Film / Films

De vader, de zoon en de heilige Bowie

recensie: C.R.A.Z.Y.

Als puber heb je misschien te veel vertrouwen in je idolen. De fantasiewereld die wordt opgeroepen door films en muziek heeft een aantrekkelijkheid die de perfecte basis is voor wilde dagdromen. Neem Zac, de hoofdpersoon uit C.R.A.Z.Y., die in een scène tijdens de kerstmis fantaseert over hoe de hele congregatie in plaats van saaie kerkliederen opeens uitbarst in Sympathy for the Devil. Of als Zac alleen op zijn kamer zijn gezicht versiert met make-up (om te lijken op Bowie tijdens zijn Aladdin Sane-periode) en vervolgens meeblèrt met Space Oddity. Maar misschien zijn die fantasieën niet zo vreemd, want Zac is anders dan de rest.

~

C.R.A.Z.Y. vertelt zijn levensverhaal, beginnend bij zijn moeilijke bevalling. Zac groeit op in een groot arbeidersgezin in het Franssprekende deel van Canada. Hij heeft drie oudere broers die niets met hem gemeenschappelijk lijken te hebben. En als Zac als kind eigenlijk liever met make-up wil spelen wordt al snel duidelijk welke richting dit coming of age verhaal op lijkt te gaan. Zijn vader, Gervais, is een echte macho die van zijn zoon een vent wil maken, terwijl zijn meelevende moeder aan de andere kant van het spectrum staat. Ze lijkt al snel door te hebben dat Zac bijzonder is en in haar katholieke vroomheid schrijft ze het toe aan zijn geboorte op kerstnacht.

Québécoise adolescentie

In zijn pubertijd gaan Zacs interesse al gauw uit naar de nieuwe vrijheden van de popcultuur. Als C.R.A.Z.Y. de jaren zeventig aandoet lijkt Todd Haynes’ Velvet Goldmine (1998) als model te hebben gediend. Daarnaast is Vallées gebruik van gouwe ouwen en zijn dynamische beeldmontage een herkenbare methode die lijkt op Scorsese’s Goodfellas (1990) of Spike Lees Summer of Sam (1999), waarbij een verloren decennium als een filmische droom tot leven wordt gewekt door de juiste soundtrack, sets en kleding.

~

Zac ontdekt zijn voorkeur voor mannen, maar in de film blijft zijn fascinatie vaak onder de oppervlakte borrelen. Zijn homoseksualiteit zit nog in een ontkenningsfase en de film laat Zac opmerkelijk lang twijfelen over wat hij nou werkelijk is. Verschillende familieconflicten zorgen uiteindelijk voor de onvermijdelijke confrontatie.

Marc-André Grondin speelt Zac met een onzekere gladheid en Michel Côté is als Gervais perfect gecast als de patriarch van het grote gezin die aan de ene kant iets stoers heeft, maar daarachter een klein hartje verbergt. Zijn zwak voor de muziek van Patsy Cline en zijn herhaaldelijke neiging om mee te zingen met de liedjes van Charles Aznavour geven zijn zachtzinnige kant aan. Gervais’ muzikale voorkeur vormt ook een terugkerend thema tegenover de wisselende stijlen van Zac die van de Rolling Stones en Pink Floyd overgaat op de glamrock en terechtkomt bij de punk. Zo worden posters van Bowie vervangen door Joy Division, en als Zac zijn homoseksualiteit gaat verkennen dreunt de disco van Giorgio Morodor hedonistisch op de achtergrond.

Evergreens en relikitsch

Maar deze vrijheid van pop als het vehikel om te veranderen lijkt het uiteindelijk te moeten afleggen tegen de standvastigheid van Gervais’ evergreens – de titel verwijst niet voor niets naar Patsy Clines gelijknamige liedje – en de zingeving van het Christelijk geloof. Daarmee wisselt de film van perspectief als blijkt dat Vallée meer geeft om het in stand houden van de familiemoraal dan de ontwikkeling van het individu. De film verzoent Zacs identiteit als homoseksueel met zijn familieband en het geloof op een onexpliciete manier en met behulp van wat relikitsch, waardoor het einde iets heeft van een leeg compromis.

~

C.R.A.Z.Y. is uiteindelijk een vermakelijk film die filmisch goed in elkaar zit voor een mainstream familiekroniek en verder vrij tam blijft. Maar na het zien van de film vraag je je wel af hoelang de jaren zeventig nog als voedingsbodem voor nostalgie gebruikt kan worden. De beelden en de muziek worden al te vaak in films opgeroepen en er zal ooit eens sprake moeten zijn van een verzadigingspunt.

Film / Films

Harde aanpak

recensie: Buddha's Lost Children

Mark Verkerk verbleef voor de documentaire Buddha’s Lost Children een jaar in de Gouden Driehoek in Thailand om het bijzondere verhaal van de monnik en voormalig Thaibokser Phra Khru Bah vast te leggen. Deze charismatische man heeft de taak op zich genomen om kinderen die het slachtoffer zijn geworden van de armoede en drugsverslaving van hun ouders te helpen. Hij leidt hen op tot boeddhistische monniken en Thaiboksers. Geen gemakkelijke taak in een gebied dat nog steeds grotendeels in handen is van gevaarlijke drugshandelaren, maar Phra Khru Bah is dan ook geen man die zich makkelijk uit het veld laat slaan.

~

“Tough love”, is het motto van Phra Khru Bah. Phra Khru Bah is een warme, liefdevolle man, maar hij is ook zeer streng, gedisciplineerd en soms ronduit hard voor de kinderen. In een land waar velen op gespannen voet met elkaar staan en een groot deel van de kinderen ontaard en getraumatiseerd is, lijkt zijn harde aanpak echter goed te werken. De kijker wordt voor anderhalf uur opgenomen in de kleine gemeenschap van de Golden Horse Temple, de thuisbasis van de boeddhistische monnik. We reizen met hem mee als hij te paard naar de omliggende dorpjes gaat om zegeningen, wijze raad en eten uit te delen en we leven mee met de jongetjes in het klooster, die hun weg naar herstel en geluk over de periode van een jaar beleven.

Stille getuige

Een echt oordeel komt in de film niet naar voren; regisseur Mark Verkerk registreert slechts wat er gebeurt. Er is geen voice-over, geen verteller voor de camera, slechts af en toe komt er een stuk tekst in beeld dat de gebeurtenissen verklaart. Verkerk is een stille getuige, soms van een afstand en soms van zeer dichtbij. Hij probeert geen idool van Phra Khru Bah te maken, het doel hier is slechts een portret te schetsen van een aantal gewone mensen dat terecht is gekomen in een bijzonder leven. Wel zijn de makers erg positief over de monnik buiten de film om, in interviews uiten ze bewondering voor het werk dat hij doet en bovendien gaat een deel van de opbrengst van de film naar de Golden Horse Temple.

~

Hoewel Verkerk zeven mensen volgt in deze documentaire, valt de film niet uiteen in een verzameling kleine verhalen; het verhaal blijft gecentreerd rond het klooster en de effecten van het werk van de monnik. We maken verschillende dingen mee; een paard dat op één van de tochten naar een dorp ziek wordt en met veel liefde wordt verzorgd tot het weer beter is; het uitbreken van een ruzie tijdens het herbouwen van een klooster, waarbij op een verrassende manier wordt ingegrepen.

Deze documentaire is duidelijk met veel liefde gemaakt; elke shot, elke dialoog en elke gefilmde gebeurtenis is weloverwogen. Ook heeft de film een schitterende cinematografie, die je soms in duizelingwekkende camerabewegingen meesleurt naar de hoogste bergen en de mooiste plekken. Buddha’s Lost Children is een goed geslaagd, ideologisch project.

Lees hier een interview met de regisseur.

Film / Films

Verslag van een schim

recensie: Fateless (Sorstalanság)

Lajos Koltais debuut Fateless is een indringende aanvulling op het corpus aan films over de Holocaust. Gebaseerd op het boek Onbepaald door het lot (1975) – waarin de Hongaarse schrijver Imre Kertész in romanvorm zijn eigen kampervaringen verwerkte – is Fateless een film die op effectieve wijze een verslag doet van het ontmenselijkingproces.

~

György (gespeeld door een overtuigend afstandelijke Marcell Nagy) is een Hongaarse joodse jongen in Boedapest tijdens de Tweede Wereldoorlog. De film begint in 1944 als hij afscheid neemt van zijn vader die naar een werkkamp vertrekt. György wordt vervolgens toevallig opgepakt tijdens een geïmproviseerde razzia. Met een stel andere kinderen wordt hij op transport gezet naar Auschwitz. Daar overleeft György de selectie en uiteindelijk komt hij in Büchenwald terecht, waar hij belandt in een subkamp bestemd voor dwangarbeiders.

Spookachtig melancholisch

Koltai volgt dit hele proces met een emotioneel gedetacheerd, maar tegelijk ook zeer esthetisch oog. De shots zijn perfect opgebouwd – helder in detail en somber in het gebruik van tinten. De film begint met warme en melancholische herfstkleuren die eenmaal overgaan in gradaties van grijs als György de kampen doorstaat. Koltais beelden hebben ook iets spookachtigs in hun manier van het oproepen van een verloren tijd en plek die niet te vatten is.

~

In andere scènes is Koltai ook doeltreffend in het tonen van de onmenselijke banaliteiten die deel uitmaken van de holocaust. De razzia en de daaropvolgende procedures zijn Kafkaësk in hun plotselinge onduidelijkheid. György wacht met andere mensen zonder te weten waarom. En als men op transport wordt gezet, is de bestemming onbekend. De leefomstandigheden in het kamp worden ook goed verbeeld waardoor men geconfronteerd wordt met de dagelijkse problemen die neerkomen op ondervoeding, slaaptekort en ziekte. De enige valse noot vormt Ennio Morricones muziek, die te emotioneel is in vergelijking met de sfeer die Koltai heeft gecreëerd.

Heimwee naar Büchenwald

Koltais filmische aanpak wordt versterkt door Marcel Nagys spel. Zijn voorkomen lijkt emotieloos en door zijn drang om te overleven lijken al zijn gevoelens te zijn verbannen. Het is een noodzakelijke strategie binnen het kamp, omdat de realiteit die hij meemaakt niet te bevatten is. Maar het toont ook de prijs en de impact van de holocaust op individuen. Györgys leven als schim wiens bestaan van dag tot dag bepaald wordt door toevalligheden staat los van het lot, maar daarmee ook van zingeving.

~

Dat wordt op pijnlijke wijze duidelijk als György na de bevrijding van de kampen terugkomt in Boedapest en niemand kan vinden die zijn ervaringen kan begrijpen. György kan zich door zijn ervaringen in het kamp niet meer verplaatsen in de normale werkelijkheid. Het is daarom ook schokkend om te horen dat hij op een gegeven moment heimwee heeft naar het kamp en zijn structuur.

Koltais film is effectief in zijn verwerking van de Holocaust zonder te vervallen in te grootse dramatiek of in het tonen van willekeurige gewelddadigheden. De film bevat geen martelscènes of onverwachte executies, maar focust zich met een pijnlijke precisie op de alledaagse slopende routine van het kampleven. In dat opzicht heeft Fateless dezelfde impact als de concentratiekampliteratuur van Primo Levi (Is dit een mens?) of Ellie Wiesel (Nacht). Het is misschien niet verwonderlijk dat Kertész zelf de scripbewerking heeft geschreven en afgezien van een toegevoegde scène is de film een trouwe adaptatie van zijn boek.

Film / Achtergrond
special: De films van Paul Verhoeven

Eigengereid in Holland en Hollywood

De filmografie van Nederlands meest beroemde filmmaker Paul Verhoeven (1938), wiens langverwachte Zwartboek volgende week in première gaat, telt onder andere vijftien langere speelfilms. Bijna al deze films worden bevolkt door echte helden, die opkomen voor zichzelf en de medemens. Het zijn eigenzinnige types, die hun eigen weg gaan en zich daarbij niet laten afschrikken door enige tegenstand, brokkenpiloten met het hart op de goede plaats die zich door omstandigheden ontwikkelen tot moraalridders. Niet voor niets gelden de heldensagen van Akira Kurasawa en Sergio Leone als Verhoevens favoriete films.

Scène uit <i>Keetje Tippel</i>
Scène uit Keetje Tippel

Verhoevens fascinatie voor geweld, direct zichtbaar in zijn films, komt, zo schijnt het, voort uit zijn ervaringen in de Tweede Wereldoorlog; het oorlogsgeweld maakte een onuitwisbare indruk op de jonge Verhoeven. Zijn ouderlijk huis in Den Haag stond niet ver van lanceerinstallaties van Duitse V2-raketten, die meer dan eens door de geallieerden werden gebombardeerd. Na de oorlog volgde Verhoeven het gymnasium en studeerde van 1955 tot 1960 wis- en natuurkunde. Daarnaast bezocht hij ook de Filmacademie en ging hij in 1964 in militaire dienst. Tijdens zijn diensttijd maakte hij een documentaire (Korps Mariniers, 1965), waarna hij de kans kreeg een tv-serie te maken. Samen met zijn studievriend van de academie, scenarioschrijver Gerard Soeteman, maakte hij Floris (1969), een soort polder-Ivanhoe met een 25-jarige Rutger Hauer in de hoofdrol. De serie werd een succes. Het was allemaal weliswaar van bordkarton en het zag er klungelig uit, maar heel Nederland bleef er voor thuis en Verhoeven had de smaak te pakken. Hij was pas 34 jaar en zijn jongensdroom werd werkelijkheid.

Overbodig bloot

Na Floris maakte hij drie boekverfilmingen, waarvan die van Jan Wolkers’ roman Turks Fruit (1973) de meeste bekendheid verwierf. De andere twee, Wat zien ik? (1971) en Keetje Tippel (1975), waren wel succesvol aan de kassa maar vielen minder in smaak bij de critici. De films trokken volgens hen voornamelijk aandacht door het vele overbodige bloot, maar minder door het vakmanschap erachter.

Scène uit <i>Soldaat van Oranje</i>
Scène uit Soldaat van Oranje

Verhoevens volgende film daarentegen, Soldaat van Oranje (1977), wordt in eigen land – samen met Turks Fruit – beschouwd als het beste werk van zijn hand. Nog steeds staan deze twee films bovenaan in menig ranglijst van beste Nederlandse films. Na Spetters (1980) kwam de kritiek echter weer op gang, en dit keer echt hard. Deze film werd afgedaan als vunzig, gewelddadig en zelfs langdradig. Verhoeven werd uitgefloten tijdens persconferenties en tv-shows, maar wist zich te revancheren met de Gerard Reve-verfilming De Vierde Man (1983).

Hollywood

Nederland was inmiddels te klein geworden voor de filmmaker. Verhoeven zag dat hij meer op zijn plek zou zijn in Hollywood, waar zijn interesse voor de strijd tussen goed en kwaad, en zijn wil om te scoren perfect zou passen. Goed is goed en kwaad is kwaad bij Verhoeven en beter kwam dat niet uit de verf dan in zijn Hollywood-doorbraak RoboCop (1987) (zijn tweede film in Amerika, na Flesh & Blood, 1985). Als half-mens, half-robot kwam RoboCop op voor de onderdrukten en werd hij een held in de verrotte wereld waarin hij leefde.

Scène uit <i>Total Recall</i>
Scène uit Total Recall

In Hollywood zou Verhoeven overigens weer tegen iets anders aanlopen: de gedragscodecommissie, waarmee hij vaak in conclaaf ging. Zo preuts als Hollywood is Nederland nooit geweest, zou Verhoeven ontdekken. Over zijn schouder werd sinds Total Recall (1990) heel serieus meegekeken. Een blote borst mocht nog net heel even in beeld gebracht worden, maar Verhoeven ging steeds ietsje verder. In zijn veelgeprezen (en in Hollywood als zijn beste beschouwde) film Basic Instinct (1992) is hij de commissie te slim af met de beaver shot van Sharon Stone. De klassieke scène waarin haar personage wordt verhoord door een ‘commissie’ is onovertroffen. Dankzij de prachtige aankleding en belichting van de scène en het overdreven dubbelzinnige acteerwerk van Stone en tegenspeler Michael Douglas werd de scène een voorbeeld voor veel andere films en kreeg de femme fatale met Sharon Stone een nieuwe soort (grovere) sensualiteit. De film werd geschoten door zijn vaste cameraman Jan de Bont. Met Gerard Soeteman en Rutger Hauer had hij sinds de flop Flesh & Blood niet meer samengewerkt.

Eigengereid

In deze tijd had hij zich gemakkelijk kunnen laten inpakken door producenten die met hem weg wilden lopen. Er werd hem van alles aangeboden, maar Verhoeven bleef eigengereid en eiste met zijn nieuwe film steeds weer de aandacht van de wereldpers op. In Showgirls (1995) gaf hij Elizabeth Berkley (Saved by the Bell) vrij spel. Zij was meer zonder kleren dan met kleren in beeld en gaf een betreurenswaardige acteerprestatie ten tonele.

Scène uit <i>Hollow Man</i>
Scène uit Hollow Man

De pers begreep er niets van. Was dit van dezelfde maker als de moderne film noir-klassieker Basic Instinct? Volgens Paul Verhoeven werd de film niet begrepen. Zonder ironie vergeleek hij de entourage van de film met de Hollywood-industrie. “Schande!” schreeuwde menig criticus en door zijn volgende film werd de kloof alleen maar groter. Starship Troopers (1997) werd beschouwd als tot oorlog aanzettende film en verheerlijkte volgens velen het Derde Rijk. Net als Showgirls wordt de film nu als camp beschouwd. Het knappe in het werk van Paul Verhoeven is dat je erdoor wordt geraakt, en je op een hele foute, onderbewuste manier ook ongemakkelijkheid voelt. Robocop, Total Recall, Showgirls en Starship Troopers waren niet alleen films voor het vermaak, maar ook films waarmee Verhoeven een statement wilde maken.

Genoeg van Hollywood

Verhoeven maakte hierna een paar filosofische periodes door, waarin hij zich persoonlijk verdiepte in godsdienst en de Tweede Wereldoorlog en maakte tussendoor nog het weinig verheffende, maar zeker niet oninteressante Hollow Man (2000). De boodschap was dit keer niet te missen, maar wat interessant was, was dat goed en kwaad in deze film veel dichter bij elkaar kwam te liggen. In interviews gaf hij aan genoeg te hebben van Hollywood (Hollow Man werd weer met de grond gelijk gemaakt) en liet hij al min of meer doorschemeren in Nederland een film te willen maken. Toen de grootste producent van Nederland (San Fu Maltha) daar lucht van kreeg, werd zijn oude maatje Gerard Soeteman opgetrommeld om een script te schrijven over Verhoevens favoriete onderwerp: de Tweede Wereldoorlog.

Scène uit <i>Zwartboek</i>
Scène uit Zwartboek

Na drieëntwintig jaar komt er nu dus eindelijk weer een Nederlandse film van Paul Verhoeven uit: Zwartboek. Dit maakt de verwachtingen hooggespannen. Wat zal de film opleveren? Wordt de film een rollercoaster, een geweldsexplosie met veel seks en een duidelijke afscheiding tussen goed en kwaad met een echte held(in) voorop in de strijd? Of wordt het eindelijk eens een afgemeten vertelling, waarin de oorlog op een genuanceerde manier en ‘boven de gordel’ in beeld wordt gebracht, zonder schematische personages? Liefhebbers van Verhoeven hopen op het eerste, maar de eerste tekenen wijzen hier niet op. Zwartboek heeft al uitnodigingen binnen van fameuze en gerespecteerde filmfestivals, waaronder die van Venetië en Toronto. Ook wordt Zwartboek de Nederlandse inzending voor de Oscaruitreiking van volgend jaar.

Blijkbaar is het maken van Zwartboek in Nederland Paul Verhoeven goed bevallen, want zijn volgende film gaat hij ook hier maken. Knielen op een bed violen, naar het boek van Jan Siebelink, wordt zijn nieuwste project en daarmee kan hij zijn fascinatie voor godsdienst uitdiepen. Er wordt nu al naar uitgekeken.

Zwartboek gaat op 14 september in première.

Bronnen: de documentaire Nou, dat was het dan van Dick Rijneke en Mildred van Leeuwarden (2005); filmfocus.nl, paulverhoeven.net, De Filmkrant, cinema.nl.

Boeken / Strip

Waar zijn de gitaarsolo’s?

recensie: Ellen Forney - I Love Led Zeppelin

I Love Led Zeppelin is een bundeling van eerder gepubliceerd werk van de Amerikaanse Ellen Forney. Het varieert van autobiografische verhalen tot fictie, strips die Forney samen met anderen gemaakt heeft en haar ‘How To’- serie.

Forney heeft vooral naam gemaakt in de alternatieve comicsscene. Veel van haar verhalen hebben een duidelijke feministische en lesbische inslag, iets wat in de Verenigde Staten (natuurlijk) nogal wat commotie veroorzaakt. Vooral de ‘How To’-serie is tekenend voor het rebelse karakter van de strips van Forney. In deze serie behandelt de tekenares in korte strips onder andere hoe je een succesvol callgirl wordt, succesvol wiet rookt zonder gearresteerd te worden en hoe je een geamputeerde vinger weer terug aan een hand naait.

Omdat de strips verschillend zijn van opzet en uit verschillende publicaties komen, is ook de tekenstijl gevarieerd. Soms lijkt het werk van Forney op dat van Robert Crumb, andere keren doet het sterk denken aan dat van de Nederlandse Barbara Stok. Rode draad in I Love Led Zeppelin is de auteur, haar denk- en levenswijze is constant aanwezig in het boek.

~

Hoe schrijf je een goede strip?

Stel je bent geen Amerikaanse lesbo, hoe leuk en onderhoudend is I Love Led Zeppelin dan? De ‘How To’- verhalen zijn dan best grappig al is de humor af en toe van het niveau American Pie. Wel goed aan deze verhalen is het feit dat Forney veel geëxperimenteerd heeft met vormgeving. Zo is ‘How to fuck a woman with your hands’ vormgegeven als een opengaande vrouwenbroek, ‘How to become a succesful callgirl’ is vormgegeven als een monopolyspel en de strip over hoe je thuis moet afkicken ziet er echt uit als een pagina uit een officiële brochure.

De korte verhalen die daarop volgen zijn echter saai. De inhoud boeit niet echt. Forney probeert tegen heilige huisjes te trappen die in Nederland allang niet zo heilig meer zijn. Zo probeert ze te shockeren met een korte strip over een vrouwengevangenis waarin de vrouwen met elkaar modderworstelen. De strip is tekort om de karakters uit te werken en het onderwerp echt goed uit te voeren waardoor Forney, net zoals in andere strips, vervalt in clichés. Als je dus niet echt opgewonden wordt van sadistische bewaaksters ga je al snel aan het gapen.

Na de korte verhalen volgt een collectie strips die Forney maakte in de periode ’92-’94. Opvallend is dat ze bij deze strips nog zoekende is wat betreft tekenstijl; een strip lijkt op het werk van Robert Crumb en in een andere strip gebruikt ze hele dikke lijnen waardoor het geheel abstracter wordt. De onderwerpen waren ook in haar begin periode al (lesbische) sex en drugs. Forney experimenteerde volop in deze periode zo heeft ze ook een tekstloze strip gemaakt, ‘Trapeze’, waarin ze strip als kunstvorm benadert door zoveel mogelijk beweging te halen uit het vast stramien van panelen waarmee de meeste tekenaars hun strips kaderen.

Als laatste deel in I Love Led Zeppelin volgen de strips die Forney in samenwerking met anderen gemaakt heeft. Forney heeft het merendeel hiervan getekend en anderen zorgden voor het scenario. Dit is verreweg het zwakste onderdeel van de bundel omdat de persoonlijkheid van Forney die je gaandeweg het boek bent gaan kennen maar zwak aanwezig is. De strips zijn nogal suf en eentonig in vergelijking met haar eigen werk.

~

Zo maak je een goede strip

De ‘How To’ strips van Forney zijn goede strips; spitsvondig, creatief en er wordt gespeeld met de mogelijkheden van het medium. De andere verhalen van Forney verschillen van veel andere strips doordat de striptekenares duidelijk haar ziel- en zaligheid in de strips heeft gestopt.

De onderwerpen in I Love Led Zeppelin zijn zoals gezegd rebels, mits je uit conservatief Amerika komt. De gemiddelde Nederlander zal minder snel wakker liggen van strips over drugs en lesbo’s. Dit buiten beschouwing gelaten, levert Forney een leuke bundeling van alternatieve strips.

Groot gemis is echter een strip waarin Forney uit de doeken doet waarom zij van Led Zeppelin houdt. Nergens tekent zij haar waardering voor de solo’s van Jimmy Page op, misschien in een vervolg?

Film / Achtergrond
special: Holocaust en film

Een cinema zonder troost

.

) van Lajos Koltai is een trouwe bewerking van de gelijknamige roman van Imre Kertész die gaat over de kampervaringen van een joodse jongen. Daarnaast heeft het Britse dvd-label Second Run de Poolse film The Passenger (Pasazerka) van Andrzej Munk heruitgebracht. Deze film uit 1963 wordt gezien als een unieke filmische verwerking over de verraderlijkheid van herinneringen en de Holocaust. Met deze nieuwe toevoegingen wordt weer eens duidelijk dat de Holocaust een probleemgebied vormt voor cinematografische behandelingen. Want hoe kan een medium dat leeft bij de gratie van escapisme zich oprecht focussen op de complete troosteloosheid van gaskamers en crematoria?

Scène uit <i>Shoah</i>
Scène uit Shoah

Het is een gruwelijk idee om te bevatten. Jean-Luc Godard had het ooit over de mogelijkheid dat er in een vergeten archief een film zou opduiken die een echte vergassing zou tonen. Godard sprak enerzijds hypothetisch, maar voegde daaraan toe dat het filmen van dat proces alleen maar compatibel was met de systematiek van de nazi’s die in hun fanatisme constant op zoek waren naar effectievere middelen van handelen. Vreemd genoeg is het gegeven vaak teruggekomen in films: de kijker die getuige is van het proces van vernietiging. En de vraag is in hoeverre de kijker dit gegeven ervaart als een beeld wat feitelijk is of dat het een deel vormt van historische gegevens die door het medium film geëxploiteerd worden.

Spektakel van vernietiging vermijden

Door cineast Claude Lanzman is ooit eens geopperd dat men met betrekking tot de Holocaust het tonen van expliciete beelden moest vermijden. Zijn imposante verslag Shoah (1985) gebruikte alleen beelden van overlevenden die spraken over wat ze hadden meegemaakt. Lanzman gebruikte geen filmisch archiefmateriaal en deed dat vanuit een vorm van respect voor de getuigenissen, maar ook als een manier om het spektakel van de vernietiging te vermijden. Deze visie is begrijpelijk, omdat er grenzen zijn aan datgene wat je door middel van film kan overbrengen. Er lijkt vanuit Lanzmans methode een wantrouwen te zijn ten opzichte van het tonen van beelden die gruwelijk zijn, omdat het effect uiteindelijk afstompend kan werken.

Scène uit <i>Fateless</i>
Scène uit Fateless

En zo loopt in bepaalde films het scherm over van melodramatische excessen of, in de ergste gevallen, pure exploitatie. Een schokkend voorbeeld is een film als Ilsa: She wolf of the SS (1975) waar het concentratiekamp, geheel verwijderd van zijn historische context, wordt gebruikt als een decor voor een pornografische horrorfilm. De polen van het onbeschrijfelijke lijken daarmee te liggen tussen een nobele visuele stilte en een fel commercieel gekrijs.

Filmische afgrond

Toch opperde Godard dat de onwerkelijkheid van de Holocaust op een waardige cinematografische manier verwerkt moest worden en niet vanuit de visuele beperkingen die Lanzman voorstelde. Daarmee gaf Godard blijk van de optie dat de Holocaust door zijn complexiteit een uitdaging bood om het onvoorstelbare een beeld te geven wat zou leiden tot een intense vorm van contemplatie. Die contemplatie is essentieel, omdat de Holocaust een belangrijk gegeven vormt in onze culturele en filosofische ontwikkeling.

Schindler’s List (1993) wordt vaak gezien als de film die in zijn stijl en methode een stap heeft gewaagd om dichter bij de afgrond van het onvoorstelbare te komen voor een groot publiek. Maar het is opmerkelijk dat er in de filmgeschiedenis al zo veel andere films hebben gepoogd om de Holocaust in beeld te brengen. Zo is het thema vaak behandeld in de Oost-Europese cinema terwijl de meeste films vrijwel onbekend zijn. Wie heeft ooit Wanda Jakubowskas The Last Stop (Ostatni etap) gezien? De film uit 1948 werd geheel opgenomen in Auschwitz door een regisseuse die het kamp zelf had overleefd. Of de Tsjechische film Diamonds of the Night (Démanty noci, 1964) van Jan Nemec over twee vluchtende concentratiekampgevangenen die verdwalen in een Duits woud.

Scène uit <i>The Night Porter</i>
Scène uit The Night Porter

Ook zijn er bepaalde technieken die herhaaldelijk terugkomen en dienst doen als een filmische structuur. Flashbacks worden vaak gehanteerd om de kloof aan te geven tussen een onvoorstelbaar verleden en het normale nu. In films als Sidney Lumets intense The Pawnbroker (1964) en Liliana Cavianis ambigue The Night Porter (1974) wordt montage gebruikt als een fragmentarisch instrument om het verleden op een pijnlijke manier tastbaar te maken. Munks The Passenger kan gezien worden als een stilistische voorloper van deze technieken, waarbij de flashback enerzijds wordt gebruikt als middel om te getuigen, terwijl anderzijds de betrouwbaarheid van het medium daarmee ter discussie staat.

Oprecht

Alain Resnais’ Nuit et Brouillard (1955) is de film die in zijn gebruik van archiefmateriaal en een dynamische montage duidelijk de tegenpool van Lanzmans Shoah is. Resnais’ verslag is oprecht en intelligent in de manier waarop hij een onderzoek wil doen naar hoe het mogelijk is dat de beelden die hij gebruikt deel vormen van de werkelijkheid.

Wat deze films bieden zijn pogingen die een uitdaging aangaan van een blik in een onmetelijke leegte. Een leegte die niet altijd eindigt in de troost van schoonheid of zingeving. Maar door dit gebied te behandelen vanuit de kennis van de beperkingen die film heeft, wordt er wel een conditie benadrukt waar men niet omheen kan. Of zoals de schrijver Imre Kertész zei in zijn dankwoord voor de Nobelprijs:

What I discovered in Auschwitz is the human condition, the end point of a great adventure, where the European traveler arrived after his two-thousand-year-old moral and cultural history. (…) Now the only thing to reflect on is where we go from here.

Boeken / Strip

Tussen mythologie en Sci-Fi

recensie: Twee strips van BeeDee: Wolf en Carol detective

Onlangs verschenen bij uitgeverij BeeDee twee nieuwe albums: Carol detective: Missie naar Atlantis en Wolf – De appels van Idun. De eerste is van twee oudgedienden, de 80-plussers Eddy Paape en André-Paul Duchâteau, de tweede van een tekenaar die toch ook al over een flink oeuvre beschikt, maar de 40 nog moet passeren: Steven Dupré. Wolf was zijn eerste stripserie, waar Carol detective vermoedelijk de laatste van Paape is. En ook verder verschillen de twee uitgaven als dag en nacht, bijvoorbeeld qua tekenstijl en thema.

Wolf – De appels van Idun

In eerdere albums maakten we al kennis met Wolf, een jonge viking, en zijn maatje Ramm, een Tjerk. Een Tjerk is een klein, mensachtig wezen met een rare kleur en past prima bij de mythische figuren die een rol spelen in Wolf, waaronder de Noorse goden en het reuzenvolk. Wie nu denkt met een soort heroic fantasy te maken te hebben heeft het goed mis: in Wolf draait het meer om humor en avonturen zonder al te veel poespas. Het verhaal is niet echt ingewikkeld (slechte god steelt boom, boom moet terug) maar het valt wel meteen op dat Dupré die simpelheid heeft geprobeerd te compenseren door er enorm veel kleine grapjes in te stoppen. Als lezer moet je echt opletten om ze allemaal te ontdekken. De strip komt iets te traag op gang, maar eenmaal op stoom is hij erg vermakelijk en biedt een aantal zeer geslaagde grappen.

~

Het tekenwerk is oogstrelend. Dupré tovert met veel oog voor detail een wereld tevoorschijn die ondanks het ontbreken van kleur heel levendig overkomt. De tekenstijl doet een beetje aan die van Asterix denken, maar dan zonder de uit de kluiten gewassen neuzen. Daarnaast heeft Dupré een aantal van zijn collega-tekenaars een gastrolletje gegeven als reus, dus opnieuw reden om als lezer extra goed op te letten. Dat het album op kleiner formaat is gedrukt heeft verder geen gevolgen voor de leesbaarheid, hoewel de tekeningen met al hun details eigenlijk grotere pagina’s hadden verdiend. In dit geval is het overigens lovenswaardig dat BeeDee, in tegenstelling tot de meeste andere uitgaven die wel op groot formaat verschijnen, die overstap naar grotere pagina’s niet heeft gemaakt, want nu kunnen alle Wolf-albums gewoon netjes naast elkaar in de kast.

Carol detective: Missie naar Atlantis

In Carol detective volgen we Carol, een detective uit de toekomst, en haar katachtige huisdier Rom. Samen beleefden deze twee al eerder enkele korte avonturen, maar dit is de eerste keer dat ze in een lang verhaal optreden. Dit verhaal is net als de kortere verhalen geschreven door Duchâteau, die op zijn oude dag nog altijd veelschrijver is. De verhaallijn zelf draait om Carols zoektocht naar de mysterieuze Jioron, die nadat hij haar te hulp heeft geroepen door vreemde wezens is ontvoerd. Het verhaal is leuk, maar de sfeer die Paape met scenaristen als Charlier of Greg wist te bereiken wordt niet gehaald. Via enkele plottwisters leidt Duchâteau de lezer naar het einde, waar het verhaal overigens nog niet helemaal klaar is. De opzet was duidelijk een cyclus van meerdere albums te maken, maar door de hoge leeftijd van Paape is dat er niet meer van gekomen. Het album is weliswaar prima los leesbaar maar het is toch altijd jammer dat je het idee hebt dat er meer had kunnen zijn.

~

Dit album tekende hij alweer een tijdje geleden en was een van de laatste verhalen van zijn hand. Het tekenwerk is nog altijd van hoge kwaliteit en in dezelfde stijl die hij al bij zijn bekendste serie, Luc Oriënt, gebruikte. Dat wil zeggen dat de lezer hier realistisch tekenwerk wordt geboden, maar wel met een geheel eigen karakter. Vooral Paape’s gezichten zijn heel karakteristiek: de figuren lijken sprekend op enkele prominente personages uit Luc Oriënt. Dat betekent breed uitgespannen ogen bij de vrouwelijke personages en bij vlagen de typerende gearceerde schaduwpartijen bij de mannen, inclusief een lijntje om de grens aan te geven. De achtergronden zijn prima verzorgd en dragen bij aan een overtuigend beeld van een toekomstige wereld. Het moge duidelijk zijn dat Paape er nog altijd zin in had bij dit album. Het is voor de liefhebbers fijn dat er op deze manier toch nog een album aan zijn oeuvre toegevoegd kan worden, want dat is opvallend bescheiden voor iemand die toch al zo lang meedraait.

Wolf 12: De appels van Idun • Scenario: Lucas • Tekeningen: : Steven Dupré • Uitgever: BeeDee • Prijs: € 12.95 (softcover, zwart-wit) • 48 bladzijden • 90 773312 8

Carol Detective: Missie naar Atlantis • Scenario: André-Paul Duchâteau • Tekeningen: Eddy Paape• Uitgever: BeeDee • Prijs: € 14.95 (softcover, zwart-wit) • 48 bladzijden • ISBN: 90 77331 30 1

Film / Films

Degelijke verveling

recensie: Anna Karenina & Jane Eyre

Met de dvd-uitgaven van Bernard Roses Anna Karenina en Franco Zeffirellis Jane Eyre zijn er weer toevoegingen gemaakt in het grote scala aan boekverfilmingen. Maar deze brave verfilmingen zullen weinig stof doen opwaaien. En dat is jammer, de boeken snijden interessante thema’s aan.

Een groot probleem met verfilmingen van bekende boeken is dat ze vaak te hoog grijpen. Het lijkt soms alsof literaire meesterwerken een mate van saai respect genereren bij regisseurs die weten dat hun film in de schaduw zal vallen van de canonieke status van een boek. Regisseurs vallen dan terug op een selectie van de juiste plaatjes die bij het verhaal passen, terwijl de dramatische en psychologische diepgang het vaak moeten ontgelden.

Scène uit <i>Anna Karenina</i>
Scène uit Anna Karenina

Roses verfilming van Leo Tolstojs Anna Karenina valt op door de mooie cinematografie en een juist gevoel voor de ambiance van de periode. Rose had al een goed gevoel voor sfeer gecultiveerd met zijn voorgaande films. Zo waren de moderne gotiek van Candyman (1992) en de historische reconstructie van Beethovens leven in Immortal Beloved (1994) in ieder geval stijlvol.

Fatale adaptatiedrang

Maar Anna Karenina valt genadeloos op zijn gat als de acteurs hun literaire rollen de diepgang proberen te geven die ze verdienen. Met een boek als Anna Karenina is het een enorme uitdaging om alle verschillende personages de tijd en de ruimte te geven binnen een film van anderhalf uur. Daarom lijkt Rose voor een andere optie gekozen te hebben: het benadrukken van het verboden liefdesavontuur tussen Anna Karenina (een beeldschone maar verdwaalde Sophie Marceau) en graaf Vronsky (de altijd stugge Sean Bean). En dat gebeurt met zwijmelende romantische scènes en negentiende-eeuwse sets aangedikt met een vleugje Tchaikovsky, om nog maar eens duidelijk te maken dat het om een romance gaat.

Het is jammer dat de rol van Levin (Alfred Molina) die in het boek eigenlijk het personage is die alles ter discussie stelt slechts losjes in de afhandeling van de film is verweven. Toch is het opmerkelijk dat Rose ook kan laten zien hoe een adaptatie mogelijk is vanuit een speelser perspectief. Zijn film Ivansxtc (2000) is op het eerste gezicht een cynische en melancholische film over de excessen van Hollywood, maar de film was eigenlijk een slimme bewerking van Tolstojs De dood van Ivan Ilyich. De stijl en de eigentijdse situering van het boek zorgden voor een pakkende combinatie van een thematiek die door de regisseur vanuit zijn eigen visie vertaald werd in iets nieuws. Die spanning ontbreekt helaas in Anna Karenina.

Kuise middelmatigheid

De problemen met Zeffirellis adaptatie van Charlotte Brontës Jane Eyre komen meer voort uit het feit dat de film te veel zijn best lijkt te doen om degelijk te zijn, maar dat doet vanuit een haast kleinburgerlijke visie die niet wil choqueren. Dat is misschien ook niet verrassend met een regisseur als Zeffirelli. Hij begon als assistent bij Luchino Visconti en daarmee is gelijk ook duidelijk hoe lang Zeffirelli al in het vak zit. Maar ondanks die jaren van ervaring vallen Zeffirellis films (een hele reeks trouwe maar saaie Shakespeare-verfilmingen en films naar opera’s) op door een signatuurloze middelmatigheid. Ze lijken allen tandloze bewerkingen van kunst bedoeld voor een publiek zonder veel zorgen of verbeeldingskracht.

Scène uit <i>Jane Eyre</i>
Scène uit Jane Eyre

In Jane Eyre is het spel nog enigszins degelijk. Charlotte Gainsbourg is met haar bleke weesmeisjesgezicht perfect gecast als de negentiende-eeuwse Jane. Maar het blijft moeilijk om haar los te zien van haar rollen in The Cement Garden en Lemming. William Hurt is verder acceptabel als Rochester, de gekwelde man waar Jane op valt. Maar de film pakt je verder niet. De muziek en het camerawerk zijn functioneel en voegen niets toe. Het enige wat misschien nog interessant is voor cinefielen is de curieuze verschijning van Maria Schneider (bekend van haar gewaagde rol in Bertoluccis Last tango in Paris en Antonionis The Passenger) die opduikt als de gestoorde vrouw van Rochester.

De verbeelding gekortwiekt

Uiteindelijk is het te betreuren dat de films niet ingaan op de interessante thema’s die de boeken oproepen. Zo is het gegeven van de lady in the attic uit Jane Eyre een waar begrip geworden binnen de feministische literatuurkritiek. De fatale escapade van Anna Karenina die zich afspeelt in een veranderend Rusland barst ook van de interessante thema’s over de rol van het moderne individu binnen een conservatieve maatschappij.

Maar de films spelen het op safe. Ze zijn voornamelijk geïnteresseerd in het in beeld brengen van de verhalen voor een gemiddeld publiek. In dat opzicht zijn beide films conservatief, maar ook erg leeg in de mate waarop ze de verbeelding van de boeken kortwieken. De internationale casts en de fraaie decors zijn stuk voor stuk dure aangelegenheden die zouden moeten boeien, maar het uiteindelijke effect is een middelmatigheid die niets toevoegt.

Film / Films

Seks en geweld van alle tijden

recensie: Witchfinder General / Son of Spartacus / Sodoma e Gomorra

Distributeur Paradiso maakt sinds kort dvd’s van Films Die Goed Bezien Terecht Door De Tijd Vergeten Zijn Maar Desalniettemin Interessant Zouden Kunnen Zijn Voor De Verzamelaar. In deze zogeheten Green Cow-serie vinden we liefdesfilms, grote missers van grote namen en, onze favoriet, de gedramatiseerde geschiedenisverfilming. In Sodoma e Gomorra (1962) beleeft Lot avonturen zoals beschreven in Genesis, verzen 13:1-13 en 18:16-19:38. In The Slave: Son of Spartacus (1963) geeft slavenleider Kirk Douglas postuum het zwaard door aan zijn zoon Rando (Mr. World Steve Reeves). Witchfinder General (1968) tenslotte, ‘gebaseerd’ op Edgar Allen Poe’s Conqueror Worm, plaatst de kijker in het 17e-eeuwse Engeland, alwaar een ambtenaar (Vincent Price, Prins der B-films) de bevolking het leven zuur maakt.

Matthew Hopkins, heksenvinder-generaal, heeft het makkelijkste baantje van de wereld: wanneer dorpsbewoners de plaatselijke intellectuelen van magie beschuldigen, mag hij de pechvogels naar hartenlust martelen en hij krijgt er nog voor betaald ook. Zo ging dat vroeger. Uiteraard gaat hij op een gegeven moment te ver, en dan krijgt-ie klop van het vriendje van het slachtoffer, maar voor het zover is mogen we nog genieten van de kostumering in Florisstijl, een achtervolging te paard, een seksscène, en een cameo van Paul McCartneys opa in A Hard Day’s Night, Wilfrid Bramble.

Still uit <i>Witchfinder General</i>
Still uit Witchfinder General

De vertelling is soms klungelig, dan weer subtiel, maar altijd flauw. Wat wél blijft hangen zijn, naast wat martelscènes, de harde kleuren en de experimentele cinematografie. Bij nachtscènes bijvoorbeeld worden personages zeer summier uitgelicht, wat de illusie moeten wekken dat er alleen kaarsen branden (de rest van het beeld is zwart). Het is weliswaar niet erg overtuigend, maar je moet maar op het idee komen. Kubricks Barry Lyndon, écht bij kaarslicht geschoten, werd pas zeven jaar later gemaakt. Niet voor niets gold Regisseur Michael Reeves als een aanstormend talent, toen hij vlak na de opnames van Witchfinder General zelfmoord pleegde.

Purperen Pimpernel

Minder experimenteel en minder sterk is The Slave. De originele Spartacus was van eerdergenoemde Stanley Kubrick met Kirk Douglas in de titelrol. The Slave is schaamteloze geldklopperij, met donker geschminkte Italianen als in luipaardbont gehulde slavenhandelaars. Held Rando is een centurion die voor een spionagemissie naar Zeugma moet. Als hij daar zijn afkomst ontdekt wordt hij een soort Purperen Pimpernel, die op de lichamen van zijn slachtoffers een Zorroëske ‘S’ achterlaat.

The Slave wil te graag de lijn aanhouden van zijn voorganger, en draaft wat door met het slecht gearticuleerde gejoel over vrijheid. Rando is sowieso niet zo verbaal ingesteld: hij dendert als een dolleman door de vijandelijke kampementen. Aan gratuite seksscènes en toespelingen komt hij ook al niet toe. “Je kon rijkdom en macht hebben, maar je koos het kruis”, sneert de femme fatale; de dubbelzinnigheid ontgaat Rando volledig.

Op locatie in Egypte, veel crane shots, honderden figuranten: het mocht wat kosten. Het eindshot is fantastisch, de zit van 98 minuten dik waard. Maar interessant wordt The Slave alleen als een lacune in het verhaal snel moet worden weggewerkt. De scenaristen, ten einde raad, laten twee figuranten langs de camera kuieren. Uit hun gesprek moet de kijker afleiden hoeveel tijd verstreken is, waar we zijn, en wat we kunnen verwachten. Amusante valsspelerij, maar het werkt, en Shakespeare gebruikt het ook, dus waarom zou je het laten?

Still uit <i>The Slave: Son of Spartacus</i>
Still uit The Slave: Son of Spartacus

Omdat je je verhaal ook gewoon beter kunnen vertellen. Of, als je een film maakt, je je verhaal ook beter in beeld kan brengen. In Sodoma e Gomorra staat Robert Aldrich garant voor prachtige geweldsorkestraties en sprankelende conversaties – simpelweg door ze goed in beeld te brengen. Aldrich en second unit director Sergio Leone verhuisden ook van de Romeinse filmstudio Cinecittà naar Egypte. Dat levert net als bij Son of Spartacus een familieverpakking figuranten op, tot hele cavaleriedivisies aan toe.

Niets om het lijf

“Alles dat genot brengt, is goed”, monkelt een slavin tegen Lot (Stewart Granger), zedigste der Hebreeërs. De clean shaven leider van het Joodse volk neemt het op tegen bebaarde booswicht Astaroth (oerploert Stanley Baker). Die spant ondertussen samen met de leider der Elamieten, tegen zijn zus en koningin Anouk Aimée. En zij draait op haar beurt haar hand weer niet om voor een beetje girl on girl geflirt in minuscule flarden textiel.

Sodoma e Gomorra lost wat dat betreft de verwachtingen in. Het is zedelijk verval dat de klok slaat, en daar komen we toch voor. Maar Aldrich kent zijn grenzen. De infame incestlijn komt ietwat aangepast voor rekening van Baker. Na de verwoesting van Sodom en de verandering van zijn vrouw in een zoutpilaar strompelt Lot de bergen in, leunend op de schouders van zijn dochters, waarna de aftiteling inzet.

Dit soort geschiedvervalsing zit doorgaans knapper in elkaar dan je denkt. Waar is de tijd dat pulp tenminste op technisch vlak nog zo degelijk in elkaar stak? Toegegeven, er zitten vaak grote gaten in de psychologie van de karakters, maar een probleem wordt dat nooit. Trouwens, bij low budget en/of arthouse heet het dan dat de kijker iets te raden over heeft, terwijl er misschien geen aanwijsbaar verschil is.

Paradiso’s fraaie initiatief verdient applaus, zelfs als de helft van het aanbod inderdaad de pulp is die de lelijke hoesjes beloven. Er zit een hoop werk in de menu’s en de beeldkwaliteit is van hoog niveau. Hier en daar laat de ondertiteling wel te wensen over en in Sodomma e Gomorra zit links in beeld een streepje, omdat de filmstrip verkeerd zat bij de digitalisatie. Ik zeg maar wat. Je moet trouwens wel een grote dvd-frik zijn om daar over te vallen.

Boeken / Fictie

Geluk in een porseleinen servies

recensie: Silke Scheuermann - Omgeven door bliksem

Illusies. Daar draait het om in de verhalenbundel Omgeven door bliksem van Silke Scheuermann. De hoofdpersonen leven in hun eigen wereld, en zijn geschokt als de realiteit voor een ontmaskering zorgt. Soms gaat onder die ontmaskering een diepere laag schuil, zodat er opnieuw ruimte is voor illusie, vaker nog rest enkel teleurstelling.

Seks als de liefde van één kant komt, is als een wandeling in de winter: je voelt je voor even verfrist en na afloop ben je uitgeput. Een ander ervaart het moment vóór de seks als een heerlijke appel, waarvan helaas na de eerste hap al duidelijk is dat hij de honger niet kan stillen. En dat terwijl hij met marsepein gevuld is.

Het eerste dat opvalt bij het lezen van deze verhalen van Silke Scheuermann zijn de talrijke metaforen. Ze worden gebruikt om een brug te slaan tussen de de rijke gedachtenwereld van de hoofdpersonen en de realiteit. Scheuermann probeert op deze manier de sluimerende illusies zichtbaar te maken voor de lezer. Maar niet altijd maken de metaforen de situatie inzichtelijker. Wat namelijk te denken van een penis die omhoog steekt als de versnellingspook van een auto? En ook de vergelijking tussen schuldgevoelens over vreemdgaan en het dragen van een gevangenishemd – waaraan de dievegge te herkennen is en waaronder een slecht hart verborgen zit – is niet direct verduidelijkend te noemen.

Bliksemobsessie

Het merendeel van de hoofdpersonen uit Reiche Mädchen, zoals de bundel oorspronkelijk heet, bestaat uit vrouwelijke dertigers. Ze zoeken een man die uit het nieuwe porseleinen servies met de blauwe rand wil drinken, maar ervaren steeds weer teleurstelling. De mannen blijken op seks beluste wezens te zijn, die er bovendien nog andere vrouwen op na houden. De diepe emoties en acties die voortkomen uit de onzekerheid van de vrouwen worden uitgebreid omschreven. Zo maakt de verliefde Franziska in het eerste verhaal Oorlog of vrede haar huis tot een bunker vol spullen waarmee ze zich wekenlang met hem zou willen opsluiten.

(…), wat betekende dat ik niet alleen het huis voortdurend piekfijn op orde hield, maar ook aan kleine extraatjes dacht. Ik kocht bladerdeeg en allerlei zoutjes, die je, vond ik, heel goed zowel ’s middags als ’s avonds, laat op de avond, of ’s nachts zou kunnen aanbieden, ik plunderde delicatessenafdelingen voor witte, gele en groengespikkelde kazen, trossen druiven, minisesambroodjes, zware naar vanille geurende wijn, ik bakte amandelgebak, dat ik in een trommel opborg om het vers te houden.

Niet iedereen zal zich even goed kunnen identificeren met de weergegeven gedachtesprongen en emoties – vermoedelijk alleen een select groepje vrouwen. Toch is Omgeven door bliksem meer dan een reeks verhalen over gefrustreerde dertigers. Een goed voorbeeld daarvan is het verhaal Omgeven door bliksem over de 55-jarige Carl. De liefde voor zijn vrouw met wie hij al vijfendertig jaar samen is, wordt op een ontwapenende manier beschreven. Carl kan zijn obsessie voor bolbliksems – ronde oranjekleurige bollen die af en toe te zien zijn als bijverschijnsel van bliksem – niet delen met zijn vrouw. Eerst irriteert hem dat, maar langzaam verschuift zijn obsessie van de bolbliksems naar zijn vrouw:

Altijd als hij begon te vinden dat Sofie te afwezig werd, maakte ze weer een geconcentreerde en doelgerichte indruk, en zodra ze iets geroutineerds kreeg voor hem, bewees ze met een onderbreking, een sierlijke krul, een speciale klak met haar tong dat ze hem nog altijd kon verrassen. Wat er dan weer voor zorgde dat hij even later opnieuw plezier beleefde aan het vertrouwde, dierbare van de beweging. Hij vergat zijn bolbliksemobsessie. Verwisselde die met zijn obsessie voor Sofie.

De hoofdpersonen in deze verhalenbundel lijken stuk voor stuk door de bliksem getroffen. Liefde speelt de overkoepelende hoofdrol, samen met de vele metaforen die hun best doen de diepere lagen bloot te leggen.