Boeken / Fictie

Leuk, zo’n getrouwde vent!

recensie: Els Quaegebeur - Mijn geheim

Het lijkt spannend, een relatie aangaan met een getrouwde man, maar wie Mijn geheim van Els Quaegebeur leest, komt al snel tot de ontdekking dat zo’n relatie helemaal niet spannend, maar juist zenuwslopend is. En al hélemaal niet leuk.

~

De ondertitel van het boek luidt Het verleidelijke leven van een minnares en dat is uiteraard ironisch bedoeld, want de geheime verhouding die Els Quaegebeur in haar debuut beschrijft, blijkt één en al ellende te zijn.
Het begint weliswaar met een prettige spanning, maar al snel zit onze heldin, die met X wordt aangeduid, voortdurend op haar mobieltje te turen of haar collega-redacteur ‘Dinges’ al heeft gebeld. Vanaf dat moment stapelen de frustraties zich op. Ze begint Dinges te haten, “omdat hij altijd degene is die bepaalt of we elkaar zien”, ze vlucht in paniek van de redactie omdat ze ten onrechte denkt dat zijn kindertjes hun pappie komen opzoeken, ze krijgt zin om hem te slaan, ze moet zich inhouden om er geen “afschuwelijke dingen uit te gooien” en uiteindelijk eindigt ze “woedend, moedeloos, stuurs, verdrietig en wanhopig”.

Maar blijkbaar kon het niet anders en was het noodlot onafwendbaar. De twee geliefden snappen wel dat de situatie hopeloos is, maar toch laten ze zich meeslepen door hun gevoelens voor elkaar. Hij is doodsbang om haar kwijt te raken, maar kan zijn gezin niet verlaten, en zij snapt ook wel dat hij zijn gezin nooit zal verlaten, maar… Ja, wat ze nou eigenlijk van hem wil? Ze wil dat hij “de confrontatie zal aangaan met zichzelf”, zonder dat precies duidelijk wordt waar dat allemaal goed voor is.

Pipi Langkous

Eerlijk gezegd kostte het me moeite om in de huid van hoofdpersoon X te kruipen en met haar mee te leven. Natuurlijk, de zich hoog opstapelende frustraties over hun ‘fantasierelatie’ zijn begrijpelijk – wie zou daar niet chagrijnig van worden -, maar de hoofdpersoon gedraagt zich soms wel heel erg als een verwend prinsesje dat boos door het paleis stampt. Ze haat van alles en nog wat (ze haat zelfs Pipi Langkous, nou ja), probeert tegenover haar minnaar doorlopend gevat en bijdehand uit de hoek te komen en soms is ze ronduit kattig. Als een jongen haar wil helpen met een bloedneus, grist ze haar telefoon uit zijn hand en snauwt: “Ik kan nog wel zelf bellen, hoor.” Het is niet zo dat X een volbloed bitch is, want ze beschikt over voldoende zelfkritiek, maar ze zet wel erg vaak haar stekeltjes op. Ik vond het dus helemaal niet erg om er getuige van te zijn hoe ze langzaam maar zeker de amoureuze afgrond inglijdt. En haar rode wijn zuipende vriendinnenclub, die beurtelings met ‘de apenrots’ en ‘de kibboets’ wordt aangeduid, had er wat mij betreft ook wel achteraan gemogen, maar, om met Plien en Bianca te spreken: dat is héél persoonlijk.

~

Dat ik weinig affiniteit met de hoofdpersoon kon opbrengen, betekent overigens niet dat ik me meer kon inleven in haar minnaar Dinges, want die mag vooral als decor dienen voor de kolkende gevoelsuitbarstingen van de hoofdpersoon. Voor hem is slechts een bijrolletje weggelegd als goeie sul, die zich de grillen van zijn sprookjesprinses mag laten welgevallen. Waarom hij zich uitput in het verzinnen van aandoenlijke koosnaampjes, zoals ‘kleine wodkakoningin’, ‘kleine stuiterbal’ en, hou je vast, ‘lief krentenbolletje’, is mij een raadsel. Maar laten we wel wezen, als je sms’jes tikt als “Je ligt waarschijnlijk nog te slapen, mooi en lief, zoals ik denk dat jij dat kan”, dan ben je toch al hopeloos verloren.

Frisse stijl

Al die bezwaren nemen overigens niet weg dat Quaegebeur goed kan schrijven, waardoor het boek lekker vlot leest. Ze heeft een verfrissende stijl. Mijn enige bezwaar is dat ze hier en daar met nèt iets te bedachte humor over de brug komt. Hoewel X echt een vrouw van deze tijd is – ze slaapt praktisch met haar mobieltje – legt de schrijfster haar karakters somtijds een wonderlijk boekentaaltje in de mond. Zo heeft ze een collega, die zó uit een stripboekje lijkt te komen, met opmerkingen als “Nou nee, mijn hoofd zit te vol met grijze cellen, daar past geen vlieg meer tussen. Maar bij jou hebben die zoemende stoorzenders vrij spel natuurlijk.”
Haar moeder zadelt ze ook al op met een wonderlijk taalgebruik: “Ik wil je wel zeggen dat je naam geschreven staat op een groot gedeelte van de grijze haren op mijn hoofd. Deze onthulling zal je score in ieder geval niet doen verminderen.” Ik weet niet in wat voor kringen de schrijfster zich pleegt op te houden, maar ik kom zelden mensen tegen die zo praten.

Toch verwacht ik dat dit boek zijn lezers wel zal vinden. Een kleine groep mensen zal ervan smullen omdat ze iets soortgelijks heeft meegemaakt, maar ik denk dat er nóg meer mensen zijn die het fascinerend vinden om te lezen hoe dat nou in zijn werk gaat, zo’n relatie met een getrouwde man. Die komen dan ook behoorlijk aan hun trekken, want Quaegebeur beschrijft uitvoerig welke aspecten en emoties er kleven aan een relatie met een getrouwde man: het flirten, stiekem achter het bureau van je geliefde gaan zitten, dat trillerige gevoel als je weet dat je elkaar straks gaat zien, de prettige spanning dat je samen een geheim deelt, maar vooral, en dat is minder leuk, de angst dat het overspel uitkomt. En de frustratie dat je nooit eens kunt doen wat andere verliefde stelletjes kunnen doen, om nog maar te zwijgen van de afkeuring van ouders en vrienden.