of zusje instoppen worden ze bestookt met enkele wereldomvattende vragen. In hun raps proberen ze daar antwoord op te geven.

De Fik Er In is een plaat om trots op te zijn als kersverse twintigers. En met het contract voor nog twee platen hebben we in ieder geval de geruststelling dat we nog veel meer van The Opposites zullen horen. Te beginnen op Noorderslag 2006 op 14 januari.

Muziek / Achtergrond
special: 8WEEKLY helpt je het weekend door

Eurosonic & Noorderslag 2006: een vooruitblik

Een bezoek aan het Noorderslagweekend (12 t/m 14 januari 2006) is de beste manier om de nieuwste muziek uit zowel het binnenland als het buitenland tot je te nemen. De twee dagen van Eurosonic staan in het teken van Duitsland, want dat land barst uit zijn voegen op het gebied van cultuur. De samenstellers van het programma hebben hun uiterste best gedaan om goede Duitse bands naar Groningen te halen en gezien het aanbod is men er in geslaagd om steeds de topjes van de ijsbergen mee te pakken. Kijk maar eens naar het aanbod op de vrijdag, in Minerva: Wir Sind Helden, Fettes Brot en The Robocop Kraus. Maar er is meer, veel meer zelfs. Wat te denken van 2Raumwohnung, Madsen, Corvus Corax of Barbara Morgenstern. Naast al die Duitse muziek valt er nog veel meer te horen en te zien op Eurosonic 2006. 8WEEKLY helpt je het weekend door.


Clor
Clor

Dag 1: Eurosonic 12 januari

The Research opent het programma in Huize Maas, de locatie die elk jaar weer vol staat met grote namen. De jongen en de dames van The Research maken heerlijke rustige rammelpop: een schitterend begin van het programma aldaar, met verder goede bands als The Kooks, Mew en Sugarplum Fairy. De Hongaar Yonderboi komt al het moois afsluiten. Een andere plek waar grote hippe namen te vinden zijn is Vera met uitschieters in het programma als Clor en the Chalets. In de muziekschool spelen (over hipheid gesproken) onder andere the Radio en Brakes, waarbij je, wanneer Vera en Huize Maas vol staan, je hart op kunt halen.

De liefhebbers van rustigere en minder hippe muziek moeten zeker naar de bovenzaal van het Grand Theatre, want daar speelt het Zweedse equivalent van Timesbold en Will Oldham, onder de naam Thomas Denver Jonsson. Daarna raden we je aan te kijken bij het Utrechtse Vladimir in Club 29, alwaar het Groninger RaRa een eigen podium heeft op donderdagavond. Daar tegenover spelen, in de Images, Dez Mona en de Finse inzending Astrid Swan. Ook zullen de uitstekende Nederlandse bands Audiotransparent, en Whipster een optreden verzorgen in Shadrak.

Huis de Beurs biedt onderdak aan ander Nederlands talent, zoals Ghost Trucker met mensen uit onder andere Caesar en Kopna Kopna, Mullhouse, Alamo Race Track en Solo. Verder vult, zoals gezegd, RaRa de Club 29, naast Vladimir met Blues Brother Castro en het Groningse Propeller. Voor de Duitse acts moet je in Simplon zijn. Vooral de minimale elektronica van Napoli Is Not Nepal en de Kraftwerkpop van Super 700 zijn niet te versmaden. Barbara Morgenstern en 2RaumWohnung zijn echter de Duitse toppers van donderdag.

Wir Sind Helden
Wir Sind Helden

Dag 2: Eurosonic 13 januari

Huize Maas, Minerva en Vera zijn de plekken waar je vrijdag moet zijn. In Vera staat onder andere de vreemde singer/songwriter Dungen en het uiterst poppy Shout Out Louds. In Minerva staan de al even aangehaalde Duitse toppers, waarbij op tijd komen een vereiste is. De zaal is niet groot, Wir Sind Helden wel. De band sloot afgelopen jaar Rock am Ring af en Groningen ligt niet ver van Duitsland. En in Huize Maas zullen Pete Philly, Ojos de Brujo, The Infadels en Editors acte de présence geven.

Simplon heeft vrijdag naast een aantal Duitse acts ook steun van Engeland, want het hele fijne Superthriller staat er hun ‘Beck meets Prince’ te spelen. Aan het eind van de avond is het er de beurt aan het mixduo Nid & Sancy die hun kunnen zullen tonen. Rustiger zal het er in de Images aan toegaan. Daar speelt onder andere José Gonzáles zijn goed in het gehoor liggende singer/songwriterliedjes (bekend van de stuiterballen-reclame). Maar echte liefhebbers moet zeker naar Adem, want deze singer/songwriter grijpt je keihard bij de strot. De coole Nederlandse bandjes spelen in het achterafzaaltje de Walrus. Zoppo, The Suicidal Birds, Persil en Zea zullen een waardige aanzet geven voor de volgende dag.

Dag 3: Noorderslag 14 januari

Wie het er het programma van Noorderslag op na loopt ziet dat er dit jaar (weer) een hoop hiphop en nederhop geprogrammeerd staat. Niet alleen Essent-Award genomineerden Opgezwolle en Jawat! maken hun opwachting, maar ook de al langer via internet bekende Spacekees en Terilekst zijn van de partij. Nog mooier waarschijnlijk is de aanwezigheid van het op het moment zeer populaire duo The Opposites. Voor de liefhebber van rap en hiphop is er dus genoeg te genieten. Wat ook te denken van de Jeugd van Tegenwoordig. Gelukkig is het echter niet alleen de “bling bling” wat de klok slaat. Er is ook genoeg ruimte voor andersoortige muziek.

Elle Bandita
Elle Bandita

Wij van 8WEEKLY zetten daarvan ook nog enkele aanraders voor u op een rijtje. Voorop staat de éénvrouwslawaaipunk van Elle Bandita. Deze dame zet, vaak gehuld in slechts wat lingerie, een overtuigende bak herrie neer waar menig man zijn oksels van zou gaan scheren. Wie dan toch wat meer nuance wenst is bij Skip The Rush aan het juiste adres. Dit viertal speelt muziek die het midden houdt tussen inventieve rock en zeer beladen emo. Niet altijd het meest makkelijk te behappen, maar live een niet te missen ervaring en niet in het minst vanwege de immer energieke en vocaal behendige Jaap. Even eerder zullen The Heights hun zonnige interpretatie van pop geven in de donkere kelder. In dezelfde kelder staat About, iets dat je zeker moet gaan bekijken. Zijn elektronische benadering van traditionele pop is er eentje om in de gaten te houden. Vergeet overigens niet te kijken bij de turntablers van Kraak & Smaak.

Met de gevoelige liedjes van Erik de Jong, alias Spinvis, is er dan ook weer de mogelijkheid tot rustig genieten en je mee laten slepen door de soms bezwerende kunstwerkjes van deze zolderkamermuzikant. At The Close Of Every Day biedt eveneens een mogelijkheid tot bezinning met hun door geloofsovertuiging geïnspireerde muziek, zoals onlangs vastgelegd op De Geluiden van Weleer. Naast de immer inspirerende André Manuel, zullen de meest eigenzinnige geluiden van Meindert Talma & The Negroes te horen zijn.

Kortom: ogen, oren en tijd zullen je tijdens het Noorderslagweekend in Groningen tekort komen. Succes!

Boeken / Fictie

Psychedelische fragmentatiebom

recensie: James Ellroy - Het knekelhuis

De naam James Ellroy doet in boekminnend Nederland misschien niet meteen een belletje rinkelen, maar deze Amerikaanse schrijver van misdaadromans heeft al menig succes weten te boeken. Zo hebben velen bijvoorbeeld de film L.A. Confidential met onder anderen Kim Basinger en Kevin Spacey mogen aanschouwen. Deze film is gebaseerd op Ellroy’s gelijknamige boek.

James Ellroy
James Ellroy

Tevens is deze man jaren actief geweest voor het Amerikaanse mannenblad GQ. Veertien verhalen die eerder in dat blad verschenen zijn nu gebundeld in Het knekelhuis. Alle veertien hebben ze een sterke band met de misdaad in en rondom Los Angeles, en zijn ze daarnaast voorzien van een overduidelijk Ellroy-jasje: jeugdherinneringen, politieverslagen en journalistieke verslagen over onopgeloste moordzaken wisselen elkaar af. De verhalen zijn daarbij geschreven in Ellroys bekende rauwe stijl.

Kort en heftig

De stijl van Ellroy laat zich nog het best omschrijven als een psychedelische fragmentatiebom. Zijn zinnen zijn kort en ontdaan van alle franje. In een hoog tempo wisselen ideeën, feiten en gebeurtenissen elkaar af, nergens is tijd voor bezinning. Nooit krijg je als lezer de mogelijkheid om even tot rust te komen en alles op je te laten inwerken. Het verbale geweld raast verder.

Daar is Stephanie Gorman. Ze zit op de grond. Ze zit op haar knieën. Ze leunt tegen de muur aan de oostkant. Ze bevindt zich bij de poot van het bed aan de oostkant. Ze is halfnaakt. Haar onderlichaam is ontbloot. Ze draagt een gebreid topje en beha. Die zijn in het midden opengesneden met een mes. Het topje hangt los. De beha hangt langs haar hals en schouders.

Bovenstaand fragment is afkomstig uit het verhaal Stephanie en geeft duidelijk de afstandelijke stijl van Ellroy weer. Het betreft hier dan wel zogenaamd een beschrijving van een plaats delict uit een politierapport, het is kenmerkend voor het gebrek aan emotionele verbintenis die de schrijver wil aangaan met het geschrevene. Het gaat hier tenslotte wel om een moord die, zoals later blijkt, een cruciale rol zal spelen in het leven van de hoofdpersoon van het boek (een fictieve versie van Ellroy zelf).

Alliteratie-afwijking

~

Naast de rauwheid, de heftigheid van het proza kennen de veertien verhalen nog een ander opvallend en herhaaldelijk terugkerend element: alliteratie, ofwel het beginrijm dat we allemaal zo goed kennen van de
Suske en Wiske-albums. Maar waar bij de striphelden gestopt wordt met allitereren na de titelpagina, gaat Ellroy er helaas tot in den treure mee door. Als het alleen nog maar zou gaan over de uitgaansgelegenheden, zoals Linda’s Little Log Cabin, Biff’s Boiler Room, Mary’s Munnchbox en Florence’s Flame, dan viel er nog wel mee te leven. Maar het merendeel van de personages heeft ook een allitererende naam: Ruwe Randy, Rico Ricondo, Daisy Delgado en Donna Donahue bijvoorbeeld. Het wordt pas echt irritant doordat het in tachtig procent van de zinnen wordt toegepast. Een zin als “Hij frunnikte met filmblikken en catalogiseerde cassettes.” is eerder regel dan uitzondering.

Leesplezier

Ellroy heeft een groot aantal historische feiten in zijn verhalen verweven, zoals het rumoer rondom het SLA (Symbionese Liberation Army) en de moord door acteur Robert Blake. Een en ander wordt daarbij ondersteund door originele foto’s van verdachten, executieruimtes en betrokkenen; zaken die het geheel een authentieke glans verlenen. Door deze verbondenheid met de realiteit krijgen de verhalen net dat kleine beetje extra. Het is dan ook erg jammer dat die onverbeterlijke voorliefde voor alliteraties het leesplezier uiteindelijk behoorlijk vergalt. Na weer een volzin met overdadige opzetjes valt het je steeds lastiger om je op de inhoud te concentreren in plaats van op de vorm. Verhalende vormen, vormen geen verhalen en zinloze zinnen geven geen zin aan lege liturgieën. Tenminste, dat zou Ellroy toch moeten weten.

8WEEKLY

Ode aan Constant

Artikel: Overzichtstentoonstelling, documentaire en film over Constant Nieuwenhuys.

Afgelopen zomer overleed beeldend kunstenaar Constant Nieuwenhuys (Amsterdam, 1920-2005). Deze kunstenaar – die net als Leonardo da Vinci, Michelangelo Buonarotti, Rembrandt van Rijn en andere groten uit de kunstgeschiedenis met de voornaam wordt aangeduid – wordt momenteel geëerd met een (televisie)documentaire, een filmische weergave van zijn werk New Babylon en een grote overzichtstentoonstelling in het Gemeentemuseum Den Haag.

Boven: Mobiel ladderlabyrinth 1967, messing, inkt op plexiglas en olieverf op hout, collectie Gemeentemuseum Den Haag. Onder: Ingang van het Labyr, 1972, olieverf op doek, collectie Gemeentemuseum Den Haag.
Boven: Mobiel ladderlabyrinth 1967, messing, inkt op plexiglas en olieverf op hout, collectie Gemeentemuseum Den Haag. Onder: Ingang van het Labyr, 1972, olieverf op doek, collectie Gemeentemuseum Den Haag.

New Babylon centraal


In de tentoonstelling Ode aan Constant in het Gemeentemuseum is gevarieerd werk van de kunstenaar te zien. Getoond worden de vroege, bontgekleurde, experimentele schilderijen vol vogelfiguren, koppoters en andere fabeldieren die voortkwamen uit de CoBrA-samenwerking, de dramatische, expressieve schilderijen in gedempte tonen en grafiek die de oorlog als thema hebben en de pastelkleurige realistischer schilderijen van later datum. Ook zijn er kleine sculpturen van ijzerdraad, plexiglas en hout, die afspiegelingen blijken van schilderijen met soortgelijke structuren. Zowel in de sculptuur Dampig mechaniek (1958) als op het schilderij Verschroeide aarde (1951) is bijvoorbeeld een verwrongen (fiets)wiel te herkennen. De basis van de tentoonstelling wordt echter gevormd door het utopisch project New Babylon waaraan Constant aan werkte in de periode 1956-1973. Maquettes, constructies, fotomontages, collages, schetsen en geschriften die uitdrukking geven aan New Babylon zijn in vrijwel elke tentoonstellingszaal te vinden. New Babylon wordt hiermee door de tentoonstellingsmakers geïnterpreteerd als de kern van Constants oeuvre. De bezoeker kan ontdekken hoe uit de modellen en maquettes van New Babylon ook weer geschilderde werelden werden geboren. Het werk is vooral afkomstig uit de collectie van het Gemeentemuseum, maar ook uit tal van andere collecties.

Boven: New Babylon 1956-1972, maquette, collectie Gemeentemuseum Den Haag. Midden: Spatiovore (uit het project New Babylon), 1960, maquette, 65 x 90 x 65 cm, collectie Gemeentemuseum Den Haag. Onder: detail Spatiovore (uit het project New Babylon), 1960, maquette, 65 x 90 x 65 cm, collectie Gemeentemuseum Den Haag.
Boven: New Babylon 1956-1972, maquette, collectie Gemeentemuseum Den Haag. Midden: Spatiovore (uit het project New Babylon), 1960, maquette, 65 x 90 x 65 cm, collectie Gemeentemuseum Den Haag. Onder: detail Spatiovore (uit het project New Babylon), 1960, maquette, 65 x 90 x 65 cm, collectie Gemeentemuseum Den Haag.

Homo ludens

Door de eeuwen heen hebben steden – afhankelijk van de omstandigheden – vaak een specifieke functie. In de middeleeuwen was de verdedigingsfunctie erg belangrijk: het waren vestingsteden. In de renaissance ontstaat de handelstad. In Constants op Marxistische leest geschoeide visie op de nieuwe samenleving lijkt de noodzaak om je in het zweet te werken voor je dagelijks brood – dankzij technologische ontwikkelingen – in de 20e eeuw steeds meer te verdwijnen. De mens is ‘homo ludens’ geworden, een spelende mens, een vrije mens in plaats van een werkende mens. Met het verdwijnen van de arbeid verdwijnt ook de noodzaak om op één plek te blijven wonen. In plaats van woningen zijn er alleen openbare ruimtes voor grote mensenmassa’s. Er is één immens labyrintisch collectief huis, een soort verhoogde laag die zich als een netwerk over de hele aarde uitspreid. Dit netwerk bestaat uit flexibele, aaneengeschakelde sectoren die concurreren met de bestaande historische woon- en stedenbouwkundige structuren. Er ontstaat een maatschappij waarin ieder mens zijn creativiteit volledig zou kunnen ontplooien.

In 1974 vertelt Constant in een interview met de Arnhemse Courant: “Op de tentoonstelling in het Gemeentemuseum Den Haag [1965, red.] stond een labyrint, een wit bouwwerk van kamers en gangetjes, waarbinnen je maar moest uitproberen welke wand als deur fungeerde naar de volgende ruimte. Je raakte daarin, als het goed werkte, volledig gedesoriënteerd. Een hoogleraar in de fysica die met zijn kinderen de tentoonstelling bezocht, vertelde me later dat zijn kinderen, die zich uitbundig amuseerden in dat labyrint door een woedende suppoost tot de orde werden geroepen met de bestraffende woorden: ‘Wat denk je wel! Het is hier geen speeltuin!’ Daarom is New Babylon antimaatschappelijk en revolutionair. Het is een verlangen en een droom.”

Als Constant beseft dat New Babylon nooit werkelijkheid kan worden, gaat hij begin jaren zeventig weer schilderen. De wereld lijkt nu pas – begin 21e eeuw – toe aan de utopische ideeën van Constant. New Babylon stond in 2002 uitgebreid in de schijnwerpers tijdens de Documenta XI in Kassel. Ook zijn de ideeën terug te vinden in werk van Rem Koolhaas en jonge Nederlandse architecten van MVRDV en UN Studio.

De nieuwe wereld


Al in 1966 in een interview met Ton Neelissen van het Rotterdamsch Nieuwsblad vertelt Constant dat hij een film wil maken over New Babylon: “Ik geloof dat door een film mensen, die de theoretische achtergrond van New Babylon niet kunnen of willen kennen, er toch iets van kunnen beleven. Ik wil er suggesties in doen, in beelden beschrijvingen geven van wat mogelijk is.”

New Babylon werd afgelopen jaar filmisch weergegeven door zijn zoon Victor Nieuwenhuys. De zoon met wie hij begin jaren vijftig naar Parijs vertrok en samenleefde, assisteerde hem in de jaren zestig af en toe bij het maken van maquettes en constructies van New Babylon. De film is nu te zien in één van de dertien Wonderkamers in het souterrain van het Gemeentemuseum. Deze thematische kamers zijn gericht op ervaren en verwonderen. In opdracht van het museum ontwierp Nieuwenhuys junior samen met Maartje Seyferth De nieuwe wereld: een futuristisch ogende, steriele, witte kamer met een comfortabele witleren ligbank. Zij aan zij kijken bezoekers naar de van zeer dichtbij gefilmde in- en uitzoomende beelden van de maquettes en constructies van New Babylon, die op deze manier als een eigentijdse stad ogen. Ware het niet dat in deze stad elke vorm van leven ontbreekt. Hoewel de Wonderkamers in eerste instantie zijn gemaakt voor jongeren, zijn ze even populair bij het volwassen publiek.

Constant Nieuwenhuys
Constant Nieuwenhuys

Avant le départ


Eerder in 2005 werd Constant geëerd op het IDFA met een documentaire. Op 28 november 2005 ging tijdens dit filmfestival de documentaire Constant Avant le départ in première. Maarten Schmidt en Thomas Doebele maakten een persoonlijk verslag van ontmoetingen met de 85-jarige kunstenaar. Tijdens de voorbereidingen voor deze documentaire openbaarde zich de ziekte waarvan Constant wist dat hij binnen niet al te lange tijd zou overlijden. Dit naderende eind heeft een centrale plek gekregen in de documentaire. We zien de dagelijkse gang van de kunstenaar naar zijn atelier in het Amsterdamse oostelijk havengebied gedurende zijn laatste levensjaar. Onvergetelijk zijn de beelden van de kunstenaar met zijn stramme ledematen, maar heldere, laconieke blik. Zoals hij samen met zijn stokoude hondje Tikus de lange trap bestijgt naar zijn atelier, de voormalige gymzaal van een oude school. Deze beelden zijn versneden met filmbeelden van een veel jeugdiger Constant die de trap op spurt, het lijkt warempel wel met hetzelfde hondje! Constant legt de laatste hand aan zijn laatste schilderij getiteld Le Piège, de valstrik. Samen met zijn laatste vrouw Trudy – een kunsthistorica met wie hij in 1997 trouwde – blikt hij terug op zijn leven en draagt hij zorg voor de nalatenschap van zijn werk. Voor de laatste keer brengen ze een bezoek aan zijn geliefde Piëta van Titiaan in de Accademia dell Arte in Venetië. Nog eenmaal bespeelt hij de gitaar met bevriende zigeunermuzikanten die bij hem thuis komen spelen. De film besluit met het allerlaatste atelierbezoek van Constant waarna hij voor de laatste keer de lange trap afdaalt. Over zijn hondje Tikus zegt hij: “We hebben samen nog een weddenschap lopen wie de ander het eerst de trap af draagt.”

Boven: Het laddertje, 1949, olieverf op doek, collectie Gemeentemuseum Den Haag. Midden: Chien écrasé, 1977, olieverf op doek, 100 x 105 cm, collectie Stedelijk Museum, Amsterdam. Onder: Hond, 1949, olieverf op doek, 76 x 91 cm, collectie Gemeentemuseum Den Haag.
Boven: Het laddertje, 1949, olieverf op doek, collectie Gemeentemuseum Den Haag. Midden: Chien écrasé, 1977, olieverf op doek, 100 x 105 cm, collectie Stedelijk Museum, Amsterdam. Onder: Hond, 1949, olieverf op doek, 76 x 91 cm, collectie Gemeentemuseum Den Haag.

Constantheid

Door het tonen van een veelheid en een grote variatie van Constants werk, en door de niet zozeer chronologische, maar eerder associatieve presentatie, worden allerlei terugkerende elementen en thema’s in Constants werk goed zichtbaar. De tentoonstellingsmakers slagen er op deze manier in om de eenheid binnen het oeuvre én de constantheid van het oeuvre duidelijk te maken. De rode draad die zijn werk verbindt – van CoBrA tot New Babylon tot het op Titiaan en Delacroix geïnspireerde late werk – blijkt sociaal engagement te zijn. Behalve de filmische weergave van New Babylon en de recente ontroerende documentaire die op de tentoonstelling te zien zijn, leveren ook de verhelderende, op de muren gedrukte citaten van Constant en de speciale Constant Krant waarin de kunstenaar in tal van oudere interviews uitvoerig aan het woord komt, hieraan een bijdrage.

Oase van de utopie


Constant zag zijn werk het liefst als een bijdrage aan het maatschappelijk debat. Op uitnodiging van directeur Wim van Krimpen sprak Jan Marijnissen tijdens de opening van de tentoonstelling op 3 december jongstleden. De fractieleider van de SP besloot zijn openingsspeech met woorden van de Duitse filosoof Jürgen Habermas: “Als de oase van de utopie opdroogt, ontstaat een woestijn van banaliteit en radeloosheid.”. Marijnissen voegde hier aan toe: “Maar gelukkig hoeven we het niet zover te laten komen. Bovendien hebben we altijd nog het werk van Constant.”

De tentoonstelling Ode aan Constant is nog tot 26 februari 2006 te zien in het Gemeentemuseum Den Haag.

Muziek / Achtergrond
special: Talent van eigen bodem - III: Een interview met Kettel

Vriendelijke doch woelige wateren

2005 was een mooi jaar voor Reimer Eising, beter bekend onder de naam Kettel. Op het nieuwe Sending Orbs-label bracht hij zijn goed onthaalde langspeler Through Friendly Waters uit en werd hij gevraagd om een remix voor Depeche Mode te maken. Tussen de nieuwjaarsrolletjes en een keelontsteking door wist Reimer tijd te vinden voor een interview met 8WEEKLY waarin we terugkijken op het succesvolle afgelopen jaar en vooruitblikken naar 2006.

~

8WEEKLY ontdekte het werk van Kettel ongeveer een jaar geleden, na de release van Through Friendly Waters, waarop de jonge Groninger verraste met heldere, organische elektronische muziek die nog het meest deed denken aan Warp-goeroe Plaid. Niet alleen 8WEEKLY was enthousiast, ook media als 3voor12 en Oor wisten deze plaat op waarde te schatten. Het succes is volgens Reimer niet alleen aan de muziek te danken. “Sending Orbs, het platenlabel, is voor een groot deel verantwoordelijk voor het succes. Ze zijn helemaal vanuit het niets begonnen maar pakten de release van Through Friendly Waters op een erg professionele wijze aan. In het begin had ik wel mijn twijfels, een nieuw label zonder naam of ervaring… Het was oppassen dat je niet in de grijze massa van talloze elektronica-releases belandt, maar Sending Orbs heeft erg goed werk gedaan.” Ook over de andere releases van het label is Reimer erg enthousiast: “De tweede Sending Orbs-cd, Tryshasla van Secede, is echt een van de beste ambientplaten die ik ken. Überhaupt loopt het schuim over m’n lippen van alles wat die jongen maakt. Ook de Funckarma single-compilatie op Sending Orbs kan ik aanbevelen. Nog altijd meesters van de electronica. Zij fuckten al met beats toen ik nog in m’n pyjama voor Villa Achterwerk zat.”

Zeehonden met strandballen

~

Behalve de release van het album was er in 2005 een groot aantal andere activiteiten die Reimer bezighielden. “Ik heb wat remixes gemaakt, een soundtrack bij een film van Oscar Verschuur voor Stichting Dziga en ik heb veel tijd gestoken in mijn live-sets. Er gaat nogal wat tijd zitten in de voorbereiding van een optreden. Thuis maak ik schetsen van nummers die ik live ga gebruiken. Dit zijn bijna altijd nieuwe nummers (dus geen tracks die ik al ergens heb uitgebracht; of anders zijn het remixen daarvan). Deze schetsen hak ik in stukjes, korte loopjes van een aantal seconden. Tijdens een live-set voeg ik deze dan weer bij elkaar in realtime, in de volgorde die ik op dat moment wil, met eventuele effecten die ik dan toevoeg. Het is dus een soort micro-dj’en. Gastmuzikanten heb ik nooit gehad. Ook geen zeehonden met strandballen op hun neus, trouwens.”

Depeche Mode

Een van de hoogtepunten van het afgelopen jaar was het verzoek om een nummer van Depeche Mode te remixen. “Een paar maanden geleden benaderde Depeche Modes label Mute mij met het verzoek om Newborn te remixen.” [De remix is te vinden op de B-kant van Depeche Modes nieuwste single A pain that I’m used to, red.] “Ik was hier enorm blij mee, niet zozeer vanwege het geld maar ook vanwege de exposure. Naast de remix die op de single staat heb ik een meer ambient-achtige mix gemaakt maar die was uiteindelijk wat ongeschikt voor Depeche Mode. Ze waren gelukkig wel erg tevreden over mijn Newborn-remix.”

Nieuwe cd

~

Het was dus een goed maar ook een erg druk jaar voor Reimer, maar wie denkt dat hem een welverdiende vakantie te wachten staat, heeft het mis. De komende tijd staan er verschillende projecten in de planning. “Ik ben nu bezig aan een remix voor een project van Basta Records. Daarin zijn verschillende artiesten gevraagd een interpretatie/remix te maken van het oude werk van elektronicapionier Dick Raaijmakers. Maar vooral ben ik bezig met het maken van materiaal voor m’n nieuwe cd, My Dogan, die in de lente op Sending Orbs uitkomt. Eén aspect daarvan is in ieder geval al geslaagd, dat is dat Phoenecia de single remixt. Zij behoren al sinds ik weet wat een beat is tot mijn favorieten. Nog iets later dat jaar zal er een samenwerking komen tussen Secede en mij. We maken al een tijdje samen tracks en dat moet maar eens resulteren in een eindproduct.”

Behalve deze projecten speelt Kettel ook regelmatig live. Ben je benieuwd naar een live-set? 21 januari staat hij in 013 in Tilburg en 24 maart op het multimedia-artfestival STRP in Eindhoven.

Boeken / Fictie

Verloren in een veelheid van stemmen

recensie: André Brink – Praying Mantis

André Brink schreef Praying Mantis ter gelegenheid van zijn zeventigste verjaardag. Al in 1984 was hij met het verhaal begonnen, maar hij legde het steeds weer weg omdat hij de juiste vorm maar niet kon vinden. In 1992 werkte hij verder om het tenslotte in 2004 te voltooien. Brink is naast J.M. Coetzee en Breyten Breytenbach wellicht de bekendste hedendaagse Zuid-Afrikaanse auteur, hij schreef vijftien romans waaronder A Dry White Season, Before I Forget,On the Contrary en Imaginings of Sand. Brink won drie keer de meest prestigieuze Zuid-Afrikaanse literaire onderscheiding, de CNA-award, en stond twee keer op de shortlist voor de Booker Prize. Daarnaast won hij verschillende andere literaire prijzen. Zijn werk wordt in meer dan dertig talen vertaald en uitgegeven.

Praying Mantis gaat over Cupido Cockroach oftewel Kupido Kakkerlak in het Zuid-Afrika van de achttiende eeuw. Kupido wordt geboren als lid van de Khoi-stam en groeit op met hun gebruiken en hun god Heitsi-Ebib. Zijn moeder is een slavin van een blanke familie. Kupido groeit uit tot de grootste leugenaar en alcoholist, maar ook de beste jager van zijn streek. Wanneer hij de zeep makende Anna ontmoet en in contact komt met christelijke zendelingen, en dan in het bijzonder met de Nederlandse geestelijke Johannes van der Kemp, wendt hij zich tot het christendom en wordt hij de eerste Khoi- of Hottentot-geestelijke van de Kaap. Wat volgt is zijn worsteling om het blanke geloof uit te dragen. Uiteindelijk krijgt hij een afgezonderd stuk land onder zijn beheer in het noord-westen van de Kaap. Daar begint de werkelijke test van zijn geloof. Een voor een verdwijnen de leden van zijn gemeenschap tot zelfs zijn tweede jonge vrouw en zijn kinderen hem achterlaten in de woestijnachtige omgeving.

Bidsprinkhaan

~

Brink weet heel goed de tragiek van het zwarte leven onder blanke heerschappij te verbeelden. Kupido krijgt niet alleen te maken met de letterlijke lichamelijke overheersing door de ‘Baas’, hij raakt ook geestelijk in de ban van het christendom, oorspronkelijk een blank geloof. Hij legt daarvoor zijn oude geloof naast zich neer – sterker nog, hij keert zich er faliekant tegen: Kupido is een man van alles of niets. Hij is als de sprinkhaan die hij voor het eerst zag toen hij een jongen was, een insect dat doordat hij rechtop zat leek te bidden. Op deze metafoor heeft Brink de titel en de moraal van zijn roman gebaseerd: Kupido is een insect dat verloren gaat in de weidsheid van het Afrikaanse continent, hij blijft bidden tot God en wacht op een antwoord. Zelfs in de uithoek van Afrika waar hij tenslotte wordt gestationeerd blijft hij bidden. Het is een mooie metafoor. Men heeft vaak de neiging de belangrijkheid en schoonheid van kleine dingen te onderschatten. Als een biddend insect gaat Kupido op in de veelheid van stemmen van de bevolking; zijn stem wordt nauwelijks gehoord. Niet door de blanken, omdat het voor hen geen blanke stem is, maar ook niet voor de inheemse bevolking, omdat de stem in hun ogen juist wél blank is. Het is niet verwonderlijk dat Kupido elke keer als hij de bidsprinkhaan op zijn weg tegenkomt, dit beschouwt als een slecht teken: het is een confrontatie met zijn eigen onvermogen de mensen te bereiken.

Legende

Brink heeft zijn verhaal gebaseerd op de levensloop van de echte Kupido Kakkerlak. Om zijn legende eer aan te doen heeft hij de roman gegoten in een magisch-realistisch jasje. Als lezer worden we meegesleept door de magie van Afrika, door zijn natuur, zijn goden en het gevoel dat alles met alles verbonden is. We kijken samen met Kupido uit naar de adelaar die zal verschijnen als het tijd wordt voor hem om verder te trekken. We kijken naar de geest in de spiegel die verdacht veel op hem lijkt en die hem beschermt. We zien hoe Kupido sterren uit de lucht plukt en hoe er vuurwerk wordt gemaakt in de nacht wanneer hij de zeep makende Anna ontmoet. Praying Mantis is ook een eerbetoon aan Afrika en zijn geschiedenis. Het verhaalt over de blanke overheersing op een indirecte maar indringende manier. Het is tevens de geschiedenis van een persoonlijke reis: de zoektocht van een Hottentotman die zich bekeert tot het christendom en die tot het einde van de aarde gaat met zijn evangelie. Tot hij schrijft met zijn bloed omdat de inkt op is, en hij één enkele bijbelpagina leest. De woorden heeft hij letterlijk tot zich genomen; ze hebben zijn honger vooralsnog niet kunnen stillen.

~

Kupido wordt een dienaar van God, maar voor de zendeling James Read blijkt het leven op de Kaap te moeilijk. Hij vervalt in ‘zondig’ gedrag en verlaat de Kerk. Met respect denkt hij terug aan Kupido, met wie hij jarenlang samenwerkte om onder meer een onderzoek in te stellen naar de (mis-)behandeling van de Hottentots door blanke kolonisten. Dit onderzoek stuit op het nodige verzet, en het wordt nooit afgerond. Met Praying Mantis stelt André Brink kritische vragen met betrekking tot de geschiedenis van Zuid-Afrika. Het is een boek vol symboliek, en dat is zowel zijn kracht als zijn zwakte. De abstracte, bovennatuurlijke Kupido zorgt ervoor dat je je als lezer niet echt in hem kunt verplaatsen, en omdat er weinig tot geen andere personages zijn heeft dit tot gevolg dat je als lezer toeschouwt in plaats van meeleeft. De enige die echt tot leven komt is de geestelijke James Read, al is het alleen maar omdat Kupido ook voor hem een mysterie blijft. Zijn verhaal blijft echter beperkt tot het tweede deel van de roman. Voor degenen die overgevoelig zijn voor verhalen met een moraal en wiens haren overeind gaan staan van overduidelijke symboliek is Praying Mantis misschien niet het meest geschikte boek.

Opnieuw leren dromen

Alle andere lezers kunnen de roman beschouwen als herinnering aan de Hottentot-bevolking en aan al die plaatsen van weleer die nooit meer worden genoemd. Plaatsen zoals Sandkraal en Hannekuil, Moordhoeksberge en Gans Fontein, Wagendrift en Blomfonteinsberge. Uiteindelijk is de waarheid misschien juist niet in boeken te vinden, zo ondervindt Kupido. Zo denkt hij op het randje van de aarde terug aan de verhalen van zijn eerste vrouw Anna, en aan haar woorden: “Everything you see around you, every person and stone and animal and moon and stars, began as a dream. Which means that it is in your power also to change everything in this world, just by dreaming it.” Nu moet hij opnieuw leren dromen en zo zijn einde veranderen in een nieuw begin – net zoals de bidsprinkhaan zichzelf ontstijgt door te springen naar een nieuwe plek.

Boeken / Non-fictie

De mythe bewezen met beeld

recensie: Tamar Brazis (ed.) - CBGB & OMFUG: Thirty Years from the Home of Underground Rock

Bijna gelijktijdig met het nieuws dat het legendarische punkhol CBGB’s wegens te hoge huurprijzen moet sluiten, verschijnt er het koffietafelboek Thirty years from the Home of Underground Rock. Ofwel: een fotoboek met de hoogtepunten uit dertig jaar rockgeschiedenis in CBGB’s, mede samengesteld door de eigenaar en programmeur Hilly Kristal. Het kan toeval zijn, maar ook een nieuwe manier om de wilde weldoeners opnieuw de portemonnee te laten trekken. Want geldnood, dat is ook een onderdeel van de geschiedenis van dat kleine clubje in New York.


Television in CBGB's
Television in CBGB’s

De Country, BlueGrass & Blues bar opende halverwege de jaren ’70 zijn deuren in een wilde buurt aan the Bowery in Manhattan. Deze plek had zijn voor- en nadelen. Zo lag de straat, volgens Kristal, bezaaid met hun roes uitslapende dronkenlappen, maar die verlopen sfeer bracht wel met zich mee dat de huur laag was, zodat de vestiging van de Country & Bluesbar – die vooral motorrijders aantrok – mogelijk was. De club werd pas echt bekend toen het nog onbekende Television kans zag eigenaar Kristal over te halen om een avond te komen spelen. Voorman Tom Verlaine wist Kristal zelfs zo ver te krijgen om op reguliere basis bands te boeken. Het had als resultaat dat CBGB’s uitgroeide tot het fundament van de New Yorkse punkscene van de jaren ’70; de uitstraling rondom de club, zoals de meeste mensen die kennen, was geboren. En terecht, want bijna alle bepalende bands van de jaren ’70, zoals Talking Heads, Television, Suicide, Blondie en Patti Smith waren er destijds kind aan huis. Maar de band die onlosmakelijk met de club was verbonden, waren The Ramones.

De plek

In de door Kristal geschreven inleiding van Thirty years from the Home of Underground Rock wordt de muzikale politiek en het belang van CBGB’s duidelijk. Hij boekte alleen bands die hun eigen muziek speelden en geen groepen die anderen kopieerden. Authenticiteit stond bij Kristal hoog in het vaandel, en daarin ging hij ver. Hij moedigde bands aan om origineel te zijn en daarmee een statement te maken tegen het establishment. De groepen die onderdak vonden in de club en deel uitmaakten van de New Yorkse punk verschilden behoorlijk van elkaar, maar die muzikale diversiteit maakte de club juist zo belangrijk. Mede daardoor meent Kristal met zijn club te hebben bijgedragen aan het ontstaan van een nieuwe periode in de popmuziek: aan de opkomst van de punk. Het zou van CBGB’s voor altijd dé plek van de underground rockmuziek maken.

The Ramones in CBGB's
The Ramones in CBGB’s

Het creatieve centrum

Het fotoboek brengt de legendarische periode van CBGB’s goed in beeld. De bij vlagen schitterende popfoto’s van verschillende fotografen tonen bands en de interessante bezoekers van de club. Maar het zijn de veelal lovende citaten van de afgebeelde mensen die de foto’s en het boek in het geheel kracht bijzetten. CBGB’s was, gezien de foto’s en de genoemde citaten, in die jaren dé club waar de creatieve Amerikanen elkaar opzochten. Zo staat filmmaker Jim Jarmusch buiten te praten, laat Andy Warhol zich binnen omringen door bewonderaars, zie je The Ramones op het podium, gaat Lester Bangs uit zijn dak, zie je Allen Ginsberg aan de kant en Blondie bij de flipperkast. En iedere afgebeelde persoon zegt eigenlijk hetzelfde: CBGB’s was de plek waar het in die jaren gebeurde – het creatieve centrum van de wereld.

Verandering

Maar zoals elke scene was ook de legendarische New Yorkse punk aan verandering onderhevig. Nieuwe stromingen kwamen, andere steden werden belangrijk in de muzikale ontwikkeling en het belang van CBGB’s nam af. En het tragische van Thirty years from the Home of Underground Rock is dat het dit onbewust, maar o zo duidelijk in beeld brengt. Want de helft van het boek bevat foto’s van de hoogtijdagen van de club; daarna zijn het foto aan foto bekende artiesten die puur om de historie in CBGB’s speelden. Foto’s van onder anderen Bruce Springsteen, the Police, Teenage Fanclub, Napalm Death en Neerlands trots Bettie Serveert vullen de vele pagina’s. En ook de citaten veranderen van karakter: ‘De plek van creativiteit’ wordt ‘de plek waar ooit een grote creativiteit heerste’.

Kritiek

Blondie in CBGB's
Blondie in CBGB’s

Het vervelende van het boek is dat Kristal nog steeds op dat legendarische verleden steunt en daarmee zichzelf en zijn club als grondlegger blijft zien van de alternatieve muziek. Die titel is namelijk lichtelijk overdreven. CBGB’s mag dan nog steeds een plek zijn waar mensen op af komen en waar muzikanten, vanwege de geschiedenis, graag spelen, het belang van de club is in de loop van de tijd wel degelijk afgenomen. Op haast onbewuste wijze laat Thirty years from the Home of Underground Rock zien dat Kristal zijn eigen positie, die hij identificeert met de signalerende en doorstroomfunctie en kritische houding van CBGB’s, overschat en dat het vooral de bands waren, en zijn, die de club zijn relevantie geven. Ook is het jammer dat de ‘eerlijke’ popmuziek aan het begin van het boek aan het eind is vervangen door miljoenen verdienende artiesten als The Vines, Shakira en Sum 41. Het ontbreken van de in het begin nog veelvuldig voorbij komende citaten zegt op dit punt misschien genoeg. Ondanks deze mogelijke kritiekpunten zal Thirty years from the Home of Underground Rock de muziekliefhebbers waarschijnlijk in het hart raken en overhalen om nog maar weer eens de beurs te trekken, om de club te redden en voor de komende tijd een stukje muziekgeschiedenis veilig te stellen. Het bewijs daarvan is immers met beeldmateriaal geleverd.

Muziek / Album

Balanceren tussen traditie en vooruitgang.

recensie: Woodcraft Folk - Trough of Bowland

Volgens de vooruitgesnelde overlevering werden er in den beginne maar honderdvijftig van gemaakt. En dat kleine aantal plaatjes vloog over de toonbanken van de betere platenzaken in Londen en Leeds. We hebben het hier over het debuut van Woodcraft Folk, Trough of Bowland. Earworm Records zag er heil in, bracht onlangs nog vijfhonderd van dit debuut uit en verspreidde het ook mondjesmaat buiten Engeland. En wie het plaatje hoort zal beseffen dat vijfhonderd nog iets te voorzichtig is.

~

Woodcraft Folk is anders dan de naam doet vermoeden. Het heeft niets te maken met de gelijknamige jeugdkampen en er bestaat ook geen link met de traditionele kermis van akoestische instrumenten. Verwacht dus niet meteen kampvuur, sing-a-long en zeker geen House of the Rising Sun, want Woodcraft Folk balanceert meer op het vlak tussen het grote Kraftwerk en het geheimzinnige Múm. Interessante en met een dosis elektronica geladen geluidssculpturen zijn wat de klok slaat. Maar nergens wordt de melodie uit het oog verloren en mede daardoor blijft het allemaal heel vertrouwd klinken. Een folky wijze van elektronica benaderen, dat is wat Woodcraft Folk eigenlijk doet.

Veelzijdig

Het in een schitterende, zelfgemaakte hoes verpakte Trough of Bowland opent met Love the Monk, dat meteen het meest afwijkende nummer van de plaat is. Het hangt op een ander genre, dat bij het beluisteren van Woodcraft Folk naar voren komt: filmmuziek. Love the Monk heeft, net als onder andere Willow Beauty, een heel filmisch karakter. Old House at Home I, daarentegen klinkt eerder als Autechre of Neerlands trots Kettel. Toch komt de plaat pas echt op gang met het sferische An Up and Coming Concern. De kloppende knisperbeats, de xylofoon en de sferische en groovende basis geven het nummer op een redelijk repetitieve manier een prettig gezicht. En als het album op gang is, blijven de melodielijnen in grote getale komen.

Superlatieven

Net als de band zelf is diens Trough of Bowland moeilijk samen te vatten. De muziek roept alleen associaties op met grote namen en kan eigenlijk alleen beschreven worden met superlatieven. Het klinkt heel warm, heel vertrouwd, maar heeft ook het hier en daar kille karakter van de elektronica. Het is heel bijzonder en het is logisch dat Earworm de mensen die naast die eerste honderdvijftig exemplaren grepen nog een kans wil geven. Trough of Bowland is namelijk een hele mooie plaat – één die veel luisteraars verdient.