Muziek / Album

Op zoek naar het scherpe randje

recensie: The Walkmen - A Hundred Miles Off

Legio bands uit Amerika veroveren nooit het vasteland van Europa. Andersom zijn dat er nog meer overigens. Third Eye Blind, Matchbox Twenty en the Wallflowers waren millionsellers in de States, terwijl ze nauwelijks voet aan onze bodem kregen. Dit soort verschijnselen zie je ook bij de iets kleinere bandjes. Die doen het goed in het thuisland, maar weten hier geen potten te breken. The Walkmen is een van dat soort bandjes, maar misschien helpt hun A Hundred Miles Off ze naar Europese roem.

~

Enkele jaren geleden wist het New Yorkse The Walkmen een select publiek aangenaam te verrassen met het debuut Everybody Who Pretented To Like Me Is Gone, inventieve indiepop met een powerpop-randje. Dat debuut verscheen op het interessante en sympathieke Franse Talitres Records, waar ook de fijne Amerikaanse bandjes Pela en Calla verschijnen. The Walkmen beloofde een boeiende speler te worden binnen het aanbod van de Amerikaanse underground, maar met hun tweede plaat Bows + Arrows boorden ze een grotere markt aan en hun fanbasis breidde uit.

Carnaval

Met A Hundred Miles Off zal het aantal fans nogmaals gaan stijgen, want de cd klinkt in de basis behoorlijk Amerikaans. The Walkmen doet op hun nieuwe plaat denken aan de Bob Dylan met een elektrische gitaar of aan een uitgebluste variant van The Velvet Underground, met zo hier en daar wat spanning en gekte van Tom Waits. Bijvoorbeeld de losbandige tonen van carnaval en Cariben aan het einde van het openingsnummer Louisiana. Toch beheerst dit geluid niet de hele plaat. Het enigszins spannende All Hands And The Cook, This Job Is Killing Me en het basic, maar mooie Another One Goes By doen denken aan Eastern Lane en bewijzen dat The Walkmen nog graag naar het scherpe randje neigt.

Verveling

~

Deze nummers zijn een verademing op de plaat. Want de rest van A Hundred Miles Off staat bol van nummers die niet helemaal kunnen beklijven. Zo hier en daar klinken invloeden door van de Stereophonics, of nog beter, the Arctic Monkeys, mede door de geknepen zang van voorman Hamilton Leithauser. Het grote verschil is dat Leithauser met de zijnen klinkt als het saaie broertje van genoemde bands. Vroeger was er nog wel eens variatie in zijn stem, maar nu kiest hij voor de herhaling. En dat begint te vervelen, net als het bereik waarin de sologitaar voortdurend opereert. Het album zal goed aansluiten op de wensen van de Amerikaanse markt, maar ik vrees dat het hart van de gemiddelde Europeaan er niet sneller van gaat kloppen. Volgende keer beter.