Film / Films

Wonderbaarlijk stuk filmgeschiedenis

recensie: Shaw Brothers Collection

De broertjes Shaw, oorspronkelijk bioscoopeigenaren, groeiden na de tweede wereldoorlog al gauw uit tot de grootste filmproducenten van China, en behielden deze positie totdat in de jaren tachtig de genres waarin ze zich specialiseerden uit de mode raakten. Nog steeds worden de films vaak niet echt serieus genomen, ondanks studies van grote namen als David Bordwell. Maar dat de historische kung fu- en zwaardvechtklassiekers van de Chinese filmgiganten een mijlpaal zijn in de filmgeschiedenis, staat buiten kijf.

Hun invloed is ook aanzienlijk: Quentin Tarantino mag dan in zijn Kill Bill-tweeluik dwepen met de vergane glorie van de Shaw Brothers, hun impact op een hele generatie oosterse filmmakers is veel belangrijker. Niet alleen gevierde actiefilmmakers als Hark Tsui en John Woo (die zijn carrière begon als assistent-regisseur bij een Shaw-regisseur) haalden hun inspiratie uit de Shaw-films, maar alle gevierde Aziatische filmhuisnamen (Edward Yang, Yimou Zhang en Kar-Wai Wong bijvoorbeeld) werden met de Chinese formulefilms grootgebracht. Wong maakte met Ashes of Time nota bene zelf een heuse zwaardvechtfilm, en Zhang scoorde pas echt een hit toen hij bewapende helden door de lucht liet vliegen in Hero.

Duizend films

Scène uit Come Drink With Me
Scène uit Come Drink With Me

De Shaws schreven geschiedenis met een enorme reeks genrefilms, waarvan de vechtfilms het bekendst zijn geworden. Toen de productie goed op gang kwam werd massaproductie ingevoerd; zodra het studiocomplex Movie Town in de jaren zestig eenmaal voltooid was, werden daar voor de Shaws al gauw zo’n 25 films per jaar geschoten. Het gigantische studioterrein van de Chinezen spreekt nog steeds tot de verbeelding, en het lijkt onvoorstelbaar dat zoveel films op dezelfde plek op werden genomen, hoewel de doorgewinterde kijker al gauw dezelfde locaties in verschillende films herkent. De buitenlocaties hadden vlaktes, bergen, een meer, bruggen, en zelfs een replica van de Chinese Muur, de binnencomplexen technische studio’s, eetzalen, oefenruimtes, barakken en appartementen. Er werkten zo’n 1200 mensen dag en nacht aan de filmproducties, en de sterren en regisseurs, die in exclusieve dienst van de Shaws stonden, woonden op het terrein.

Zo produceerde de Shaw Brothers in hun hoogtijdagen (medio jaren zestig tot medio jaren tachtig) meer dan duizend films. Men vermoedde dat de negatieven van deze ontzagwekkende filmschat verloren waren gegaan. Maar het overgrote deel bleek in uitstekende staat te verkeren toen de rechten van de gehele collectie in 2000 eindelijk verkocht werden aan distributiegigant Celestial Pictures. Die maatschappij nam twee jaar later de ontzaglijke klus op zich om een selectie van niet minder dan 760 films te restaureren en op dvd uit te brengen. Dit is waarschijnlijk het grootste filmrestauratieproces dat ooit ondernomen is: nog steeds wordt elke maand een aantal films opgepoetst en klaargestoomd voor een dvd-uitgave, in origineel ‘Shawscope’-formaat, met gecorrigeerde kleuren en een vlekkeloze soundtrack. Wie wel eens een videoversie van een Shaw-film heeft gezien, zal versteld staan van het verschil.

Ballet

Scène uit The 36th Chamber of Shaolin
Scène uit The 36th Chamber of Shaolin

Dutch Filmworks heeft prettig genoeg een tiental van de films voor de Nederlandse liefhebber beschikbaar gesteld. Die selectie bevat voornamelijk ware vechtklassiekers van de drie grote regisseurs Cheh Chang (Che Zhang), King Hu (Chin-Chuan Hu) en de jongere Kar-Leung Lau (Chia-Liang Liu), maar ook wat onbedoeld hilarische genrerommel als Oily Maniac en Mighty Peking Man– de Chinese King Kong. Helaas ontbreken de talloze operaverfilmingen, musicals, melodrama’s en contemporaine misdaadfilms, zodat je geen helder beeld krijgt van al de producties van de Shaws. Maar de liefhebber zal er niet om malen dat de nadruk op kung fu- en zwaardvechtfilms ligt: de uitgekozen films behoren tot het beste wat de genres ooit opgeleverd hebben. King Hu’s invloedrijke Come Drink With Me (1966) bijvoorbeeld was een van de eerste ‘moderne’ zwaardvechtfilms, die het genre opnieuw populariseerde; een unieke film met zijn balletachtige choreografie, en met bovendien een vrouw als held. Een ander voorbeeld is Kar-Leung Lau’s The 36th Chamber of Shaolin (1978). Deze film begint met de clichés van een kung fu-drama, maar blijkt al gauw een magnifiek schouwspel vol verrassingen, met enthousiaste acteurs en een grote technische finesse, met name in de montage (alleen overmatig gebruik van de destijds vernieuwende techniek van de zoomlens dateert de film). Humor zou pas later zijn intrede in het genre doen, en het is Lau die hiermee de weg baande voor latere idolen als Jackie Chan en Sammo Hung.

De Nederlandse schijfjes kosten een schijntje, en dat is er ondanks de zeer fraaie verpakking helaas aan af te zien: de extra’s zijn verdwenen, en de ondertiteling is een amateuristische sjabloonvertaling. Kleine kanttekeningen bij zo’n schitterend kijkje in een wonderbaarlijk stuk filmgeschiedenis.

Boeken / Fictie

Een overgestileerde crash

recensie: DBC Pierre - Ludmila’s Broken English

.

A big and bold stroke

“Dirty But Clean Pierre”, voor de burgerlijke stand Peter Finlay, heeft een leven achter de rug dat wat opbouw betreft veel op zijn boeken lijkt. Hij werd in 1961 geboren in Australië maar groeide op in Mexico, waar zijn vader om carrièreredenen met zijn gezin naartoe verhuisde. De Finlays waren rijk en Peters kindertijd was rustig en luxueus. Toen hij negentien was begon de zaak te ontsporen: eerst stierf zijn vader, niet lang daarna werd de familie financieel geruïneerd door de nationalisering van de Mexicaanse banken. Daarna veranderde het leven van DBC in een neerwaartse achtbaanrit: hij begon geld te lenen, eerst voor zijn familie, later voor zijn eigen drugs. Hij maakte enorme schulden, lichtte onbekenden op (onder andere door ze wijs te maken dat hij het goud van Montezuma wist te vinden), bedroog zijn eigen vrienden en dacht naar eigen zeggen toen hij tegen de dertig liep: “How the fuck did I get here?”.

De berichten uit de jaren negentig zijn tegenstrijdig. Pierre zelf beweert dat hij zich als kluizenaar terugtrok, en, al luisterende naar Russische orkestmuziek, zich aan zijn “big and bold stroke” wijdde: een roman schrijven. Het was een poging om in één klap een normaal leven te beginnen én zijn schulden af te kunnen betalen. Zijn debuut móest een succes worden. En het ongelooflijke gebeurde: Vernon God Little werd een verkoopsucces en dat niet alleen, het werd direct geconsacreerd door de gevestigde literatuurwereld met de toekenning van de Man Booker Prize, een van de meest prestigieuze onderscheidingen in mondiaal letterenland.

Doelgerichte ontsporing

De afgekickte (“clean”) maar nog even vuile Pierre keert nu, drie jaar na zijn doorbraak, terug met Ludmila’s Broken English, een boek geschreven onder aanmerkelijk minder gecompliceerde omstandigheden dan zijn eersteling. Het boek zelf is juist gecompliceerder. Twee verhalen uit ‘de nabije toekomst’, om en om verteld, worden pas over de helft van het boek met elkaar verweven. In het eerste verhaal draait het om de Britse Gordon-Marie (“Bunny”) en Blair Heath, een voormalig Siamese tweeling die pas op hun drieëndertigste fysiek worden gescheiden en losgelaten uit hun verzorgingstehuis.

Na de volledige privatisering van de overheid en daarmee van het zorgsysteem, is het simpelweg goedkoper om de broers aan de “care in the community” over te laten. De Heaths reageren zeer verschillend op de plotselinge (bewegings-)vrijheid: Blair tracht zich op alle mogelijke manieren te storten in de overspannen wereld van de open markt en het hoogkapitalisme, het ‘geloof in jezelf’ en de vrije sex, terwijl Bunny enkel terugverlangt naar de beschermende koepel van hun verzorgingstehuis.

Het tweede verhaal speelt in Ublilsk, een postcommunistisch ministaatje in de Kaukasus, beschreven als “a compacted heap of dung and snow”. Het toch al instabiele republiekje staat op het punt te worden veroverd door het nabije Gnezvarikstan en oorlog, geweld, armoe, honger en dood dreigen. De knappe, jonge Ludmila woont in een boerengehucht maar droomt van een vlucht uit haar armoedige leven. Met haar minnaar Mikhail wil ze proberen de “the fountainhead of war”, het Westen, te bereiken; daar moeten immers vrede en overvloed te vinden zijn. Een maffe, maar niettemin geloofwaardige reeks incidenten leidt ertoe dat Ludmila uiteindelijk haar foto post op een Russische bruiden-website, waarna de link met de Britse tweeling gelegd kan worden en een orgiastische botsing tussen oost en west plaats kan vinden. Pierre werkt zelfbewust en doelgericht naar die ontsporing toe.

Overstilering

De satire is duidelijk – ligt er zelfs wat dik op-, het Westen, het Kapitalisme, onze hedonische party-wereld: we kunnen het in onze zak steken. Maar wie dat wil doen krijgt wel te maken met Pierre’s stijl, die met ‘bloemrijk’ nog maar zeer ten dele is beschreven. Het lijkt erop dat dit de toegevoegde waarde is van een Pierre-roman in rust geschreven, maar het had beter zonder gekund. Voorbeelden: in Ludmila’s Broken English loopt of kijkt niemand. Bij Pierre heet lopen “bowling”, “booming over”, “washing along like sperm” en kijken omschrijft hij met “curl an eye”, “beach a fat eye”, “throw a volley of blinks”, “poke deadly eyes”. Het is even aardig, maar al snel vermoeiend lezen en vooral zo onwaarachtig als wat: het boek wil zo ontzettend graag stilistisch origineel en anders zijn, dat het zo gekunsteld en nep wordt als een bos plastic tulpen met lichtjes erin. Het boek is een crash, maar een overgestileerde crash.

Ludmila’s Broken English heeft niettemin een hoop te bieden: een venijnige maar humoristische blik op de stand van zaken, politiek en moreel, maar ook de ‘kladderadatsj’ aan het einde en de (letterlijk vertaalde?) overdreven formele frasentaal der sombere Kaukasiërs. Maar of het nu aan de ’tweede-boek-koorts’ ligt of iets anders: de stijl haalt veel van de vaart uit de Pierre-ervaring, en juist van die vaart moet hij het hebben. Hopelijk vliegt DBC Pierre de volgende keer weer wat harder, rauwer en onopgesmukter uit de bocht.

Nederlandse vertaling: DBC Pierre • Ludmila’s gebroken Engels • Uitgever: Podium • Prijs: € 18,50 (paperback) • 331 pagina’s • ISBN 9057590573

Theater / Achtergrond
special:

Wraak in woord en beeld

~

De posters ter aankondiging van het Wraakfestival met daarop de afbeeldingen van Verdonk, Mohammed B, Cohen en Hirshi Ali bepalen al wekenlang het straatbeeld in Amsterdam. Met teksten als “Heeft Cohen de wraak op Ajaxsupporters voorkomen?” en “Heeft Verdonk wraak genomen op Taïda Pasic?” hebben ze voor de nodige ophef gezorgd. Zo werden de posters met Mohammed B. erop met nepbloed beklad. Tegenwoordig is wraak helaas weer een hot item. Denk maar aan eerwraak binnen families, de vrouw die een tasjesdief doodreed, moskeeën die in brand worden gestoken en de explosieve stijging van afrekeningen in het criminele circuit. Het (jonge) publiek werd dit weekend op een speelse manier aan het denken gezet over dit serieuze onderwerp.

~

Op zaterdag 25 en zondag 26 maart vond in de Amsterdams Stadsschouwburg het door Urban Myth georganiseerde Wraakfestival plaats. Op deze performanceavonden staat heel de programmering in het teken van het onderwerp “Wraak”. Urban Myth is een productiekern die voorstellingen, talkshows en performanceavonden maakt voor twintigers en dertigers. De makers zijn voortdurend op zoek naar nieuwe theatervormen geïnspireerd door jongeren uit de grote stad. Urban Myth doet dit door verschillende disciplines samen te brengen. Zo willen zij een jong publiek bereiken dat maatschappelijk geëngageerd en cultureel geïnteresseerd is, maar niet zo vaak in de grote theaters te vinden is, zeker niet de Stadsschouwburg. Met veel beelden en muziek worden thema’s toegankelijk verpakt. Er is van alles te zien en beleven: een talkshow, een debating-wedstrijd, een theatervoorstelling, een diner en verschillende korte performances. Het thema wraak wordt uitgebeeld in woord, beeld en geluid en het festival is daarmee een waar multimedia spektakel.

~

Bloederige broedertwist

Familietragedies zijn tegenwoordig weer aan de orde van de dag. Daarmee is de voorstelling Thyestes helemaal van deze tijd. Thyestes is een multimediale solovoorstelling van Jörgen Tjon a Fong. De oorspronkelijke mythe gaat over de Griekse staat Mycene waar een nieuwe koning moet komen. De broers Thyestes en Atreus maken beiden aanspraak op de troon. Het mondt echter uit in een bloederige broedertwist waarin de ene broer een vreselijk plan verzint om wraak te nemen op zijn broer die hem de troon ontnam. Tijdens een verzoeningsmaaltijd schotelt Atreus Thyestes zijn drie zoons voor. Zich van geen kwaad bewust eet Thyestes zijn eigen kinderen op en wordt het levende graf van zijn eigen nageslacht. Het is de ultieme wraak van Atreus. Wraak was in de beschaving van de oude Grieken iets vanzelfsprekends. Waar nu deze rauwe vorm van wraak (gelukkig) afschuw opwekt, was het destijds je plicht om wraak te nemen op degene die jou of je geliefde iets had aangedaan.

Tjon a Fong plaatst deze Griekse tragedie over ultieme wraak in een modern jasje. De voorstelling speelt zich af op het toneel van de Grote Zaal, zowel acteurs als publiek bevinden zich op het toneel. De makers hebben gekozen voor een multimediale vorm die helemaal past bij de jeugdige doelgroep die het zappen tussen disciplines gewend is. Er wordt gebruik gemaakt van live gesamplede en gemanipuleerde beelden, dia’s, poppenkast, vocoders, dancemuziek en traditioneel toneel. Jammer genoeg wordt de voorstelling hierdoor ook rommelig en komt de verhaallijn niet goed uit de verf. Met deze multidisciplinaire vorm van theater moet je oppassen dat je niet al je kruit in een keer verschiet. De dramatische lijn van het verhaal komt op deze manier niet goed over.

Het had allemaal wat geconcentreerder en scherper gemogen. Met name wanneer Tjon a Fong op een gegeven moment besluit om de broers van mensen uit het publiek op te gaan bellen, om hen te vragen wat het ergste is wat de broers elkaar ooit aangedaan hebben, haalt dit enorm de vaart uit het stuk. Tjon a Fong is een goed en charismatisch acteur, daar ligt het niet aan, maar dit stuk smeekt om een dramatische spanning. Door het gebrek hieraan komt het publiek er pas vrij laat achter waar het in dit verhaal nou precies om gaat: wat voor afschuwelijks de ene broer de andere aandoet. Gedurende de voorstelling kom je alleen via flashbacks te weten wat Atreus’ motivatie was voor zijn verschrikkelijke daad. Dit terwijl de plot eigenlijk al in de epiloog bekend wordt gemaakt. Zeker als je de mythe van Atreus en Thyestes niet kent is de voorstelling behoorlijk verwarrend. Ook had ik graag meer raakvlakken en verbindingen met het heden terug gezien in de voorstelling. Alleen het gebruik van moderne technieken, is op zich niet zo buitengewoon vernieuwend.

~

Gepassioneerde discussie

Op zaterdag was er een talkshow over het thema en op zondagmiddag was er een debating-wedstrijd over wraak. In een boksring werden stellingen als “Wraak is intelligente mensen onwaardig” en “Eerwraak is geoorloofd als jouw geliefden worden gekrenkt” verdedigd of ontkracht. De winnaar werd bepaald door een decibellenmeter. Het publiek deed goed mee, had een sterke en inhoudelijke mening en er werden verdomd intelligente opmerkingen gemaakt. De deelnemers verdedigden hun mening vol passie en probeerden zoveel mogelijk mensen te overtuigen van hun gelijk. Het was interessant en een beetje griezelig om te zien hoe iemand met een afwijkende mening, je toch weet te overtuigen van zijn of haar standpunt. Als je maar met genoeg emotie en overtuigende feiten over de brug komt, dan kan je waarschijnlijk verzekerd zijn van veel bijval van het publiek.

Dikke huid

Als afsluiter van de zondagmiddag werd de videofilm Olifant vertoond. De film is duidelijk geïnspireerd door Gus van Sant’s Elephant en verwijst ook naar de dikke huid van het dier. Iets wat je nodig hebt om te overleven op straat. De film werd door Amsterdamse scholieren speciaal voor het Wraakfestival gemaakt. De jongeren verzamelden hun eigen ervaringen en ideeën over wraak, deze vormden het uitgangspunt voor het script. Een lowbudget productie, gemaakt met scholieren zonder filmervaring, maar juist daardoor een film die heel puur en echt overkomt. Het gaat over jongeren in de Bijlmer die wraak nemen op elkaar. Iedereen heeft zijn eigen visie op de werkelijkheid en daardoor een eigen waarheid. De film is met 20 minuten te kort om echt diep te graven in de karakters en de beweegredenen van de hoofdpersonen, maar de essentie is duidelijk.

~

Van boksring tot dansvloer

Beide avonden werden afgesloten door performances met DJ’s, spoken word optredens, breakdancers en VJ’s. Eboman bijvoorbeeld drukte wraak uit in beeld en geluid en Natasha Jakavleva zong een wraakaria. Er waren ook optredens van onder meer Senna en Kamp18 en DJ’s Babalicious, Taco Fett en DFJef. Kortom, de dagen vol discussie en standpunten mondden uiteindelijk uit in een lekker relaxed feestje.

Doorbroken conventies

Moeten wij het heft in eigen handen nemen? Moet je je inhouden en aanpassen aan de heersende wetten en regels, of zijn er situaties waarin wraak verantwoord is? Of is wraak toch gewoon een teken van domheid, een oerdrift? Iedereen heeft hier zo zijn eigen mening over. Toch heerste er een positief en saamhorig gevoel in de gangen en zalen van de Stadsschouwburg. Het was druk, er waren naast de organisatoren veel vrienden van deelnemers en artiesten aanwezig, maar ook mensen die nieuwsgierig waren geworden door de postercampagne, blogs en communities. Het was een goede combinatie van wat oudere bezoekers en jong publiek. En het streven om met de witte toneelwereld te breken lijkt geslaagd. Ruim de helft van de bezoekers bestond uit een ander, veel jonger en kleurrijker, publiek dan men gewend is in de Stadsschouwburg. Iedereen hing lekker in banken en op zitkussens, er werd smakelijk gegeten en gedronken en een hoop mensen waren gelukkig niet bang om hun mening te geven over dit lastige onderwerp. Het festival was leuk, interessant en afwisselend. Urban Myth is erin geslaagd om een juiste balans te vinden tussen inhoud en entertainment. Een goed initiatief van Urban Myth om een dergelijk – toch controversieel – thema aan te snijden en zo met conventies te breken. Volgende keer iets meer vaart en minder wachtmomenten, dan is het helemaal goed.

Het Wraakfestival komt ook naar Lantaren/Venster in Rotterdam (7 april) en Theater de Poorterij in Zaltbommel (26 april o.v.b.).

Muziek / Album

Jammer, maar dan anders

recensie: Ms. John Soda - the Notes and the Like

Oerdegelijk, net als de gemiddelde Bayerische Motor Werke. Dit zuid-Duitse project onder de naam Ms. John Soda is er een dat binnen de grenzen van het toegestane blijft. Schitterend, dat wel, maar het heeft niets dat we nog niet kennen. Terwijl de dingen die ze deden toch wel de nodige scherpe randjes bezaten. Dit keer is het meer schoon kabbelen met de ingrediënten elektronica en analoge instrumenten. Daar kun je je geen buil aan vallen.

Ms. John Soda is sinds het debuut No P. or D. uit 2002 het project van Micha Acher en Steffi Böhm. John Soda was tijden lang de mascotte; noem het hun variant op Iron Maidens’ Eddie. Op t-shirts en platen was de robot te zien en symboliseerde hij hetgeen Ms. John Soda wilde uitdragen: de analoge voorstelling van de digitale wereld. En in die wereld, veelal met de wortels in het kleine Zuid-Duitse plaatsje Weilheim, hebben Acher en Böhm hun sporen al dubbel en dwars verdiend. Acher onder andere bij the Notwist en Tied & Tickled Trio, en Böhm bij Couch en Borrowed Tunes.

De Weilheimvijver

~

The Notes and the Like moest iets anders worden dan No. P. or D. Ms. John Soda wilde een songwriterplaat maken, met veel dynamiek in geluid, en het moest vooral een warme plaat worden. Een warme elektronische plaat. En dat is zeker gelukt. Minder dynamisch dan het debuut en minder digitaal dan voorheen, maar wel iets typisch herkenbaars. Denk aan the Postal Service, Tarwater of aan het project van broer Marcus Acher: Lali Puna. Want daar schurkt het toch wel vaak heftig tegenaan. Misschien wel iets te heftig. Waardoor de vragen gesteld kunnen worden, wat Ms. John Soda met the Notes and the Like wil vertellen en of de Weilheim-vijver overvol is geraakt.

Onbevredigend

Hoewel de plaat allemaal mooie popsongs, met alle een digitale ondertoon, bevat, voelt het niet helemaal lekker. Over de schoonheid, met nummers als Hands, het sfeervolle A Million Times of Line by Line, is geen twijfel mogelijk. Andere afwijkende nummers als het rockende Scan the Ways of het electrogeladen No. One zijn allemaal pareltjes. Het enige dat ontbreekt is de kracht, de energie of de overtuiging van andere indietronica, die je uit het verleden zou kunnen kennen. Dubbel, dat is misschien de beste omschrijving. De band haalt zijn doelstelling, zonder twijfel. Alleen het resultaat is voor de liefhebber ietwat onbevredigend.

Muziek / Album

Het vijfde studioalbum van Placebo is wat je ervan verwacht

recensie: Placebo - Meds

Voor haar vijfde studioalbum riep de band van de charismatische, androgyne zanger/gitarist Brian Molko onder andere de hulp in van sexy The Kills-zangeres Alison Mosshart (aka ‘VV’). Je zou bijna gaan denken dat Molko en co willen ‘meeliften’ op het succes van één van de hipste rockduo’s van de afgelopen jaren. Want al verkocht Placebo van zijn laatste reguliere album – het in 2003 verschenen Sleeping with Ghosts – dan wereldwijd 1,4 miljoen exemplaren, ‘hip’ is bepaald niet het eerste woord waar je aan denkt als het over Placebo gaat.

En toch is dat dus niet hoe de vork in de steel zit. Brian Molko blijkt The Kills-zanger Jamie Hince (aka ‘Hotel’) namelijk nog te kennen uit zijn schooltijd en liet diens band al eerder optreden in het voorprogramma van Placebo. Toen voor het puntige Meds een zangeres nodig was, was Hince’s wederhelft, de bevallige Alison Mosshart, een logische eerste keus. Het moet gezegd, het contrast tussen de sexy, zwoele stem van Mosshart en het nasale stemgeluid van Molko pakt goed uit! Geniaal is ook de regel waarmee Mosshart Molko in het refrein met de neus op de feiten drukt: “Baby, did you forget to take your meds?”. Ook REM-zanger Michael Stipe is op Meds van de partij (Broken Promise) al herken je zijn stem dan nauwelijks.

Terug naar vroeger

~

Meds werd in de zomer van 2004 geschreven in Zuid-Frankrijk en in acht weken tijd opgenomen in de RAK Studios in Londen. Producer Dimitri Tikovoi heeft ditmaal nadrukkelijk geprobeerd om de sfeer terug te krijgen van het debuutalbum. Dat wil zeggen: niet te veel experiment, maar vooral energie! Meds klinkt overigens vrij duister voor een album dat is geschreven in het zonnige Zuid-Frankrijk. Vanwege die duistere sfeer en de gebruikte elektronica doet Meds mij af en toe denken aan Depeche Mode’s laatste album Playing the Angel (Infra Red, intro van Post Blue), terwijl ook Marilyn Manson (het intro van Space Monkey) en zelfs Mogwai (Follow the Cops back Home) nog even voorbij komen.

Tekstueel is er sinds 1997 weinig veranderd; nog altijd zijn het de persoonlijke, neo-romantische teksten waarin Molko verhaalt over verbroken relaties en gekrenkt zelfvertrouwen. Een begenadigd tekstschrijver zal Molko wel nooit worden- vaak neigt het zelfs naar rijmelarij-, maar dat is ook niet waar het bij Placebo om is te doen; waar het Molko wel om gaat, is het neerzetten van een bepaalde sfeer. Iets dat ook nu weer uitstekend is gelukt!

Verrassend constant

In vergelijking met de vorige vier reguliere Placebo-albums kent Meds opvallend weinig albumvullers. Eigenlijk mag alleen het gestaag voortkabbelende In The Cold Light of Morning tot die categorie worden gerekend (al is Follow the Cops back Home ook niet heel erg spannend). Wat dat betreft is dit zonder twijfel één van de meest constante Placebo albums tot op heden. Met als hoogtepunten het melancholieke Pierrot the Clown, het onheilspellende Space Monkey, Broken promise, afsluiter Song to Say Goodbye en de eerste single Because I Want You (waarvan Russel Lissack van het hippe Bloc Party inmiddels een remix maakte).

En toch hou ik een dubbel gevoel over aan deze nieuwe van Placebo. Qua energie haalt Meds het namelijk bij lange na niet bij Placebo’s in 1996 verschenen debuutalbum. De bijna Smashing Pumpkins-achtige, logge riffs van het debuut, ze lijken verder weg dan ooit. Dat wisten we natuurlijk al lang, maar toch had ik even goede hoop toen werd gesproken over de ‘sfeer van het debuutalbum’.

Muziek / Album

Intense zielenpijnpop van de bovenste plank

recensie: Band of Horses - Everything all the time

Vergeet the Shins. Echt. Zij mochten misschien de boeken in gaan als de meest succesvolle SubPop-band uit het post-Nirvana-tijdperk. Maar na het horen van Everything all the Time van Band of Horses lijkt dat succes met rasse schreden te vervagen. Het klinkt overdreven; de zoveelste hype in wording, maar: believe the hype. Al is het maar voor deze ene keer. Denk aan een onvermoeibare combinatie van Neil Young, The Beach Boys en My Morning Jacket. Denk aan intense, met hartzeer en zielenpijn gevulde pop van de bovenste plank.

~

Het voelt goed, het klinkt episch en het is meeslepend. Zo theatraal als de huidige popklanken uit Montréal kunnen klinken en zo traditioneel als de onverwoestbare tonen van Neil Young. En dat afkomstig van een duo uit Seattle: het duo Ben Bridwell en Matt Brooke. Beide afkomstig uit de voorloper van alle Death Cab for Cuties die vandaag de dag over komen waaien uit California: het geïmplodeerde Carissa’s Weird. Bridwell en Brooke formeerden met z’n tweeën eens November 16th, maar ook dat ging ter ziele. Hun samenwerking mondde in 2004 uit in Band of Horses, compleet ontdaan van alle georkestreerde pop, die tot dan toe altijd rondom het duo en hun kornuiten bleek te zweven.

onvervalst

Nee, Band of Horses klinkt puur en is ontdaan van tierelantijnen. Hier en daar een aanvullende banjo of een fijne steel guitar, maar dat is alles. Dat neemt niet weg dat de gitaren, zij het bedeesd, wel kunnen scheuren, zoals in Wicked Gil. Vanaf de toepasselijke opener The First Song tot aan het einde van de plaat klinkt de stem van Bridwell als die van Brian Wilson en heeft het de klank en badkamergalm van My Morning Jackets Jim James. Het heeft iets afstandelijks, het geeft het geluid de nodige ruimte en maakt de sound authentiek.

Hoog niveau

De kracht van Everything All the Time zit hem in de nummers en vooral in de bezielende ondertoon. Zoals het dynamische The Funeral, dat met fantastische aanzetten kracht wordt bijgezet, een bijna over the top gedreven zanglijn kent, een geweldige melodische thematiek bevat en daardoor zeer sterk in elkaar zit. De perfecte rust, daarentegen, wordt gezocht met St Augustine, dat met een als harp getokkelde gitaar en een basstem als afsluiter apart en bedaard de energie van de rest van de plaat nog een extra boost geeft. The Great Salt Lake kent de ideale poplijnen, van het niveau van The Beach Boys’ Pet Sounds, terwijl Weed Party door zijn bezieling Everything All the Time zonder moeite naar grote hoogten tilt. Geweldig. Wat een fantastische plaat.

Boeken / Non-fictie

De faustiaanse boekenberg

recensie: Gabriël Zaid - Zo veel boeken

“Het lezen van boeken groeit rekenkundig; het schrijven van boeken groeit exponentieel. Als onze passie voor schrijven ongehinderd doorgaat, zullen er in de nabije toekomst meer mensen zijn die boeken schrijven dan lezen”. Het is de prikkelende openingszin van Zo veel boeken, een boek (!) over de alsmaar groeiende economie van het boek en het boek als boodschapper in de oneindige conversatie die onze cultuur is.

De zin klinkt alsof de malthusiaanse val van het literaire bedrijf elk moment dicht kan klappen. De vraag is hoe serieus de auteur, de Mexicaanse dichter en essayist Gabriël Zaid, het zelf allemaal neemt. Hopelijk niet al te serieus. Soms neemt Zo veel boeken namelijk, met al haar goede bedoelingen, absurde vormen aan.

Narcisme

~

Er komen veel voor de boekenlezer herkenbare thema’s voorbij, zoals schuldgevoelens over ongelezen boeken en boeken als statussymbool. In eerste instantie lijkt de tirade tegen de ijdelheid van schrijvers nog wel enig hout te snijden: “Veel auteurs schrijven niet voor hun lezers maar om hun curriculum vitae op te vullen”. Het woord narcisme valt hierin vaak. Hoewel Zaid de grote diversiteit aan boeken in onze kapitalistische samenleving toejuicht, lijkt hij de intellectuele geldingsdrang die aan de diversiteit ten grondslag ligt, te verafschuwen. Hij lijkt hierin niet helemaal consequent.

Het boek is daarnaast bezaaid met steeds idiotere oneliners in de trant van: “Er worden in zo’n hoog tempo boeken gepubliceerd dat ze ons exponentieel onwetender maken”. Feitelijk een totaal oninteressante opmerking gezien het feit dat de geschiedenis ons een steeds grotere canon heeft geleverd, waardoor er al eeuwen bijna geen mens de fysieke mogelijkheid meer heeft om echt belezen te zijn. En of we echt onwetender zijn geworden durf ik sterk te betwijfelen. Het lijkt in ieder geval in strijd met zijn eigen stelling dat de maatstaf niet het aantal boeken wat we gelezen hebben moet zijn, “maar de toestand waarin ze ons achterlaten”.

Harde cijfers

Desondanks lijkt Zaid geobsedeerd door de kwantitatieve gegevens die als een alsmaar groeiende hoop sneeuw op het dak van onze beschaving drukt: elke dertig seconden verschijnt er een boek! Zaid rekent verder voor ons uit dat het voor de westerse mens, onder het motto ’tijd is geld’, duurder is om te lezen dan om een boek te kopen. Conclusie: eigenlijk moeten schrijvers betalen om gelezen te worden.

Wanneer Zaid de voordelen van boeken gaat opsommen wordt het helemaal hilarisch: boeken zijn draagbaar, je kunt ze in je eigen tempo lezen en er is geen afspraak voor nodig om ze te kunnen lezen. In plaats van al deze voor de hand liggende feitjes had ik liever een paar tips gekregen om mij op een fatsoenlijke wijze door de immense boekenberg te worstelen.

Hoe serieus Zaid het zelf ook neemt, uitgever Bert Bakker deed dat in ieder geval niet. Want het is toch wel zeer opmerkelijk dat NRC Handelsblad onlangs ontdekte dat het boek van Zaid reeds in 1973 is gepubliceerd in het Spaans en dat het bij Bert Bakker verschenen boekje een ietwat slordige vertaling is van een Amerikaanse vertaling (inclusief wat aanvullende hoofdstukjes van Zaids hand) uit 2003. Het lijkt eigenlijk wel een passende behandeling voor een curieus boekje.

Film / Films

Misdaadclichés in nachtelijk New Jersey

recensie: Running Scared

De actiethriller Running Scared is geschreven en geregisseerd door Wayne Kramer, die in 2003 verantwoordelijk was voor de casinofilm The Cooler. Zijn nieuwste film is één grote flashback van een nachtelijke zoektocht door de criminele onderwereld van New Jersey. Alle misdaadclichés zijn aanwezig: gewelddadige criminelen, corrupte politieagenten, de Russische maffia en pooiers en prostituees – ze passeren deze nacht allemaal de revue.

~

Joey is een kleine crimineel die als taak heeft wapens te laten verdwijnen nadat deze zijn gebruikt bij criminele activiteiten. Maar in plaats dat hij deze hot guns voorgoed opruimt, bewaart hij ze in zijn eigen kelder als oudedagsvoorziening. Wanneer buurjongen Oleg bij toeval op deze indrukwekkende verzameling wapens stuit, besluit de kleine man één van de wapens te stelen om er zijn gewelddadige stiefvader mee neer te schieten. Joey rest nu maar één ding: zo snel mogelijk zijn op de vlucht geslagen buurjongen plús wapen terugvinden.

Bloedspetters alom

In de eerste scène wordt direct de toon gezet voor de rest van de film: een drugsdeal mondt uit in een gewelddadig bloedbad als onverwacht de politie opduikt. Ledematen worden eraf geschoten, bloedspetters vliegen over het scherm en drugsdealers worden tegen de muur gesmeten. Ook in de rest van de film komt het geweld in sneltreinvaart voorbij, met hier en daar een morele boodschap tussen het bloedvergieten door. De grimmige sfeer van de film wordt versterkt door de korrelige, ruwe beelden en het gebruik van doffe en donkere kleuren. Bovendien is een groot deel van de film opgenomen met een losse camera, wat zorgt voor een onrustige sfeer.

~

De hoofdrol in Running Scared wordt gespeeld door Paul Walker (The Fast and the Furious). Walker doet zijn best om door middel van moeilijke blikken en veelvuldig gebruik van scheldwoorden de harde crimineel uit te hangen, maar komt niet echt uit de verf. De jonge Cameron Bright (Godsend) doet het beter, als de op de vlucht geslagen Oleg. Alle acteerprestaties worden echter compleet overschaduwd door het razendsnelle geweld in de film.

Onwaarschijnlijkheden

Hoewel regisseur Kramer zijn best heeft gedaan een aardig verhaal rond al het geweld te schrijven, is de film onnodig ingewikkeld gemaakt. Ook zit het verhaal vol ongeloofwaardigheden, zoals een criminele afrekening op het glibberige ijs van een overdekte schaatsbaan, en een vader die zijn twaalfjarige zoon meesleept door het nachtleven van de criminele onderwereld. Bovendien duikt in de film plotseling een totaal nutteloos pedofilie-subplot op waar enkele vraagtekens bij te zetten zijn. Een onwaarschijnlijke wending aan het einde van de film zorgt er uiteindelijk voor dat Running Scared elke vorm van geloofwaardigheid verliest.

De overdaad aan geweld, snelle beelden en actie zorgt ervoor dat je je in een wervelwind van filmbeelden begeeft, maar het is allemaal net iets teveel, waardoor je de grip op het verhaal verliest. Liefhebbers van razendsnelle actiefilms die bol staan van bloed en geweld kunnen hun hart ophalen – beide spatten van het scherm af – maar de filmkijkers met een wat zwakkere maag én liefhebbers van geloofwaardige films kunnen Running Scared het beste aan zich voorbij laten gaan.

Boeken / Fictie

Dagen van inkeer

recensie: Michael Lavigne - Not me

De Joodse ‘Dagen van Inkeer’ vallen tussen Rosj Hasjanah, het nieuwjaar, en Jom Kippoer, de Grote Verzoendag. In deze tien dagen overdenken mensen hun zonden, doen zij boete en vergeven zij na een collectieve schuldbelijdenis elkaar. Het is geen toeval dat het verhaal van Not me, het debuut van Michael Lavigne, juist in deze periode valt.

Michael Rosenheim (Mickey Rose voor vrienden en cabaretpubliek) is gestrand in Florida, waar hij in het ouderlijk huis woont en dagelijks zijn dementerende vader in een verpleeghuis bezoekt. De vertrouwde Joodse omgeving biedt Michael houvast. Zijn leven is op drift geraakt na zijn scheiding en de langzame aftakeling van zijn carrière als stand-up comedian. Met cynische kwinkslagen schermt hij zich van de wereld af:

I walked past the little ladies, and they all said hello. I said hello back and got into the elevator. I heard someone say, that was Gladys’s son. No, someone else said, that’s Rose’s.
They never mention the men. The men had no children. Only the women. And anyway, my mother’s name was Lily.

~

Dan krijgt Michael de dagboeken van zijn vader in handen en wordt ook de laatste grond onder zijn voeten weggeslagen. Zijn vader, “a genuinely good guy”, een uiterst devote Jood en fel aanhanger van Israël, blijkt in de Tweede Wereldoorlog geen slachtoffer te zijn geweest maar dader: hij was de Duitse accountant van het werkkamp Majdanek. Net en ordentelijk hield hij de in beslag genomen bezittingen, de gewerkte uren en de verbrande lijken bij. Toen hij hoorde dat de Russen in aantocht waren, heeft hij zich drie weken uitgehongerd en bij de ‘bevrijding’ de identiteit van één van de Joodse gevangenen aangenomen, een zekere Heshel Rosenheim.

Een piekerende zoon en een avontuurlijke vader

Manhaftig verzet Michael zich tegen deze aanslag op zijn verleden en probeert het vertrouwde beeld van zijn vader vast te houden. Maar het lukt niet. Dan komen ook andere herinneringen bovendrijven aan zijn vader, moeder en jong gestorven zusje. Michaels wereld wankelt. Wanhopig probeert hij structuur in aan te brengen:

Turning my head I could see the living room. Everywhere were piles I had organized by category. Items pertaining to Judaism, items pertaining to expressions of love. It was like looking at my own, personal, primordial soup. I had this feeling that all I had to do was reach out and give it a little stir, and life would miraculously appear in the form of a one-cell me. And if I was patient, that cell would grow and divide and multiply and evolve, and sooner or later would slog its way out of that mess and into the light of understanding.

De vertwijfeling van Michael wordt afgewisseld met dagboekfragmenten van Heinrich/Heshel, die juist uitblinkt door daadkracht en een opvallende mate van zorgeloosheid. Zelfs wanneer hij op het punt staat om ontdekt te worden als Duitser (en dit gebeurt in een kibboets tijdens de Israëlische Vrijheidsoorlog), maakt hij zich niet bijzonder druk. En terecht, want zijn ‘ontdekker’ wordt vervolgens snel dood geschoten door de Arabieren.

Heinrich/Heshel’s verhaal is een kleine avonturierroman, waarin de hoofdpersoon zich door niemand laat kennen, toch door iedereen geliefd is en telkens op het juiste moment op de juiste plaats is om deel te nemen aan het vormen van de geschiedenis. De innerlijke strijd van Heinrich/Heshel, waarbij hij langzaam de Duitse rassentheorie loslaat en zijn nieuwe, Joodse identiteit in volle overtuiging omarmt, komt er daarbij een beetje bekaaid af. Spannend zijn de belevenissen van Heinrich/Heshel absoluut wel.

(Te) goed gevulde roman

Not me gaat over identiteit en de vraag waar identiteit vandaan komt. Tegelijkertijd is het ook een boek over boete en vergeving, tot inkeer komen en de verantwoordelijkheid voor je daden nemen. In Amerika is het zelfs gelezen als een aanval op de Joodse elite, die zich door hun slachtofferschap in de Tweede Wereldoorlog voor altijd het morele gelijk hebben toegeëigend; Heinrich/Heshels bekering lijkt dit te betwisten. Goed en slecht wordt hier relatief getoond. De slechte Duitse accountant wordt later “a one-man Jewish National Fund”, niet uit schuldgevoel maar uit overtuiging.

Het zijn grote vragen waar Michael Lavigne mee worstelt in zijn debuut en hij weet ze lang niet altijd tot een bevredigend einde te brengen. Zo wordt het hele boek lang de indruk gewekt dat er een belangrijke onthulling zal volgen over de herkomst van de dagboeken, maar de uiteindelijke revelatie heeft eigenlijk maar heel weinig met het verhaal zelf te maken. Michaels obsessieve verzamelen van “clues” over zijn verleden is al vanaf moment één gedoemd om te mislukken en wordt dus snel saai, terwijl Heinrich/Heshels Duitse ordentelijkheid en koelheid hem af en toe tweedimensionaal doen lijken.

Tussen alle grote vragen door sijpelt echter het mooie, intieme verhaal van vader en zoon, Heinrich/Heshel en Michael, en hun liefde voor elkaar. Michael is inmiddels zelf ook vader, van de elf-jarige Josh die op slinkse wijze zijn vader weer terug in zijn leven probeert te krijgen. Not me is voor alles een verhaal van vaders en zoons:

Near the entrance I ran into the ladies’ club.
“It’s Golda’s boy”, one of them said.
(…) “Heshel”, I said. “I’m Heshel’s boy.”

Film / Films

Zoek de verschillen

recensie: Basic Instinct 2

Basic Instinct 2 is als een film die je ooit lang geleden hebt gezien. Hij komt je erg bekend voor, maar je weet niet meer precies hoe hij ook alweer afliep. Dus blijf je kijken.

De plot is dan ook duidelijk een kopie van Basic Instinct. De agent Nick Curran (Michael Douglas) is vervangen door psychiater Michael Glass (David Morrissey), die in opdracht van de politie een profielschets maakt van sexy schrijfster Catherine Tramell. Zij wordt, net als in het eerste deel, gespeeld door Sharon Stone. Glass raakt op dezelfde manier als Curran in de ban van de schrijfster en heeft grote moeite zaken en privé gescheiden te houden. Ook hij raakt daardoor zelf in de problemen. De VS is vervangen door de UK en ziedaar: een nieuwe film.

Seksuele spanning

~

Overeenkomsten zijn natuurlijk te verwachten, de film is immers een tweede deel. Dat Tramell exact dezelfde vrouw is, was zelfs te hopen. Stone ís Tramell, en al is ze inmiddels wat jaartjes ouder, ze is nog even verleidelijk en nog net zo kettingrokend als in de eerste film. Wederom windt de sexy schrijfster mannen moeiteloos om haar vinger.

Schrijversechtpaar Leora Barish (Desperately Seeking Susan) en Henry Bean (Internal Affairs) is verantwoordelijk voor het verhaal, en de Britse regisseur Michael Caton-Jones (Rob Roy, City by the Sea en het eveneens erotisch getinte Scandal) neemt hier het stokje over van Paul Verhoeven. Dat kan niet makkelijk geweest zijn, maar hij weet de sfeer van de eerste film perfect te vangen. Ontstond er rond deel één nog een kleine rel om de scène waarin Tramell haar benen over elkaar slaat en de kijker een fractie van een seconde een blik tussen haar benen gunt, in deel twee had de regisseur duidelijk het gevoel een reputatie hoog te moeten houden. Het origineel stond, mede door de bewuste scène, bol van de seksuele spanning. Die kon in deze vervolgfilm natuurlijk niet achterwege blijven, deze spanning hóórt bij de film, en bij Tramell. Al is het anno 2006 een stuk lastiger om nog met seks te choqueren. Gevolg: weer veel naakte lichamen die door en over elkaar krioelen, met nog extravagantere seksuele uitspattingen (een orgie bijvoorbeeld). De seksuele spanning was waarschijnlijk een van de moeilijkste aspecten om te behouden. Het de regisseur wél gelukt, ook Basic Instinct 2 is met recht een erotische thriller te noemen.

Letterlijk gekopieerd

~

Maar waarom zijn er zoveel andere overeenkomsten in de karakters en in de plot? Net als in het eerste deel verliezen ineens verdacht veel mensen op gewelddadige wijze het leven wanneer Tramell in de buurt is. Zonder dat er genoeg bewijs is tegen de schrijfster en zonder dat duidelijk wordt of ze het nu wel of niet heeft gedaan. En wederom vertoont het verhaal in haar nieuwste boek angstig veel overeenkomsten met de moorden.

Sommige scènes lijken zelfs letterlijk gekopieerd uit het origineel. Zo is er de beroemde ondervragingsscène, waarin Stone haar benen spreidt voor de camera. Zo ver gaat ze in deel twee niet, maar de rest van de scène blijft overeind: daarin ondervraagt psychiater Glass haar naar aanleiding van een ‘ongeluk’ waarbij een beroemde voetballer is omgekomen, terwijl de schrijfster bij hem in de auto zat. Ze steekt een sigaret op en Glass maakt duidelijk dat roken verboden is in het gebouw. Alsof ze het niet heeft gehoord blaast Tramell de rook langzaam uit, de welbekende sexy blik blijft rusten op Glass. Er bestaat geen twijfel over wie de touwtjes in handen heeft tijdens het gesprek.

Geen tweede Douglas

Toch doet het geen recht aan Basic Intinct 2 om te stellen dat deze film een regelrechte kopie is. Het verschil zit met name in het karakter van Glass. Hij en Curran hebben niet zoveel met elkaar gemeen, behalve dan dat ze allebei als een blok voor Tramell vallen (maar welke man doet dat niet?). Beide karakters worden achtervolgd door hun eigen verkeerde keuzes uit het verleden (Curran heeft per ongeluk onschuldige toeristen doodgeschoten, Glass heeft een moordenaar verkeerd ingeschat en vrijgelaten, die toen toch iemand vermoordde), maar er is duidelijk niet gezocht naar een tweede Michael Douglas. Gelukkig maar, want tv-acteur David Morrissey zet een overtuigende succesvolle doch getergde psychiater neer. En waar Curran uiteindelijk naast Tramell in bed belandt, gaat Glass ten onder in het web van leugens en bedrog dat zo vakkundig gesponnen is.

Maar omdat ook deze film weer een open einde heeft en de vraag of de schrijfster nu wel of niet een seriemoordenares is, weer onbeantwoord blijft, bekruipt de kijker toch het gevoel naar een herhaling te zitten kijken. Op deze manier kun je namelijk wel honderd Basic Instincts maken, en dat is geen compliment.

Basic Instinct 2 is echt een ‘deel twee’. Waarom deze film nu precies is gemaakt, is niet helemaal duidelijk, ik had aan Basic Instinct genoeg. Basic Instinct 2 voegt niets toe aan het eerste deel, er is slechts met dezelfde bouwstenen een variant gemaakt van het origineel. Hoewel de cast en regisseur uitstekende prestaties leveren en de film echt niet slecht is, is hij wel een herhaling van de eerste. Helaas.