Muziek / Album

Op zoek naar het scherpe randje

recensie: The Walkmen - A Hundred Miles Off

Legio bands uit Amerika veroveren nooit het vasteland van Europa. Andersom zijn dat er nog meer overigens. Third Eye Blind, Matchbox Twenty en the Wallflowers waren millionsellers in de States, terwijl ze nauwelijks voet aan onze bodem kregen. Dit soort verschijnselen zie je ook bij de iets kleinere bandjes. Die doen het goed in het thuisland, maar weten hier geen potten te breken. The Walkmen is een van dat soort bandjes, maar misschien helpt hun A Hundred Miles Off ze naar Europese roem.

~

Enkele jaren geleden wist het New Yorkse The Walkmen een select publiek aangenaam te verrassen met het debuut Everybody Who Pretented To Like Me Is Gone, inventieve indiepop met een powerpop-randje. Dat debuut verscheen op het interessante en sympathieke Franse Talitres Records, waar ook de fijne Amerikaanse bandjes Pela en Calla verschijnen. The Walkmen beloofde een boeiende speler te worden binnen het aanbod van de Amerikaanse underground, maar met hun tweede plaat Bows + Arrows boorden ze een grotere markt aan en hun fanbasis breidde uit.

Carnaval

Met A Hundred Miles Off zal het aantal fans nogmaals gaan stijgen, want de cd klinkt in de basis behoorlijk Amerikaans. The Walkmen doet op hun nieuwe plaat denken aan de Bob Dylan met een elektrische gitaar of aan een uitgebluste variant van The Velvet Underground, met zo hier en daar wat spanning en gekte van Tom Waits. Bijvoorbeeld de losbandige tonen van carnaval en Cariben aan het einde van het openingsnummer Louisiana. Toch beheerst dit geluid niet de hele plaat. Het enigszins spannende All Hands And The Cook, This Job Is Killing Me en het basic, maar mooie Another One Goes By doen denken aan Eastern Lane en bewijzen dat The Walkmen nog graag naar het scherpe randje neigt.

Verveling

~

Deze nummers zijn een verademing op de plaat. Want de rest van A Hundred Miles Off staat bol van nummers die niet helemaal kunnen beklijven. Zo hier en daar klinken invloeden door van de Stereophonics, of nog beter, the Arctic Monkeys, mede door de geknepen zang van voorman Hamilton Leithauser. Het grote verschil is dat Leithauser met de zijnen klinkt als het saaie broertje van genoemde bands. Vroeger was er nog wel eens variatie in zijn stem, maar nu kiest hij voor de herhaling. En dat begint te vervelen, net als het bereik waarin de sologitaar voortdurend opereert. Het album zal goed aansluiten op de wensen van de Amerikaanse markt, maar ik vrees dat het hart van de gemiddelde Europeaan er niet sneller van gaat kloppen. Volgende keer beter.

Muziek / Album

Dubbelzinnig

recensie: Motörhead - Kiss of Death

Zes jaar oud was ik toen Lemmy en zijn mannen de kraker Orgasmatron als resultaat van noeste arbeid op de wereld hebben gezet. Veel heb ik er toentertijd niet van meegekregen, maar de vaalzwarte T-shirts die mijn buurjongen toen al droeg spraken tot mijn verbeelding. Naast Eddie van Iron Maiden prijkte daarop ook veelvuldig het welbekende logo van Motörhead. Het heeft vanaf dat punt nog wel wat jaartjes geduurd voordat ik met de muziek zelf in aanraking kwam. En zelfs nu heeft de muziek nog niet aan kracht ingeboet.

Kiss of Death is onderhand al even uit en velen hebben er al een mening over gegeven. Wat opvalt is dat die meningen in twee kampen onder te verdelen zijn. Elk kamp heeft zijn eigen redeneringen en conclusies: of de band wordt geprezen, of hij wordt omlaag gepraat.

Prijzenswaardig

~

Hoe knap is het immers om in deze tijden van vernieuwingsdrang nog zo stijlvast te blijven en niet toe te geven aan alle experimenteerdrift die als een vliegende koorts om zich heen slaat. Je moet wel ontzettend sterk in je schoenen staan om nog door te durven gaan in je eigen stijl en je eigen muziek te blijven maken, die overigens nog steeds staat als een huis. Gestoeld op alles wat de band vanaf het begin gekenmerkt heeft slagen Lemmy en consorten er namelijk in om wederom een plaat uit te brengen die geen fan teleur zal stellen. Geen concessies, geen gezeur, gewoon de oude vertrouwde metal-‘n-roll. Af en toe een wat minder momentje op de cd, maar nietemin een lekkere plaat.

Maar toch..

Een lekkere plaat van een stel grijze rockers die de zestig al ongeveer wel gepasseerd moeten zijn, en er net als de Rolling Stones eigenlijk eens mee zouden moeten ophouden. Dat is in het kort de mening van het andere kamp. Want wie zit er nog te wachten op ‘hetzelfde liedje’ als in de jaren tachtig. Er zijn op het moment toch wel interessantere bands in de muziekwereld dan dit in versleten spijkerbroeken gehulde trio? Het feit dat het punkbandje Gigantor al in de jaren negentig een nummer schreef genaamd My dad looks like Lemmy zegt eigenlijk genoeg… gedateerd en jammer genoeg nooit meer zo sterk als vroeger.

Oh, mijn mening wilt u dan ook nog horen: ik hoor bij de eerste groep, hetzelfde liedje of niet, de muziek blijft lekker en dat is waar het wat mij betreft om draait.

Film / Films

Melige tijdscapsule

recensie: What's Up, Tiger Lily?

In de filmografie van Woody Allen geldt What’s Up, Tiger Lily? (1966) als zijn eerste film, maar eigenlijk is dat niet helemaal correct. What’s Up, Tiger Lily? is de Japanse über-B-film International Secret Police: Key of Keys (geregisseerd door Senkichi Taniguchi) voorzien van nieuwe, door Allen geschreven en overgedubte dialogen. Allen heeft met deze methode geprobeerd om commerciële pulp te exploiteren voor zijn eigen komische doeleinden. Ondanks zijn humoristische aanpassingen blijft What’s Up, Tiger Lily? steken in zijn eigen flauwheid.

~

Woody Allen, de neurotische auteur/cineast, duikt drie keer op in What’s Up, Tiger Lily?. Net na de openingsscène van de oorspronkelijke film vertelt hij in een nepinterview over het idee achter zijn persiflage. Vervolgens interrumpeert hij het verhaal plotseling op een spannend moment en sluit hij de film af met een typische Woody Allen-grap. Alle andere scènes zijn afkomstig uit de oorspronkelijke film, die gezien kan worden als een Japanse James Bond-kloon en door het campgehalte zelfs Austin Powers zou doen blozen. Allens aangepaste verhaal draait om een recept voor eiersalade wat moet worden teruggevonden. Daarnaast worden de standaardelementen van het spionagegenre op de hak genomen.

Pulppret

De charme van de film zit hem voornamelijk in het tijdscapsule-effect, waarbij vreemde details weer even tot leven komen in al hun verouderde glorie. De verheerlijking van deze pulpesthetica is na Tarantino’s hommages aan B-films uitgegroeid tot een ware cultus. What’s Up, Tiger Lily? is vanuit die optiek een flauwe curiositeit, waarbij de meligheid al snel vervalt in een trucje. Een irritant element vormen de tussenstukjes van de band The Lovin’ Spoonful die muzikale intermezzo’s – compleet met gogo-danseressen – verzorgen. Deze scènes moeten ongetwijfeld als inspiratie hebben gediend voor de intermezzo’s in de Austin Powers-serie, waar de nepband Ming Tea zorgde voor swingende pret van vergelijkbaar niveau. Allens pastiche lijkt daarmee op een voorloper van betere parodieën. Zo zet het filmpje A Fistful of Yen (een van de filmpjes uit John Landis’ Kentucky Fried Movie) een stap verder in het genre door een Bruce Lee-film op hilarische wijze te persifleren.

What’s Up, Tiger Lily? had leuker kunnen zijn als Allen zich niet zo had beperkt in het gebruik van de originele film. Maar voor de echte fans van Woody moet het een geruststellende gedachte zijn dat hij niet is blijven steken in het genre dat met films als Airplane, Top Secret en The Naked Gun zijn hoogtepunten kent.

De dvd bevat geen extra’s.

Film / Films

Nieuwe dvd’s

recensie: Cold Showers / Prozac Nation / Tsotsi / Langer Licht

.

Cold Showers (Douches froides)
(Antony Cordier, 2005 • Paradiso)

Michaël is goed in judo, heeft een leuk vriendinnetje (Vanessa), arme ouders, maar een schijnbaar perfect leventje. Als op een dag de rijke Clément zijn trainingsmaatje wordt en er een driehoeksverhouding ontstaat tussen de twee jongens en Vanessa, begint Michaëls leven drastisch te veranderen. Hij moet plotseling negen kilo verliezen om mee te kunnen doen aan een judowedstrijd, hij krijgt steeds meer moeite met het extreme gedrag van zijn geldbesparende moeder en alcoholistische vader en de jaloezie slaat toe in zijn relatie met Vanessa en Clément.

~

Cold Showers begint als een rustige film waarin niets aan de hand is, maar wanneer er, zonder duidelijke aanleiding of voorafgaande seksuele spanning (behalve het constante kreunende geworstel bij de judo), ineens de driehoeksverhouding ontstaat, volgt de ene dramatische gebeurtenis na de andere. Dat de drie een seksuele relatie met elkaar aangaan lijkt totaal ongemotiveerd, een echte chemie tussen de hoofdrolspelers is ook niet te voelen. Daarnaast zou je verwachten dat de dramatische gebeurtenissen in Michaëls leven je aangrijpen, maar hiervan is ook geen sprake. De personages wekken geen sympathie op, ze krijgen nergens echt diepgang en blijven oppervlakkig. Cold Showers is een aardige film die tot het einde weet te boeien, maar nergens echt weet te raken.(Anouk Werensteijn)

Prozac Nation
(Erik Skjoldbjærg, 2001 • RCV)

Prozac Nation (de release werd om onduidelijke redenen jaren uitgesteld) is een even losse als oppervlakkige verfilming van de gelijknamige autobiografie van Elizabeth Wurtzel. In de film wordt het wel en wee van het wicht tijdens haar studentenjaren uit de doeken gedaan. Het grote probleem van Prozac Nation is dat de film er niet in slaagt om van Wurtzel een sympathiek karakter te maken: ze wordt geportretteerd als een narcistische, onvolwassen bitch.

~

Dit is wellicht een juiste weergave van de werkelijkheid, maar een even ernstig probleem is dat de film gebaseerd is op de veronderstelling dat Wurtzel een briljant schrijver is, terwijl het tegendeel waar is – zoals pijnlijk naar voren komt door enige citaten in de voice-over. Prozac Nation wekt dus niets anders dan onverschilligheid op, ook omdat Christina Ricci (die de film ook produceerde) vreemd genoeg niets interessants met de titelrol doet. De film biedt, evenmin als het boek, ook geen enkel inzicht in de psychische stoornissen waar Wurtzel mee kampte, anders dan dat ze verholpen werden door een dosis pillen. Een behoorlijke teleurstelling van de ingehuurde Skjoldbjærg, de Noorse regisseur die ooit zo ijzersterk debuteerde met Insomnia (herverfilmd door Christopher Nolan). Geen extra’s. (Paul Caspers)

Tsotsi
(Gavin Hood, 2005 • Paramount)

Het is niet vreemd dat de Zuid-Afrikaanse film Tsotsi dit jaar de Oscar voor niet-Engelstalige film won. Een jonge crimineel uit een sloppenwijk die geleidelijk tot inkeer komt, daar houden de leden van de Academy van. Zeker als er een baby in het spel is – die toevallig op de achterbank van de auto ligt die de jongen steelt – en dat hij aan het denken wordt gezet door een invalide bedelaar en een zorgzame alleenstaande moeder. Dit wil echter niet zeggen dat Tsotsi een sentimentele draak is, integendeel.

~

Tsotsi, een hedendaagse bewerking door Gavin Hood van de 45 jaar geleden geschreven roman van toneelschrijver Athol Fugard, is een opmerkelijk ingetogen film. De vormgeving is weliswaar erg flitsend, zeker in het begin, maar het heftige verhaal wordt vrij subtiel uitgewerkt. Op enkele gewelddadige uitbarstingen na concentreert Hood zich op de innerlijke worstelingen van Tsotsi (debutant Presley Chweneyagae). Het is de grote verdienste van de makers dat je mee gaat leven met een aanvankelijk zeer onsympathiek personage, dat vaak precies de verkeerde beslissingen neemt en zelden nadenkt over de iets langere termijn. Als hij eenmaal zijn misstappen wil rechtzetten, hoop je zelfs dat hij ermee weg zal komen. In de making of zijn interviews opgenomen met onder meer Hood en enkele hoofdrolspelers. (Marcel van den Haak)

Lees hier een uitgebreide recensie van deze film.

Langer licht
(David Lammers, 2006 • A-Film)

Langer licht is de film die regisseur David Lammers heeft gemaakt voor de serie De Oversteek van de VPRO en het Filmfonds. De serie bevat eigenzinnige en artistieke films van filmmakers die vallen binnen het arthouse-genre. Als men kijkt naar de normale output van de Nederlandse cinema is het een verademing films te zien die nog enigszins buiten de commerciële boot vallen.

~

Enerzijds wordt er in Langer licht goed geacteerd en is er prachtig gefilmd, maar qua plotontwikkeling is de film misschien slachtoffer van het sjabloon van de standaard arthouse-stokpaardjes (vervreemding, gebrek aan communicatie en zelfbewuste mysterieuze shots). Het hoofdthema is een verstoorde vader-zoon relatie die het resultaat is van een onverwerkt trauma. Het is duidelijk dat er in het verhaal een weg naar verzoening moet komen. Lammers verrast door zijn oog voor scènes die alledaags zijn, maar tegelijk ook een strakke en aparte schoonheid hebben. Verder is de Amsterdamse multiculturele setting mooi in beeld gebracht en hebben de dialogen iets authentieks en grappigs door het gebruik van plat dialect. Toch zijn deze kwaliteiten niet genoeg om de voorspelbare structuur en afhandeling geheel geslaagd te maken, ondanks Lammers oprechtheid. Afgezien van wat trailers bevat deze dvd geen extra’s. (George Vermij)

Lees hier een uitgebreide recensie van deze film en een interview met de regisseur.

Film / Films

Een leven zonder toekomst

recensie: Tigers on Tour: Un matin bonne heure

In 1999 las de Guinese regisseur Gahité Fofana een artikel over twee jongens die Guinee wilden ontvluchten, zich verstopten in het landingsgestel van een vliegtuig en doodvroren. Ze hadden een brief bij zich, gericht aan de leiders van Europa, waarin ze hun daad verklaarden. Aanvankelijk wilde Fofana er een documentaire over maken, maar uiteindelijk werd het een speelfilm. Un matin bonne heure werd eerder dit jaar op het Internationaal Filmfestival Rotterdam genomineerd voor een Tiger Award en is nu te zien in het programma Tigers on Tour.

Een land zonder water, zonder elektriciteit, zonder werk, zonder geld. We hebben ziektes die ergens anders genezen kunnen worden. Wie zou hier willen blijven? God houdt niet van Afrika.

~

Het zijn de woorden van een familielid van Yaguine, een jongen die zijn dagen slijt met het kijken naar vliegtuigen, het zwerven door de stad en het bij elkaar sprokkelen van geld. Samen met zijn vriendje Fodé droomt hij van een beter leven, ergens ver weg van Afrika.

Georganiseerde chaos

Sloppenwijken, overvolle straten, mensen die nog even vlak voor een trein het spoor oversteken: in deze georganiseerde chaos groeien de hoofdpersonen uit Un matin bonne heure op. En alhoewel ze een dak boven hun hoofd hebben, is hun toekomst allesbehalve rooskleurig. Zonder geld voor een degelijke opleiding gaan de jongens een zwaar leven tegemoet. En daar kunnen Yaguines droom om piloot te worden en Fodés passie voor muziek niets aan veranderen.

Dat de jongens niet alleen het land uit vluchtten, maar ook een brief schreven over hun situatie, veranderde volgens Fofana veel. Volgens hem werd hun vlucht daardoor een politieke daad. De brief, waarin de jongens de Europese leiders vragen om Afrika te helpen, wordt letterlijk in de film geciteerd. De jongens vragen om onderwijs, voedsel en vrede. En een sportschool waar ze kunnen voetballen.

De uitzichtloosheid van het bestaan

Het is jammer dat de drang van de jongens om hun land te verlaten geen enkel moment echt tastbaar wordt. “Die jongens willen echt graag weg”, wordt er meerdere malen gezegd. Toch blijven de jongens zelf stil. Letterlijk. Zwijgend kijken ze om zich heen en hangen wat rond. Pas als een vriendinnetje van Yaguine wordt uitgehuwelijkt aan een rijke handelaar, blijken ze daadwerkelijk een plan te hebben.

~

De uitzichtloosheid van het bestaan voor de arme bevolking van Afrika loopt als een rode draad door Un matin bonne heure. Want ook al schijnt de zon, luistert Yaguines tante naar muziek op haar mobiele telefoon en hebben de jongens een dak boven hun hoofd, er blijft altijd die horizon en wat daar achter ligt. Het gaat de jongens uiteindelijk niet om geld, maar om wat ze met dat geld kunnen doen: zorgen voor hun families en hun dromen waarmaken.

Het is jammer dat ze dit in stilzwijgen doen, en daardoor pas aan het einde van de film echt gaan leven. Als ze in hun korte broeken, wollen mutsjes en winterjassen – de warmste kleren die ze konden vinden – naar het vliegtuig rennen waar ze later zullen sterven, kijken ze naar hun voeten en beseffen dat ze iets vergeten zijn. Ze dragen slechts witte, open sandaaltjes.

Deze film vormt samen met La perrera en Glue de Tigers on Tour, een selectie van het afgelopen IFFR die tot en met februari volgend jaar op tournee is door de Nederlandse filmhuizen. Klik hier voor meer informatie en voor het bestellen van kaartjes.

Boeken / Fictie

Leuk, zo’n getrouwde vent!

recensie: Els Quaegebeur - Mijn geheim

Het lijkt spannend, een relatie aangaan met een getrouwde man, maar wie Mijn geheim van Els Quaegebeur leest, komt al snel tot de ontdekking dat zo’n relatie helemaal niet spannend, maar juist zenuwslopend is. En al hélemaal niet leuk.

~

De ondertitel van het boek luidt Het verleidelijke leven van een minnares en dat is uiteraard ironisch bedoeld, want de geheime verhouding die Els Quaegebeur in haar debuut beschrijft, blijkt één en al ellende te zijn.
Het begint weliswaar met een prettige spanning, maar al snel zit onze heldin, die met X wordt aangeduid, voortdurend op haar mobieltje te turen of haar collega-redacteur ‘Dinges’ al heeft gebeld. Vanaf dat moment stapelen de frustraties zich op. Ze begint Dinges te haten, “omdat hij altijd degene is die bepaalt of we elkaar zien”, ze vlucht in paniek van de redactie omdat ze ten onrechte denkt dat zijn kindertjes hun pappie komen opzoeken, ze krijgt zin om hem te slaan, ze moet zich inhouden om er geen “afschuwelijke dingen uit te gooien” en uiteindelijk eindigt ze “woedend, moedeloos, stuurs, verdrietig en wanhopig”.

Maar blijkbaar kon het niet anders en was het noodlot onafwendbaar. De twee geliefden snappen wel dat de situatie hopeloos is, maar toch laten ze zich meeslepen door hun gevoelens voor elkaar. Hij is doodsbang om haar kwijt te raken, maar kan zijn gezin niet verlaten, en zij snapt ook wel dat hij zijn gezin nooit zal verlaten, maar… Ja, wat ze nou eigenlijk van hem wil? Ze wil dat hij “de confrontatie zal aangaan met zichzelf”, zonder dat precies duidelijk wordt waar dat allemaal goed voor is.

Pipi Langkous

Eerlijk gezegd kostte het me moeite om in de huid van hoofdpersoon X te kruipen en met haar mee te leven. Natuurlijk, de zich hoog opstapelende frustraties over hun ‘fantasierelatie’ zijn begrijpelijk – wie zou daar niet chagrijnig van worden -, maar de hoofdpersoon gedraagt zich soms wel heel erg als een verwend prinsesje dat boos door het paleis stampt. Ze haat van alles en nog wat (ze haat zelfs Pipi Langkous, nou ja), probeert tegenover haar minnaar doorlopend gevat en bijdehand uit de hoek te komen en soms is ze ronduit kattig. Als een jongen haar wil helpen met een bloedneus, grist ze haar telefoon uit zijn hand en snauwt: “Ik kan nog wel zelf bellen, hoor.” Het is niet zo dat X een volbloed bitch is, want ze beschikt over voldoende zelfkritiek, maar ze zet wel erg vaak haar stekeltjes op. Ik vond het dus helemaal niet erg om er getuige van te zijn hoe ze langzaam maar zeker de amoureuze afgrond inglijdt. En haar rode wijn zuipende vriendinnenclub, die beurtelings met ‘de apenrots’ en ‘de kibboets’ wordt aangeduid, had er wat mij betreft ook wel achteraan gemogen, maar, om met Plien en Bianca te spreken: dat is héél persoonlijk.

~

Dat ik weinig affiniteit met de hoofdpersoon kon opbrengen, betekent overigens niet dat ik me meer kon inleven in haar minnaar Dinges, want die mag vooral als decor dienen voor de kolkende gevoelsuitbarstingen van de hoofdpersoon. Voor hem is slechts een bijrolletje weggelegd als goeie sul, die zich de grillen van zijn sprookjesprinses mag laten welgevallen. Waarom hij zich uitput in het verzinnen van aandoenlijke koosnaampjes, zoals ‘kleine wodkakoningin’, ‘kleine stuiterbal’ en, hou je vast, ‘lief krentenbolletje’, is mij een raadsel. Maar laten we wel wezen, als je sms’jes tikt als “Je ligt waarschijnlijk nog te slapen, mooi en lief, zoals ik denk dat jij dat kan”, dan ben je toch al hopeloos verloren.

Frisse stijl

Al die bezwaren nemen overigens niet weg dat Quaegebeur goed kan schrijven, waardoor het boek lekker vlot leest. Ze heeft een verfrissende stijl. Mijn enige bezwaar is dat ze hier en daar met nèt iets te bedachte humor over de brug komt. Hoewel X echt een vrouw van deze tijd is – ze slaapt praktisch met haar mobieltje – legt de schrijfster haar karakters somtijds een wonderlijk boekentaaltje in de mond. Zo heeft ze een collega, die zó uit een stripboekje lijkt te komen, met opmerkingen als “Nou nee, mijn hoofd zit te vol met grijze cellen, daar past geen vlieg meer tussen. Maar bij jou hebben die zoemende stoorzenders vrij spel natuurlijk.”
Haar moeder zadelt ze ook al op met een wonderlijk taalgebruik: “Ik wil je wel zeggen dat je naam geschreven staat op een groot gedeelte van de grijze haren op mijn hoofd. Deze onthulling zal je score in ieder geval niet doen verminderen.” Ik weet niet in wat voor kringen de schrijfster zich pleegt op te houden, maar ik kom zelden mensen tegen die zo praten.

Toch verwacht ik dat dit boek zijn lezers wel zal vinden. Een kleine groep mensen zal ervan smullen omdat ze iets soortgelijks heeft meegemaakt, maar ik denk dat er nóg meer mensen zijn die het fascinerend vinden om te lezen hoe dat nou in zijn werk gaat, zo’n relatie met een getrouwde man. Die komen dan ook behoorlijk aan hun trekken, want Quaegebeur beschrijft uitvoerig welke aspecten en emoties er kleven aan een relatie met een getrouwde man: het flirten, stiekem achter het bureau van je geliefde gaan zitten, dat trillerige gevoel als je weet dat je elkaar straks gaat zien, de prettige spanning dat je samen een geheim deelt, maar vooral, en dat is minder leuk, de angst dat het overspel uitkomt. En de frustratie dat je nooit eens kunt doen wat andere verliefde stelletjes kunnen doen, om nog maar te zwijgen van de afkeuring van ouders en vrienden.

Muziek / Album

Een verschil van dag en nacht

recensie: Pete Yorn – Nightcrawler

Toen singer/songwriter Pete Yorn zo’n vijf jaar geleden zijn debuut Musicforthemorningafter uitbracht, lag een zonnige toekomst in het verschiet. De romanticus uit Montville, New Jersey leek net als Ryan Adams een ongelooflijk talent. Het was slechts wachten op een definitieve doorbraak. De tegenvallende opvolger Day I Forgot deed zijn status echter weer wankelen. Nightcrawler biedt uitzicht op betere tijden, maar is nog geen Musicforthemorningafter .

~

Nightcrawler is het laatste album van een trilogie die gebaseerd is op de gemoedstoestand tijdens drie willekeurige dagdelen uit Yorn’s leven. Musicforthemorningafter was ooit het veelbelovende begin van zo’n dag. Een uitstekende cd die volgens de toepasselijke titel bij voorkeur gedijt in de morgen, als de gordijnen nog niet geopend zijn. Gitzwarte koffie, vage herinneringen van de vorige avond, het slikken van aspirines tegen de kater en mijmeren wat de nieuwe dag in petto heeft: geloof, wanhoop, liefde? Musicforthemorningafter stond symbool voor de leegte in de morgen, na een avondje stevige rock-‘n-roll.

Weinig sterren aan de hemel

Hoewel opvolger Day I Forgot tegenviel, zijn de verwachtingen van een spannende albumtitel als Nightcrawler toch hoog. Nummers die zich in het donker afspelen, teksten waarin dromen en nachtmerries de boventoon voeren, vol verlangen, drank, verdriet en eenzaamheid. Songs die schitteren als sterren in de nacht. Na een aantal luisterbeurten kun je concluderen dat hij aan dit verwachtingspatroon slechts ten dele heeft voldaan. Het blijft zoeken met een zaklampje naar songs die het hoge niveau van het debuutalbum evenaren. Had hij maar even íets langer aan het refrein geschaafd (Alive) of net even iets meer bezieling getoond (Undercover), denk je dan. Hitproducer Butch Walker (Avril Lavigne/Pink) en het drumwerk van ene Dave Grohl (daar is ie weer!) hebben er weinig aan kunnen veranderen.
Een aantal nummers mist de spanning en diepgang. De melodielijntjes zijn nét even wat minder pakkend. Om niet te eenvormig te klinken, heeft Yorn hier en daar een dappere poging ondernomen zijn muzikale horizon te verbreden. In het Beck-achtige Georgie Boy slaagt hij daarin, maar met een draak als Policies slaat hij de plank behoorlijk mis.

Om bij wakker te blijven

~

Toch valt er ook op dit album gelukkig het nodige te genieten. Yorn beschikt nu eenmaal over een uitstekend beheerst stemgeluid met een warm, sexy timbre. Hij kan daarmee vele octaven op en neer en klinkt dan gewoonweg prachtig, zeker wanneer hij zich in rustiger vaarwater begeeft. In nummers als Vampyre, The Man en zeker in Ice Age blijft de ware songsmid in Pete Yorn bij zijn leest en levert en passant toch een aantal prachtige melancholieke liedjes af met refreintjes die zich dreinend in je hoofd nestellen. Ja, ook ’s nachts. Nightcrawler is een album om bij wakker te blijven, maar vooralsnog blijft Pete Yorn een typisch ochtendmens.

Boeken / Fictie

Een voorbeeldig mens

recensie: Arnon Grunberg - Tirza

Een vader van bijna zestig jaar verzorgt de hapjes en de drank op het examenfeest van zijn dochter. Hij zoekt tomatensap in de koelkast en stoot per ongeluk een pak melk om. Zittend op zijn knieën in de melk, denkt hij: ik moet niet mijn verstand verliezen, dit is niet het moment.

Deze vader heet Jörgen Hofmeester en is de hoofdpersoon van de nieuwe roman van Arnon Grunberg, Tirza. Hij woont op stand in Amsterdam, maar heeft zijn geld verloren in een hedge fund. Zijn beroep was redacteur, maar hij is bij de uitgeverij overbodig geworden. Hij had een vrouw, maar die is op een dag weggelopen. En hij heeft twee dochters, waarvan er een naar Frankrijk is verhuisd. De andere dochter, Tirza, is het enige dat Hofmeester nog heeft. Daarom bereidt hij met liefde de sushi, die hij als een voorbeeldige vader zal ronddelen op het feestje.

~

Aan dit kleine beetje houvast komt abrupt een einde met de komst van twee personen. De eerste is Hofmeesters echtgenote. Haar rol in het verhaal is weliswaar zo overbodig als die van Hofmeester bij de uitgeverij, maar de tragikomische dialogen die de verenigde echtelieden voeren zijn even prachtig als beklemmend. De tweede is Mohammed Atta, die eigenlijk Choukri heet. Hij is het vriendje van Tirza en lijkt als twee druppels water op de zelfmoordterrorist. In de fantasie van Hofmeester verwordt deze Choukri tot zijn persoonlijke terrorist, tot de vernietiger van zijn leven. Met enig recht, want Choukri zal zijn dochter vergezellen op een reis naar Afrika en hem daarmee zijn vaderschap ontnemen.

Controle

Mohammed Atta berooft Hofmeester met zijn dochter ook van zijn illusies. Hofmeester verzucht dan ook dat de rest van zijn leven voor hem ligt als een woestijn. Die woestijn wordt werkelijkheid voor hem als hijzelf in Afrika belandt, op zoek naar zijn dochter. Zo worden het symbolische en het reële met elkaar verenigd, een vervlechting waaruit blijkt dat Grunberg Tirza beter heeft geconstrueerd dan al zijn vorige romans. Thematisch echter lijkt Tirza van hetzelfde nihilistische laken een pak. Vrijwel alle hoofdpersonen van Grunbergs romans gingen obsessief op zoek naar een zinvolle invulling van hun leven – en kwamen altijd bedrogen uit. Jörgen Hofmeester verschilt in een opzicht van die personages: hij blijft een gewone man, zijn situatie blijft invoelbaar.

~

Dit realistische beeld van Hofmeester komt vooral tot uiting in zijn houding ten opzichte van Tirza. Eerst zag hij haar als ‘hoog-hoogbegaafd’ en moest ze de carrière maken waartoe hij zelf niet in staat was. Maar na het verlies van zijn materiële bezittingen, verandert Hofmeester. Hij beseft dat je van geld niet gelukkig wordt en stelt vanaf dat moment alles in het werk om een voorbeeldige vader zijn. Hij probeert liefdevol en attent te zijn en zijn dochter de ruimte te geven om te doen wat ze zelf wil. In deze man die geloofde in een maakbaar leven, maar van bezittingen niet gelukkig kon worden, kan moeiteloos de moderne westerse mens herkend worden. Het is dan ook veelzeggend dat Hofmeester tijdens een gesprek met een psycholoog alleen het woord ‘controle’ noteerde en dit tweemaal onderstreepte. Als hij het later terugleest, overkomt hem het gevoel dat in dat woord, in die onderstrepingen de verklaring zit voor heel zijn leven.

Indringende keuze

De controle verliest Hofmeester pas echt als hij zijn dochter verliest. In de Afrikaanse hitte, vergeefs uitkijkend naar Tirza, belandt Hofmeester in de woestijn, bereid om in het niets te verdwijnen. Maar net op tijd wordt hij op deze dorre, nihilistische vlakte voor een indringende keuze gesteld. Hij kan de controle over zijn leven hernemen door het te beëindigen of zonder dochter iets van zijn leven herpakken. Het is ironisch dat Grunberg juist in de woestijn zijn personage nog een sprankje hoop geeft. Al blijft – zo pessimistisch is Grunberg nog steeds – onduidelijk of dat beetje hoop terecht is.

Nog niet eerder schiep Arnon Grunberg een zo realistisch personage als Jörgen Hofmeester. Nog opvallender aan Tirza is echter de grote beheersing van stijl en inhoud. Grunberg verloor zichzelf te vaak in een overdaad aan terzijdes en slapstick, waardoor een echte afronding achterwege bleef (zijn eerste romans) of het einde in een te buitensporige wending ten onder ging (De joodse messias of De asielzoeker). Weliswaar ontkomt ook het einde van Tirza niet aan Grunbergs voorkeur voor het groteske einde, maar het is nu wel geloofwaardig. Na lezing van Tirza kan definitief gesteld worden dat Grunberg de beste Nederlandse schrijver van het moment is.

Muziek / Album

Eerst beren, nu zalm

recensie: Tomàn - Perhaps we should have smoked the salmon first

Vorig jaar debuteerde Tomàn met Catching a grizzly bear, lesson one. Ook de titel van dit tweede album, Perhaps we should have smoked the salmon first verwijst naar het dierenrijk. Wat de heren met wildernis, zalm en beren hebben blijft het hele album lang een raadsel. Je zou haast een Canadese afkomst gaan vermoeden, maar niets is minder waar: Tomàn bestaat uit rasechte West-Vlamingen afkomstig uit het ongetwijfeld pittoreske, maar zeer zeker nietige Lo-Renninge.

~

Wie naar de Myspace site van deze Belgen surft, komt daar in hun lijstje vrienden We vs. Death tegen en dat is niet verwonderlijk. Er zijn flink wat overeenkomsten tussen beide bands. Zo ondersteunt Tomàn op deze nieuwe cd de postrock met weemoedige klanken van een trompet, net als We vs. death. Beide bands voegen aan het strakke postrockkeurslijf vernieuwende elementen toe. Deze elementen zorgen ervoor dat Tomàn niet zomaar de zoveelste Tortoisekloon genoemd kan worden.

VST-plugins

Anders dan We vs. Death breidt Tomàn de muziek uit met een hele serie frivole en luchtige toetsaccenten. Het feit dat de West-Vlamingen in het cd-boekje hulde brengen aan de effectensoftware Ktgranulator en allerlei andere gratis VST-plugins (softwareversies van instrumenten en effectenbakken) leert dat ze ook het gebruik van de laptop niet schuwen. Nergens krijgt de elektronica echter de overhand: het dient meer als inkleuring van het palet dat zijn basis duidelijk in de klassieke bezetting van gitaar, bas en drums blijft houden. De belangrijkste referentiekaders komen mede hierdoor dus nog steeds uit de postrockhoek. Zo komen er elementen voorbij van Explosions in the sky (het gitaargeluid), Saxon shore (de sfeer) en The album leaf (het gebruik van elektronica en spaarzame zang).

Vier sterren

Zoals gezegd behouden de Vlamingen op Perhaps we should have smoked the salmon first een eigen geluid. Ze hebben bovendien een flink aantal interessante vondsten op het album ondergebracht. Het niveau blijft op het hele album vrij hoog. Het is daarom ook moeilijk om echte uitschieters te noemen, maar het aanzwellende Theme for crusaders en de afsluiter I can’t remember whether I said thank you komen zeker in aanmerking.

Is er ook nog wat aan te merken op deze prachtplaat? Oh ja hoor. Zo kan het allemaal best nog wat strakker en mag het her en der ook iets minder braaf. Daarom slechts vier sterren en geen vijf voor Tomàn. En wat ze nou met zalm en beren hebben?

Muziek / Album

Hogeschool-kitsch

recensie: The Fine Arts Showcase - Radiola

“It looks like love won’t save us after all”, zingt Gustaf Kjellvander met gedragen stem, in de rug gesteund door denderende synthesizers, een staccato bespeeld keyboard en een op zijn computer in elkaar gedraaid stampend drumpatroontje. Ondanks de knulligheid van de productie van de cd ontbreekt het de 26-jarige Zweed niet aan geloofwaardigheid.

Kjellvanders muziek klinkt als een pastiche van de jaren ’80. Zelfs in dat decennium bespeelde men de synthesizers niet met zoveel oprecht pathos. En dus is je eerste reactie: dit meent hij niet, hij steekt de draak met de luisteraar. Tweede reactie: It looks like love won’t save us after all – je gelooft Kjellvander en je zingt het hem na. Want zijn album Radiola bevat op de gelukkigste momenten ware hogeschool-kitsch.

~

Ironie

Het ontbreekt Kjellvander evenwel niet aan ironie. Hij bracht eerder, naast een ep, het album Invasive Confusion uit onder de kolderieke naam Sideshow Bob. Ook vormt hij met oudere broer Christian het bedachtzame folkduo Songs of Soil. Dan is Kjellvander een uit de klei getrokken singer-songwriter, en geen synthpop-professor met glitterhandschoentjes aan.

Beter mét

Typerend voor Radiola is dat het album minder intrigeert wanneer de synths zwijgen en de indruk ontstaat dat er een gewoon gitaarbandje aan het spelen is – overdekt met een flinke dosis galm, dat wel. Je hebt nog wel een Pulpesque Frida and I, maar zo overrompelend als tijdens het eerste nummer van het album gaat Kjellvander nergens meer te werk. De cello speelt een steeds prominentere rol in de arrangementen en wordt dan dominanter dan de synthesizers en de strings. Vreemd genoeg begin je op dat moment terug te verlangen naar dat eerdere synthetische toetsengeluid. Omringd door kitsch, dan pas geloof je Kjellvander.