Film / Films

Rode handschoenen

recensie: Somersault

Puberteit. Je acteert volwassen, maar je bent het nog niet. Een zoektocht, naar jezelf en de ander, die spannend kan zijn, maar ook moeilijk. Somersault (2005) van de Australische regisseuse Cate Shortland gaat over deze zoektocht. De zestienjarige Heidi (Abbie Cornish) loopt van huis weg en gaat een pijnlijke en eenzame periode tegemoet. Shortland’s vorige film Joy (2000) behandelt een vergelijkbare (seksuele) zoektocht, waarin het tienermeisje Joy zich vooral bezig houdt met het verleiden van de buurtjongens. In beide films raken de meisjes verstrikt in situaties die ze nauwelijks aankunnen. Somersault is alleen veel beter dan Joy. Terecht heeft deze film in 2004 de Australische IF Award gewonnen voor beste film.

Lolita

~

Heidi is jong, mooi en gedraagt zich als een Lolita. Al ze de vriend van haar moeder Adam (Damian De Montenas) verleidt en betrapt wordt door haar moeder (Olivia Pegeot) vertrekt ze naar een Australische skioord, dat aan het meer van Jindabye ligt. Heidi vindt diezelfde nacht nog onderdak (en seks) bij een vreemde jongen. Als ze de volgende ochtend vraagt of ze bij hem mag blijven, blijkt echter dat hij al een vriendin heeft. Dus zoekt Heidi verder. Hierbij zijn Shortlands opnames van de natuur verbluffend mooi. De landschappen zijn schilderachtig, ze speelt artistiek met kleuren. Ook het gezicht van Heidi legt ze op een fascinerende manier vast; mijmerend, verleidelijk, verdrietig, maar altijd echt.

Liefdesverdriet

Als Heidi de boerenzoon Joe (Sam Worthington) ontmoet en ze samen de nacht doorbrengen, hoopt Heidi op een relatie. Ze vindt een baan bij een benzinestation en sluit vrienschap met Bianca (Hollie Andrew). Aan de moteleigenaresse Irene (Lynette Curran) vertelt ze dat haar moeder dood is. Uit medelijden mag Heidi in een appartement van Irene’s zoon wonen. Maar dan gaat het fout. Als ze merkt de verwachte relatie met Joe uitblijft, zoekt ze haar toevlucht in het uitgaansleven. Door de prachtige close-ups van Heidi’s handen, haar glimlach, haar tengere lichaam gewikkeld in dikke winterkleding, blijf je dicht bij haar en ga je samen met haar onder.

Volwassen worden

~

Heidi wordt veel gekwetst, maar zelf kwetst ze ook. Als Irene genoeg krijgt van het buitensporige gedrag van Heidi, vraagt ze haar te vertrekken. Heidi neemt wraak door Irene te confronteren met haar zoon die vastzit wegens moord. Dit zorgt voor gezamenlijke verdriet; Irene huilt om het verlies van haar zoon en Heidi uit schuldgevoel. Dan besluit ze de waarheid te vertellen en wint hiermee haar moeder terug. Shortland laat zien dat je soms een pas achteruit moet zetten, om vervolgens weer vooruit te kunnen.

Somersault is een prachtige, erotische, sfeervolle film over liefde, seksualiteit en volwassen worden. Vol mooie opnames met felle kleurcontrasten zoals Heidi’s rode handschoentjes tegen de wintersblauwe lucht. Shortland‘s camera zit Heidi dicht op de huid, waardoor Heidi op het netvlies van de kijker blijft kleven. Ook de soundtrack van de Australische band Decoder Ring is mooi. Een absolute aanrader.

Film / Films

Toen en nu

recensie: 50 jaar NOS Journaal

Het is even wennen om Sacha de Boer en Philip Freriks in de inleiding van de dvd 50 jaar NOS Journaal aan het woord te zien. Freriks achter een desk, alsof hij zo verder kan gaan met het echte nieuws, en voor hem De Boer, bevallig neergevlijd in een lounge-achtige stoel. Met journaal-intonatie vertellen ze wat er allemaal op deze dubbel-dvd staat, dat de 100 hoogtepunten van het Journaal onderdeel zijn van ons collectief geheugen, en dat de dvd een historisch document is. Het went snel, want 50 jaar NOS Journaal is echt een prachtige dvd.

De dvd bestaat uit twee discs, 50 hoogtepunten van het binnenlandse, en 50 van het buitenlandse nieuws. Je kunt genieten van mooie oude beelden en je geheugen opfrissen (hoe zat het ook alweer met de kwestie Nieuw Guinea in de jaren ’50, of de Praagse Lente in de jaren ’60). Een interessante vraag hierbij is natuurlijk: wat wordt er getoond van al die jaren nieuws?

Nieuwsselectie

Autoloze zondag
Autoloze zondag

Wat voor hoogte- en dieptepunten kun je opdiepen uit de archieven om 50 jaar Journaal mee te illustreren? De redactie zal het er zwaar mee hebben gehad. Kies je de momenten die zo in de geschiedenisboeken kunnen, zoals de val van de muur, de moord op Kennedy en de oprichting van het eerste paarse kabinet, dan blijven er op een ander niveau veel verhalen verzwegen. Want dat de Beatles in Nederland waren in 1964 is voor sommigen een veel sprekender feit. Of de autoloze zondag, met kilometers leeg asfalt. Of de bezetting van inrichting Dennendal, wat een omslag betekende in de psychiatrie.

Romantisering van het verleden

Al met al hebben de samenstellers een mooi evenwicht gevonden. Het is een compilatie die het Journaal eer aan doet. Wat betreft het binnenlandse nieuws komen de meeste items uit de hoofdstad of het Binnenhof. Veel opstanden, zwaaiende knuppels, ja, het Journaal legt het verhaal van de gewone man vast. Metrorellen, bouwvakrellen, rellen rondom de inzegening van het huwelijk van Beatrix en Claus, oproer rond de strijd voor abortus, de demonstratie tegen kruisraketten… Wát een vuur en passie, lijkt de camera te zeggen die zich tussen de oproerkraaiers mengt. En als kijker kan je niet anders doen dan zuchten; waar is die mooie tijd gebleven. Jazz muziek begeleidt dit soort gebeurtenissen uit de late jaren ’60 tot eind jaren ’70, de trompet blaast de vloekende mensen weg, de sax en slowmotion maken van de rossende politieman een ballerina. Nee, dat waren nog eens tijden!

Verzakelijking

Rookbommen bij huwelijk Beatrix en Claus
Rookbommen bij huwelijk Beatrix en Claus

In de jaren ’80 overheerst de slechte economie. Brandweerlieden zetten het binnenhof onder het schuim, de spoorwegen en vuilnismannen staken, de postbodes sjoelen met op de achtergrond enorme zakken post, men is het zat. Maar het zijn ook de jaren van de decembermoorden in Suriname, de paus die niet erg hartelijk wordt ontvangen in Nederland, de voltooiing van de Deltawerken en de ontvoering van Heijn en Heineken. Het Journaal zelf is in deze jaren ook zakelijk geworden. Er zijn minder journalisten in beeld en meer hoge piefen die vertellen dat het er allemaal niet best uitziet.

In de jaren ’90 (tot nu) lijkt het volk als protesterende massa helemaal niet meer te bestaan. In plaats daarvan wordt het Journaal steeds meer gedomineerd door ministers en hoge functionarissen. Saai eigenlijk.

Buitenlands nieuws

Philip Freriks presenteert het journaal
Philip Freriks presenteert het journaal

Wat betreft de keuze aan fragmenten uit het buitenlandse nieuws zijn er een aantal andere dingen die opvallen. Slechts een klein aantal van de 50 nieuwsfeiten is niet gerelateerd aan moord en doodslag, namelijk het begin van de ruimtevaart, Mandela vrij en het Clinton en Monica-gate. Waar het op neer komt, is dat Het Buitenland altijd wel ergens oorlog voert. Dan hebben we het in Nederland zo gek nog niet, hier mág je tenminste protesteren.

Interessant aan de oude buitenlandse fragmenten is dat het vaak gebeurtenissen zijn die de aftrap van een jarenlang conflict vormen, zoals de crisis rond het Suezkanaal in de jaren ’50, of de oorlog in de Balkan begin jaren ’90. We kennen de conflicten, de ontwikkelingen en hoe het er nu voor staat, en het is bizar om met die kennis naar de beelden te kijken. Je ziet mensen en dorpen waarvan de kans groot is dat ze niet meer bestaan, zijn weggevaagd door oorlog en verwoesting.

Extra’s

Op de dvd-box staan ook een aantal extra’s, zoals de ontwikkelingen van het intro, en de beginjaren van het journaal. Aandoenlijk zijn de weermannen en –vrouwen. In een wel erg lange reportage komen ze allemaal aan bod, beschrijven ze hun lievelingsweer en hoe ze te werk gaan.

Van NTS naar NOS, toen en nu

De laatste intro's
De laatste intro’s

Je kunt op deze dvd ook goed de veranderingen van het NOS Journaal zelf zien. Als je kijkt naar de geschiedenis van het NOS Journaal, moet je die plaatsen in het verzuilde Nederland. Televisie is dan wel een mooie ontwikkeling, zo moet men in 1951 over het nieuwe medium hebben gedacht, maar alleen als het toevertrouwd wordt aan de juiste mensen. Die juiste mensen, dat waren de radio-omroepen, en zo werd televisie ingeperkt in het verzuilde Nederland. Er was geen nationale omroep, en omdat de verenigingen afhankelijk waren van hun achterban, werd televisie een spreekbuis voor de eigen ideologie. Geen makkelijke positie om onafhankelijke journalistiek te bedrijven.

In 1956 werd de NTS opgericht, de Nederlandse Televisie Stichting, een nieuwsorgaan dat volledig door de omroepen werd gedomineerd. Het was in de beginfase onmogelijk om beelden vast te leggen, waardoor televisie noodgedwongen een live medium werd en het interview de basis legde van televisiejournalistiek. Televisiejournalistiek was vooral vernieuwend vanwege het persoonlijke karakter, de journalist was pontificaal in beeld, en de nieuwslezer werd een televisiepersoonlijkheid. Er verschenen forums van deskundigen die zware gebeurtenissen doorspraken, en de figuur van commentator werd van de radio overgenomen. Bovendien was het de tijd van de pacificatiepolitiek, tijd van achterkamertjesoverleg. Hoofdredacteuren besloten tot zwijgzaamheid tijdens de Greet Hofmans affaire, en felle discussies waren er niet. De journalist was volgzaam aan de eigen elite, en terughoudend bij conflicten.

Professionalisering

De jaren zestig, met ontzuiling en betere technieken, brachten verandering in deze televisiejournalistiek. De handzame camera’s en betere ontwikkeltechnieken zorgden ervoor dat de journalist actueel nieuws kon brengen. De komst van gedegen audio-visuele opleidingen, zoals de academie Santbergen en later hogescholen voor journalistiek, leidden tot een verdere professionalisering. De ‘direct cinema’, een filmstijl die zich kenmerkt door de schijnbare afwezigheid van de camera, gaf de journaalitems een realistischer karakter. Geen pratend hoofd, maar de dingen ‘zoals ze zijn’.

De laatste jaren is een belangrijke ontwikkeling de komst van de commerciële omroep, met haar eigen journaal, het RTL Nieuws. In het begin werd er nog lacherig over gedaan, maar inmiddels is dit journaal een volwaardig actualiteitenprogramma. Infotainment is een gerelateerde ontwikkeling. Het nieuws moet snel, het liefst met hier en daar iets luchtigs. De montage is supersnel vergeleken bij de vroege jaren van het NOS Journaal. Toch is voor veel mensen het NOS Journaal nog steeds Het Journaal, en deze dvd-box laat dat goed zien.

50 jaar NOS Journaal op dvd. Totale duur: 6 uur. ISBN: 9022957152. Prijs: € 20,99

Film / Achtergrond
special: Het werk van Fritz Lang

Revolutionair en conformistisch

Het Filmmuseum brengt twee klassiekers van Fritz Lang (1890–1976), M – eine Stadt sucht einen Mörder en The Woman in the Window, opnieuw uit. De films zijn beide een hoogtepunt in het omvangrijke en veel geprezen oeuvre van de in Wenen geboren regisseur.

M is recentelijk door het Filmmuseum gerestaureerd. In de film organiseren verschillende stadsbewoners een klopjacht op een psychopathische kindermoordenaar. M wordt, naast Metropolis (1927), als het cinematografisch hoogtepunt uit de Duitse jaren van de regisseur beschouwd. Fritz Lang vlucht in 1934 voor de Nazi’s en emigreert naar Amerika. In Hollywood zou hij tussen 1936 en 1954 maar liefst 24 films maken. The Woman in the Window is een hoogtepunt uit deze periode. Toch lijkt in deze jaren zijn artistieke vrijheid aangetast door de restricties die inherent zijn aan het Amerikaanse studio-systeem.

Restauratie

Fritz Lang
Fritz Lang

Van de twee films vormt de vertoning van M het onbetwiste hoogtepunt. De film is in geen jaren meer in zo’n perfecte staat te zien geweest. Bij eerdere restauraties, zoals in 1995, werd geen gebruik gemaakt van de originele negatieven. Als gevolg hiervan is de beeldkwaliteit minder scherp. Nog erger is dat er in deze versie nieuwe geluiden, zoals voetstappen op de straat, zijn toegevoegd. M is de eerste film waarin Lang gebruik maakt van de revolutionaire mogelijkheden die het gebruik van geluid biedt. Er wordt veel gesproken, de geluidseffecten zijn minimaal en muziek ontbreekt zelfs volledig. Ook door weinig of soms zelfs geen geluid op te nemen, experimenteert Lang met het opbouwen van spanning. In de nieuwe restauratie van het beeld en geluid is dit weer in de oorspronkelijke staat te bewonderen, de orginele versie uit 1931 is gelukkig dit keer wel de maatstaf bij de restauratie geweest.

Voor de nieuwe restauratie werd gebruik gemaakt van de originele negatieven uit 1931. Van de nitraatnegatieven bleek echter nog maar 85 procent van het beeld en 95 procent van het geluid in tact te zijn. Het ontbrekende materiaal is afkomstig uit acht andere versies van de film. Het is helaas niet zo dat de kijkervaring uit de jaren dertig gëevenaard kan worden. De overgang tussen scènes uit verschillend materiaal is in enkele gevallen zichtbaar, echt storend is dit echter niet. De restauratie is in ieder geval zo geslaagd dat de volledige aandacht kan uitgaan naar het schitterend vormgegeven verhaal. En dat is natuurlijk het best wenselijke resultaat.

De Duitse jaren

Scène uit <i>M</i>
Scène uit M

In M houden de sinistere praktijken van de psychopathische kindermoordenaar Hans Beckert (Peter Lorre) drie miljoen inwoners van Berlijn voor enkele maanden in een greep van angst. Ondanks intensief speurwerk is de politie niet in staat om de seriemoordenaar te stoppen. De plaatselijke onderwereld wordt door de aanhoudende klopjacht het werken onmogelijk gemaakt; zij trachten via een eigen netwerk van zwervers de moordenaar zelf te pakken te krijgen. Lang heeft de karakteristieke aspecten van de leefwerelden van elk van deze groepen op een prachtig gedetailleerde wijze benadrukt. Eén van de criminelen oefent in afwachting van een vergadering met een pak valse kaarten, de zwervers blijken een strak georganiseerd systeem te hebben waarmee ze op straat gevonden sigaretten opnieuw gebruiken.

Fritz Lang gebruikt beeld en geluid op effectieve wijze om een duistere sfeer te scheppen. In het begin van de film houdt de moordenaar de jonge Elsie Beckmann op straat aan. Hij complimenteert haar op akelig psychopathische wijze met de mooie bal die ze heeft, koopt fluitend een mooie ballon voor haar, om haar vervolgens op gewelddadige wijze om het leven te brengen. In een scène als deze toont Lang zich een ware meester in de filmkunst. Door het gebruiken van minimale geluidseffecten weet Lang een enorme spanning op te bouwen – van een fluitende kindermoordenaar gaat meer dan voldoende dreiging uit. De dramatische moord op Elsie brengt hij in beeld door een wegrollende bal en een wegwaaiende ballon te filmen. De suggestie die hiervan uit gaat, prikkelt de fantasie en laat de kijker de ontbrekende beelden zelf invullen. Met het zeer expressionistische gebruik van geluid, licht en schaduw schetst Lang, op prachtige wijze, een donkere metropool die in de ban is van een moordenaar.

Hollywood

Scène uit <i>The Woman in the Window</i>
Scène uit The Woman in the Window

Net als in M toont Lang ook in The Woman in the Window een somber beeld van de mens. Er hoeft maar weinig van het goede pad te worden afgeweken om het noodlot een kans te geven toe te slaan. Wanneer de zeer respectabele Professor Wanley (Edward G. Robinson) zijn vrouw en kinderen heeft uitgezwaaid voor een korte vakantie, duurt het niet lang voordat zijn ingeslapen zucht naar avontuur ontwaakt. Een eerste stap in de verkeerde richting is snel gemaakt. Wanley ontmoet de schone Alice Reed (Joan Bennett). Zij haalt hem over een glas bij haar te komen drinken. Dan slaat het noodlot onverbiddelijk toe. Wanley raakt in nog geen halve dag hopeloos verstrikt in een duistere wereld van moord en chantage. De ene situatie is hierbij vanzelfsprekend nog hachelijker dan de ander. Kortom, een klassieke ‘film noir’. Het enige problematische aan de film is de laatste scène. Met een zeer onverwachte en ongeloofwaardige deus ex machina blijkt dat de kijker de hele tijd op het verkeerde spoor is gezet. Professort Wanley wordt aan het eind van de film wakker, hij heeft alleen maar naar gedroomd. Volgens het oorspronkelijke script zou Wanley aan het eind van de film zelfmoord plegen. Lang heeft het verhaal zelf aangepast. Volgens de originele schrijvers van de film verandert Lang met zijn contributie aan het verhaal “een revolutionaire film in een conformistische film.” Lang was er zelf niet ontevreden mee. De zeer goede verkoopcijfers tonen volgens hem aan, dat het gebruik van een “aloude truc” zo uitgekauwd kan zijn, dat het weer bijna nieuw is. Echt overtuigen kan Lang met deze argumentatie niet. Het lijkt er meer op dat in het Amerika van de jaren veertig weinig plaats is voor cinematografische experimenten.

M – eine Stadt sucht einen Mörder (1931) en The Woman in the Window (1945) draaien vanaf 5 januari in het Filmmuseum Amsterdam en in Filmhuis Den Haag.

Boeken / Fictie

Ordinaire kitsch

recensie: Albert Sánchez Piñol - Nachtlicht

Nachtlicht is het literaire debuut van de Spaanse antropoloog Albert Sánchez Piñol (1965), dat met 31 vertalingen een wereldwijde bestseller werd. De roman stelt een jonge meteoroloog centraal die naar een verlaten eiland dichtbij Antarctica reist om daar een jaar lang in volstrekte eenzaamheid metingen te verrichten.

Dat ook een bestseller zijn minpunten heeft, is op zich niet verwonderlijk. Dat je als lezer niet helemaal begrijpt waarom een boek zo immens populair is, komt ook nog wel voor. Het is echter zeldzamer dat je aan een roman die volgens de flaptekst al twee jaar lang de internationale bestsellerlijsten aanvoert, niets, maar dan ook helemaal niets positiefs kunt opmerken. Nachtlicht is helaas een van die zeldzaamheden.

Platitudes

~

De opzet van het verhaal, een jonge man die aan het begin van zijn carrière voor een schijnbaar uitzichtloos en eenzaam bestaan kiest, is in beginsel al geen bijzonder originele vondst. Toch zou dit uitgangspunt nog voor boeiend leesvoer kunnen zorgen, als er thema’s als angst, eenzaamheid, bezinning op het bestaan en meer van dergelijke romantische ideeën aan bod zouden komen. Maar zelfs dat lukt Piñol niet. Hij schotelt ons een vertelling voor waarin de platitudes elkaar in verbijsterend tempo opvolgen.

Derderangs SF

Al bij aankomst op het eiland begint de ellende. De voorganger van de jonge meteoroloog blijkt verdwenen, en al wat hij aantreft is een leeg hutje dat er uitziet alsof het in enorme haast is verlaten. De enige andere eilandbewoner is een woeste vreemdeling, genaamd Batis Caffo, die zich in de vuurtoren verschanst heeft. Het volgende cliché dient zich aan wanneer de avond valt: de meteoroloog wordt belaagd door vreemde wezens die bij het invallen van de duisternis (het Kwaad verschijnt natuurlijk altijd bij nacht en ontij) uit de zee tevoorschijn komen. Het uiterlijk van deze wezens doet denken aan de marsmannetjes in een derderangs SF-serie: sterk antropomorf, maar met vliezen tussen tenen en vingers, een groenige huid, grote kale hoofden en grote ogen. De vuurtorenbewoner blijkt een vrouwelijk exemplaar van de ‘reuzenkikkers’ als huisgenoot te hebben. Uiteraard is zij mooi en gewillig. En uiteraard heeft Batis ook seks met haar. En natuurlijk bezwijkt ook de hoofdpersoon, na vele morele hindernissen te hebben geslecht, voor haar charmes en is seks met haar een sublimatie van alle seksuele ervaringen die hij tot dan toe heeft gehad.

Al neukend met haar, met deze naamloze mascotte, werd een groteske waarheid onthuld, groots en kinderlijk tegelijk; Europa weet niet dat het in eeuwige castratie leeft. Haar seksualiteit was vrij van elke last. Er was niet eens sprake van erotisch raffinement. Ze neukte alleen maar, neukte met haar hele lijf, en terwijl ze dat deed bestond er geen tederheid, geen zachtheid, geen wrok of pijn, geen betaling voor het bordeel of overgave van de minnaars. Het bracht de lichamen terug tot een eigen en unieke dimensie, en hoe dierlijker ze zich gedroeg, des te meer genot ik ervoer.

Bij het lezen van een dergelijke simplistische lofzang op de dierlijke eenvoud, de edele wilde, lopen iedere weldenkende lezer toch zeker de rillingen over de rug. En zo gaat het maar door, de hele roman lang. Alsof dat nog niet erg genoeg is, wordt deze opeenstapeling van tenenkrommende simplificaties door Pinol gelardeerd met volkomen gratuite semi-filososfische bespiegelingen, zoals deze:

Ik dacht aan mijn eerste herinnering, uit mijn kindertijd, en aan de laatste uit mijn beschaafde leven. Mijn eerste herinneringsbeeld was een haven. ik was misschien drie jaar, of jonger. Ik zat op een kinderstoel, in Blacktorne, in gezelschap van tientallen andere kinderen. Maar ik zat vlakbij een raam waardoor je de grauwste haven ter wereld kon zien. Mijn laatste herinneringsbeeld was ook een haven. De haven die ik zag vanaf de achtersteven van het schip dat me van Europa naar het eiland bracht. Nee, het leven stelt niet veel voor.

Albert Sánchez Piñol
Albert Sánchez Piñol

Ten hemel schreiend, zo’n citaat. Niet alleen omdat het als een soort volkomen overbodige deus ex machina in het verhaal opduikt en werkelijk niets van waarde toevoegt, maar vooral door de verbijsterende conclusie. Na een sentimentele bespiegeling over zijn jeugd op de kostschool Blacktorne, die voor het verdere verloop van het verhaal ook helemaal niet terzake doet, komt de schrijver met de loodzware slotsom dat het leven niets voorstelt. Nogal een boude bewering, op basis van de oppervlakkige kitschbeelden die eraan voorafgaan, en niet erg overtuigend uit de mond van een nogal jeugdige hoofdpersoon.

Als lezer blijf je in eerste instantie hopen dat dit een literaire truc is, dat de schrijver zichzelf na enkele tientallen pagina’s ontmaskert en met een geniale plotwending voor de dag komt waardoor het ineens toch om een ijzersterke roman blijkt te gaan. Jammer genoeg blijkt die hoop al snel ijdel. De briljante wending blijft uit, het verhaal blijkt een uiterst simplistische lineaire vertelling vanuit de ik-persoon te zijn, in de onvoltooid verleden tijd. En toen en toen en toen en toen. Waarbij van meet af aan duidelijk is dat de hoofdpersoon alle gruwelen zal overleven, anders zou hij het immers niet na kunnen vertellen.

Katharsis

Op ongeveer driekwart van het verhaal volgt een gewelddadige climax, waarbij Batis en de hoofdpersoon tegenover een gigantische horde reuzenkikkers komen te staan die ze te lijf gaan met een flinke voorraad dynamiet. Geheel in de lijn van het voorgaande beleeft de meteoroloog als gevolg van de slachting die hij zelf aanricht een ware katharsis en gaat hij de reuzenkikkers, die “Citauca” blijken te heten, met andere ogen bezien. In het slotdeel van de roman trakteert Pinol ons nog op een aantal oersaaie, slaapverwekkende antropologisch getinte, maar nogal dweperig aandoende beschouwingen over een conflict tussen verschillende soorten en de gevolgen die dat heeft voor de eerdere bondgenoten, die nu in onbegrip tegenover elkaar zijn komen te staan; want natuurlijk komt de woesteling Batis niet tot inkeer na alle geweld. Dit wordt dan ook zijn ondergang: hij wordt door de Citauca meegenomen en vermoord terwijl de hoofdpersoon achterblijft op het eiland om na zijn morele inzinking een nieuwe start te maken.

Nachtlicht is een belediging voor het intellect van de lezer. Bladzijde na bladzijde neemt de irritatie toe. Vanuit welke invalshoek je deze roman ook bekijkt, het is en blijft een flinterdun stukje ordinaire kitsch. Piñol zou zich moeten schamen, zowel als schrijver als als antropoloog.

Kunst / Expo binnenland

Zonder gêne

recensie: Videowerken 2001-2005 - Julika Rudelius

.

Julika Rudelius (Keulen, 1968) studeerde visuele communicatie aan de Hochschule der bildenden Künste in Hamburg en fotografie aan de Gerrit Rietveld Academie in Amsterdam. Van 1999 tot 2001 studeerde ze aan de Rijksacademie in Amsterdam. In de werken die ze maakt, laat ze het gedrag en de drijfveren van haar medemensen zien.

Tagged
Julika Rudelius Tagged (2003)

In de vijf tentoongestelde videofilms in De Hallen praten jonge jongens op openhartige wijze over meisjes (Train, 2001), vertellen allochtone jongens over hun liefde voor merkkleding (Tagged, 2003), laat ze vrouwen beschrijven hoe ze het liefst klaarkomen (The Highest Point, 2002), ondervraagt ze mannen met een hoge maatschappelijke positie over de betekenis van geld (Economic Primacy, 2005) en proberen zwarte mensen onder woorden te brengen wat ‘zwart’ zijn voor hen betekent (Your Blood is as Red as Mine, 2004).

Opschepperij


De gefilmde situaties zijn dan misschien geënsceneerd, maar wel gebaseerd op ware gebeurtenissen. In Train laat Rudelius een groep jonge jongens aan het woord over hun seksuele ervaringen met meisjes. Rudelius laat hun gezichten niet helemaal zien, ze worden ingekaderd door de rugleuning en de hoofdsteun van de banken. Het verhoogt de geheimzinnigheid van het geheel. Iedereen die wel eens met de trein reist, herkent de setting. Wat volgt, zijn gesprekken tussen pubers die zich nog in het stadium tussen jongen en man bevinden. De nadruk ligt op het opscheppen over hun seksuele prestaties. Een jongen vertelt over een meisje dat hem mee naar huis nam en hem zeven keer pijpte, overigens zonder dat hij klaarkwam. Ze stopte iedere keer net voor zijn hoogtepunt. Zijn toehoorders joelen, ouwehoeren, bespotten hem, doen neerbuigend over zijn prestaties, maar kunnen tegelijkertijd hun nieuwsgierigheid niet verbloemen en sporen hem aan meer te vertellen.

De jongens zijn stoer, de meisjes waar ze het over hebben zijn sletten, lijkt de conclusie. Uiterst herkenbare gesprekken die overal in Nederland, en daarbuiten plaatsvinden tussen jongeren. Tegelijkertijd is het schrijnend dat de vrouw nog steeds als slet wordt neergezet als ze beschikt over een ruime seksuele ervaring. Dat maakt dat de kijker zich ongemakkelijk gaat voelen en zet aan tot denken over de heersende dubbele moraal.

Hoogtepunt


Eenzelfde gevoel van ongemak weet Rudelius op te roepen met The Highest Point, waarin vrouwen vertellen over hun orgasme, en de beste manier waarop ze die bereiken. Alleen, of met partner in verschillende standjes. Met gêne zal de bezoeker van de tentoonstelling de verhalen aanhoren, maar tegelijkertijd gefascineerd zijn. Het zijn gesprekken die we allemaal eerder gehoord hebben, misschien zelfs zelf gevoerd hebben. We willen het weten – en toch ook weer niet.

Voor alle werken geldt, dat je heen en weer wordt geslingerd tussen die ambivalente gevoelens. Je wilt weglopen, omdat een gevoel van schaamte of plaatsvervangende schaamte je overvalt, maar je kunt niet, omdat je nieuwsgierig bent naar wat volgt. En dat is precies wat Rudelius lijkt te willen bereiken: “De onderwerpen die ik aansnijd, zijn gerelateerd aan mijn eigen onzekerheden. Ik ben een sociaal wezen, gevoelig voor de spanningen in mijn omgeving. Deze spanningen vormen de grondslag van mijn werk. Ik ga uit van mijn eigen gêne en neurosen. Ik onderzoek het canon van vooroordelen dat mijn eigen gedrag en dat van anderen bepaalt.”

Kunst / Expo binnenland

De twintigste eeuw in zwart en wit

recensie: Henri Cartier-Bresson. Een retrospectief

.


Henri Cartier-Bresson, New York, 1935 © Hoyningen-Huene / Condé Nast
Henri Cartier-Bresson, New York, 1935 © Hoyningen-Huene / Condé Nast

Henri Cartier-Bresson werd geboren in Chanteloup in Frankrijk. Hij kwam uit een rijke textielfamilie en werd tot groot ongenoegen van zijn familie opgeleid als kunstschilder. Hij was ook geen onbekende in de kunstwereld en maakte in de jaren vijftig een serie portretten van schrijvers en artiesten waaronder zijn vrienden Pablo Picasso en Henri Matisse. Hij begon in 1931 met fotograferen en in 1935 koos hij voorgoed de Leica, een kleinbeeldcamera waarmee hij snel en onopvallend kon werken. Dit was toen zeer vernieuwend, want men werkte in die tijd nog met zeer logge apparatuur. Cartier-Bresson is de rest van zijn leven met een kleinbeeldcamera blijven fotograferen, omdat hij vond dat deze het meest de natuurlijke blik van het menselijke oog benaderde.

Wereld(se) fotograaf


Voor de Tweede Wereldoorlog werkte Cartier-Bresson in Mexico en Oost-Europa en hij maakte fotoreportages over de Spaanse burgeroorlog. In 1944 fotografeerde hij de bevrijding van Parijs en in 1947 richtte hij samen met Robert Capa, George Rodger and David ‘Chim’ Seymour het fotoagentschap Magnum Photos op. Hij werkte vele jaren in India, Birma, China, Indonesië en Tibet. Nadat hij in 1954 in de Sovjet Unie fotografeerde reisde hij vervolgens naar China, Cuba, Mexico, Canada, de VS, India en Japan. Op de tentoonstelling hangen zijn foto’s per land gerangschikt: het Amerika van de jaren dertig, de jaren veertig in China, Indonesië tijdens de onafhankelijkheid en Rusland in de jaren vijftig. Hij fotografeerde hoeren in Mexico, kunstenaars in Frankrijk, kinderen op de puinhopen in Spanje. En bij al deze foto’s is niet de nieuwsfotograaf aan het werk, maar een kunstenaar die oog had voor de kleinste details en menselijke trekken.

Achter Gare Saint-Lazare, Parijs, 1932 © Henri Cartier-Bresson
Achter Gare Saint-Lazare, Parijs, 1932 © Henri Cartier-Bresson

Geen trucjes


In de tentoonstelling is te zien dat hij altijd het hele negatief afdrukte, dus wat hij zag door zijn zoeker, zie jij ook als kijker. Hij gebruikte geen trucages, geen kunstlicht en geen uitsneden. Hij fotografeerde altijd in zwart-wit en wat zijn werk vooral interessant maakt, is dat hij bij belangrijke gebeurtenissen in de vorige eeuw aanwezig was. Zo was hij in China toen het Rode leger binnentrok en Mao de macht greep, heeft hij Gandhi nog net voor zijn dood gefotografeerd en was hij in 1954 de eerste westerse fotograaf die de Sovjet Unie mocht bezoeken. Deze gebeurtenissen zijn gefotografeerd met veel oog voor de mensen en met veel respect voor de culturen.

Kunst van het juiste moment


In zijn boek The Decisive Moment (1952) vertelde Cartier-Bresson dat fotografie het zoeken is naar het moment waarop vorm en inhoud van het onderwerp precies samenvallen. Dit beslissende moment is de kern van zijn fotografie en hierbij is zelfs het kleinste gegeven of menselijke detail een geweldig onderwerp. De foto van de zwerver die ligt te slapen in het vuil tijdens de kroning van George VI is hier een prachtig voorbeeld van. Net als zijn wereldberoemde foto van de vrouw in Dessau die een verklikker van de Gestapo aanwijst. Deze en nog vele andere foto’s hebben een enorme intensiteit en weten je als kijker meteen te grijpen. Dit komt niet alleen doordat Cartier-Bresson vaak het beslissende moment wist te pakken, maar ook door zijn bijzondere lijnenspel. Zijn composities leveren een evenwichtig en tegelijkertijd spannend beeld op. Het is alsof de schilder de compositie heeft bedacht en de fotograaf de juiste plek met de juiste details heeft vastgelegd. De man wiens passie schilderen was, werd met fotograferen wereldberoemd. Maar het is mede door zijn kunstenaarsachtergrond dat hij zo’n grote fotograaf is geworden.

Tegelijk met de tentoonstelling in Foam zijn in Maison Descartes in Amsterdam tekeningen en schilderijen van Henri Cartier-Bresson te zien. Dit retrospectief werd georganiseerd door de Fondation Henri Cartier-Bresson en is door Henri Cartier-Bresson zelf samengesteld. De tentoonstelling was eerder te zien in Parijs, Barcelona, Berlijn en Edinburgh.

Film / Films

Romantiek van lood

recensie: The Merchant of Venice

Het werk van de Engelse schrijver William Shakespeare (1564-1616) is een onuitputtelijke inspiratiebron voor schrijvers, muzikanten en filmmakers. Zijn oeuvre bestaat niet alleen uit tragedies zoals Romeo and Juliet, maar ook uit gedichten, sonnetten en komedies. The Merchant of Venice (1596-1598) is zo’n komedie, voor het eerst verfilmd in 1908 en in 2004 verfilmd door de Britse regisseur Michael Radford. Radford is vooral bekend geworden met Il Postino (1994), die met een Oscar werd onderscheiden. The Merchant of Venice gaat hem echter moeilijker af.

Joodse woekeraar

~

Venetië, de veertiende eeuw. Bassanio (Joseph Fiennes) is verliefd op de welgestelde Portia (Lynn Collins) en vraagt zijn rijke vriend Antonio (Jeremy Irons) 3000 dukaten te leen, om Portia voor zich te winnen. Antonio stemt toe, maar zijn geld zit in handelsschepen, dus vraagt hij Shylock (Al Pacino), een joodse woekeraar, om een lening. Het gevolg is een gevaarlijk contract: als Antonio niet op tijd terugbetaalt heeft Shylock recht op een pond vlees uit de hartstreek van Antonio’s lichaam. Was Shakespeare een antisemiet? Moeilijk te zeggen. Shylock is weliswaar een vloekende vrek en de christelijke Antonio vergevingsgezind en vroom. Toch laat hij Shylock zeggen: “Hath not a Jew eyes, hath not a Jew hands, organs, dimensions, sense, affections, passions?”

Blije broer

Van romantiek blijft in The Merchant of Venice weinig over. Al Pacino’s vertolking van Shylock is zo sterk dat we bijna vergeten waar het om begonnen is: de romance tussen Bassanio en Portia. Vooral de scène waarin Shylock merkt dat zijn dochter Jessica (Robinson) er vandoor is gegaan met de christelijke Lorenzo (Charlie Cox) is hartverscheurend. Toch is deze afleiding niet de enige reden waarom de romantiek niet van de grond wil komen. Was Fiennes in Shakespeare in Love (1998) als William Shakespeare net een dronken vlindertje dat om Viola de Lesseps (Gwyneth Paltrow) heen fladderde; in The Merchant of Venice lijkt hij een blije broer die zijn zus weerziet. Bovendien wordt er te snel van de ene scène naar de andere gesprongen, waardoor zowel de tragedie als de romantiek ongeloofwaardig overkomen.

Goud, zilver, lood

~

Door te kiezen voor een loden kistje in plaats van het gouden of zilveren, kan Bassanio trouwen met Portia. Dit is een belangrijke scène, waarmee Shakespeare duidelijk maakt dat we niet moeten afgaan op oppervlakkige schoonheid. Wat vriendschap en (christelijke) vergeving is, blijkt als dezelfde Portia even later vermomd als edelman in de rechtszaak verschijnt en Antonio redt van de dood. Maar Antonio’s onopvallende, ‘vergevingsgezinde’ houding in de rechtszaal verveelt. Als meester van introverte en melancholische personages hadden we meer verwacht van Irons. De Shakespeare-kenner zal dan ook teleurgesteld zijn; de originele personages zijn te vlak neergezet, afgezien van het karakter Shylock. Bovendien sjeest Radford door de verschillende scènes heen, waardoor de film niet beklijft.

Boeken / Non-fictie

Het wenselijke lijden

recensie: Arnon Grunberg - De techniek van het lijden

Elke zichzelf respecterende universiteit houdt er tegenwoordig een gastschrijver op na. Deze schrijver, dichter of denker geeft aan een selecte groep studenten voor een korte tijd college over een specifiek onderwerp. Zoals meestal het geval is met colleges of wetenschappelijk onderzoek, blijft de informatie eerst even binnen de muren van de universiteit om pas later in uitgewerkte vorm gepresenteerd te worden.

Bij Arnon Grunberg ging dit anders. In het voorjaar van 2005 was hij gastschrijver aan de Technische Universiteit in Delft. Een weergave van zijn gastschrijverschap is na een paar maanden al terug te vinden in De techniek van het lijden. Het boekje bestaat uit twee lezingen van Grunberg, een verslag van een tripje naar Neurenberg en een korte weergave van de resultaten van het onderzoek van de studenten.

Oud thema

~

Zoals elke docent zet ook Grunberg zijn college geheel naar zijn hand. Toen hij zijn gastschrijverschap mocht invullen, koos hij een van zijn favoriete onderwerpen, dat hij al uitgebreid had uitgewerkt in onder meer zijn roman De joodse messias (2004): het Lijden. Grunberg beschouwt het lijden als een essentieel onderdeel van het menselijk leven. Het onderwerp is wel enigszins voor de hand liggend, want in meerdere boeken weidde hij er al over uit. In het bundeltje De Machiavellist bijvoorbeeld: ‘Ik zal wachten op het echte Lijden / Ik zal met hem kennis maken / Hem beleefd begroeten / En in mijn huis laten.’

Het Lijden

Grunbergs uitgangspunt was om een soort encyclopedie van het lijden samen te stellen: Het handboek van het lijden. Hierin wilde hij een handleiding bieden voor hoe men het best kan lijden zonder er aan tenonder te gaan. Die ambitie heeft hij echter moeten laten varen. De studenten van de TU hebben zich meer in hun eigen straatje bewogen. Hun onderzoek naar het lijden van de mens resulteerde in de productie van twee verschillende soorten machines. De ene groep ontwierp machines die doen lijden, terwijl een andere groep machines maakte die zelf lijden. Zo ontwierpen studenten een Café Maria, een espressopotje in de vorm van een Mariabeeld dat koffie huilt als er een bakje troost wordt gezet, of een video van vrolijke beelden met daaronder schokkende teksten. In die machines komen techniek en fictie dicht bij elkaar; het zijn bovendien aansprekende ideeën.

In de twee opgenomen lezingen probeert Grunberg op een voor hem bekende manier zijn gedachten uiteen te zetten. Hij verandert soms snel van onderwerp en bedient zich daarbij van de nodige retoriek. In een lezing werkt dat misschien, maar op papier dient het niet de structuur van de tekst en het punt dat hij wil maken, namelijk dat lijden goed en zelfs wenselijk is. De prikkelende opmerkingen die de lezingen aantrekkelijk maakten, missen daarnaast helaas hun effect op papier.

Kliederboel

~

Het past bij Grunberg om op een abstracte manier dit lijden te analyseren, maar zijn onderzoek vindt slechts weinig aansluiting bij het technische onderzoek van de TU-studenten. De bijgeleverde dvd lijkt ook al niet zoveel op te leveren. Behalve foto’s van de Vermeer-lezing en foto’s met suffe onderschriften van het tripje naar Neurenberg, biedt de dvd een aantal filmpjes waarin de werking getoond wordt van de ontworpen machines. De kwaliteit van de opnamen is slecht en de filmpjes voegen nauwelijks iets toe aan een beter inzicht in de werking van de machines.

De studenten hebben zich laten inspireren door een thema dat Grunberg zelf vooral literair heeft benaderd. Zijn eigen invalshoek is in feite interessanter dan de machines van een aantal techniekstudenten, die deelgenomen lijken te hebben omdat ze Grunberg al bewonderden. Nog interessanter dan het onderzoek naar het lijden was misschien wel de omgang met de gastschrijver, de gesprekken over lijden – die jammer genoeg ontbreken in het boekje en op de dvd – en vooral deze conclusie, geschreven door een van de studenten in zijn reisverslag: ‘Arnon Grunberg is kleiner dan in zijn boeken, uitstekend gekleed, buitengewoon voorkomend, en hij maakt er zelden een kliederboel van.’

Boeken

Cinematografie voor beginners (en gevorderden)

recensie: K. Malkiewicz & M. David Mullen - Cinematography: a guide for filmmakers & film teachers

Al jaren een klassieker onder cinematografen is, naar het schijnt, Kris Malkiewicz’ Cinematography; a guide for filmmakers & filmteachers. En dat is terecht. In deze cinematografenalmanak vindt je op elke vraag een bevredigend antwoord – of tenminste een beleefde reactie. De nieuwe, derde, herziene editie, die Malkiewicz samenstelde met hulp van M. David Mullen is klaar voor de eenentwintigste eeuw, zegt de kaft. Dat is half waar, half gelogen.

Kris Malkiewicz
Kris Malkiewicz

Malkiewicz, overdag filmdocent aan het California Institute of Arts, weet van de hoed en de rand: hij geeft tips, trucs, raad en merkenkennis; somt rijtjes alternatieve oplossingen voor elke probleem op; beantwoordt allerlei vragen; kent alle catalogi van alle denkbare randapparatuur; schetst situaties; schudt educatieve anekdotes uit z’n mouw; braakt formaten uit en dreunt moeiteloos ellenlange lijstjes en grafiekjes van allerhande technische ‘details’ (dat mag je trouwens niet meer zeggen; volgens Malkiewicz hoor je alle aspecten van je vak te beheersen). Het aanbod, variërend van technische trucs naar professionele inspiratie tot setetiquette, is ook nog eens chronologisch gerangschikt: van basale instrumentenkennis (hoe ga ik filmen?) tot postpostproductie-facetten (ik ben klaar met filmen – wat nu?). Voor de geïnteresseerde en nauwkeurige lezer is dit één kraakhelder en massief brok technische kennis, goed geschreven en met verhelderende voorbeelden. Grondig, heel grondig. Ik zou haast zeggen: als het hier niet instaat, heb je het niet nodig. Maar dat is niet waar.

Digibeet

Malkiewicz heeft één blinde vlek: digitale techniek. Als hij daar al iets over te melden heeft, dan is het afhoudend. Wanneer Malkiewicz bijvoorbeeld een aantal ‘handige, makkelijke’ trucjes noemt om te evalueren of het licht goed staat, gaat hij een rijtje af: sommige Directors of Photography zetten grijze brillen op, andere nemen zwartwit-polaroids. En, voegt Malkiewicz daaraan toe: “A recent development is the use of digital cameras” – waarna het volgende hoofdstuk wordt ingezet. Dat je het gebruik van een grijze bril niet toelicht, valt te begrijpen: je zet hem op, en dan kijk je er doorheen – da’s niet zo moeilijk. Maar een digitale camera? Welk type is het handigst voor setfotografie? Weet Malkiewicz een goede fabrikant? Ook andere digitale media krijgen wat weinig aandacht. Inderdaad werkt de industrie voor het merendeel nog met celluloid, maar Malkiewicz zou toch op z’n minst de verschillende formaten kort kunnen toelichten, wat betreft basale eigenschappen? En wat onderscheidt video eigenlijk van celluloid? In een boek dat zo nauwgezet werkelijk alle mogelijkheden stuk voor stuk gedetailleerd behandelt, scheurt hij met een wel heel grote boog om alle digitale apparatuur heen.

Doe jezelf een lol

~

Als je van jezelf denkt dat je serieus bezig bent met het maken van films, dan wil en moet je dit boek lezen. Maar doe jezelf een lol, en doseer het. Overvoer jezelf niet. Dit is een schoolboek, en heeft dus ook de spanningsboog van een schoolboek. Wees die eerste twee hoofdstukken streng voor jezelf, en stop na vier alinea’s, na een paragraaf. Lees in horten en stoten. Lees langzaam in het begin, want dan heb je genoeg energie en uithoudingsvermogen over om na hoofdstuk 3 nog verder te lezen. En als je het uit hebt, leg het dan weg. Stop het in je gereedschapskist en sla het eens open, als je locatieopnames verpest worden door een onvoorziene wolkbreuk. Anders lees je deze overweldigende, maar afstompend saaie (dat film zo saai kon zijn, was een openbaring) bron van informatie geheid niet uit. Je loopt dan heel wat mis en doet jezelf bijgevolg enorm tekort. Je loopt zelfs het risico dat deze wensput je van je dromen berooft.

Theater / Achtergrond
special: De oudejaarsconferences van 2005 op een rijtje

Veelzijdig cabaretesk vuurwerk

Oliebollen, vuurwerk en natuurlijk een oudejaarsconference – het zijn de vaste ingrediënten voor een plezierige oudejaarsavond. Traditioneel zijn het de grote namen die de terugblikken op het afgelopen jaar verzorgen: Wim Kan, Seth Gaaikema, Freek de Jonge, Youp van ’t Hek. Een mooi rijtje. Maar ieder jaar rijst de vraag of er wellicht een nieuw theatertalent opstaat dat voor vuurwerk zorgt op oudejaarsavond. 8WEEKLY keek drie avonden lang naar alle oudejaarsconferences, en presenteert oude bekenden en wellicht nieuwe vaste gasten voor oud en nieuw.

~

Wilko Terwijn

Wilko Terwijn beet donderdag al het spits af op RTL 5 met zijn Stand up 2005. Volgens deze vrolijke spring-in-‘t-veld is 2005 in één woord samen te vatten: “Watskeburt?!”. Ontsnapte tbs-ers en liquidaties (inclusief die van een mus) rakelde hij snel op, om duidelijk te maken dat er rare dingen zijn gebeurd. En dan was 2005 natuurlijk ook nog het jaar dat Samir A. en Mohammed B., de “multiplechoiceterroristen” zoals Terwijn ze noemde, terecht stonden. Terwijn vond het absurd dat B. had geoefend op een schaap, maar zag daar ook wel weer de logica van in: “Bij breien moet je ook overhalen en doorsteken”. En daarmee had Terwijn zijn eerste ‘o nee, dat kan je niet zeggen’-reactie van die avond te pakken.

Op een vlotte manier babbelde de stand-upper vervolgens allerlei onderwerpen aan elkaar: de publiciteit rondom weduwe Rachel (“Raggel met haar getatoeëerde wenkbrauwen”), het overlijden van de paus (belachelijk dat de katholieken gingen bidden na zijn dood, want is zelfs de paus niet zeker van een basisplek daarboven?) en de mensen die stenen gooien van een viaduct (volgens Terwijn zijn dat mensen die al heel lang op een wachtlijst staan en hopen dat ze iemand hebben geraakt die hen een nieuwe nier kan bezorgen). Uiteindelijk sloot hij af met een theorie over natuurrampen, geld geven, herdenken en in de file staan. Je moet er maar op komen!

Foto: Martin Oudshoorn
Foto: Martin Oudshoorn

Lebbis en Jansen

Lebbis en Jansen gooiden het op vrijdagavond over een totaal andere boeg. Niet alleen in vergelijking met Terwijn, maar ook in vergelijking met eerdere oudejaarsconferences van het breedsprakige, altijd maar doorratelende duo. Er was zowaar ruimte voor enkele momenten van stilte, als Jansen bijvoorbeeld grapt over een bedreiging aan het adres van Lebbis na het schrijven van een column: “Is Lebbis te ver gegaan of is Nederland anno 2005 niet meer te redden?”. Deze opmerkelijke stiltes herhalen zich als de heren stilstaan bij een terloopse opmerking over een dit jaar overleden vriend, of over het verhaal van de Afrikaanse werkster die niet naar de begrafenis van haar vader kan.

Opvallend is ook dat Lebbis en Jansen in hun conference juist de andere kant kiezen dan je van hen zou verwachten. Over minister Verdonk: “Denk je nu werkelijk dat ze het leuk vindt om asielzoekers uit te zetten?” En over Balkenende: “Het gaat om zijn ideeën; niet om wat voor haar erop zijn hoofd zit.” De nieuwe ingeslagen paden van de heren zorgen ervoor dat de oudejaarsconference van de heren ernstiger van toon is dan anders, maar eigenlijk komt dat hun show alleen maar ten goede. Grappen over de hofstadgroep (“gesubsidieerd straattheater”) of over New Orleans (“Het is lastig zwemmen met een breedbeeld op je rug”) komen hierdoor veel meer tot zijn recht.

Foto: Marsel Loermans
Foto: Marsel Loermans

Sjaak Bral

De spraakwatervallen kwamen dus niet van Lebbis en Jansen. Maar daar hebben we Sjaak Bral voor. Op oudejaarsavond bestookte hij de kijkers van de regionale zender TV West met zijn conference Vaarwel 2005!. Het duurde even voordat Bral op gang kwam, maar daarna rende hij in ruim anderhalf uur als een bezetene door het afgelopen jaar. Zou hij nooit moe van zichzelf worden? Gemiddeld elke minuut was het weer tijd voor een ander opmerkelijk voorval. Bral vond 2005 een slecht, radeloos en vooral grimmig jaar en had daar genoeg over te vertellen. Bijvoorbeeld over het referendum, de dood van de paus (“Toen hij dood ging, bedankte hij niet eens voor de bloemen”), Talpa, natuurrampen (“Er zijn nu vissers op Sri Lanka die nu twee vissersboten hebben, terwijl ze daarvoor geen vissers waren”) Mohammed B., Samir A. en hangouderen. Het aardige aan zijn conference was dat hij ook de kleine nieuwsfeitjes meenam, die in de jaaroverzichten meestal worden overgeslagen. Wat dan wel weer inhield dat je werd overspoeld met informatie en niet alle grappen tot je kon nemen.

Bral houdt niet alleen van praten, maar ook van zingen, en dat deed hij dan ook een paar keer tijdens zijn oudejaarsconference. Geen liedjes van hoog niveau, maar wel een aardige afwisseling. Van een raadsel op z’n tijd was Bral ook niet vies. Een voorbeeld: “Weet je wat de overeenkomst is tussen orkaan Rita en onze eigen Rita?” Oplossing: “Alleen de zwarten worden getroffen.” En waar staat de afkorting AIVD ook al weer voor, Sjaak? “Auto Inruilen, Vergeet Diskettes.”

~

Youp van ‘t Hek

De oudejaarsconference op prime time was – na twee jaar zonder hem – weer eens weggelegd voor Youp van ’t Hek. Helaas kwam hij in zijn show Het Zelfmoordcommando weer met een geijkt Van ’t Hek-verhaal, waarin hij ons voorkauwde dat het in het leven niet gaat om het doel, maar om ‘de reis ernaar toe’. Een verhaal waarvan het einde al gauw te raden viel, wat niet echt zorgde voor spanning. Bovendien passeerden er veel thema’s die Van ’t Hek al zo vaak behandeld heeft: de dierenverhalen, zijn faalangst, de mislukte uiterlijkheden van de toeschouwers en uiteraard zijn succesvolle actie om het Bucklerbier uit de winkelschappen te krijgen. Van ’t Hek wist niet te verrassen, hoewel hij met een aantal meesterlijke grappen, waarbij hij geen enkel onderwerp schuwde, de kijker toch een plezierige oudejaarsavond wist te bezorgen.

Zo vraagt Van ’t Hek zich af waarom ze in ’t Gooi niet een tsunami over zich heen krijgen, grapt hij over de liquidaties in Amsterdam (“Ik hoorde laatst in een café mannen spreken over seizoensopruiming”) en staat hij stil bij het vluchtelingenprobleem in Nederland: “Natuurlijk willen ze naar Nederland. En dan kunnen wij het proberen tegen te houden met een brandje.”
Het meest aansprekende moment is wel als Van ’t Hek de vraag stelt of het zelfmoord is voor een cabaretier om te tekenen bij De Mol – daarmee verwijzend naar “Cheque” Spijkerman – en de zaal zich er daadwerkelijk mee gaat bemoeien; dan is het hem toch weer gelukt het publiek aan zich te binden. Wat ook wel blijkt uit het feit dat ruim tweeëneenhalf miljoen televisiekijkers de onemanshow van Van ’t Hek op Oudejaarsavond volgden.

Of er daarom meteen ook een nieuwe eindejaarsshow van Van ’t Hek in 2006 moet worden ingepland, is nog maar de vraag. Want ook Terwijn, Lebbis en Jansen en Bral staan te popelen om dit gat te vullen. Om nog maar niet te spreken van al dat andere cabarettalent dat komend jaar wellicht voor vuurwerk weet te zorgen…