Tag Archief van: recensie

Boeken / Non-fictie

Alexander was altijd op zoek naar meer

recensie: Adrian Goldsworthy - Philippus en Alexander. Wereldveroveraars uit Macedonië.

Alexander de Grote (356-323 v. Chr) is de geschiedenis ingegaan als de veroveraar van Perzië en de verspreider van de hellenistische cultuur. De Britse historicus Adrian Goldsworthy (1969) stelt in zijn nieuwste boek dat Alexander die prestaties nooit had kunnen bereiken zonder de militaire innovaties van zijn vader Philippus II (382-336 v. Chr).

Goldsworthy, bekend van prachtige biografieën van Caesar en Augustus, beschouwt zichzelf op het gebied van de studie van de vierde eeuw als een buitenstaander. Daardoor kijkt hij met een frisse blik naar de opkomst van Philippus en Alexander. Hoewel bij leven genoeg over Philippus en Alexander is geschreven, is niets intact bewaard gebleven. Fijntjes merkt Goldsworthy op dat al het contemporaine of bijna-contemporaine bewijs waarover we beschikken, wordt gevormd door kleine snippers die vaak eeuwen later door historici als Plutarchus (ca. 50-120 n. Chr.) zijn opgeschreven. Een echte biografie schrijven is bijna onmogelijk, omdat we niet weten welke gedachten, emoties en opvattingen Philippus en Alexander hadden.

Desondanks heeft Goldsworthy een bijzonder fraaie biografie geschreven, waarbij hij noodgedwongen veel aandacht besteedt aan de politiek- en de militaire campagnes, simpelweg omdat tijdgenoten die gebeurtenissen de moeite waard vonden om op te schrijven. Nergens komt Goldsworthy in de verleiding om lacunes in het bronnenmateriaal met eigen interpretaties op te vullen. Een valkuil waar veel historici voor hem wèl in zijn gevallen.

Militaire innovaties

In Macedonië leverden de Argeaden van oudsher de koning. Toen Phillipus in 359 na een machtsstrijd kwam bovendrijven, stond het land er door de nederlaag tegen de Illyriërs militair gezien zwak voor. Wel was het land rijk aan vruchtbare grond en schreef de filosoof Theophrastus ‘Het beste hout dat voor het gebruik van de timmerman in Griekenland binnenkomt, is Macedonisch.’

De cavalerie van Macedonië had een goede reputatie, maar de infanterie stond bekend als los zand dat bij de minste tegenstand uiteenviel. Philippus reorganiseerde zijn infanterie tot de gangbare opstelling van de antieke wereld, de falanx. De manschappen kregen voortaan soldij, werden uitgerust met een sarissa, een 4,8-5,5 meter lange lans met een grote ijzeren punt, en een klein schild. De Macedonische falanx was waarschijnlijk acht rijen diep en bedoeld om frontaal aan te vallen. Een Romeinse generaal noemde een Macedonische falanx in de aanval het meest angstaanjagende wat hij ooit zag.

Goldsworthy is op zijn best als hij het verloop van militaire campagnes weergeeft, die door verschillende kaarten goed worden geïllustreerd. Hij beschrijft nauwgezet hoe Philippus eerst buurlanden als Illyrië en Thracië versloeg. Daarna nam hij de Griekse stadsstaten één voor één te grazen. De sluwe Philippus gebruikte diplomatie én het sluiten van huwelijken om zijn doelen te bereiken. Over het algemeen behandelde hij verliezers mild, maar hij schuwde list en bedrog zeker niet als dat zo uitkwam. In 338 versloeg hij de Atheners en Thebanen in de slag bij Chaeronea. Philippus werd hegemoon van de Korinthische Bond. Bij de eerste vergadering stelde hij een oorlog tegen Perzië voor als straf voor de vernietiging van de Griekse heiligdommen in 480-479. Het plan werd aangenomen. Tijdens een festival werd Philippus echter door een voormalige jaloerse minnaar, Pausanias, in 336 vermoord.

Alexander werd aangewezen als de nieuwe koning. Alexander, die bij Aristoteles een liberale Griekse opvoeding had genoten, was permanent op campagne om zijn steeds verder uitdijende leger met nieuwe buit tevreden te stellen. Net als zijn vader vocht hij in de wintermaanden door en was hij alleen bereid om aan te vallen als er kans op snel succes was. Maar Alexander was ook buitengewoon inventief op het gebied van belegeringswerken. Bovendien waren tijdgenoten verbaasd hoe snel het Macedonische leger zich kon verplaatsen.

Halfgod

In 333 versloegen zijn ervaren troepen bij Issus het onervaren Perzische leger van Darius III (381-330 v. Chr). Toen de satraap Batis Gaza niet wilde opgeven, belegerde Alexander de stad, waarbij hij gewond raakte. Na de val van de stad werden de mannen vermoord en de rest als slaaf weggevoerd. Batis werd, net als Achilles met Hektor in de Illias had gedaan, achter een strijdwagen gebonden. Nadat Darius in 331 ook de slag bij Gaugemela verloor, had Alexander Perzië voor het grijpen.

Ondertussen was Alexander in Egypte enthousiast ontvangen. Hij kreeg er de status van halfgod en stichtte er de stad Alexandrië, dat uitgroeide tot een centrum van Griekse cultuur. In de rest van Perzië rezen naar hem vernoemde steden als paddenstoelen uit de grond (ook vernoemde hij een stad naar zijn overleden paard Bucephalas).

Alexander liet steeds vaker de plaatselijke elite zitten. Deze laatste ontwikkeling stuitte de Macedonische metgezellen van de koning tegen de borst, omdat zij daarvóór steeds de belangrijkste posities hadden gekregen. Het Perzische gebruik om zich voor de vorst in het stof te werpen gevolgd door een kus, de proskynese, vonden de aan vrijheid en eer gewende Macedoniërs en Grieken helemaal belachelijk. Maar hoe dichter Alexander bij India kwam, hoe exotischer hij zich gedroeg en kleedde.

Een rivier te ver

Zijn drang om in 327 India te veroveren kwam voort uit de behoefte om iets te presteren wat niemand vóór hem had gedaan. Het leger van Alexander was echter niet gewend aan de moessonregen, die vechten onmogelijk maakte. Zijn manschappen waren na tien jaar van onafgebroken oorlogen schatrijk, hadden heimwee en weigerden bij de rivier de Hyphasis om hem verder te volgen. Alexander trok zich terug in zijn tent, maar ook na drie dagen mokken bleven de troepen bij hun standpunt. De grote veroveraar keerde noodgedwongen huiswaarts.

Op de terugtocht veroverde hij nieuwe steden of versloeg die op meedogenloze wijze. Goldsworthy verklaart de tocht door de Gedrosische woestijn vanuit Alexanders behoefte om iets onmogelijks voor elkaar te krijgen. Het zou de zwaarste beproeving voor Alexander en zijn manschappen blijken. In 323 plande Alexander een aanval op Arabië. Na verschillende drinkgelagen kreeg Alexander eind mei 323 hevige koorts. Op 10 juni 323 stierf de man die verschillende verwondingen en moordcomplotten had overleefd, vrij plotseling. De bloedlijn van de Argeaden werd uitgemoord. Uiteindelijk ontstonden er drie koninkrijken: de Antigoniden in Macedonië, de Ptolemaeën in Egypte en de Seleuciden in het Oosten. Wat bleef was de vermengde Griekse cultuur, die door Alexander in elke stad was geplant: het hellenisme. Door de veroveringen van de Romeinen werd die cultuur als het ware opgehaald en verder ontwikkeld.

Boeken / Non-fictie

Alexander was altijd op zoek naar meer

recensie: Adrian Goldsworthy - Philippus en Alexander. Wereldveroveraars uit Macedonië.

Alexander de Grote (356-323 v. Chr) is de geschiedenis ingegaan als de veroveraar van Perzië en de verspreider van de hellenistische cultuur. De Britse historicus Adrian Goldsworthy (1969) stelt in zijn nieuwste boek dat Alexander die prestaties nooit had kunnen bereiken zonder de militaire innovaties van zijn vader Philippus II (382-336 v. Chr).

Goldsworthy, bekend van prachtige biografieën van Caesar en Augustus, beschouwt zichzelf op het gebied van de studie van de vierde eeuw als een buitenstaander. Daardoor kijkt hij met een frisse blik naar de opkomst van Philippus en Alexander. Hoewel bij leven genoeg over Philippus en Alexander is geschreven, is niets intact bewaard gebleven. Fijntjes merkt Goldsworthy op dat al het contemporaine of bijna-contemporaine bewijs waarover we beschikken, wordt gevormd door kleine snippers die vaak eeuwen later door historici als Plutarchus (ca. 50-120 n. Chr.) zijn opgeschreven. Een echte biografie schrijven is bijna onmogelijk, omdat we niet weten welke gedachten, emoties en opvattingen Philippus en Alexander hadden.

Desondanks heeft Goldsworthy een bijzonder fraaie biografie geschreven, waarbij hij noodgedwongen veel aandacht besteedt aan de politiek- en de militaire campagnes, simpelweg omdat tijdgenoten die gebeurtenissen de moeite waard vonden om op te schrijven. Nergens komt Goldsworthy in de verleiding om lacunes in het bronnenmateriaal met eigen interpretaties op te vullen. Een valkuil waar veel historici voor hem wèl in zijn gevallen.

Militaire innovaties

In Macedonië leverden de Argeaden van oudsher de koning. Toen Phillipus in 359 na een machtsstrijd kwam bovendrijven, stond het land er door de nederlaag tegen de Illyriërs militair gezien zwak voor. Wel was het land rijk aan vruchtbare grond en schreef de filosoof Theophrastus ‘Het beste hout dat voor het gebruik van de timmerman in Griekenland binnenkomt, is Macedonisch.’

De cavalerie van Macedonië had een goede reputatie, maar de infanterie stond bekend als los zand dat bij de minste tegenstand uiteenviel. Philippus reorganiseerde zijn infanterie tot de gangbare opstelling van de antieke wereld, de falanx. De manschappen kregen voortaan soldij, werden uitgerust met een sarissa, een 4,8-5,5 meter lange lans met een grote ijzeren punt, en een klein schild. De Macedonische falanx was waarschijnlijk acht rijen diep en bedoeld om frontaal aan te vallen. Een Romeinse generaal noemde een Macedonische falanx in de aanval het meest angstaanjagende wat hij ooit zag.

Goldsworthy is op zijn best als hij het verloop van militaire campagnes weergeeft, die door verschillende kaarten goed worden geïllustreerd. Hij beschrijft nauwgezet hoe Philippus eerst buurlanden als Illyrië en Thracië versloeg. Daarna nam hij de Griekse stadsstaten één voor één te grazen. De sluwe Philippus gebruikte diplomatie én het sluiten van huwelijken om zijn doelen te bereiken. Over het algemeen behandelde hij verliezers mild, maar hij schuwde list en bedrog zeker niet als dat zo uitkwam. In 338 versloeg hij de Atheners en Thebanen in de slag bij Chaeronea. Philippus werd hegemoon van de Korinthische Bond. Bij de eerste vergadering stelde hij een oorlog tegen Perzië voor als straf voor de vernietiging van de Griekse heiligdommen in 480-479. Het plan werd aangenomen. Tijdens een festival werd Philippus echter door een voormalige jaloerse minnaar, Pausanias, in 336 vermoord.

Alexander werd aangewezen als de nieuwe koning. Alexander, die bij Aristoteles een liberale Griekse opvoeding had genoten, was permanent op campagne om zijn steeds verder uitdijende leger met nieuwe buit tevreden te stellen. Net als zijn vader vocht hij in de wintermaanden door en was hij alleen bereid om aan te vallen als er kans op snel succes was. Maar Alexander was ook buitengewoon inventief op het gebied van belegeringswerken. Bovendien waren tijdgenoten verbaasd hoe snel het Macedonische leger zich kon verplaatsen.

Halfgod

In 333 versloegen zijn ervaren troepen bij Issus het onervaren Perzische leger van Darius III (381-330 v. Chr). Toen de satraap Batis Gaza niet wilde opgeven, belegerde Alexander de stad, waarbij hij gewond raakte. Na de val van de stad werden de mannen vermoord en de rest als slaaf weggevoerd. Batis werd, net als Achilles met Hektor in de Illias had gedaan, achter een strijdwagen gebonden. Nadat Darius in 331 ook de slag bij Gaugemela verloor, had Alexander Perzië voor het grijpen.

Ondertussen was Alexander in Egypte enthousiast ontvangen. Hij kreeg er de status van halfgod en stichtte er de stad Alexandrië, dat uitgroeide tot een centrum van Griekse cultuur. In de rest van Perzië rezen naar hem vernoemde steden als paddenstoelen uit de grond (ook vernoemde hij een stad naar zijn overleden paard Bucephalas).

Alexander liet steeds vaker de plaatselijke elite zitten. Deze laatste ontwikkeling stuitte de Macedonische metgezellen van de koning tegen de borst, omdat zij daarvóór steeds de belangrijkste posities hadden gekregen. Het Perzische gebruik om zich voor de vorst in het stof te werpen gevolgd door een kus, de proskynese, vonden de aan vrijheid en eer gewende Macedoniërs en Grieken helemaal belachelijk. Maar hoe dichter Alexander bij India kwam, hoe exotischer hij zich gedroeg en kleedde.

Een rivier te ver

Zijn drang om in 327 India te veroveren kwam voort uit de behoefte om iets te presteren wat niemand vóór hem had gedaan. Het leger van Alexander was echter niet gewend aan de moessonregen, die vechten onmogelijk maakte. Zijn manschappen waren na tien jaar van onafgebroken oorlogen schatrijk, hadden heimwee en weigerden bij de rivier de Hyphasis om hem verder te volgen. Alexander trok zich terug in zijn tent, maar ook na drie dagen mokken bleven de troepen bij hun standpunt. De grote veroveraar keerde noodgedwongen huiswaarts.

Op de terugtocht veroverde hij nieuwe steden of versloeg die op meedogenloze wijze. Goldsworthy verklaart de tocht door de Gedrosische woestijn vanuit Alexanders behoefte om iets onmogelijks voor elkaar te krijgen. Het zou de zwaarste beproeving voor Alexander en zijn manschappen blijken. In 323 plande Alexander een aanval op Arabië. Na verschillende drinkgelagen kreeg Alexander eind mei 323 hevige koorts. Op 10 juni 323 stierf de man die verschillende verwondingen en moordcomplotten had overleefd, vrij plotseling. De bloedlijn van de Argeaden werd uitgemoord. Uiteindelijk ontstonden er drie koninkrijken: de Antigoniden in Macedonië, de Ptolemaeën in Egypte en de Seleuciden in het Oosten. Wat bleef was de vermengde Griekse cultuur, die door Alexander in elke stad was geplant: het hellenisme. Door de veroveringen van de Romeinen werd die cultuur als het ware opgehaald en verder ontwikkeld.

Boeken / Non-fictie

Poëzie lezen moet je leren

recensie: Dit gaat niet over grasmaaien – Ellen Deckwitz

Ellen Deckwitz is dichter en docent. Met Dit gaat niet over grasmaaien – Hoe lees je poëzie legt ze uit hoe je gedichten zou kunnen lezen. Maar vooral neemt Deckwitz de lezer mee in het beleven van poëzie. Na het lezen van dit boekje herken je wat een gedicht met je kan doen.

Wie heden ten dage een boekwinkel in loopt moet op zoek gaan naar de kast(en) waar poëziebundels staan. Vaak is die kast haast onvindbaar. Bij navraag bij de boekverkoper wordt al snel duidelijk hoe dat komt: “Poëzie verkoopt momenteel (haast) niet! We kunnen alles voor u bestellen maar de voorraad in huis is heel beperkt.”

Pandemie stuurt naar poëzie

Gedichten zijn van alle decennia, maar het lezen van gedichten lijkt op en af te gaan als we kijken naar de belangstelling die blijkt uit de boekverkoop. Gedichten maken in het leven tevens een golfbeweging mee. Er is volgens de schrijfster haast geen tiener die geen gedichten schrijft, hoe klein ook, in een bepaalde periode onderweg naar het volwassen worden. Maar poëzie neemt daarna een beperkt deel in van de aandacht van het lezende publiek.

Met COVID-19 lijkt de belangstelling voor de dichterlijke teksten weer toe te nemen. Niet alleen om ze te lezen, maar ook – nu de mens meer op zichzelf is aangewezen en meer naar binnen is gekeerd – ontstaan er weer teksten, die aandacht verdienen bij het lezen. Het zijn tekstuele uitingen die de lezer aan het denken zetten. Teksten die de eigen belevingswereld oproept om de inhoud de duiden, te versterken, uit te vergroten en vooral zijn eigen leven te laten leiden. Dit gaat niet over grasmaaien is tot stand gekomen in de periode van de pandemie die dit jaar over de wereld raast.

Gedichten kunnen voor de ene lezer een heel andere lading en uitleg geven dan voor de andere. Wie dit al zo ervaart zal in het boekje van Ellen Deckwitz bevestiging vinden. Voor wie gedichten lezen lastig vindt is het boekje Dit gaat niet over grasmaaien – hoe lees je poëzie een mooie handleiding of inleiding om gedichten meer te laten pakken. Het boek stelt je vragen, maar geeft je ook een inkijk in de wereld van een dichter, maar vooral in de eigen wereld van de lezer.

Lezen is ontdekken

Dat Deckwitz lerares is steekt ze niet onder stoelen of banken. Als lezer word je bij de hand genomen in de lesbanken, waar vaak haar leerlingen zitten. Zo toont ze haar ervaringen in het leren lezen, begrijpen en vooral waarderen van poëzie. Aan de hand van voorbeeldgedichten laat Deckwitz de lezer vooral zien wat een stuk poëzie anders te bieden heeft dan proza. Zo leer je dat poëzie voor de ene lezer wat anders kan betekenen dan voor de ander. Maar ook dat een gedicht de ene keer lezen een andere laag opent voor je dan op een andere dag. Ook kan een gedicht voor jou als lezer wat anders betekenen dan de schrijver bedoeld heeft, dat is allemaal goed! De voorbeelden die worden gebruikt, zijn niet de meest voor de hand liggende stukken uit de grote historie van de dichtkunst. Het leuke van dit handzame boekje is dat de schrijfster voorbeelden uit alle tijden laat zien en spreken.

In eenentwintig hoofdstukjes in de beperkte omvang van het boek krijgt de geïnteresseerde lezer, die zich ook student van Deckwitz zou kunnen noemen, een college in het lezen van poëzie. Wie na het lezen van Dit gaat niet over grasmaaien nog steeds het gevoel heeft dat het lezen van dit soort teksten niet voor hem of haar is weggelegd, zal niet snel nogmaals een poging wagen. Wie het college, al is het niet verplicht, toch heeft gevolgd tot de laatste letter kan haast niet ontsnappen aan het op zoek gaan naar de poëzie die bij hem of haar past.

De taal die de schrijfster gebruikt in combinatie met de stijl van het boekje is een grote uitnodiging aan elke lezer om vooral door te lezen in dit boek en vervolgens zelf gedichten te ontdekken. Papier is de beste keuze, lezen we ook in dit boekje, waar wordt geschreven dat je eigenlijk bij het lezen altijd een pen bij de hand zou moeten hebben! Een pen om je eigen gedachten, verklaringen of markeringen aan te brengen die je uitnodigen tot herlezen.

Muziek / Album

Kerstmuziek zonder allergische reacties

recensie: Kerstmuziek 2020

Kerstmuziek bezorgt veel muziekliefhebbers spreekwoordelijke hoofdpijn of allergische reacties. De verzadiging van kerstbelletjes en de herhaling van liedjes die vaak gecoverd zijn, roepen soms al na enige dagen irritaties op. Maar wat is het fijn om kerstmuziek te horen met veel nieuwe composities!

Het trio dat in deze kerstspecial aan bod komt heeft meer liedjes die voor het eerst te horen zijn dan veel kerstalbums van bekende artiesten. Wel zijn ze toegespitst op deze speciale tijd van het jaar. De draaibaarheid is daardoor wel beperkt tot rond deze feestdagen. Vervolgens liggen ze elf maanden te wachten op een nieuwe draaibeurt.

Tom Mason

Het album van americana artiest Tom Mason viel al vroeg op de mat en heeft de eer het eerste kerstalbum van 2020 in de collectie te zijn. Alle tien composities zijn van Mason zelf en herbergen allen een stevige benadering van het idee kerstmuziek, waardoor je even de mierzoete smaak van veel kerstplaatjes stevig kan wegspoelen met een lekker glas bier of wijn. Het verdient een extra vermelding dat er niet één bekend kerstliedje is verbouwd naar een Mason-stijl, het zijn allen originele liedjes.Uiteraard horen we wel veel over ‘Christmas’ en ‘Santa’ terugkomen in de teksten waar ook de mistletoe en de sneeuw niet ontbreken. Maar Mason laat muzikaal kerst heel anders klinken vanuit Nashville. De productie van het album is in handen van Michael Webb die geen onbekende is. Hij werkte onder andere mee aan albums van John Prine en Chris Stapleton.

Het album valt zonder meer in de categorie tandenbescherming voor als je de mierzoete kerstliedjes, die onverbiddelijk de oren zullen bereiken, wilt afwisselen met wat stevigere kost. Bij het beluisteren van Tom Masons album springt zeker het glazuur niet van je tanden.

 

Kenny Finnigan

Het album van Kenny Finnigan A Joyfull Sound dient zich begin november al aan bij de muziekredacties. Finnigan kunnen we direct in de hoek van de alternatieve kerstmuziek scharen en is vooral interessant voor de muziekliefhebbers, die wel eens wat anders willen horen met kerst, maar toch mee willen met het kerstgevoel. Het album valt in de categorie R&B en is vooral soul met een retro-karakter. Er doet dan ook een keur aan moderne soulartiesten mee, zoals leden van Durand Jones & The Indications, The Dap-Kings en nog een hele lijst. Maar de liefhebbers weten direct in welke hoek ze Finnigan moeten plaatsen. Juist! In de hoek waar we vroeger ook Otis Redding, Aretha Franklin en andere grootheden mochten herkennen.

Het album ademt een stevig jarenzestiggevoel gecombineerd met moderne opnametechnieken, zodat we van een breed geluidsspectrum kunnen genieten. De sound van legende Phil Spector klinkt duidelijk door in de productie van dit kerstalbum, dat je bijna ook buiten de feestdagen aan het eind van het jaar zou kunnen draaien. Een vergelijking met Marvin Gaye kunnen we niet onderdrukken, als we de zang van Finnigan in de stijl van de grote soullegende Gaye horen gaan met de van hem bekende “oohs” ineens de herinnering met je aan de haal. Feitelijk swingt het album, mede door de cast aan gastmuzikanten, enorm de pan uit waardoor dit album van een grote houdbaarheid is.

Calexico

De bandnaam Calexico legt de lat van verwachting direct heel hoog! Aan het waarmaken van die verwachting wordt grotendeels voldaan. Het album ademt een grote mate van wereldmuziekgevoel zoals we dat van de band mogen verwachten. Alleen als het John Lennon-nummer ‘Happy Xmas (War Is Over)’ klinkt, bekruipt je een gevoel van schaamte over de slechte cover die de band neerzet. Het kan met geen mogelijkheid in de schaduw staan van het origineel van Lennon. De albumafsluiter is een tweede misser. De kerstwensen bovenop een instrumentaal niemendalletje in allerlei verschillende talen, inclusief het Nederlands, blijf je niet leuk vinden. Het is wel zo gedaan dat het niet direct bij de tweede keer de irritatiegrens al bereikt.

Calexico werkt op dit album samen met Bombino, wat een smakelijke kerstcreatie in Afrikaanse sferen oplevert met ‘Heart of Downtown’. Maar ook gasten als Caby Moreno, Gisela Joao, Nick Urata (uit Devotchka) en Camilo Lara mogen genoemd worden, omdat zij het palet van Calexico dusdanig kleuren, dat we kunnen spreken van een prachtig amalgaan in de sfeerbeleving.

Als we over deze twee tracks heen kunnen stappen, houden we echter een kerstalbum over dat vele draaiuren plezier gaat opleveren tijdens de feestdagen. De diversiteitsgraad van de geboden liedjes is groot. De kerstbelletjes zijn zeer beperkt aanwezig en de verschillende samenwerkingsverbanden leveren een aangename variatie op. Het resulteert in totaal in een kerstalbum dat het gevoel naar de positieve kant weet te laten doorslaan.

 

Muziek / Album

Met gestrekte vingers erin

recensie: Thelonious Monk Quartet - Thelonious Monk in Palo Alto
This work is from the William P. Gottlieb collection at the Library of Congress. Rights and restrictions. In accordance with the wishes of William Gottlieb, the photographs in this collection entered into the public domain on February 16, 2010.

Sommige hardcore jazzliefhebbers menen met droge ogen dat het allemaal fout was wat hij deed: met gestrekte vingers de toetsen van de piano letterlijk aanslaan bijvoorbeeld. Maar dan hebben ze de recente CD nog niet gehoord, met opnamen van het Thelonious Monk Quartet op 27 oktober 1968 in de Palo Alto High School.

De opnamen die de conciërge van de school maakte, kwamen boven water in het huis van Danny Sher. Hij bracht ze onder de aandacht van de zoon van pianist Thelonious Monk, T.S. Monk Jr.. Die was verbijsterd door de kwaliteit en bracht ze recent uit. De toen zestienjarige Sher zat in 1968 op Palo Alto en had, onder het mom van “nee heb je, ja kun je krijgen”, de manager van Monk benaderd met de vraag of de pianist niet eens een concert op zijn middelbare school wilde geven. Het antwoord was, tot ieders verrassing: ja. En zo geschiedde. Monk speelde tijdens een matineeconcert op deze witte school onder meer enkele van zijn bekendste standards, die zich op deze manier niet alleen goed laten vergelijken met eerder opgenomen versies, maar ook het belang van de recente ontdekking onderstrepen.

Vergelijkend warenonderzoek

Het eerste nummer waarmee je een vergelijking aan kan gaan, is het liefdesliedje ‘Ruby, my dear’. Het kwartet had het bijna op de dag af een jaar eerder ook gespeeld tijdens het Newport Jazz Festival op 28 oktober 1967 in de Rotterdamse Doelen, in dezelfde, sterke samenstelling: Charlie Rouse (tenorsaxofoon), Thelonious Monk (piano), Larry Gales (contrabas) en Ben Riley (drums). In Palo Alto lijkt het kwartet nog sterker een muzikale eenheid, en door een iets langzamer tempo straalt het geheel ook iets meer rust uit.

Het tweede nummer dat het kwartet Monk zowel op Palo Alto als in Rotterdam speelde, is ‘Don’t blame me’. Een nummer met een lome linkerhand en een virtuoze, wat hoekige rechter. Hierdoor begrijp je waarom Monk in Nederland invloed heeft gehad op het spel van bijvoorbeeld Misha Mengelberg, die hem precies in deze periode van het concert in Rotterdam ontdekte. Ook dat benadrukt dat Monk toen op zijn hoogtepunt was. In Palo Alto speelt Monk wederom wat langzamer, wat nadrukkelijker ook, af en toe een extra dissonant toevoegend en de melodie meer uitrekkend.

Het derde en laatste nummer van deze vergelijking is het beroemde oudje ‘Epistrophy’ (1941). De ene keer klinkt het in een andere bezetting en wat hoekiger dan een andere keer, maar een meesterwerkje blijft het. In deze opname zit een drive en spanning die je op het puntje van de stoel doet belanden.

Hoogstaande jazz voor iedereen

Dat geldt eigenlijk voor de hele cd, uitgebracht door Impulse Records. Zo worden opeens onbekende opnamen van zes nummers in een highschoolconcert in Californië in onze schoot geworpen, die behoren tot de beste live optredens van het Thelonious Monk Quartet. Topklasse voor mensen die van Monks spel houden, voor mensen die van oude jazz houden en een stapje verder willen gaan zonder dit te verloochenen, en voor mensen die – zoals Mengelbergs leraar aan het conservatorium – diens spel wat ‘onbeholpen’ vinden. Dus eigenlijk voor iedereen die van muziek houdt.

Boeken / Non-fictie

Aangename alternatieve dwarsdoorsnede

recensie: Edwin Hofman – Avonturiers van de Nederpop

Boeken over Nederpop zijn er de afgelopen jaren nogal wat verschenen. Maar in Avonturiers van de Nederpop (2020) duikt Edwin Hofman in de alternatieve popmuziek en laat hij vooral de artiesten zelf het woord doen. In drieëntwintig hoofdstukken leren we veel over de laatste decennia van de alternatieve scene.

Het fijne van dit boek is dat – ook al heb je de alternatieve popmuziek van ons land best aardig in beeld – je wellicht altijd wel één of meerdere kopstukken gaat tegenkomen die je nog niet kende of waarbij je verrast wordt door de context waarin de muzikant het schreef.

Web-auteur wordt boekschrijver

Schrijver Edwin Hofman zal voor veel lezers van websites, waarop alternatieve muziek de aandacht krijgt, geen onbekende zijn. Zo is hij al sinds 2011 verbonden aan Written in Music, maar heeft hij ook aan 8WEEKLY zijn steentje bijgedragen, bijvoorbeeld met deze recensie over Paul Weller. Met Avonturiers van de Nederpop – veertig jaar eigenzinnige Nederlandse popmuziek treedt hij toe tot de auteurs met een boek op hun naam. Als tweede ondertitel kreeg het boek Van Hallo Venray tot Adieu, Sweet Bahnhof: een bijzondere woordgrap om van een bandnaam tot een liedje te gaan. Dat laatste liedje is natuurlijk van The Nits. Het boek maakt trouwens deel uit van een serie boeken van dezelfde uitgever. Een serie die verder geen naam, maar wel steeds muziek als rode draad heeft gekregen. Hoe dat precies zit, ging 8WEEKLY zelf vragen aan Edwin Hofman, net zoals hij met de klassiekers van de alternatieve Nederpop in gesprek ging.

In gesprek met Edwin Hofman

Edwin Hofman was een korte periode als eindredacteur actief bij 8WEEKLY en schrijft inmiddels zo’n tien jaar voor de site Written in Music. “Ik schreef af en toe voor lokale kranten, tijdschriften en het magazine Smilin’ Ears, en wilde als bekroning een boek uitbrengen. Toen ik tachtig procent van dit boek had geschreven, over uitdagende ontmoetingen met kopstukken uit de alternatieve Nederpop, ging ik op zoek naar een uitgever en vond onderdak bij deze kleine uitgever: kleine Uil. Gelukkig kreeg ik redelijk de vrije hand om het boek te voltooien, maar ik moest wel onder de driehonderd bladzijden blijven. Daarom werd het geen canon van de alternatieve Nederpop, maar een deel in de bestaande reeks over popmuziek van deze uitgever. Naast tekst herbergt het boek ook mooie portretten en albumhoezen die de verhalen verluchten waar vooral de muzikanten aan het woord zijn”, vertelt Hofman. “Het clearen van de rechten van de foto’s was een proces op zich! Maar het was het waard; het maakt mijn boek zeker sprekender.”

De titel van het boek doet je afvragen hoe de ‘avonturiers’ geselecteerd werden. “Zo’n keuze is altijd voor discussie vatbaar. Mijn uitgangspunt was vooral om de gitaargeoriënteerde bandleiders te spreken die vandaag de dag ook nog actief zijn in de muziek. Met de wetenschap dat ik geen canon zou schrijven en de omvang onder de driehonderd pagina’s moest blijven, heb ik deze keuze gemaakt. Om sommige namen kan je gewoon niet heen, zoals The Nits en Robert Jan Stips natuurlijk. Doordat ik tijdelijk minder ben gaan werken vond ik ook de tijd om dit boek te voltooien in beperkte tijd. Terugkijkend had ik Gruppo Sportivo, Mecano en Pip Blom ook nog een plaatsje willen geven, maar de lijst zou nog veel langer kunnen zijn. Nu het boek een tijdje uit is, mag ik niet klagen over de publieke aandacht, waardoor de eerste oplage van het boek inmiddels is verkocht. Nu is het hopen dat het boek ook nog een tijdje mag prijken op de tafels bij de boekhandels, nu de feestdagen in zicht komen.”

Actievelingen in de alternatieve Nederpop

Het boek neemt de lezer mee in een tocht door de alternatieve popscene van de afgelopen vijftig jaar. Robert Jan Stips maakte daarbij de langste tocht door de Nederpop en is ook nog steeds actief, alive and kicking net zoals alle andere artiesten die in het boek aan het woord komen! Alle hoofdstukken hebben als gemene deler dat vooral de artiest en niet de interviewer aan het woord is. De vragen zijn subtiel verwoord in een inleidende zin van een paragraaf zonder dat het als vraag klinkt. Het boek leest als een verzameling muzikale tochten van artiesten, die vooral gedreven zijn om zich muzikaal te uiten zonder zich zorgen te maken of er wel een betalend publiek is voor hun kunstuitingen. Die drijfveer heeft de alternatieve Nederpop in zijn algemeenheid gevormd. Dat wil niet zeggen dat we hier louter muzikanten te horen krijgen die aan de rand van de samenleving moeten leven, omdat muzikant zijn in een klein land ook een klein publiek trekt. Sommige bands zijn succesvol geweest of zijn dat nog. Deze muzikanten, die vooral als credo hebben om muziek te maken die spreekt vanuit het hart, beleven zelden de waardering van het grote publiek. En als ze dat al wel beleven en zich verder ontwikkelen, raken ze net zo makkelijk die publieke aandacht weer kwijt, omdat het grote publiek eigenlijk alleen maar meer van hetzelfde wil.

Hofman heeft een boek geschreven dat de muziekliefhebber zal bekoren. Het is geen boek om in één adem uit te lezen. Wel word je gedreven om elk hoofdstuk in één teug te lezen. Vervolgens nodigt het je uit om de muziek te luisteren. Gelukkig zijn er moderne media om die muziek te laten klinken, want een cd zit niet bij dit boek. Voor iedere Nederpopliefhebber van het alternatieve genre valt er veel te genieten bij het lezen van deze verhalen, die een fraaie dwarsdoorsnede geven van dit onderbelichte deel van de Nederpop!

Muziek / Album

Opnieuw op weg naar een Grammy?

recensie: Gregory Porter – All Rise

De ster van Gregory Porter is sinds zijn debuut, zo’n tien jaar geleden met Water, gestaag gestegen. Zijn zesde studioalbum All Rise zal daar alleen maar goed aan doen. De sfeer van zijn nieuwste album is die van behaaglijkheid waar bij de stem van Porter zijn handelsmerk is. Daarnaast is zijn uiterlijk een uit duizenden herkenbare verschijning met zijn kenmerkende hoofddeksel. Alles bij elkaar is Porter een markante persoonlijkheid!

Het zou mij niets verbazen als All Rise in de prijzen gaat vallen wanneer in de VS de Grammy’s worden uitgereikt. Het album is uitgebracht op het legendarische Blue Note label dat garant staat voor hoogwaardige kwaliteit in de jazz.

Spontane feeststemming

Inmiddels heeft Gregory Porter twee Grammy’s op zak. Met All Rise doet hij een gooi naar een derde. Porter heeft een fijne hand van liedjes schrijven en uitvoeren. Zijn muziek kunnen we categoriseren in de hoek van jazz, soul en gospel. Wie op All Rise naar de teksten luistert kan vooral van het laatste genre veel terug horen. Het geloof van Porter is diep verweven in de teksten op het album. Wie oppervlakkig luistert hoort een bevlogen jazz- en soulzanger excelleren op de toppen van zijn kunnen. Al bij de opener ‘Concorde’ grijpt Porter je bij de spreekwoordelijke muzikale lurven en laat je pas los als hij ‘Thank You’ laat klinken. De muziek straalt een grote mate van behaaglijkheid uit. Een warm vuur, gezelligheid en feeststemming komen spontaan opzetten als Porter zijn stembanden laat klinken. Je verdrinkt in de liedjes die allemaal een opbeurende stemming oproepen.

Het album is uitgebracht in een gewone en een deluxe editie. Wie kiest voor het laatste krijgt vijftien liedjes en een prachtige hardcover uitvoering met een fraai boekje vol foto’s en de songteksten. Feitelijk is dat dé manier om een cd te verpakken en de fysieke muziek levendig te houden. Hulde dat de platenmaatschappij hiervoor heeft gekozen.

All Rise een jazz hoogmis?

Het album opent met ‘Concorde’, dat luistert als de beleving van het vliegen in een supersonisch vliegtuig om vervolgens vanaf grote hoogte met enorme snelheid te mijmeren over de aarde daar beneden. De ik-persoon verhaalt dat hij wel heel erg houdt van wat de aarde allemaal te bieden heeft. In dat geval je zou je de Concorde kunnen zien als een metafoor van God.

Dat Gregory Porter zijn religieuze overtuiging duidelijk laat doorklinken doet geen moment af aan de geweldige jazz-benadering van zijn liedjes: een fijne overrompelende orkestratie, die de zanger Porter in het middelpunt stelt. Je ziet hem als het ware voor een groot orkest met tevens veel blazers staan, terwijl hij het publiek toezingt. Maar je kan hem je ook voorstellen in een grote kerk, waar hij iedereen uitbundig toezingt en oproept tot de verering van de Heer. Daar krijgt ook de titel All Rise zijn plaats.

Voor de jazzliefhebber met minder geloofsovertuiging is het album gewoon een heel fijn album, dat op veel momenten muzikale warmte zal geven. Porter zingt over de liefde op een heel uitbundige manier. Als hij ‘Real Truth’ laat klinken zegt hij tegen de ander dat hij zijn ego buiten mag laten en vooral heel open de relatie in mag komen. Zijn zoals je bent, is het allerbelangrijkste in de liefde voor elkaar, maar ook in de liefde van God. Het laat maar weer eens klinken dat liefde universeel is. In de titel ‘Mister Holland’ vraagt Porter natuurlijk in ons land extra aandacht. Het is een liedje dat handelt over gelijkheid op alle niveaus. Het gaat hier ook over openheid naar elkaar toe, zonder vooroordelen over de ander.

Eigenlijk heeft elk liedje op All Rise wel een dubbele betekenis, als je die erin zou willen ontdekken. Wat blijft is dat het album een heel complete en uitzinnige beleving is van een heel warm jazzgeluid. Het is een album ook na vele draaibeurten niet gaan vervelen en steeds weer als een feest van de herkenning gaat worden als je weer luistert. Wat een kracht gaat er van dit nieuwste album uit!

Muziek / Album

De charmante antiheld

recensie: Matt Berninger - Serpentine Prison

Het iconische geluid van Matt Berninger klinkt vertrouwd op zijn eerste soloalbum Serpentine Prison (2020). De modieuze charmeur uit New York blijft zich ook deze keer het meest comfortabel voelen in de rol van antiheld. Is dat nog geloofwaardig als succesvolle frontman van The National?

Het is de droom van veel bands: kunnen leven van muziek, de wereld rondtoeren en werken met de beste producers. In 2017 zag ik The National in de AFAS Live. Ik was een poppetje in het grote publiek; het zoveelste schaduwgezicht waar ze hun nummers voor speelden. Was dat te horen? Misschien. Het optreden was strak, maar er echt inkomen lukte me niet. Teksten als ‘the day I die, the day I die, where will we be’ kunnen thuis indringend klinken, maar gaan toch een beetje wringen als ze uit duizend kelen klinken. Lekker met z’n allen triest zijn in een Nederlandse wereldstad, dacht ik licht spottend.

Het was dus tijd voor een persoonlijke The National-pauze. Ik luisterde een paar jaar nauwelijks naar hun muziek. Tot in 2019 I Am Easy To Find uitkwam en bleef oppoppen in gesprekken. Ik zette het album op en bleef er weken intensief naar luisteren. In de trein, op de bank, overal. Steeds voerde een ander nummer de boventoon en ik was blij met een nieuwe klassieker in mijn luisterrepertoire. Een beetje opgelucht ook dat ik The National weer toeliet en voldaan als ik het woord ‘fear’ op het juiste moment timede in ‘Oblivions’. Ik mocht weer lekker triest zijn, onder de supervisie van Matt Berninger.

De afstand nabij

Toen Matt Berninger een soloalbum aankondigde was ik dan ook blij verrast, maar bij het horen van de eerste single Serpentine Prison kroop het spottende schaduwpoppetje toch langzaam weer omhoog. Een charmeur uit New York die lichtjes flirt met depressie, zei die zuurpruim, met op zijn neus een hippe zwarte bril. Geloof jij het? Ik snoerde de zuurpruim de mond en wachtte nog steeds nieuwsgierig op de albumrelease. Met iets meer reserves, dat wel.

Het album verscheen en het openingsnummer ‘My Eyes Are T-Shirts’ verleidde me makkelijk. De tekst is een grappige vondst: my eyes are t-shirts / they’re so easy to read / I wear ‘em for you / but they’re all about me. De melodie klinkt als een liefkozend wiegenliedje. Berninger gebruikt de lage registers van zijn stem, in praatachtige Cohen-stijl, en vraagt of zijn ‘baby’ terug kan komen om hem op te vrolijken. Dat opvrolijken is op meer nummers nodig blijkt uit de teksten. Berninger is ‘sinking through the floor’, ‘near the bottom’ en ‘burned out’.

Triest zijn in een wereldstad blijft zo ook op Serpentine Prison een doorsijpelend thema, en dat is best begrijpelijk. Wie is niet op zoek naar gezelschap, troost en betekenis in een wereld die zichzelf nog altijd niet kan desinfecteren van eenzaamheid. ‘Yes, I know’, zingt Berninger in het nummer ‘Take Me Out Of Town’, ‘everyone is in this alone’. Iedereen ervaart uiteindelijk de eeuwige individuele lockdown. We voelen ons ‘as far as I can get from you’, zoals Berninger zingt in ‘Distant Axis’. Berninger kent de menselijke tragiek.

Een soulvolle twist

Een opluchting is het dan om het duet ‘Silver Springs’ met Gail Ann Dorsey te horen. Haar stem is, net als op I Am Easy To Find, een prachtige variatie op die van Berninger. Laag, warm en vrouwelijk. Samen roepen ze op om weg te gaan, ‘far from home’. Zoek het avontuur, lijken ze te zeggen, laat het kleinburgerlijke achterwege, want er is meer. Een klassiek tegengeluid – het vieren van de autonome, vrije geest – waarvan het prettig is om eraan herinnerd te worden. De energie van doorgaan, vooruitkijkend naar iets nieuws.

Diezelfde atmosfeer ademt het nummer ‘Loved So Little’, maar dan vooral door de muziek. Met een catchy intonatie, misschien een beetje giftig, bouwt Berninger de spanning op – ‘and now you lean in the door, in your fired-up skin, with your look of freedom’ – om kalm te ontladen met duivelse drums en een sluwe mondharmonica. Het nummer klinkt lekker. Een paar laag schallende blazers, een snode vioolpartij en alles doorrollend als een bijna live klinkende, zwoele jamsessie.

Dat gevoel dat je dicht bij de muziek bent, is opvallend op Serpentine Prison. In ‘Oh Dearie’ lijkt Berninger in je oor te zingen en hoewel de muzikale arrangementen soms best uitbouwen, zoals in ‘All For Nothing’, blijven ze toch iets huiskamerigs behouden. Dat is de verdienste van producer Booker T. Jones die bekendstaat om zijn soulvolle sound. Hij werkte met talloze artiesten, waaronder Otis Redding, Willie Nelson en Bill Withers. Op Serpentine Prison weet hij ook Berningers authentieke stem op een bluesy manier te vangen.

De antiheld

Serpentine Prison is een mooi, sfeervol album. En toch, als ik er na een tijdje weer naar luister, moet ik opnieuw wennen. Ik zie de big city celebrity met zijn benen over elkaar op de albumhoes, smaakvol geschilderd in blauw- en grijstinten, en voel dat artistieke schoonheid op een vreemde manier ook kan afstoten. Dat de showman misschien te veel domineert om echt kwetsbaar te kunnen zijn op een geloofwaardige manier.

Maar dan laat ik me opnieuw meevoeren door de soms warme en soms rasperige baritonstem van deze charismatische New Yorker, die in zijn teksten intussen altijd de antiheld blijft. Bang dat de ander hem zal verlaten, dat hij te veel zal zijn, dat de diepte hem zal aantrekken. Ik hoor in gedachten het publiek van de AFAS Live meezingen op Berningers sombere teksten en voel, dwars door alle subtiele emoties van zijn stem, toch ook weer die lichte weerzin opkomen.

Muziek / Album

Warm vuur van troost

recensie: The War On Drugs - Live Drugs
The War On Drugs in ConcertThe War On Drugs - Matthias Heschl

The War On Drugs schijnt live een hele belevenis te zijn. Die reputatie is deze release vooruitgesneld. Door de COVID-19-pandemie zullen liefhebbers nu wel lang moeten wachten op een optreden, maar gelukkig hebben we met Live Drugs een document van troost in handen.

Het is heerlijk om je bijna vijfenzeventig minuten te kunnen onderdompelen in de muziek van The War On Drugs in een livebewerking van de studiomuziek. Je kunt er diverse draaibeurten aan wijden zonder dat het gaat vervelen. De beleving, bezieling en muzikaliteit is van een hoog niveau.

Live reputatie

Velen zullen de band nog niet live aan het werk hebben gezien en gehoord. Hoog tijd voor een liveregistratie om de pijn van het gemis aan een concert te verzachten. Live Drugs is een verzameling van liedjes, opgenomen tijdens de veertig shows tussen 2014 en 2019, die werden vastgelegd op een harddisk van de bandleider zelf. Zoals hij zelf over het album vertelt, zijn het interpretaties van de eigen muziek van de band en zeker geen kopie van wat ze in de studio hebben gemaakt. Het hoeft immers niet steeds hetzelfde te klinken! En daar zijn we als liefhebbers dus alleen maar blij mee.

Het oorspronkelijke duo Adam Granduciel en Kurt Vile dat The War On Drugs oprichtte, is inmiddels met toetsenist/drummer Charlie Hall, drummer Kyle Lloyd en bassist David Hartley uitgegroeid tot een kwintet. Muzikaal hebben ze met vier albums een belangrijke proeve van bekwaamheid gegeven. Vooral dankzij Lost in The Dream uit 2014 en A Deeper Understanding dat in 2017 verscheen, kan de band terugkijken op lovende kritieken uit heel de wereld.

Componist Adam Granduciel is hofleverancier van het repertoire van de band. Granduciel verzorgt tevens het vocale geluid van de band, al horen we Kurt Vile hier en daar iets toevoegen in de zang. De licht hees-rauwe stem van Granduciel is als een ruwe diamant, die steeds meer gaat schijnen in het geluid van de band, die hem omringt en ondersteunt in de liedjes die we mogen horen en die af en toe opstuwen. Als de mondharmonica klinkt in ‘Eyes to the Wind’ kunnen we een vergelijking met Bob Dylan niet bedwingen, maar de klanken worden overgenomen door een saxofoon om die vergelijking meteen weg te wuiven. Instrumentaal halen de bandleden inspiratie uit de muziek van Sonic Youth en zeker ook Neil Young, maar maken ze er inmiddels een heel eigen stijl van door voornoemde elementen te vermengen.

Omarmen en knuffelen

Velen zullen uitgekeken hebben naar het album Live Drugs. Voor anderen is het eigenlijk gewoon een nieuw album van The War On Drugs, omdat het alweer drie jaar geleden is dat we nieuw werk kregen aangereikt. Het album kent tien nummers, die je stuk voor stuk de hele herfst zullen verwarmen in opmaat naar de winter. Een album om te omarmen en te knuffelen in deze barre tijden van een virus dat ons in de greep houdt. Waar het gevoel bij een liveconcert te zijn zich geleidelijk ontvouwt, spreidt de muziek zich als een warme deken over je heen. Na een inspirerende, vlammende, maar beheerste uitvoering van ‘Accidentally Like A Martyr’, wordt de band voorgesteld en het publiek bedankt, terwijl ‘Eyes to the Wind’ zich langzaam laat opgloeien. Het zijn allemaal ingrediënten voor een beleving, die vraagt om het volume steeds meer op te schroeven en zich te laten meevoeren op de klanken van deze fantastische band.

Bij het laatste nummer, ‘In Reverse’, wordt het publiek opnieuw bedankt alsof we naar één concertregistratie hebben geluisterd. Dat is niet zoals het werkelijk is, maar het voelt wel zo. Want Live Drugs kan zich scharen bij een van de mooiste live albums ooit. Kortom, een heerlijke beleving!

Kunst / Expo binnenland

De Januskop van Constable

recensie: Recensie: John Constable

Het begint allemaal met een rood accent. Schilder John Constable (1776-1837) is in de leer bij William Turner. Constable is bezig met een leerstuk en voegt op ’t laatst nog een figuurtje in rood toe. Turner ziet dit, draait zich om en doet iets soortgelijks op een schilderij van zichzelf. Een actie die Constable steekt en hoog opneemt.

Als je erop gaat letten, zie je heel véél van die rode figuurtjes op de schilderijen van de Engelsman. Tot op een doek dat hij op tweeënvijftigjarige leeftijd maakte aan toe. Toen werd hij eindelijk toegelaten tot de Royal Academy en maakte het grote werk Sluis met passerende boot. Het zou een leuke zoektocht voor kinderen zijn, dwars door de eerste overzichtstentoonstelling van Constable in Nederland, in het Teylers Museum in Haarlem.
Een tentoonstelling die toont, dat Constable méér is dan de landschapsschilder en – tekenaar met die mooie wolkenluchten waar hij bekend door werd.

 

Molen, Haarlem, Landschap

John Constable, Landschap met molens bij Haarlem, 1831.

Ontwikkelingsgang

Niet alleen die rode figuurtjes zijn goed te volgen, maar ook de hele ontwikkeling van de schilder, vanaf zijn leertijd bij Turner, of zelfs daarvoor met een beetje een platgeslagen Gezicht op de pastorie in East Bergholt. Dit is – zoals de meeste werken op deze expositie – afkomstig uit de privécollectie van David Thomson.
De opzet van de tentoonstelling is namelijk chronologisch: in de tentoonstellingszaal en het prentenkabinet, met op de helft aandacht voor de amateur-meteoroloog die Constable ook was. Aandacht die helemaal past binnen de aandachtsgebieden van het Teylers Museum: kunst, natuurhistorie en wetenschap.

Toch is er ook nog een ander verband tussen de kunst in die twee zalen. En dat is dan niet het rode figuurtje op bijvoorbeeld het Landschap met windmolens bij Haarlem naar Jacob Ruysdael, maar de techniek van Constable. Het is een techniek waarbij hij op één werk de verf zowel dik als dun aanbrengt. Soms zó dun, dat je de ondergrond er nog doorheen ziet. Of – bij de tekeningen in het prentenkabinet – een techniek waarbij de kunstenaar afwisselend hard en zacht op een staafje grafiet drukte, zodat hij diepte creëerde. Bij een studie van het hoofd en de schouders van zijn vrouw vervaagde hij het grafiet zelfs zachtjes met zijn vingers, zodat hij ook nog eens ruimte suggereerde.

Op de tentoonstelling vallen ook enkele voorbeelden van de inspiratiebronnen van Constable te zien, zodat vergelijken mogelijk wordt. Maar doordat er tevens aandacht is voor de soms moderne techniek van de romantisch-realistische schilder, zou je haast concluderen dat hij een typisch romantische Januskop heeft: terugkijkend naar voorbeelden uit vorige eeuwen en vooruit kijkend naar de tijd die komt, inclusief meteorologie. Zo toont het Teylers Museum de kunst van John Constable in al zijn facetten en schakeringen. De moeite waard om te bezoeken, en petje af voor de samenstellers, want het moet een tour-de-force zijn geweest om deze eerste overzichtstentoonstelling van Constable in Nederland uitgerekend in coronatijd te realiseren!

 

John Constable. Overzichtstentoonstelling van de Engelse grootmeester van de romantiek

 

Boeken / Fictie

Binets alternatieve wereldgeschiedenis: een gemiste kans

recensie: Laurent Binet - Beschavingen

Wat als de Europeanen die in 1492 voet aan wal zetten in de Nieuwe Wereld verslagen zouden zijn door de Inca’s? En wat als de Inca’s vervolgens de overtocht zouden maken naar Europa en daar zouden zegevieren? Deze alternatieve geschiedenis werkt Laurent Binet uit in zijn nieuwe roman Beschavingen.

De Franse bestsellerauteur Laurent Binet heeft geen hoge pet op van realistische romans die maatschappelijke thema’s behandelen. Hij prefereert in dat geval de werkelijkheid, het journalistiek verslag. Wie fictie schrijft moet volgens hem ook écht iets verzinnen. In Beschavingen pakt hij dat verzinnen groots aan. Hij zet de wereldgeschiedenis op z’n kop: de Inca’s veroveren Europa.

Atawalpa

Het boek bestaat uit vier delen, waarvan de Kronieken van Atawalpa (een Inca-leider) veruit het langste is en de kern van het boek vormt. Maar voor hij tot de kern van het verhaal komt, heeft Binet een aanloop nodig. In het eerste deel laat hij Vikingen diep in de Nieuwe Wereld doordringen waar zij samen met lokale stammen voor nageslacht zorgen. Zij leren de nieuwe bevolking metalen wapens maken en brengen Europese ziektes mee. Hierdoor zal het volk resistent zijn tegen de ziektes als Columbus en zijn mannen enkele eeuwen later Amerika ‘ontdekken’. Het deel leest als een moetje, met een hoog ‘en toen, en toen’-gehalte, maar omdat het vrij vlot geschreven is en nog geen dertig pagina’s behelst, is het prima door te komen.

De komst van Columbus staat centraal in het tweede deel van het boek. In fragmenten uit het dagboek van Columbus lezen we zijn verslag van de ontdekkingsreis en hoe zijn mannen uiteindelijk door de Inca’s in de pan worden gehakt. Columbus slijt zijn dagen in gevangenschap aan het hof, waar hij uiteindelijk sterft. Dit deel leest als een spannende opmaat naar het hoofdverhaal.

Namedropping

Bij het hoofdverhaal aangekomen wordt het geduld van de lezer nog even op de proef gesteld. Het deel begint met een droge vertelling over Atawalpa’s strijd met het leger van zijn broer. Lang verhaal kort: Atawalpa slaat op de vlucht naar de Nieuwe Wereld (Europa).

Wordt het lange wachten beloond? Nee. Want ook het hoofdverhaal ontstijgt het ‘en toen, en toen’-niveau nauwelijks. Binet blijkt geen stilist en de karakters blijven van karton. Dat zou Binet direct vergeven kunnen worden als Beschavingen een interessante ideeënroman zou zijn. Binet stopt er een hoop literaire en historische verwijzingen in en laat veel tijdsbepalende figuren de revue passeren (Luther, More, Erasmus, Machiavelli, Karel V etc.), maar meer dan diepgang suggereren doet het niet. Het blijft allemaal erg vluchtig en oppervlakkig. Namedropping, meer niet. Laat die namen weg en het is niet meer dan een spannend jongensboek dat nooit spannend wil worden.

Knap

Al met al is het boek een gemiste kans. Het is intellectueel gezien een uitdagend idee: het vroegmoderne Europa bekijken door de ogen van de Inca’s. Maar daarvoor blijkt Binet toch een maatje te klein. Een spannend idee van invallende Inca’s tegen de achtergrond van een spannende periode uit de Europese geschiedenis en dan zo’n saai boek schrijven: het is bijna knap.