Boeken / Fictie

Een tent van papier

recensie: Margaret Atwood - De tent

De tent, de nieuwste verhalenbundel van Margaret Atwood, is van alle markten thuis. Sketches in dialoogvorm, korte sprookjes en lange gedichten – het zit er allemaal in. Bovendien heeft de auteur de verhalen afgewisseld met een zevental pentekeningen, die vreemde, sprookjesachtige wezens afbeelden, omringd door letters of andere versierselen. Zo veelzijdig als de auteur zelf, zo veelzijdig is deze bundel.

~

Margaret Atwood, in de VS al decennialang populaire dichteres, schrijfster van fictie en non-fictie, critica en feministe, heeft zich wederom van al haar kanten laten zien. In dit kleine boekje weet ze de poëzie, proza en maatschappijkritiek samen te ballen tot een collage van verhalen. Daarin worden grote thema’s op satirische wijze aan de kaak gesteld; de milieu- en wereldproblematiek komt aan de orde, gender krijgt een duidelijke plaats en ook de rol van de schrijver in dezen. Dit alles verwerkt ze op een verrassende, maar soms ook verwarrende wijze. Door het sprookjesgenre zeer modern in te kleden creëert ze een surrealistische wereld, waarin alles kan. Alle registers worden opengetrokken en uitbundig bespeeld.

De veelkleurigheid spreekt ook uit de verschillende personages. Allerlei hedendaagse maatschappelijke kwesties worden te berde gebracht door een ik-figuur, die in ieder verhaal weer een andere gedaante aanneemt. Die ik wordt geflankeerd door figuranten van diverse pluimage – ook allerlei klassieken zijn daarin sterk vertegenwoordigd, in personen als Horatius en Hamlet, Sherlock Holmes en Hans en Grietje. Sprookjesfiguren zijn bijna op elke pagina terug te vinden; stiefmoeders, wezen, half goddelijke meisjes, koningen en boodschappers lopen het boek in en uit.

Gewoon doorschrijven

Het titelverhaal vertelt je dat je in een tent bent, die de huilende wereld buiten houdt. De wereld huilt om hulp, om wraak en om bloed. En jij bent in een tent, probeert jezelf en je geliefden te beschermen door bij het schijnsel van een kaars op de wanden te beschrijven wat er buiten gebeurt. Maar dat kun je niet, want je kent de waarheid niet; je kunt niet zien wat er plaatsvindt buiten je tent van papier. Toch schrijf je door. De huilers van buiten zien je silhouet, ze worden nieuwsgierig en komen dichterbij. De wind waait je kaars om, de tent vat vlam en je kijkt recht in de ogen van de huilers, maar je blijft gewoon doorschrijven, wat moet je anders?

~

Verkapt stelt Atwood haar taak, en daarmee haar onmacht als schrijfster hier aan de orde. Ze kan niet anders, ze moet schrijven om de waarheid van de onzichtbare boze buitenwereld weer te geven. Met haar schrijven zet ze iets in gang en laat je vervolgens met hoofdbrekens achter. Ze tilt een tipje van het tentdoek op, niet genoeg om de waarheid te zien; wel genoeg om door te lezen.

De verhalen zijn even speculatief en cryptisch als het klinkt. Absurde gebeurtenissen worden als vanzelfsprekend gepresenteerd, maar bevatten nog genoeg herkenbaars om te kunnen volgen. En dat maakt de verschillende verhalen verteerbaar, zij het in kleine porties.

Een verhaal als Koning Boomstronk in ballingschap brengt na zware kost wat verlichting. Dit sprookje handelt over een koning die is afgezet door zijn onderdanen, de kikkers. Zijn dadeloosheid zorgde voor ontevredenheid en die leidde tot onrust. Er vond een staatsgreep plaats en de sterke man kwam aan de macht, koning Ooievaar. Koning Boomstronk krijgt de schuld van de verschrikkingen die de nieuwe koning heeft gebracht, en verbitterd betrekt hij een chalet in de Alpen, waar hij met weemoed terugdenkt aan tijden van weleer. Duidelijk maatschappijkritisch maar humoristisch en vermakelijk biedt dit verhaal tegenwicht tegen de vreemde, filosofische en dromerige toon die doorklinkt in veel van de andere verhalen, die bol staan van vreemde wendingen en onnavolgbare gedachtekronkels.

Lieve lezer

~

Nu en dan spreekt Atwood de lezer rechtstreeks aan. In Wezenverhalen, een relaas waarin het lot van wezen in elf punten wordt uiteengezet, draagt de spreker de lezer op: Kijk in de magische spiegel, lieve lezer. Kijk in de diepe, stille wensput. Raadpleeg jezelf. Dat raadplegen, daar ontkom je niet aan als lezer. Atwood weet zoveel ter sprake te brengen, op zo’n indringende, bizarre wijze, dat je wel bij jezelf te rade moet gaan. Met behulp van vreemde sprookjes brengt ze je uiteindelijk tot jezelf, spreekt je rechtstreeks aan. Ze wijst je op je verhouding tot de ander, tot de wereld om je heen, en opent je ogen voor werelden die je niet direct kunt waarnemen. Werelden waarin alles kan en waarin wezens wonen met namen als Kind-Uit-Een-Boom, Chicken Little en Hoggy Groggy. Sprookjes van hoog en abstract niveau, met een kritische boodschap en een flinke scheut humor.

Die humor maakt de thema’s draaglijk. Atwoods woordgebruik is abstract, maar soms heel banaal, waarmee ze uitersten opzoekt. Zo nemen haar gedachten een hoge vlucht, maar blijft ze tegelijk met beide benen op de grond. Toch wordt de filosofische toon al snel te zwaar en zijn de gedachtegangen onnavolgbaar. Daarom is het een boekje om af en toe in te lezen en weer weg te leggen. Om over na te denken – maar niet teveel.