Boeken / Non-fictie

Wat is waarheid?

recensie: Simon Blackburn - Filosofie van de waarheid

De bekende filmproducent Robert Evans maakte zich ooit de volgende bedenking: er zijn altijd drie versies van de feiten. Mijn versie, jouw versie en de waarheid. Reeds eeuwen probeert de mens zich een houding te geven tegenover iets dat ongrijpbaar is: De Naakte Feiten. Pontius Pilatus hoopte het antwoord te krijgen toen hij niemand minder dan de Messias voor zich had. Maar op zijn vraag “Wat is waarheid?” deed zelfs Jezus Christus er het zwijgen toe.

Je kan je dus voorstellen dat Simon Blackburn wel een paar keer heeft nagedacht voordat hij aan Filosofie van de waarheid begon. Zeker in deze postmoderne tijden, waarin geen plaats meer is voor grote verhalen of een dominante epistemologie als ‘Het Geloof’ of ‘De Wetenschap’, lijkt het een zware opdracht om een dergelijk boek te schrijven. Alles is relatief, en zelfs dat. Maar Blackburn gaat de uitdaging aan, en hij klaart de klus in een vlotgeschreven pil die op het einde zelfs, onvervalst en geheel van cynisme verstoken, een oproep durft te lanceren:

We kunnen de postmoderne aanhalingstekens verwijderen van de dingen die er voor ons toe zouden moeten doen: waarheid, rede, objectiviteit en vertrouwen. Ze zijn niets meer of minder dan de deugden die we moeten koesteren bij onze pogingen om de verwarrende wereld om ons heen te begrijpen.

De schrijver ziet met andere woorden geen afsluiting in de versplinterde werkelijkheid van de eenentwintigste eeuw, maar een opdracht, een uitdaging.

Friedrich Nietzsche
Friedrich Nietzsche

Gids voor wie de kluts kwijt is

Voor Blackburn is de filosofie hét instrument om tot een antwoord te komen op de vraag of waarheid mogelijk is. Aan de andere kant beseft hij ook dat juist diezelfde filosofie alles ter discussie stelt en daardoor ‘De Waarheid’ onmogelijk maakt : “woorden als ‘relativisme’ en ‘postmodernisme’ duiden op een cultuur waarin ‘alles moet kunnen'(…). Je zou kunnen zeggen dat (dit boek) een gids is voor diegenen die de kluts zijn kwijtgeraakt.” In een erg boeiende en toegankelijke schrijfstijl doorloopt Blackburn de geschiedenis – overigens niet chronologisch – en staat hij stil bij verschillende bepalende momenten.

Bijvoorbeeld ‘de filosoof met de hamer’, Friedrich Nietzsche, die het adagium lanceerde dat er geen feiten bestaan, enkel interpretaties van feiten. De streng gelovig opgevoede Duitser – zijn vader was dominee – weigerde na zijn breuk met het geloof te aanvaarden dat er enige vaststaande waarheid bestond. Blackburn legt echter de inconsequenties in diens werk bloot en wijst hem op milde wijze op contradictoire uitspraken

Uitdagingen voor het denken

Blackburn staat ook stil bij de verschillende –ismen die de filosofie kenmerken, zoals quietisme (een vorm van deconstructie die enkel de vaststaande feiten erkent), relativisme, eliminativisme en holisme (dat ervan uitgaat dat het grote verhaal, de samenhang sowieso in één groot verband kan worden gezien). Let wel, hij ziet deze stromingen niet als vals of achterhaald, maar als uitdagingen voor het menselijke denken. Hij weigert zich echter neer te leggen bij hun fatale en versplinterende karakter, en in de filosoof Wittgenstein ziet hij een dankbaar metgezel.

Het uitgangspunt van Wittgenstein was het ’taalspel’: religie heeft haar eigen begrippen, evenals wetenschap, dus het heeft weinig zin om in de ene taal over de andere te spreken. Religie moet geen uitspraken doen over pakweg evolutie, net zomin als wetenschap moet trachten God te bewijzen dan wel te ontkennen (een fout die werd gemaakt in de middeleeuwse theologie: God trachten te bewijzen door middel van de rede). Blackburn stelt het erg direct: “Wat is het gezag van een norm die zich specifiek tegen geloof richt?”

De lezer merkt dat, ondanks de vlotte stijl, dit in een eerste plaats een boek is dat zich tot een vrij specifieke doelgroep richt. Want laten we eerlijk zijn, niet iedereen ligt wakker van de vraag naar wat waarheid nu precies is, en of die al dan niet bestaat. Maar eenieder die willens nillens de wereld om zich heen ter discussie stelt, zal aan dit boek een mooie, sappige kluif hebben.

Muziek / Album

Satans bezoek aan Zweden

recensie: Deltahead - Deltahead

.

“We are sorry to announce that in a few generations nobody will remember you; it will be as if you had never existed”. Zo luidt het motto van Deltahead. Desondanks is de band haar eigen muzikale wortels niet vergeten. De muziek is namelijk, zoals uit de naam van de band al spreekt, geïnspireerd door de bluesmuziek die onstond in de Amerikaanse Mississippi Delta.

~

De ongekroonde koning van de zogenaamde Deltablues was Robert Johnson, die in 1938 werd vergiftigd door een kroegbaas wiens vrouw hij aan de haak had geslagen. De hedonistische Johnson verkocht volgens de legende zijn ziel aan de duivel, die hem in ruil daarvoor gitaar leerde spelen en hem het strottenhoofd van een jankende hellehond gaf.

“Why don’t we all get down on our knees to pray?”

En verdomd: het lijkt alsof Satan nu een bezoekje heeft gebracht aan Zweden. David Tallroth en Benjamin Quigley gaan een ongemeen intense flirt aan met de erfenis van de Deltablues. Zinnen als “Why don’t we all get down on our knees to pray?” kunnen dan ook niet onoprechter klinken dan uit hun mond. De nummers zijn vaak gebouwd rond een pakkende one-liner met nonsense als “Listen to what I say, Don’t move to Finland”, “This piece of machinery is out of order” of lekker puberaal: “I take your money, and I fuck you in the …”.

~

Het is een plaat vol onrust, zwoegende gitaren en luidkeels gedeclameerde passie die je dezelfde knikkende knieën bezorgd als de oorspronkelijke Delta-blues. Alleen dan nu in een eigentijds en Europese jasje. Je proeft de verwantschap met een Nederlandse tegenhanger als Stuurbaard Bakkebaard. Deltahead ademt een aanstekelijke muzikale vrijheid die live ook zeer de moeite waard moet zijn.

Film / Films

Als gefilmde toneelstukken

recensie: Joseph L. Mankiewicz collection

In de twintig films die de gelauwerde en met Oscars bekroonde regisseur Joseph L. Mankiewicz in zijn 26-jarige carrière maakte, is een bijzondere rol weggelegd voor de innerlijke conflicten van zijn personages. In vrijwel elk genre heeft de regisseur de mogelijkheden en beperkingen van de keuzevrijheid van de mens onderzocht. Drie van zijn films zijn afgelopen maand als Joseph L. Mankiewicz Collection op dvd uitgekomen. In die drie films, Dragonwyck (1946), A letter to Three Wives (1949) en 5 Fingers (1952), komen de veelzijdige kanten van de regisseur goed tot uitdrukking.

De films van Joseph L. Mankiewicz hebben veel weg van een gefilmd toneelstuk. Het verhaal wordt vooral gedragen door monologen en dialogen: de mogelijkheden die beeldtaal voor het vertellen van een verhaal bieden worden nauwelijks benut. De keuze voor woord boven beeld doet in een tijd waarin samenwerking met George Lucas’ Industrial Light & Magic de enige garantie voor een kassucces lijkt wat gedateerd aan. Toch valt er wel wat te zeggen voor de keuzes die Mankiewicz maakt. Net zoals in een toneelstuk de innerlijke conflicten tussen verschillende menselijke emoties centraal staan, richt de regisseur zich ook op het maken van moeilijke keuzes en de omgang met de consequenties.

Scène uit <i>Dragonwyck</i>
Scène uit Dragonwyck

Mankiewicz benadert naar eigen zeggen in zijn films de mens op analytische wijze; hij staat daarmee aan de oorsprong van een genre dat sindsdien théatre du filmé wordt genoemd. De belangrijkste eigenschap van de films is dat de voortgang van het verhaal ondergeschikt is aan de emotionele worsteling van de personages. Zijn films zijn daarmee een onderzoek naar de mogelijkheden en de grenzen van de vrije wil van zijn personages. In tegenstelling tot veel andere regisseurs uit de jaren veertig en vijftig kiest Mankiewicz hierbij voor een bij uitstek democratische benadering: vrouwen worden als zelfstandig handelende wezens voorgesteld. In plaats van te wachten op het moment waarop de held van het stuk de loop van het verhaal naar zijn hand heeft gezet en er dientengevolge ruimte is om in totale overgave aan zijn borst te liggen, zijn de vrouwen in de verhalen van Mankiewicz gelaagde wezens die best over hun eigen toekomst kunnen beslissen.

Horror, drama en spionage

De eerste film uit de collectie, Dragonwyck (1946), is een klassiek gotisch horrorverhaal. Het naïeve plattelandsmeisje Miranda Wells wordt door haar schatrijke neef Nicolas van Ryn uitgenodigd op zijn landgoed Dragonwyck. Haar streng religieuze vader heeft zijn bedenkingen over het decadente leven van Nicolas, toch gunt hij zijn dochter haar eerste uitstapje buiten het dorp. De krachten die op Miranda inwerken zijn hiermee al in essentie duidelijk. Zij is jong en lichtelijk naïef, en wil niet haar hele leven vastzitten in een traditionele dorpsomgeving. Neef Nicolas is een mondaine, kille dandy die Miranda inpakt met zijn decorum, en natuurlijk is er nog een warmhartige en goeduitziende dorpsdokter die ook naar hand van Miranda dingt. Ondanks de formidabele acteerprestaties, met name die van Vincent Price als Nicolas, is het verhaal eigenlijk net iets te veel opgebouwd uit clichématigheden om werkelijk te boeien.

Scène uit <i>A Letter to Three Wives</i>
Scène uit A Letter to Three Wives

A Letter to Three Wives (1949) doet al een stuk minder gedateerd aan: drie vrouwen ontvangen een brief van een gezamenlijke vriendin waarin deze meedeelt dat ze er met één hunner mannen vandoor is gegaan. Door verschillende flashbacks wordt duidelijk dat alledrie de vrouwen te vrezen hebben van hun grappige, intelligente, welbespraakte en charmante vriendin Addie. Dankzij de goedgekozen opbouw kan de kijker zich met elk van de drie vrouwen identificeren. Hun hoop, angst en onzekerheid wordt hierdoor goed zichtbaar.

De laatste film, 5 Fingers (1952), is eigenlijk de meest interessante van de drie. In dit waargebeurde spionageverhaal volgen we de gangen van de Duitse meesterspion Ulysses Diello – voortreffelijk neergezet door James Mason. In zijn werkzaamheden als persoonlijke bediende voor de Britse ambassadeur in het neutrale Turkije is Diello in staat de hand te leggen op de plannen voor operatie ‘Overlord’, de geallieerde invasie in Frankrijk. Ironisch genoeg gaat Diello aan zijn eigen succes ten onder: de Duitse generaals geloven niet in de authenticiteit van de ontvreemde documenten. Door de Britten verdacht van spionage en door de Duitsers verdacht van contraspionage komt de op geld en status beluste huisknecht tussen twee vuren te zitten.

Scène uit <i>5 Fingers</i>
Scène uit 5 Fingers

Mankiewicz laat Diello zien als een koelbloedige spion die niet gehinderd door gewetensconflicten geheime informatie van zijn meester fotografeert. Toch weet de regisseur dankzij een veelzijdige kijk in het leven van de spion zijn gedachtewereld aan de kijker te openbaren. Net als in de andere films uit de collectie is Mankiewicz hierin op zijn sterkst. Dialogen hebben de overhand op actie; in alle drie de films een beproefd middel om een gelaagde visie op de werking van menselijke gevoelens en drijfveren te geven.

Film / Films

Mooie plaatjes

recensie: Hana and Alice (Hana to Alice)

De Japanse mooifilmer Shunji Iwai (Swallowtail Butterfly, Love Letter) wordt evenzeer gehaat als gelauwerd. Sommigen zien zijn vertellingen als gebakken lucht, anderen als briljante kunstfilms. Iwais meest recente zwijmelfilm Hana and Alice (2004) zal met zijn schitterende vormgeving ook veel aanhangers vinden, maar is opnieuw eigenlijk niet meer dan een lege huls van oppervlakkig uiterlijk vertoon.

~

De tieners Hana en Alice zijn onafscheidelijke vriendinnen. Wanneer Hana op aanraden van Alice een jongen doet geloven dat hij na een ongeluk aan geheugenverlies lijdt en dat hij zich hun relatie niet meer kan herinneren, ontwikkelt zich een vreemde driekhoeksrelatie. Dit door Iwai zelf geschreven verhaal is snel vergeten, en biedt geen enkel inzicht in de psyche van de twee opgroeiende meisjes. Het feit dat hij zijn film baseerde op zijn eigen Kitkat-reclames zegt misschien genoeg. Maar Iwai heeft een goed gevulde trucendoos van sentimentele romantiek over zijn magere verhaal leeggeschud, zodat het enige dat overblijft een dromerige aaneenschakeling van ontroerende plaatjes is.

Bedrogen

In de esthetica van Iwai is alles mooi. De man bezit een uitzonderlijk gevoel voor vormgeving, en filmt met zorgvuldige kadering, cameravoering en vooral natuurlijke belichting alles even schitterend: beeldschone meisjes, knappe jongens, balletuitvoeringen, bloemen, zomerse avonden, enzovoorts. De regisseur kan zelfs een grassprietje lyrisch doen lijken. Ook de tranentrekkende soundtrack – indrukwekkend genoeg door Iwai zelf gecomponeerde kamermuziek – werkt hard mee. Een balletscène tegen het einde van de film is hiervan een fraai voorbeeld: met magnifieke belichting en weelderige muziek wordt een solo-balletuitvoering een lust voor oog en oor. De steeds weer terugkerende melodieën met dromerige strijkers en speelse pianoklanken zijn prachtig, maar blijven maar doorklinken, soms hele scènes lang. Je wordt er gemakkelijk door ontroerd, maar voelt je bedrogen zodra je er ook maar even over nadenkt.

Zwijmelbeelden

~

Alle pracht en praal van Hana and Alice staat nergens in dienst van; niet van een verhaal en al helemaal niet van inzichten of van enig poëtisch potentieel. Shunji Iwai biedt ruim twee uur lang mooie plaatjes. Die plaatjes zijn ongekend mooi, maar wie meer van een bioscoopfilm verwacht dan gezichtsbedrog door zwijmelbeelden en loos sentiment, komt van een koude kermis thuis.

Muziek / Concert

Het regent confetti en ballonnen
bij the Flaming Lips

recensie: The Flaming Lips in Paradiso

Op het nieuwe Flaming Lips-album At War with the Mystics trakteert de band op een grote diversiteit aan stijlen: psychedelica, progrock, indierock enz. Het is opnieuw de verdienste van Dave Fridmann, de huisproducer van The Flaming Lips die ook de laatste drie albums van Mercury Rev produceerde, dat hij de gekte van deze band enigszins heeft weten te beteugelen en dat de diverse songstijlen elkaar zo goed verdragen. Een concert van de Flaming Lips is van een geheel andere orde.

~

Er heerst donderdagavond 27 april al een opgetogen stemming in het uitverkochte Paradiso, want voor het publiek zijn al wat zaken waarneembaar die niet bij elk popconcert present zijn, zoals de twee confettikanonnen op het podium en de tientallen grote gele ballonnen die links en rechts op het tweede balkon liggen te wachten. Wanneer de band het eerste nummer Race for the Price inzet, storten de kanonnen hun lading over de eerste rijen uit en daalt de ballonnenzee op het publiek neer. Het feest is begonnen. Op het podium is het minstens zo druk als in de zaal, want behalve met een drummer is het trio (Wayne Coyne, Michael Ivins en Steven Drozd) ook nog eens uitgebreid met rechts op het podium een aantal als kerstmannen uitgedoste dames en aan de linkerkant even zoveel als SF-demonen geklede figuranten, die tijdens het hele optreden blijven dansen. Op de achtergrond van het podium zijn projecties te zien van videoclips, animaties en heel groot het gezicht van Coyne die een minicameraatje op zijn microfoonstandaard heeft gemonteerd. Het effect hiervan is soms hilarisch, omdat het beeld sterk vertekent.

Ontploffing

~

Bij het tweede nummer, de Prince-achtig gezongen funkrocker Free Radicals van het nieuwe album, is er geen houden meer aan en is de euforie compleet. Het blijft tijdens het hele concert confetti en serpentines regenen. Zanger Wayne Coyne schuwt geen enkel middel om de feestvreugde te bevorderen en is achtereenvolgens in de weer met een op volle toeren draaiende rookmachine, megafoon, stroboscoopflitser en serpentinegeweer. De kroon op het werk is een ballon gevuld met confetti die hij boven de eerste rijen met behulp van een luchtpomp tot ontploffing brengt.

~

Toch blijkt deze lolbroek ook een serieuze kant te hebben. De boodschap die hij wil uitdragen tussen de nummers door, krijgt naar mijn smaak iets prekerigs. Gelukkig wordt dit ruimschoots gecompenseerd door de rest van het maffe, carnavaleske optreden, waarin meezingers als She Don’t Use Jelly, Yoshimi Battles the Pink Robots en het nieuwe The Yeah Yeah Yeah Song niet ontbreken. Voordat de band dit nummer speelt, studeert Coyne op kostelijke wijze het koortje (Ja ja ja ja – Ja ja ja ja) nog even in met het publiek. Het nummer krijgt een opvallend stevige uitvoering. Gitarist David Drozd heeft hiervoor een geinig jaren zeventig-speeltje uit de kast getrokken: de Talkbox, die sinds Peter Framptons Show Me the Way niet meer zó leuk heeft geklonken. Het is opvallend dat de muziek, ondanks alle komedie en theater, zeer hecht en geïnspireerd wordt uitgevoerd.

Tijdens de eerste toegift (Waitin’ For A Superman) landt er een glas bier in mijn nek. In eerste instantie ben ik nogal verontwaardigd, maar hé, het is toch feest? Na de afsluiter War Pigs van Black Sabbath heeft de grote zaal van Paradiso de aanblik van een Zuid-Limburgs café na drie dagen carnaval. Ik ben benieuwd of dit losgeslagen clubje Pinkpop straks ook zo op zijn kop gaat zetten.

Boeken / Fictie

De ontroering levend houden

recensie: Tommy Wieringa - Ik was nooit in Isfahaan

Tommy Wieringa’s romans spelen zich op allerhande plaatsen in de wereld af. Zo is de hoofdpersoon uit Amok ‘rouwtransporteur’, die de stoffelijke overschotten van Nederlanders in den vreemde terug moet brengen naar Holland. Alles over Tristan, Wieringa’s voorlaatste boek, is gesitueerd in de fictieve havenstad Mercedal ergens in Europa. Wieringa is een verwoed reiziger, en schreef daar veel over. Zijn reisverhalen zijn nu gebundeld in Ik was nooit in Isfahaan.

De titel zou een parodie kunnen zijn op een reisverhalenbundel van Cees Nooteboom, Een avond in Isfahan, al lijkt een verwijzing naar het beroemde gedicht van P.N. van Eyck, De Tuinman en de Dood, plausibeler. In dit gedicht vlucht een tuinman naar Isfahaan om te ontsnappen aan de dood, die hem daar uiteraard alsnog komt halen.

Grondstoffen voor zijn boeken

~

Het lijkt er op dat Wieringa voor zijn boeken veel uit zijn eigen reiservaringen put. Zo komen er in Ik was nooit in Isfahaan personages voorbij die lijken op Papa Afrika en Fransje uit Joe Speedboot. Op het Caribische eiland Dominica ontmoet hij een man die, net als Fransje, zo’n beetje alles noteert wat er om hem heen gebeurt.

Ook vanuit een wat breder perspectief gezien is Wieringa geïnspireerd door zijn reizen. Zo benadrukt elke nieuwe plaats die hij bezoekt de absurde gelijktijdigheid van al die miljarden mensenlevens in de wereld. En al deze levens vormen een krankzinnige berg verhalen. Het verhaal Vijf dromen van Teresa is hier een goed voorbeeld van, met vijf verschillende Teresa’s die vanuit wisselend perspectief centraal staan.

Nog duidelijker komt Wieringa’s fascinatie voor ‘beweging’ terug, een eveneens veel voorkomend motief in veel van zijn boeken. Bij het verwoorden van zijn levensmotto citeert Léon, de hoofdpersoon uit Amok, Aristoteles’ aforisme: “het leven berust op beweging” en ook Joe Speedboot haalt het motto aan. In Ik was nooit in Isfahaan vertelt Wieringa het verhaal van de fictieve ontdekkingsreiziger Hubert von Zinzendorf, die bekend is geworden met zijn boek Over beweging als begin van alle leven. En elders zegt Wieringa dat hij als kleine jongen altijd al verlangde naar ononderbroken beweging en een zekere bestemmingsloosheid. Het zijn de woorden van een rusteloze geest.

Caleidoscopisch

Asgabat, Turkmenistan
Asgabat, Turkmenistan

Ik was nooit Isfahaan is een boek waarin gedetailleerde observaties afgewisseld worden met grote statements, waarin fictie en realiteit vaak door elkaar lopen. Dit wordt gecombineerd met de schitterende beeldspraak die inmiddels Wieringa’s handelsmerk begint te worden. Zo zegt hij over de megalomane hoofdstad van Turkmenistan: “Asgabat is de naar buiten gekeerde geest van een man, een infantiele machtsfantasie, tot marmer versteend narcisme.” De bundel zit vol met minibiografietjes van mensen die kortstondig zijn pad kruisen, korte exposé-tjes over historische gebeurtenissen, beschrijvingen van kleine voorvallen of hersenspinsels en existentiële opmerkingen.

Het beste bracht Wieringa zijn reislust onder woorden in het vorig jaar verschenen kleinood Pleidooi voor een potscherf, een eclectische verzameling fragmenten van reisnotities: “Want ik vrees: stomp te worden. Onontvankelijk. Met een lauw hart de wereld door, de ogen dof. Kun je de ontroering levend houden?”

Voor Wieringa is reizen een middel om de ontroering levend te houden (en schrijven ook, vermoed ik). Het is de verscherping van de zintuigen, die de reizende kan ervaren, alsof hij nieuwe ogen heeft gekregen – ogen die Wieringa najaagt. De reisverhalen in Ik was nooit in Isfahaan hebben eenzelfde uitwerking op de lezer.

Muziek / Album

Behoorlijk hitgevoelig

recensie: We Are Scientists – With Love and Squalor

Als het gaat om de retropop is er in de verzonnen competitie tussen Engeland en de Verenigde Staten weer een punt gescoord door de VS. Want de songs van We Are Scientists zijn uit New York over komen waaien – en na bands als Interpol en The Killers is dit opnieuw geen intikkertje. Voor wie nog geen tabak heeft van lekkere popsongs met gitaar met de sterke smaak van vroeger, vindt naar alle waarschijnlijk een vriend in het album With Love and Squalor.

~

In This Scene Is Death, het tweede nummer van het debuut With Love and Squalor, lijkt We Are Scientists aan te geven dat de retroscene verzadigd is. Maar met het zinnetje “but I’m still restless” geven ze zichzelf het argument om hun muziek te brengen. Of dat argument krachtig genoeg is, met de immense stroom van retro in je achterhoofd, kun je je natuurlijk afvragen. Maar de band bestaat al sinds 2000 en heeft voor het debuut een drietal EP’s uitgebracht. Ze komen dus niet zo snel als het lijkt; de band heeft bestaansrecht. En die drie EP’s waren, samen met een behoorlijke live-reputatie, meer dan genoeg voor Virgin om een deal te sluiten.

Hip en licht verteerbaar

Die deal is niet onlogisch: de nummers zijn hitgevoelig, de band is hip en de gehele plaat is licht verteerbaar. De band put uit dezelfde bronnen als het al even aangehaalde The Killers, het klinkt hier en daar een beetje als Bloc Party, maar het is vooral heel erg The Smiths. Ofwel, We Are Scientists is een band waar je je geen buil aan kunt vallen. De clips van de nummers Nobody Move, Nobody Get Hurt en The Great Escape zijn erg vermakelijk en zullen veel getoond worden. Daarnaast biedt het album nog een aantal potentiële singles; het uptempo It’s a Hit, het schitterende en ingetogen Textbook en het overtuigende This Scene Is Dead.

Zomerfestivals

Opzienbarend is With Love and Squalor niet helemaal. De gitaartjes, de zanglijntjes en de manier van spelen is de laatste tijd wel vaker langs geweest. Zo hier en daar ontbreekt het aan de broodnodige overtuiging en de uitzonderlijkheid spat er gewoonweg niet van af. Maar dat neemt niet weg dat we er nog veel van gaan horen. Ook al viel hun optreden op Motel Mozaique een beetje buiten de boot, de zomerfestivals zullen er een leuke vijfenveertig minuten aan hebben. Het is een band met hits, maar zonder scherpe randjes; je kunt je er geen buil aan vallen.

Theater / Voorstelling

Juliana is een geestig, maar ook ontluisterend koningsdrama

recensie: Juliana (Bos Theaterproducties)

Geestig, maar soms ook ontluisterend, zo kan de nieuwe theatervoorstelling Juliana het beste worden getypeerd. In dit koningsdrama, zoals regisseur Ger Thijs het zelf noemt, draait het om Greet Hofmans, de gebedsgenezeres die bijna een crisis aan het hof veroorzaakte.

Het decor – ontworpen door Thomas Rupert – is prettig om naar te kijken. Je ziet een wachtkamer, met twee hoge muren. Daarboven razen de wolken voorbij. In het midden van het toneel staat een soort bonenstaak, die zich door het plafond boort. De plant staat waarschijnlijk ergens op aarde; alsof je er zo de hemel mee kunt inklimmen.

~

Maar Bernhard, in luchtmachtuniform, maakt zijn entree gewoon door de deur. Hij is stomverbaasd in de wachtkamer de gebedsgenezeres en de door hem gehate Greet Hofmans aan te treffen. Dankzij Hofmans is de monarchie bijna in een crisis beland. We bevinden ons in een soort doorgangshuis voor mensen die dood zijn, maar nog niet weten of ze naar de hemel of de hel mogen. Nu het kwartet compleet is – koningin Juliana, haar man Bernhard, Greet Hofmans en premier Beel – kan de reconstructie beginnen.

Bon vivant

Alhoewel menigeen wel weet dat Bernhard een bon vivant was, die overal mee weg kwam, is het bijna schokkend om hem te horen toegeven dat hij Juliana alleen om het geld is getrouwd. Ze was niet echt een aantrekkelijke partij, maar Bernhard nam de borstrokken voor lief, zolang hij maar veel kon reizen, af en toe in Afrika een olifant om kon leggen (‘mijn god, wat hou ik van die beesten’) en her en der een kind kon verwekken. Dat Juliana desondanks van hem houdt, maakt het alleen maar wranger.

Ze is niet alleen ongelukkig in de liefde, maar zit ook met een kind (Marijke, later Christina genoemd) dat bijna blind is. Bernhard laat een gebedsgenezeres aan het hof komen, Greet Hofmans, maar krijgt daar al gauw spijt van. Hofmans gaat in het paleis wonen en infiltreert de hofhouding met haar theosofische vrienden, die van Nederland een pacifistische heilstaat willen maken.

Constitutionele crisis

~


Juliana raakt al snel onder haar invloed; ze wil een oorlogsmisdadiger gratie geven, stelt voor om de defensiebudgetten te verlagen en dringt er zelfs op aan dat Nederland de Navo verlaat. De denkbeelden van ‘Jula’ en ‘Benno’ dreigen steeds meer te botsen, wat in de voorstelling mooi wordt verbeeld tijdens het jaarlijkse defilé voor paleis Soestdijk. Juliana sist tussen haar tanden dat de rij met stramme oud-strijders elk jaar langer lijkt te worden. Waarop Bernhard terugkaatst dat die oud-strijders meer voor het land hebben gedaan dan al die lui met versierde fietsen en gefiguurzaagde kronen op hun hoofd. Uiteindelijk dreigen de spanningen op een scheiding uit te lopen. En een constitutionele crisis lijkt onafwendbaar.

Hoog tempo

Juliana is een stuk met veel humor, dat in hoog tempo wordt gespeeld. Maar er zitten niet alleen veel grappen is, er zijn ook momenten van ontroering. Met name als Juliana het gevoel krijgt dat Bernhard zowel het kabinet als haar dochters tegen haar heeft opgezet. Je voelt de eenzaamheid en verwarring en je krijgt met haar te doen, ook als je republikeins bent aangelegd. Hoewel je aanvankelijk denkt: maar dit weten we toch al lang, vertel ons iets nieuws, laat je je gaandeweg toch door het stuk meeslepen. En ontrolt zich een boeiend stukje vaderlandse geschiedenis.

Aanwinst

~


Renée Soutendijk, die de meeste mensen van het filmdoek kennen, blijkt een aanwinst voor het toneel. Ze boeit van begin tot eind en ze zet Juliana als een mens van vlees en bloed neer. Ook Jaap Spijkers, die Bernhard speelt, dwingt bewondering af. Zonder hem ‘na te doen’, bijvoorbeeld met een Duits accent, zet hij een geloofwaardige, maar vooral geestige prins-gemaal neer. Met scherpe spot merkt hij over Greet Hofmans op: “Die gebedsgenezeressen toch; als ze geen man kunnen krijgen, omhelzen ze meteen de gehele mensheid.” En hoewel Dic van Duin, die de stijve premier Beel voor zijn rekening neemt (voorbindbuik, dikke sigaar, zwarte aktetas) in het begin wat op de achtergrond blijft, begint hij halverwege het stuk warm te draaien, om het publiek de ene lach na de andere ontlokken.

Alleen Marisa van Eyle, die Greet Hofmans gestalte geeft, komt tijdens de première nog niet ècht uit de verf. Alhoewel het hele stuk eigenlijk om haar draait, althans om de invloed die ze op Juliana heeft, blijven haar emoties wat op de vlakte. Maar ze heeft nog genoeg voorstellingen om in haar rol te groeien. En tenslotte hoeft niet elke acteur zich te storten in de emotionele achtbaan die theater heet, anders wordt het wel héél erg druk op het toneel.

Juliana is nog tot en met 10 juni 2006 te zien. Klik hier voor een uitgebreide speellijst.

Boeken / Non-fictie

De nuchterheid van Bernard Mandeville

recensie: Bernard Mandeville - De wereld gaat aan deugd ten onder

Bernard Mandeville (1670-1733) een Nederlandse schrijver noemen gaat misschien wat ver, zijn werken verschenen vrijwel allemaal in het Engels en hij bracht het beslissende deel van zijn leven aan de overkant van de haringvijver door. Maar goed, we zijn al niet rijk bedeeld dus we lijven hem vrolijk in, zeker nu het eerste deel is verschenen van zijn vertaalde verzameld werk.

Van beroep was Mandeville een succesvol dokter, faam dankt hij aan zijn bemoeienissen met de politiek van zijn dagen. Zoeken we naar een hedendaagse equivalent, dan komen we onherroepelijk bij Pim Fortuyn uit, mede doordat die ook boeken schreef waarin hij de denkluiheid van de zelfbenoemde elite hekelde.
Het deel waarmee de vertalingen van Mandeville’s verzameld werk opent, bevat louter politieke pamfletten, die dwars ingaan tegen wat in het begin van de achttiende eeuw politiek correct was. Zogauw bigotterie, machtsmisbruik, fraude en corruptie hun lelijke kop opstaken was Mandeville er als de kippen bij met zijn wijzende vinger. Dat had hem in zijn geboorteland Nederland al zover in de problemen gebracht, dat hij vanzelf de wijk naar Londen nam – overigens geen enorm drama, want in die tijd was de Britse hoofdstad een soort buitenwijk van Amsterdam. Het is wel weer opvallend dat het in de eigen mythologie zo tolerante vaderland, dus klaarblijkelijk minder tolereerde dan onze Engelse vrienden en vriendinnen waar het ging om de vrijheid van meningsuiting, al blijven het nuanceverschillen.

Kwaad

~

Het boek begint met de volledige tekst van Mandeville’s De fabel van de bijen. De ondertitel geeft meteen al aan waar de schrijver heen wil: Particuliere ondeugden, publieke weldaden. Mandeville betoogt dat het kwaad noodzakelijk is voor een prettige samenleving – was iedereen immers tevreden en blij, dan kregen we nooit iets voor elkaar, bovendien kunnen verstandige bestuurders de maatschappij reguleren door het bespelen van de mindere karaktertrekjes van hun onderdanen. Hij laat dat onder meer zien in een lang allegorisch gedicht, dat wordt gevolgd door een aantal frisse uiteenzettingen, waarin hij zich onder meer afzet tegen het armenonderwijs. De gedachte is verder dat je niemand wijzer moet maken dan hij is; de armen zijn op aarde om het rotwerk te doen, maak je ze bewust van het aangename leven dat anderen leiden dan worden ze alleen maar ontevreden.

Wellust

Het tweede deel van het boek betreft een verhandeling over de wellust en wat daaraan te doen, dit in het kader van christelijke puristen die pleitten voor een bordeelverbod. Omstandig toont Mandeville aan dat de behoefte aan lichamelijke liefde nooit uitgeroeid kan worden, en dat als je daar geen uitlaatklep voor hebt het helemaal mis gaat. Mandeville was door zijn tegenstanders al eerder beschuldigd van het goedpraten van openbare onzedelijkheid, waarop hij reageerde met de opmerking dat hij niet meer had gedaan dan de werkelijkheid beschrijven. Maar goed, als ze het zo wilden, dan moest het maar zo, en dus ontwikkelde hij een plan voor openbare bordelen, onder dokterstoezicht, zodat het met de SOA’s niet uit de hand zou lopen, en uitgaande van de wijsheid dat losbollen de beste echtgenoten zijn.

Ook aan de behoeften van vrouwen besteedt hij ruim aandacht, wat opmerkelijk is, want door de bank genomen werd de vrouwelijke seksualiteit pas ergens rond 1900 uitgevonden, en dat was dan ook nog een zeer zware bevalling. Freud bijvoorbeeld, een groot stilist maar een zeer warrig denker, en zo eigenwijs dat hij nooit iets van iemand aannam – hij geloofde bijvoorbeeld, nee: wist zeker dat je de steeltjes van champignons niet mocht eten, een overtuiging waaraan het makkelijk Freudiaans punten zuigen is – diezelfde Freud dus beweerde met grote stelligheid dat orgasmes die vrouwen dankzij hun clitoris beleefden eigenlijk niet helemaal goed waren. Mandeville daarentegen wist twee eeuwen eerder al hoe het werkelijk zat. Wat op zich nou ook weer niet zo vreselijk knap is, als je maar goed oplet en leert van je ervaringen, maar dat is wel vaker het punt bij het ontwikkelen van inzichten. Wie eenmaal een theorie in het hoofd heeft is daar meestal moeilijk weer vanaf te brengen, ook al staren de aanwijzingen hem – al dan niet in het bordeel – in het gezicht. Dat Mandeville wel openstond voor wat zijn zintuigen hem aanreikten maakte hem verfrissend en controversieel, precies zoals we onze denkers willen hebben.

Muziek / Album

Geen vijfsterrenalbum

recensie: Junkie XL - Today

Tom Holkenborg woont tegenwoordig in Los Angeles en verdient bakken met geld door soundtracks te maken voor films als Blade, The Matrix en Team America. Af en toe haalt hij zijn alter ego Junkie XL weer van stal voor een remix voor Britney Spears, Depeche Mode of Coldplay, voor optredens en voor albums. Today is de opvolger van het in 2003 verschenen en wisselend ontvangen Radio JXL. Ook Today is geen vijfsterrenalbum.

~

Wat Tom Holkenborg in de rest van zijn leven ook zal maken aan geniale platen en fantastische soundtracks, hij zal altijd ‘die gozer van die Elvis Presley-remix’ blijven. Wat wil je ook? In maar liefst 24 landen stond zijn versie van A Little Less Conversation op de eerste plaats. Niet slecht voor een jongen uit Lichtenvoorde die ooit in de new waveband Weekend at Waikiki speelde.
Holkenborg had na z’n wereldwijde single flink kunnen cashen. Maar dat deed hij niet. Hij wees het aanbod voor een heel album vol Elvis-remixen af en knikte ook ontkennend toen hem werd gevraagd The Beatles te remixen. Dan ben je stoer.

In plaats daarvan gebruikte Holkenborg z’n roem om Radio JXL te maken. Een ambitieuze plaat waarop hij samenwerkte met een hele rij beroemde zangers, waaronder Robert Smith van The Cure, David ‘Depeche Mode’ Gahan en Solomon Burke. Maar het album was stuurloos en onevenwichtig door de veelheid aan stijlen en stemmen die erop stonden.

Focus

Wat dat betreft is het nieuwe Junkie XL-album Today veel meer gefocused. Eén stijl, één zanger. Op Today kijkt de producer met de onafscheidelijke pet terug op zijn new wave-verleden. De (gesampelde) gitaarriffs doen denken aan New Order en de Cocteau Twins en ook de zang van de onbekende Amerikaanse zanger Nathan Mader is erg eighties. Maar de flink opgepompte beats en de gezwollen keyboards zijn van nu en verklappen dat Holkenborg regelmatig een cd’tje opzet van Deep Dish, Underworld of Sander Kleinenberg.

Je kunt aan Today goed afhoren waarom Holkenborg in Hollywood (waar hij om de hoek woont) inmiddels een veelgevraagd soundtrackproducer is. De productie van het album is fenomenaal. Typisch zo’n cd om de nieuwe autoinstallatie van je vriend even te testen. Maar met indrukwekkende geluiden en strakke samples maak je nog geen evenwichtig artiestenalbum. Met uitzondering van de pakkende single (die ook Today heet) staan er maar weinig memorabele nummers op. Vooral rustige tracks als We Become One en Drift Away klinken vlak en emotieloos.

Ooit zal Junkie XL na een geniale remix ook een geniaal album maken. Maar Today gaat niet als zodanig de geschiedenis in.