Tag Archief van: recensie

Theater / Voorstelling

Negentig minuten durend gemopperkont

recensie: Hummelinck Stuurman Theaterproducties – ROEM

Wie twee sterke acteurs neerzet op een podium, verwacht grootse, bruisende theaterkunst. Toch kan dat aardig tegenvallen. In een nieuwe voorstelling van Hummelinck Stuurman Theaterproducties zoekt een gevallen BN’er (Victor Reinier) psychologische hulp (Renée Soutendijk) als hij uit een politieserie wordt geschreven. Op televisie mag Reinier dan floreren als politieagent Floris Wolfs, in deze voorstelling flikt ‘ie ‘m niet.

Ongemakkelijke dialoog

In de nieuwe voorstelling Roem, geschreven door Ger Thijs, staan Victor Reinier (Jos de Man) en Renée Soutendijk (Odette) als gevierde televisieheld en psychiater tegenover elkaar. Al vanaf het eerste moment heerst er een soort ongemakkelijkheid. Zo opent Soutendijk het toneelstuk door haar publiek te bestoken met vragen, zonder op de antwoorden te wachten. Op haar vragen wordt schamper geantwoord door het publiek, terwijl Soutendijk verdergaat met haar tekst, wat het ongemak vergroot. Daarna strompelt Reinier de toneelvloer op, zijn haar in een frommelig staartje gestoken. Hij speelt de ‘verloren’ acteur, die zijn opwellende tranen telkens moet bestelpen met zakdoekjes. Zijn personage zal na twaalf jaar op het doek worden neergeschoten, met de dood als gevolg. Deze fictieve dood staat voor Jos gelijk aan zijn doodsvonnis als acteur. Nog voordat het noodlot heeft toegeslagen, manoeuvreert hij over het podium als een sloddervos en verandert hij stilaan in een ‘vieze man’ (compleet met trenchcoat) als hij Odette op veel te zichtbare manier wil versieren.

Odette, die de menselijke psyche schijnbaar met ‘verve’ weet te ontleden, vertelt hoe deze man in haar leven kwam en haar leven veranderde. Echte rake observaties over Jos heeft ze niet, wél verkondigt ze algemene wijsheden – verpakt in mooie, zelfs bijna te archaïsche verwoordingen. Odette blijft afwisselend het woord voeren tot Jos en het publiek. In korte intermezzo’s doorbreekt ze de vierde wand door met het publiek te praten, een publiek dat zogenaamd alles weet over het boek dat ze heeft geschreven over Jos (het boek waarmee ze faam heeft vergaard). De scènes die wij als publiek zien, tonen wat zij in haar boek heeft geschreven: de ‘take-in’, de vervolgafspraken, het intieme hoogtepunt en de afronding van de sessies.

Wachtend op antwoorden

In de getoonde scènes is getracht een regelmaat tussen komedie en tragedie aan te houden. De voorstelling heeft zeker haar humoristische momenten, maar de meeste grappen zijn te voor de hand liggend om écht leuk te zijn. Het tragische komt tot uiting in het levensverhaal van Jos, die  geen gelukkige jeugd heeft gehad (want: afwezigheid vader). Jos lijkt daar zelf graag dieper op in te willen gaan door een stapeltje foto’s van vroegere tijden mee te nemen, maar daar ziet zijn psychiater het nut niet van in. Langzamerhand raakt Jos emotioneler en meer geïrriteerd en voelt zich continu snel aangevallen. Het komt nooit tot een rustig, goed gesprek waarin Jos eindelijk zijn verhaal kan doen. Odette kraakt Jos voornamelijk af en laat hem niet verzwelgen in zelfmedelijden (‘Kom op man!’) en lijkt eerder een mental coach dan een psychiater. Het resultaat van hun volhardende houding zorgt ervoor dat dit toneelstuk totale diepgang mist. De hoofdvraag van deze voorstelling ‘Wat doet bekendheid met iemands karakter?’-die op de voorkant van de flyer prijkt – is dan ook misplaatst. De psychiater kan niet eens een antwoord op deze vraag formuleren. Of op een algemenere vraag als ‘Wie ben ik?’ Dit toneelstuk draait vooral om de relatie tussen de acteur en diens psychiater. De daadwerkelijke hoofdvraag zou moeten luiden: ‘Hoe kan ik me professioneel blijven gedragen tegenover een bekende Nederlander?’.

Energieloos

Het zijn niet de acteurs, niet het decor, niet de verlichting en ook niet de tekst (er komen mooie passages in naar voren) waardoor het niet werkt: het is de algehele ‘energie’ van deze voorstelling. Die mist namelijk. Het komt allemaal te log over. Dat is onder andere gelegen aan de niet volmaakte chemie tussen de twee spelers, het op wel erg zachte toon communiceren, de ongemakkelijke stiltes en het net te lome tempo. Dat is er vooral in gelegen dat het nergens écht serieus wil worden, nooit doorvoel je bepaalde emoties die bij een naderend zwart gat horen. Geen woedeaanvallen, geen gekrijs, geen echt lijkende traan, geen gestampvoet, geen beschuldigingen: het is allemaal haast te ‘liefjes’. Daarnaast zijn er ook nog kleine intermezzo’s waarin beide acteurs het podium verlaten, de lichten dempen en er een komisch muziekje door de zaal schalt. Die muziek lijkt wereldvreemd, omdat het zo’n deuntje is dat bij een Charlie Chaplin of circusvoorstelling niet zou misstaan. En heeft het publiek net schuddebuikend liggen gieren en brullen? Nou, niet echt. Bovendien zijn die muziekstukjes van te lange aard en ze maken het tempo van de voorstelling nog langzamer.

Over het algemeen heeft deze voorstelling zeker haar momenten en wordt er zelfs een komisch (hetzij voorspelbaar) hoogtepunt bereikt, maar wel pas nadat het publiek één uur lang naar een tamelijk droog gesprek heeft moeten luisteren. Een typisch gesprek tussen twee mensen dat je in het dagelijkse leven zou opvangen op het perron of in de rij voor de kassa en dat je – nadat je twee tellen je oor te luister hebt gelegd – al snel niet interessant genoeg vindt.

Theater / Voorstelling

Negentig minuten durend gemopperkont

recensie: Hummelinck Stuurman Theaterproducties – ROEM

Wie twee sterke acteurs neerzet op een podium, verwacht grootse, bruisende theaterkunst. Toch kan dat aardig tegenvallen. In een nieuwe voorstelling van Hummelinck Stuurman Theaterproducties zoekt een gevallen BN’er (Victor Reinier) psychologische hulp (Renée Soutendijk) als hij uit een politieserie wordt geschreven. Op televisie mag Reinier dan floreren als politieagent Floris Wolfs, in deze voorstelling flikt ‘ie ‘m niet.

Ongemakkelijke dialoog

In de nieuwe voorstelling Roem, geschreven door Ger Thijs, staan Victor Reinier (Jos de Man) en Renée Soutendijk (Odette) als gevierde televisieheld en psychiater tegenover elkaar. Al vanaf het eerste moment heerst er een soort ongemakkelijkheid. Zo opent Soutendijk het toneelstuk door haar publiek te bestoken met vragen, zonder op de antwoorden te wachten. Op haar vragen wordt schamper geantwoord door het publiek, terwijl Soutendijk verdergaat met haar tekst, wat het ongemak vergroot. Daarna strompelt Reinier de toneelvloer op, zijn haar in een frommelig staartje gestoken. Hij speelt de ‘verloren’ acteur, die zijn opwellende tranen telkens moet bestelpen met zakdoekjes. Zijn personage zal na twaalf jaar op het doek worden neergeschoten, met de dood als gevolg. Deze fictieve dood staat voor Jos gelijk aan zijn doodsvonnis als acteur. Nog voordat het noodlot heeft toegeslagen, manoeuvreert hij over het podium als een sloddervos en verandert hij stilaan in een ‘vieze man’ (compleet met trenchcoat) als hij Odette op veel te zichtbare manier wil versieren.

Odette, die de menselijke psyche schijnbaar met ‘verve’ weet te ontleden, vertelt hoe deze man in haar leven kwam en haar leven veranderde. Echte rake observaties over Jos heeft ze niet, wél verkondigt ze algemene wijsheden – verpakt in mooie, zelfs bijna te archaïsche verwoordingen. Odette blijft afwisselend het woord voeren tot Jos en het publiek. In korte intermezzo’s doorbreekt ze de vierde wand door met het publiek te praten, een publiek dat zogenaamd alles weet over het boek dat ze heeft geschreven over Jos (het boek waarmee ze faam heeft vergaard). De scènes die wij als publiek zien, tonen wat zij in haar boek heeft geschreven: de ‘take-in’, de vervolgafspraken, het intieme hoogtepunt en de afronding van de sessies.

Wachtend op antwoorden

In de getoonde scènes is getracht een regelmaat tussen komedie en tragedie aan te houden. De voorstelling heeft zeker haar humoristische momenten, maar de meeste grappen zijn te voor de hand liggend om écht leuk te zijn. Het tragische komt tot uiting in het levensverhaal van Jos, die  geen gelukkige jeugd heeft gehad (want: afwezigheid vader). Jos lijkt daar zelf graag dieper op in te willen gaan door een stapeltje foto’s van vroegere tijden mee te nemen, maar daar ziet zijn psychiater het nut niet van in. Langzamerhand raakt Jos emotioneler en meer geïrriteerd en voelt zich continu snel aangevallen. Het komt nooit tot een rustig, goed gesprek waarin Jos eindelijk zijn verhaal kan doen. Odette kraakt Jos voornamelijk af en laat hem niet verzwelgen in zelfmedelijden (‘Kom op man!’) en lijkt eerder een mental coach dan een psychiater. Het resultaat van hun volhardende houding zorgt ervoor dat dit toneelstuk totale diepgang mist. De hoofdvraag van deze voorstelling ‘Wat doet bekendheid met iemands karakter?’-die op de voorkant van de flyer prijkt – is dan ook misplaatst. De psychiater kan niet eens een antwoord op deze vraag formuleren. Of op een algemenere vraag als ‘Wie ben ik?’ Dit toneelstuk draait vooral om de relatie tussen de acteur en diens psychiater. De daadwerkelijke hoofdvraag zou moeten luiden: ‘Hoe kan ik me professioneel blijven gedragen tegenover een bekende Nederlander?’.

Energieloos

Het zijn niet de acteurs, niet het decor, niet de verlichting en ook niet de tekst (er komen mooie passages in naar voren) waardoor het niet werkt: het is de algehele ‘energie’ van deze voorstelling. Die mist namelijk. Het komt allemaal te log over. Dat is onder andere gelegen aan de niet volmaakte chemie tussen de twee spelers, het op wel erg zachte toon communiceren, de ongemakkelijke stiltes en het net te lome tempo. Dat is er vooral in gelegen dat het nergens écht serieus wil worden, nooit doorvoel je bepaalde emoties die bij een naderend zwart gat horen. Geen woedeaanvallen, geen gekrijs, geen echt lijkende traan, geen gestampvoet, geen beschuldigingen: het is allemaal haast te ‘liefjes’. Daarnaast zijn er ook nog kleine intermezzo’s waarin beide acteurs het podium verlaten, de lichten dempen en er een komisch muziekje door de zaal schalt. Die muziek lijkt wereldvreemd, omdat het zo’n deuntje is dat bij een Charlie Chaplin of circusvoorstelling niet zou misstaan. En heeft het publiek net schuddebuikend liggen gieren en brullen? Nou, niet echt. Bovendien zijn die muziekstukjes van te lange aard en ze maken het tempo van de voorstelling nog langzamer.

Over het algemeen heeft deze voorstelling zeker haar momenten en wordt er zelfs een komisch (hetzij voorspelbaar) hoogtepunt bereikt, maar wel pas nadat het publiek één uur lang naar een tamelijk droog gesprek heeft moeten luisteren. Een typisch gesprek tussen twee mensen dat je in het dagelijkse leven zou opvangen op het perron of in de rij voor de kassa en dat je – nadat je twee tellen je oor te luister hebt gelegd – al snel niet interessant genoeg vindt.

Boeken / Fictie

Een beregoed verhaal voor jong en oud

recensie: Dino Buzzati – De beroemde bereninvasie van Sicilië

De beroemde bereninvasie van Sicilië is een Italiaans kinderboek uit 1945, geschreven en geïllustreerd door Dino Buzzati. Deze roman voor kinderen van 9 tot 99 jaar vertelt over een berenkoning die op zoek gaat naar zijn ontvoerde zoon. Tijdens zijn zoektocht moet hij vele gevaren overwinnen. Een plezier om (voor) te lezen.

Er leeft een berenvolk in de bergen van Sicilië. Tonio, de zoon van berenkoning Leonzio, wordt ontvoerd door twee jagers. De koning heeft geen idee waar hij zijn zoon moet zoeken. Wanneer de beren tijdens een strenge winter noodgedwongen het dal in gaan op zoek naar voedsel, wordt er een reeks gebeurtenissen ontketend die hem op het spoor van zijn zoon brengt.

Het verhaal bestaat uit twee delen; de eerste helft gaat over de zoektocht naar Tonio, de tweede helft over de bezetting van een mensenstad op Sicilië. In de stad zien we hoe de vredige, naïeve beren uit de bergen veranderen in hedonistische lieden—ze gaan zich namelijk als mensen gedragen. Ze beginnen zich zelfs te kleden als de mensen uit de stad die ze hebben ingenomen.

Een boek om voor te lezen

De beroemde bereninvasie van Sicilië stamt uit 1945 maar is nu pas voor het eerst naar het Nederlands vertaald. De Engelse editie verscheen al iets eerder—in 2003—maar nu kunnen ook Nederlandse kinderen genieten van het verhaal. Want wat opvalt is dat het boek echt geschreven is om voorgelezen te worden. De verteller in het verhaal spreekt namelijk tot de lezer alsof hij voorleest aan een groep kinderen, met zinnen als: “Wie van jullie heeft er wel eens van de Snaterkater gehoord?”

De vertelling wordt afgewisseld met alinea’s in dichtvorm, wat doet denken aan de boekjes die je als kind voorgelezen kreeg. Deze gedichten hebben een prettig regelmatige cadans en zijn voorzien van een eindrijm:

Aanhoor nu eens goed en aandachtig
de beroemde bereninvasie van dat prachtig
Sicilië – lang, lang geleden, toen de dieren goed waren
en de mensen wrede barbaren.

Het verhaal is rijkelijk geïllustreerd met kleurentekeningen, gemaakt door de auteur zelf. Net als wanneer een kind wordt voorgelezen wordt er gewezen op de tekeningen in het boek. Die staan er dus niet alleen voor de sier; ze zijn onderdeel van het verhaal. Zo zegt de verteller bijvoorbeeld: “Als je heel, heel aandachtig naar de kaart van de veldslag staart, zul je een vreemde figuur aantreffen, in een lange jas.”

Terwijl de kinderen genieten van het spannende verhaal kunnen de ouders gniffelen om de humor. Zo wordt er bijvoorbeeld bij de introductie van de karakters ook een weerwolf voorgesteld. Zit hij in het verhaal? Nee, maar de verteller wilde geen risico lopen: “Hij kan er van het ene op het andere moment plotseling zijn. En wat voor figuur slaan wij dan wel niet, als we hem niet aangekondigd zouden hebben?”

Kinderen van 9 tot 99 jaar

De beroemde bereninvasie van Sicilië is een boek voor kinderen van 9 tot 99 jaar, zo staat op de titelpagina geschreven. Het boek is officieel een jeugdroman, maar kan inderdaad ook heel goed door volwassenen gelezen worden. Het is enerzijds een spannend verhaal over een groep beren, anderzijds een commentaar op de grote-mensen-wereld.

Dit boek is een verhaal over hoe verschillende volkeren met elkaar omgaan. De beren worden voor dom en naïef aangezien en daardoor onderschat. Andersom worden de mensen afgeschilderd als wrede figuren: “Geen van de beren, zelfs Koning Leonzio niet, wist waar de mensen daadwerkelijk toe in staat waren, hoe slecht en sluw ze waren, wat voor vreselijke wapens ze bezaten, of wat voor listen ze kenden om dieren te vangen.”

Vervolgens wordt het nobele berenvolk verpest door het ‘beschaafde’ leven in de stad. Koning Leonzio vraagt zich daardoor af of ze niet beter in de bergen hadden kunnen blijven. Zo levert dit oude boek een perspectief op migratie en integratie—een terugkerend thema in onze huidige maatschappij.

Een tijdloze roman

De beroemde bereninvasie van Sicilië bevat alle ingrediënten voor een spannend jeugdverhaal: een nobele hoofdpersoon, enge monsters en mooie illustraties. Maar ook de volwassene kan genieten: van de cadans van de gedichten, de humor in het verhaal, de maatschappelijke ondertoon en natuurlijk het stiekeme plezier om weer eens voorgelezen te worden.

De kracht van dit boek is dat het niet gedateerd voelt. Het stamt dan wel uit 1945, maar de karaktertrekken en maatschappelijke situaties zijn nog altijd actueel. Dino Buzzati schreef hiermee een tijdloze jeugdroman voor kinderen van alle leeftijden.

Theater / Voorstelling

Unieke The Hole is prachtig

recensie: The Hole – Ohad Naharin / Nederlands Dans Theater

Het Nederlands Dans Theater begint 2018 op geweldige wijze met The Hole van de Israëlische sterchoreograaf Ohad Naharin. De voorstelling is op slechts drie plaatsen te zien – Den Haag, Amsterdam en Heerlen – en is al bijna overal uitverkocht. Terecht: het is een krachtig, spannend en mysterieus stuk, een meesterwerk, schitterend gedanst door de mooie dansers van het NDT.

Bijzonder is dat het NDT het enige gezelschap buiten Israël is dat The Hole op mag voeren. Dat komt niet alleen omdat het NDT zeer door Naharin wordt gewaardeerd, maar ook omdat het Lucent Danstheater middenin een verbouwing zit en daarmee een uitstekende venue vormt voor het ingewikkelde productieproces waarmee The Hole gepaard gaat. Geen prachtige theaterzaal, maar een niet al te grote achthoekige ruimte met een achthoekige dansvloer, waar het publiek omheen zit, en waar de dansers ook de muren, het plafond en de ruimte onder de vloer gebruiken.

Twee versies

Aangekondigd is dat de voorstelling twee vormen kent: één waarin mannelijke dansers het meest prominent zijn en één waarbij vrouwen het middelpunt vormen. Kiezen is niet mogelijk, je moet maar afwachten welke je te zien krijgt. Wel is zeker dat als je twee voorstellingen boekt op één avond je beide versies ziet. Vanwege het grote succes zijn er echter extra voorstellingen ingepland en op sommige avonden, zoals vandaag, zijn er drie versies te zien. De eerste versie die ik vanavond zie, is gemengd: vrouwen en mannen dansen niet apart, maar samen.

Als het licht aangaat zien we acht dansers verdeeld over de ruimte tegen de muren staan. Een andere groep dansers stormt de vloer op en verspreidt zich in een achthoek. Ze liggen op hun zij vlak voor ons, kijken ons aan, rollen op hun rug en verplaatsen zich. Wat er op de vloer gebeurt wordt door de dansers aan de kant becommentarieerd. Als de dansers op de vloer zich klein maken en met gebogen hoofd en rug voortsluipen, staan die aan de kant zich uit te sloven, trekken hun top uit en nemen sexy poses aan. Maar als de dansers op de vloer wild en agressief zijn, zitten de mensen aan de kant op hun hurken met hun hand voor de mond. Er is één moment dat niet de impact heeft die het in Israël ongetwijfeld wel had. Op een gegeven moment wordt er steeds tot vier geteld, eerst in het Engels, vervolgens in het Arabisch. In Israël was dat Hebreeuws versus Arabisch, wat behoorlijk confronterend moet zijn geweest. Hoewel? Wat je als publiek meeneemt van de voorstelling kan erg verschillen. Zijn de dansers aan de kant vijanden? Of bieden ze juist steun? Of beide?

Trots en ontroerend

Het is een prachtige dans die een overweldigende kracht heeft, toch ben ik een beetje teleurgesteld. Ik was erg benieuwd naar de verschillen tussen de mannelijke en de vrouwelijke versie. Dan, bij de tweede voorstelling die ik zie, wordt een tip van de sluier opgetild: de mannen staan tegen de muur en  alleen vrouwen komen het podium opstormen.

Het verschil is gigantisch. Dansers hebben altijd sterke, gespierde lichamen, maar mannen zijn meestal groter en volumineuzer dan vrouwen die daarbij vergeleken bijna altijd kleiner zijn en soms zwakker lijken. Maar dat is niet zo als vrouwen een groep vormen, dan is er alle ruimte voor hun kracht en worden het krijgers, die tot veel in staat zijn en bijvoorbeeld makkelijk op spectaculaire wijze een man heen en weer kunnen werpen. Het einde, wat in de eerste versie teder en spannend was, is nu van een ontroerende en trotse schoonheid.

Ik weet jammer genoeg nog steeds niet hoe de mannelijke versie is, maar de vrouwelijke heeft het vanavond in ieder geval met glans gewonnen.

Boeken / Non-fictie

Het Ik overwonnen

recensie: Marc de Kesel - Zelfloos

Filosoof en onderzoeker voor het Titus Brandsma Instituut Marc de Kesel onderzoekt in zijn nieuwste boek Zelfloos de menselijke fascinatie voor ikloosheid.

De Kesel doet filosofisch onderzoek naar religie en godsdienst. Zijn nieuwste werk richt zich op het pad van de mysticus. In de mystiek bestaat het streven om volledig één te worden met God – daarin het eigen ik verliezend. De Kesel laat zien dat precies dat streven paradoxaal is. Om het ‘zelf’ volledig te verliezen is iets nodig dat dat niets liever wil: een sterke zelf met een duidelijke wil.

Essays

Zelfloos is een verzameling van een zevental thematisch sterk samenhangende essays. In deze voor de niet-filosofisch geschoolde lezer vaak moeilijke schrijfsels staat het moderne subject centraal. De Kesel laat zien hoe vanaf de moderniteit een grote fascinatie is ontstaan voor het mystieke zelfverlies. Hij beschrijft hoe dit verlangen het ‘zelf’ te verliezen in een God of in de Waarheid alles zegt over hoe wij als modernen tegen het begrip ‘zelf’ aankijken. De fascinatie voor zelfloosheid in de moderniteit is volgens De Kesel eenvoudig te verklaren. ‘Het zelfzuchtige en ikgerichte dat onze moderniteit zo eigen is, lijkt in die traditie een welkom tegenwicht te zoeken.’

Typisch modern verlangen

Bij de intrede van de moderniteit in de 17e eeuw werden het ik en de werkelijkheid voor het eerst niet vanzelf vanuit God begrepen. De grond voor ons bestaan kwam bij ons vrije ik te liggen, zoals Descartes’ cogito ergo sum illustreert. Het bestaan wordt – in de eerste plaats – bewezen vanuit mijzelf. Daarmee is het moderne subject tot in zijn grond zelfbewust. Maar direct na deze wereldschokkende verandering van visie ontstond het verlangen datzelfde subject te verliezen.

Paradoxaal verlangen

De Kesel laat dit bijna onmogelijke streven zien aan de hand van teksten van mystici uit het zeventiende-eeuwse Frankrijk, zoals Malebranche en Fénelon. In de loop van het boek wordt duidelijk dat ook wij nog altijd deelgenoten zijn van die moderne manier van denken over het subject. Daarmee zijn ook wij – zij het nu op andere terreinen – nog altijd op zoek naar zelfverlies. Sinds het wetenschappelijk materialisme een einde maakte aan het Cartesiaanse dualisme wordt alles voortaan toegeschreven aan het lichaam. Het enige dat de wetenschap nog rest is het beter leren kennen van dat lichaam. De wetenschapper poogt volledig objectief te zijn in zijn onderzoek. Om tot de waarheid te komen moet hij voortdurend zijn eigen ik verliezen en dus zelfloos worden.

Bevlogen schrijfsels

De Kesel schrijft vol passie over dit paradoxale verlangen van de moderne mens dat nog altijd actueel is. De inzichten in het boek zijn prikkelend en de manier waarop De Kesel zijn ideeën linkt aan tal van bekende voorbeelden uit de westerse cultuur maken ze invoelbaar. Zo gaat een van de essays over de verfilmde roman Silence van Shusaku Endo, waarin een christelijke zendeling niet anders kan dan twijfelen aan zijn eigen waarheid. De Kesels teksten zijn boeiend en bevlogen, maar richten zich duidelijk op een publiek dat ervaring heeft.

Theater / Theater / Theater / Voorstelling
recensie: Toneelschap Beumer en Drost/Gerhardt - Comeback (8+)

Goed getimede persiflage op reality tv

Het decor bestaat uit enkel een groot videoscherm en toch vliegen we van operatiekamers naar televisiesets en krijgen we kijkjes achter de schermen. Comeback is een satire op de tv-programma’s van nu en is even strak gemonteerd. ‘T-t-t-t-timing!’ zingt Gerhardt in zijn eerste lied en goede timing is precies waar heel Comeback om draait.

In de jeugdvoorstelling Comeback van Beumer en Drost kijkt het publiek mee naar de opnames van het tv-programma “Lucky Loser”. Gerhardt legt de kern van het programma uit: ‘Wat is er nou leuker dan kijken naar iemand die iets helemaal niet kan?’ Hij is de ultieme “cool guy”: altijd strak in pak speelt hij moeiteloos scheurende gitaarsolo’s. In de naïeve Pjotr vindt Gerhardt een makkelijk slachtoffer. ‘Iemand die geen tv kijkt, geen WhatsApp heeft, wat ben je dan voor iemand?’ In een zaal vol kinderen met ieder een eigen smartphone is dat geen vreemde vraag.

In de in scene gezette auditie voor talentenjacht That’s so rock n roll zingt Pjotr zuiver. Toch laat de jury, (hilarische gastrollen van BN-ers Cees Geel, Ad Visser, Rosa da Silva en Janke Dekker) weinig van hem over. Hun voorkeur gaat uit naar het mooie blonde meisje Merel die, ondanks dat ze onverstaanbaar in het ‘Elfs’ zingt, de oppervlakkige jury op een dieper niveau weet te raken. Drost speelt de goedlachse Pjotr zo innemend dat de pesterijen pijnlijk zijn. Het duurt niet lang voor het publiek met weerzin voor Gerhardts solo’s applaudisseert, de ultieme cool guy blijkt een even ultieme schurk.

Comeback is een voorstelling over de aantrekkingskracht van de spotlight en het dubbele gezicht van reality tv. Het is een welkome jeugdvoorstelling in een tijd van influencers en vloggers: iedereen wil zijn fifteen minutes of fame.

 

T-t-t-timing

In interactie met een videoscherm spelen Gerhardt en Drost hele scènes uit. Dat maakt onmiddellijk indruk: in de openingsscène opereert Drost als oogarts met onvoorstelbare precisie gesteund door drie vooraf gefilmde doktersassistentes. In één lange take vraagt Drost zijn assistentes om scalpels, converseert met de één in het Frans, verpest de flauwe mop van een ander en laat geen enkele steek vallen.

Soms is het samenspel met het beeld bewust onhandig: Gerhardt geeft een gefilmd personage een gekke high five, Drost blaast een haardvuur “uit” en steekt het later “aan”. Zo houdt Comeback met zijn strak getimede scènes en videomanipulaties, toch iets gekunstelds, precies zoals een jeugdvoorstelling past.

 

Vakmanschap

De muziek van Gerhardt verspringt constant van genre. De titelsong “Ik kan er niet meer tegen”, heeft een tekst à la Borsato, maar de aanstekelijke koortjes doen eerder aan Kensington doen denken. De rap in de reclame ‘Kopen! Kopen! Kopen!’ heeft meer weg van Beastie Boys. De muziek is een ironische knipoog naar de verschillende genres, maar blijft onmiskenbaar vakmanschap uitstralen. Zo laat Gerhardt mij trots na de voorstelling weten: ‘dat Elfse nummer was dus echt in het Elfs, en telt precies elf regels.’

Door de strakke regie van Michael Helmerhorst krijgt Comeback de feel van de tv-programma’s van nu. Elk programmaonderdeel krijgt zijn eigen catchy introliedje. Consistent worden we onderbroken door snelle reclames en met even harde cuts zijn we terug op scène. Zo wordt Comeback niet alleen een parodie op de televisie van nu, maar tegelijkertijd een even verzadigende kijkervaring.

Van der Graaff_Atlas Contact
Boeken / Fictie

Zoeken naar houvast

recensie: Maarten van der Graaff - Wormen en engelen
Van der Graaff_Atlas Contact

Schrijver/dichter Maarten van der Graaff weet als geen ander hoe het is om op te groeien in een strenge, religieuze gemeenschap. Zijn vertrek daaruit betekent geen afscheid, maar juist een nieuwe en grondige zoektocht naar de betekenis van die achtergrond.

Een bijzonder fenomeen in religieuze sferen is het feit dat als een gelovige zich afkeert van het geloof, de toewijding om ermee bezig te zijn vele malen groter lijkt te worden. Het vertrek uit de vertrouwde wereld zorgt voor een dynamische gedachtenstroom over dat wat achtergelaten wordt. Er wordt diepgravender nagedacht over de geloofsbeleving dan toen er nog onderdeel van uitgemaakt werd. Los komt men nooit, er zijn telkens weer nieuwe vragen met zo nu en dan een nieuw antwoord. En niet te vergeten: het gemis aan geborgenheid dat het geloof in een hogere macht te bieden heeft.

Hoofdpersoon Bram Korteweg heeft in Wormen en engelen het Zeeuwse eiland Goeree-Overflakkee verlaten en studeert Kunstgeschiedenis in Utrecht. De blik op zijn religieuze herkomst is op zijn minst verwarrend: hij koestert het contact met zijn moeder die haar traditionele geloof belijdt alsof het een vanzelfsprekendheid is. Het samenzijn met zijn vader, gescheiden van zijn moeder, is moeilijker. Die heeft zijn heil gezocht bij een evangelische ‘happy-clappy’ beweging die het einde der tijden vol vertrouwen tegemoet ziet.

Archaïsche gereformeerdheid

Van der Graaff schrijft geen klassieke bekentenisroman: Brams verwijdering van het gelovige leven is niet ingegeven door verzet of protest en lijkt ook niet te zijn ontstaan door twijfel aan het concept. Het is juist het brede vogelperspectief, dat is gekomen met zijn vertrek naar Utrecht, dat hem een onbegrensd panorama biedt. Een scala aan nieuwe ontdekkingen, waarbij hij zijn religieuze bagage aanvult met een persoonlijke expeditie naar liefdesrelaties, drugsgebruik en uiteindelijke volwassenheid. In Utrecht sluit hij zich aan bij een theologisch werkgezelschap:

Dit was anders, anders dan het eiland. Ik wilde dicht bij dat andere komen, zodat ik nieuwer, beter werd.

Gek genoeg lijkt Bram tegelijkertijd zo dicht mogelijk bij zijn roots te willen blijven, in een sfeer van religiositeit met bijbehorende vriendschappen en intellectuele gesprekken, maar juist zónder de archaïsche gereformeerdheid. Het gemeenschappelijke is voor hem van groot belang, zowel in zijn overtuiging als in zijn omgang met familie en vrienden. In zijn prille relatie met Lena levert dat al snel problemen op: zij vindt de zoektocht van Bram in het begin aandoenlijk, maar knapt later toch af op de ‘navelstaarderigheid’ ervan.

Intellectuele uitwisseling

Bram probeert vergeefs het gesprek aan te gaan met studievriend Paul, die na zijn theologische opleiding predikant is geworden op Goeree-Overflakkee. Die ontwikkeling brengt het verleden wel erg dichtbij en hun afspraak verzandt in een aftastend e-mailverkeer. Met de franciscaan Wilfried lukt het beter; de katholieke wereld is voor Bram een bron van nieuwe indrukken. De symboliek, de verhalen, alles is anders dan de calvinistische omgeving van vroeger. Ook hier telt de gemeenschapszin en er volgt een warme, intellectuele uitwisseling van ervaringen en opvattingen.

In een essay-achtige opzet weet Maarten van der Graaff een boeiende roman neer te zetten. De bespiegelingen van Bram over de religieuze ommezwaai van Simone Weil en de wederwaardigheden van de heiligen Franciscus en Augustinus zijn goed gevonden aanvullingen op zijn eigen ontdekkingsreis. Zijn persoonlijke houding ten opzichte van leven en liefde wordt mooi geïllustreerd door een artikel over de Amerikaanse kunstenaar Lee Lozano en het lezen van de roman I love Dick van Chris Kraus, waarin de liefde tot scheppend kunstwerk wordt verheven.

Met een frisse blik en een brede oriëntatie, maar helaas nog niet met een directe opbrengst, lijkt Maarten/Bram de toekomst wel aan te kunnen. Zonder de weerstand die Treur, Siebelink, Wolkers en ’t Hart in hun werk hebben gestopt, komt hij zijn kritische houding onder ogen en weet die om te vormen tot een oorspronkelijk zelfonderzoek:

Nu ik me heb afgekeerd van God, wil ik weten waarnaar ik me toekeer.

Boeken / Non-fictie

Weet wat je eet!

recensie: Rosanne Hertzberger - Ode aan de E-nummers

Ode aan de E-nummers is niet het zoveelste boek over eten. Rosanne Hertzberger houdt een warm pleidooi voor eten uit zakjes en kant-en-klaar maaltijden. En dat allemaal wetenschappelijk onderbouwd.

Meer kennis over ons eten is hard nodig, zo stelt microbioloog en NRC-columniste Rosanne Hertzberger. Er bestaan namelijk ontzettend veel misverstanden over hoe we gezond en verantwoord kunnen eten. Voor een groot deel komt dat door alle kookgoeroes die de laatste jaren via YouTube en foodblogs enorm populair zijn geworden. Volgens deze goeroes is alles wat niet natuurlijk is, verdacht. E-nummers zijn de grootste boosdoeners. Onwetenschappelijke onzin, zo demonstreert Hertzberger overtuigend in haar boek.

Valse romantiek

Hertzberger schept er genoegen in mensen te wijzen op de slechte gevolgen van hun goedbedoelde gedrag. Denk aan de ‘bewuste’ consument die zijn of haar boodschappen niet bij de grote supermarkt doet, maar bij de biologische winkels vol verse en lokaal geproduceerde producten. Hertzberger: ‘Grote kans dat hippe grootgrutters, die zich specialiseren in eerlijk/vers/duurzaam/simpel/biologisch voedsel, kampioen verspilling blijken te zijn.’ Veel versproducten, kortere houdbaarheidsdata en minder bezoekers zorgen voor meer weggegooid voedsel. Dan kun je je boodschappen toch beter bij de grote supermarkt doen.

Hoe groter, hoe efficiënter – en dus meestal beter voor het milieu. Het is milieuvriendelijker om grote ladingen voedsel de wereld over te laten vliegen dan dat iedereen in de auto naar 26 lokale telers, boeren en kennissen met eigen moestuintje moet rijden. Maar ‘lokaal’ voelt zoveel beter.

Gezond verstand

Ook in ons streven naar gezonder eten laten we ons meer leiden door gevoel dan door verstand. Alles in ons eten wat ‘kunstmatig’ is, roept weerstand op. Maar kunstmatig kan veel gezonder zijn dan natuurlijk. We hebben angst van onschuldige E-nummers, maar we zouden ons beter kunnen richten op vet, suikers en zout: allemaal supernatuurlijk maar ongezond.

Technologie, chemie en andere moderne verworvenheden zijn geen vijanden maar juist bondgenoten in de strijd voor beter en milieuvriendelijker voedsel. Bovendien hebben ze het leven vergemakkelijkt. Zoals de stofzuiger en de wasmachine het huishoudelijke werk hebben verlicht, zo hebben conserveringsmiddelen en smaakversterkers (E-nummers) het koken veel minder tijdrovend gemaakt.  Hertzberger vindt het vreemd dat met name vrouwen weglopen met al die anti-vooruitganghitsers die zich zo verzetten tegen technologie en chemie. De technologische vooruitgang heeft de vrouw in de afgelopen eeuw de mogelijkheid gegeven iets anders te doen dan alleen het huishouden.

Emancipatie

Maar onze cultuur loopt volgens Hertzberger nog wat achter. Een vrouw die zegt koken niets aan te vinden, wordt verketterd. Onzin, zegt Hertzberger. Een vrouw die fulltime werkt en daarom het liefst snel en makkelijk wil koken, is geen slechte vrouw. Dat is emancipatie.

Hertzbergers motto is dat als een machine iets voor haar kan doen, ze het niet zelf gaat doen. Ze kan haar kostbare tijd wel beter spenderen. Volledig terecht natuurlijk. Maar Hertzberger gaat voorbij aan het feit dat er ook vrouwen (en mannen) zijn die het gewoon leuk vinden om uitgebreid en inefficiënt te koken en die misschien minder belang hechten aan carrière maken. Niet voor iedereen staat koken in het rijtje van noodzakelijke huishoudelijke kwaden zoals dweilen, stofzuigen en de was doen.

Verfrissend

Maar Hertzbergers tegengeluid is plezierig. Ze is wars van romantiek en dat is een verfrissend geluid in de vandaag de dag zo door-en-door geromantiseerde wereld van het koken. ‘Authentiek’, ‘natuurlijk’, ‘lokaal’, ‘zelfgemaakt’: het zijn de heilige huisjes waar ze met haar rationele geest tegenaan schopt. Soms een beetje venijnig, maar nooit zuur. En dat maakt dat het boek leuk blijft om te lezen.

Kortom, een welkom en geslaagd pleidooi dat er hopelijk voor zorgt dat we rationeler met koken en eten omgaan. Zolang er maar ruimte blijft voor mensen die wél tijd willen nemen voor koken, simpelweg omdat ze het leuk vinden. Niet iedereen hoeft te promoveren in de moleculaire microbiologie, columnist te zijn in een avondkrant én goede boeken te schrijven.

Theater / Voorstelling

Beauty en het Beest heeft Disney niet nodig.

recensie: Maas theater en Dans - Beauty en het Beest

Beauty en het Beest laat zien dat oeroude sprookjes niet vastgeroest zitten in Disneyfilms, maar opnieuw verteld kunnen worden. In de handen van Moniek Merkx wordt het een verhaal over schoonheidsidealen en de kwetsbaarheid van een eerste liefde.

Beauty, geen Belle

Belle en het Beest, dat verhaal kennen we wel. Tenminste, dat dacht ik. Beauty en het Beest, de nieuwe familievoorstelling van MAAS en het Nederlands Kamerkoor, maakt duidelijk hoe sterk mijn beeld van het sprookje bepaald is door de animatiefilm. De twee nare zussen in deze versie zijn niet geïmporteerd uit Assepoester, maar zaten altijd al in het origineel. Gaston is daarentegen in geen velden of wegen te bekennen, en het meubilair blijft opvallend stil.

De grote lijnen van dit verhaal blijven echter dezelfde. Een verwende prins wordt vervloekt en moet zijn dagen slijten als weerzinwekkend monster, tot hij leert lief te hebben. Die grote liefde komt als het meisje Beauty zich vrijwillig laat opsluiten in zijn kasteel, in ruil voor haar gevangengenomen vader. Langzaam maar zeker groeit er een romance tussen de twee, en leren ze dat ware schoonheid van binnen zit.

Schoonheidsidealen

Deze wijze les is duidelijk niet besteed aan de zussen van Beauty, twee verwende beautyvloggers die de komische noot in de voorstelling vormen. Met zichtbaar spelplezier nemen Rosa van Leeuwen en Anneke Sluiters de pretenties van YouTubers op de hak. De jongeren in de zaal weten waar ze naar verwijzen en reageren hier direct op. De introductie van Beauty en het contrast tussen haar en haar zussen maakt vervolgens duidelijk waar deze voorstelling heen beweegt. Het gaat een stap verder dan de boodschap dat innerlijke schoonheid belangrijker is dan uiterlijk, en bevraagt de schoonheidsidealen waar meisjes mee te maken hebben. De zussen zijn de sprookjesprinsessen van YouTube: hypervrouwelijke, witte fashionista’s met een voorliefde voor nieuwe spulletjes. Beauty is alles wat dit benauwde fantasiebeeld buitensluit. We zien een in rode hoodie ravottende tomboy, gespeeld door de in Suriname geboren Gale Rama. Uiterlijke schoonheid, hoe onbelangrijk het ook mag zijn, is hier een stuk inclusiever dan we op onze schermen zien.

Verrassend herkenbaar

Naarmate de voorstelling vordert wordt duidelijk hoe complex de esthetiek is waar regisseur Moniek Merkx voor gekozen heeft. Aanvankelijk lijkt haar heldere, energieke bewegingsstijl de rode draad van deze voorstelling te vormen. Later komt daar de klassieke zang van het Nederlands Kamerkoor bij, die zich beter leent voor associatieve, stemmige scenes. Het balanceren van deze schijnbaar tegengestelde stijlen leidt in de tweede akte tot een wisseling tussen versnelling en vertraging. Het levert bij vlagen prachtige beelden op. Beauty’s tocht door het bos wordt mooi verbeeld door een groep kleine meisjes met rode tasjes, die onder het gezang van het Kamerkoor langzaam over het podium lopen, richting het onbekende.

Op den duur dreigen deze meer gestileerde scenes echter de vaart uit de voorstelling te halen. Bovendien missen er in dit tweede deel van de voorstelling een aantal stappen om de aantrekking tussen de personages begrijpelijker te maken. Want wat zien ze eigenlijk in elkaar? Waarom valt Beauty voor het stuntelige Beest, en waarom slaat de vijandschap van het Beest om in liefde? Pas tegen het eind worden deze vragen beantwoord, en komt de spanning in de voorstelling terug. In de iconische dansscene – hier bewerkt tot een heuse dance battle – wordt de chemie tussen Beauty en het Beest helder. We zien twee pubers op een ongemakkelijke eerste date, om vervolgens langzaam te ontdooien en te ontdekken dat ze zichzelf kunnen zijn bij elkaar. Het is een scene die menig toeschouwer, jong en oud, bekend voorkomt. Zo blijkt deze “tale as old as time” anno 2018 nog verrassend herkenbaar.

Theater / Voorstelling

Romeo & Julia van clichés verlost

recensie: Toneelgroep Oostpool – Romeo en Julia

Hoeveel eeuwen heeft het romantische liefdesverhaal van Romeo en Julia doorstaan? Het toneelstuk over twee geliefden uit rivaliserende families van de Engelse schrijver William Shakespeare kent zoveel bewerkingen, dat het lastig is voor theatermakers om er niet de zoveelste zoetsappige, voorspelbare voorstelling van te maken. Regisseur Marcus Azzini heeft daartoe een succesvolle poging gedaan.

Awkward!

‘Romeo, oh, Romeo, waar zijt gij?’ Dat is de grote vraag aan het begin van dit toneelstuk, want de knappe prins op het witte paard laat nog even op zich wachten. Als eerste komt acteur Thomas Cammaert ten tonele als de oude geestelijke Lorenzo, gehuld in een clowneske gele jumpsuit en een kartonnen kraag om zijn nek gespannen. Hij is overduidelijk de verteller, die maatschappelijke vraagstukken opwerpt en sarcastische, haast cynische opmerkingen heeft over het toneelstuk. Hij wordt opgevolgd door de twee jonge gezichten van Bart van den Donker (Benvolio) en Yannick Jozefzoon (Mercutio), die de beste vrienden van Romeo (Abe Dijkman) spelen. Van den Donker is een waar komisch talent en samen met de bewegelijke Yannick speelt hij een spel met de taal en werpt steeds nieuwe woorden op met een eigentijds tintje. Zo braakt Benvolio luidruchtig om het woord ‘awkward’ uit zijn mond te krijgen. Mercutio heeft echter een kritische houding gedurende het verhaal en laat geen klacht achter zich zonder het woord ‘kanker’ eraan toe te voegen. Aangezien de andere spelers ook steeds woorden als ‘teringlijer’ en ‘kanker’ blijven roepen, worden ze op den duur betekenisloos en gaat de kracht van zulke uitbarstingen verloren. Een ander die het woord graag in de mond neemt, is het personage Tebaldo (Chris Peters), het lievelingsneefje van Vrouwe Capuletti (Mirjam Stolwijk). Zij is op haar beurt een ferme carrièrevrouw, die haar dochter Julia (Diewertje Dir) probeert uit te huwelijken aan de apenhandelaar en graaf Parijs (Michael Muller), op wie ze stiekem zelf een oogje heeft. Haar rechterhand is de zoogster Donna, een komische driftige tante gespeeld door Eva van der Gucht.

Liefdevolle haat

Het verhaal van Romeo en Julia draait niet alleen om liefde, maar ook om haat. De liefde van Romeo en Julia is uiteindelijk gedoemd door de haat tussen hun families. De scheiding tussen die twee families is letterlijk doorgetrokken in het decor: op een bewegend rond plateau is de ene kant van het decor ingekleed met blauwe objecten en de andere kant versierd met rode. De Capuletti’s staan voor blauw, de Montague’s zijn rood. De kostuums van Mattijs van Bergen verduidelijken dit ook: het zijn eigentijdse en eigenzinnige kostuums . De mannen zien er verwijfd uit in hun jurkachtige gewaden en kakkerige muiltjes en de haren van Romeo zijn ingevlochten zoals dat bij een tienermeisje niet zou misstaan. Julia heeft echter een blauw jongensachtig broekje aan met een corset, dat goed past bij haar petite lichaam. Deze Julia is zeer kinderlijk gebleven en haar gedrag is naïef; Romeo wordt daarentegen gekweld door filosofische overpeinzingen en vraagt zich af wie hij is en wat hij met zijn leven moet – een echt twintigersdilemma.

Het toneelstuk lijkt vooral gericht te zijn op de jeugd; niet alleen getuigt de toevoeging van onderwerpen als Kendall Jenner, de pepsi-cola reclame en Game of Thrones daarvan, maar ook het taalgebruik dat bolstaat van de hippe, verengelste woorden. Daarnaast worden geschillen tussen de jonge familieleden uitgevochten in heuse dance battles. Bovendien lijken de Montague’s wel een gezellig herendispuut te zijn als ze al lachend en brallend partycrashen op het bal van Vrouwe Capuletti. Hier ontmoet Romeo dan eindelijk zijn Julia en daarna wordt het eeuwenoude verhaal min of meer gevolgd.

Vooral de intermezzo’s van verteller Lorenzo zijn een verrijkende toevoeging aan dit toneelstuk en hij krijgt de lachers gemakkelijk op de hand evenals zoogster Donna, die met haar opzettelijk dommige gedrag en antwoorden, een stereotypische komische figuur wordt.

Romeo en Julia van toneelgroep Oostpool is anders dan anders, maar zeker heel vermakelijk. De jonge acteurs hebben veel in hun mars en het spelplezier spat ervan af. Het is mooi om te zien hoe eindelijk afgerekend wordt met clichés, maar het einde van Azzini doet toch een beetje knagen.

Theater / Voorstelling

Musicalhelden aan het precisiewerk

recensie: SENF Theaterpartners en Kemna Theater – From Sammy with love

In From Sammy with love kruipen Nederlands meest geliefde mannelijke musicalhelden Freek Bartels en Stanley Burleson al dansend, zingend en swingend in de rol van topentertainer Sammy Davis jr. De zwarte artiest, die faam maakte met het nummer Mr. Bojangles moest in de jaren 60 en 70 de raciale opmerkingen doorstaan om te kunnen doen wat hij het liefst wilde: optreden. Bartels en Burleson nemen het publiek mee naar vroegere tijden en tonen hoe problematische én verrassende momenten in zijn leven, van Sammy zo’n passievolle performer maakten en een boegbeeld voor de Afro-Amerikanen. Hoewel de musical zeer vermakelijk is en de heren strak getimed werk afleveren, ga je er niet van swingen tot in je tenen.

Heart breaking American Dream

Wie de zaal inloopt, kan zomaar de wild enthousiaste Burleson tegen het springerige lijf lopen. De musicalster staat niet op de toneelvloer, maar plant zich gezellig tussen de toeschouwers op de eerste rij. Bartels komt nonchalant het podium oplopen, frutselend aan de knopen van zijn mouwen. Het losse karakter van de opening, kenmerkt ook de rest van de voorstelling. De auteurs springen namelijk gedurende de anderhalf uur durende voorstelling steeds uit de rol die ze spelen en worden weer zichzelf. De rolverdeling wordt bepaald aan de hand van een zwart bolhoedje. Wie het frivole hoedje op zijn hoofd heeft, speelt Sammy Davis jr. De ander vertolkt afwisselend de rol van grote vriend en idool Frank Sinatra, de vader van Sammy,  en Sammy’s vrouw May Britt.

In het begin is er wat onenigheid over die rolverdeling: wie mag als eerste Sammy spelen? Burlesons wint die eerste strijd op basis van zijn leuke kunstjes met de hoed. Dan begint de show. Sammy’s levensverhaal van zijn vierde tot aan (ongeveer) zijn 43ste levensjaar wordt door Bartels en Burleson verteld, bezongen en uitgebeeld. Het verhaal begint als één grote American Dream: een kleine, lelijke, zwarte jongen uit de wijk Harlem in New York weet zich te ontpoppen tot een ware cultheld in de muziek- en filmwereld, nadat hij jaren van leed heeft doorstaan. Beschermd door zijn vader, oom en dierbare oma – zijn moederfiguur na het vertrek van zijn eigen moeder – wordt de kleine Sammy behoed voor het racisme dat aan de orde van de dag is. Als Sammy in dienstplicht gaat tijdens de Tweede Wereldoorlog, worden zijn ogen én oren pas geopend voor het geweld tegen de zwarte populatie. Medesoldaten sloegen hem regelmatig het ziekenhuis in, maar wilden hem wel iedere vrijdagavond zien optreden. De ‘witte mensen’ vonden Sammy fantastisch…op het podium. In het licht van de schijnwerpers was Sammy een ster, maar voor en na zijn optreden werd hij door de achterdeur naar buiten gesmokkeld. Door dezelfde deur als het afval…

Vleugje Sammy

In de musical wordt duidelijk neergezet hoe verongelijkt Sammy Davis jr. in zijn tijd is. De gehele musical krijgt een treurig randje doordat er zoveel medelijden met de artiest wordt opgewekt. Er is echter ook ruimte voor opgewektheid: Burleson en Bartels hebben grote danskunsten en ze slijten hun tapschoenen wild aan de grond. De dans waar zij zich geregeld alleen of samen (spiegelend aan elkaar) aan wagen, heeft het meeste weg van de jive. Op die momenten pakken ze de toeschouwer helemaal in, want dan krijgt het publiek een ‘vleugje’ van de in 1990 gestorven Sammy Davis jr. te zien. De twee musicalsterren lichten met z’n tweeën de gehele toneelvloer op die sober oogt. Het decor bestaat uit enkele stalen vierkante tafels, verlichte staven en borden met daarop foto’s uit Sammy’s leven. Hoewel sober overkomend, werkt het heel goed omdat het toch steeds gestileerd lijkt. Daarnaast is er een vierkoppig orkest in de ruimte aanwezig, die ook nog eens de stemmen van de Amerikaanse soldaten en Amerikaanse en Engelse presentatoren vertolken.

Bartels en Burleson tonen niet alleen Sammy, maar ook zichzelf in deze voorstelling. Ze maken een parallel tussen het leven van de artiest en dat van henzelf. Soms krijgt dit een iets te dramatische ondertoon en is de vergelijking vergezocht. Het feit dat de acteurs zelf ook – naar eigen zeggen – ‘halfbloed’ zijn, kan niet de enige overeenkomst zijn waar de hele musical op stoelt. De misère die de jonge Sammy meemaakte, is gezien zijn tijd, haast onevenaarbaar voor de twee heren die zich vergelijken met de grote ster. De verhalen die ze vertellen, zijn echter wel interessant en aandoenlijk om te horen. Niemand kan vermijden dat er een glimlach op zijn of haar gezicht komt bij het aanhoren van Bartels humoristische anekdote over zijn coming out tegenover zijn oma.

Het is spijtig dat het levensverhaal van Sammy niet tot een einde wordt gebracht. De toeschouwer blijft met veel onbeantwoorde vragen zitten. Het einde van de voorstelling lijkt dan ook onaf en vooral bij de eindscène gaat de eens zo flakkerde vlam als een dovende kaars uit. From Sammy with love biedt de toeschouwer veel mooie muziek en dans die het publiek ontroert, maar zorgt niet voor dat lange, extatische nagevoel dat je ervaart bij grootse musicals waar alle toeters en bellen uit de kast worden getrokken.