Tag Archief van: recensie

Theater / Voorstelling

De destructieve kracht van een kunstenaar

recensie: Frascati Producties / Charli Chung - Don Caravaggio

Don Caravaggio is over de top theater met uitbundige kostuums, grootse emoties en bijbehorende gebaren. Alles gelukkig met een vette knipoog.

Iedereen is verliefd op Don Caravaggio, zijn vrouw Elvire, bediendes en het boerenvolk. Verliefd op zijn charmes, levenslust, lichaam en talent om te scheppen. En Caravaggio, op zijn beurt, is verliefd op iedereen – niet in de laatste plaats op zichzelf. In Don Caravaggio van Frascati Producties zien we hoe de Italiaanse schilder, die een aantal van de grootste kunstwerken van de wereld op zijn naam heeft staan, voor zijn naaste omgeving vooral een destructieve kracht is.

Regisseur Charli Chung modelleert zijn Caravaggio naar de beroemde hartenbreker Don Juan, zoals Molière hem portretteerde in zijn gelijknamige toneelstuk. Zo voegt Chung twee karakters samen die in ieder geval één gemene deler hebben: de drang om hun levens te leiden zoals ze dat zelf willen; op basis van hun eigen passies en ongeacht sociale conventies en algemeen geldende (zedelijke) normen en waarden.

Centraal in Don Caravaggio staat de liefdesrelatie tussen de Don (Marius Mensink) en zijn muze Elvire (Judith van den Berg). Zijn liefde voor haar is oprecht, maar hij houdt even oprecht van anderen – zoals een pas ontmoet boerinnetje of een schildknaap. In feite zijn ze allemaal zijn muzes. Elvira wordt in eerste instantie neergezet als de archetype van de hysterisch verliefde en volkomen afhankelijke vrouw. Ze heeft vermoedens van de overspeligheid van de Don, maar is onnozel genoeg om na wat sussende woorden en een feestje in haar naam weer gerustgesteld te zijn. En zo lijkt Don Caravaggio zich betrekkelijk zorgeloos een weg door het leven te neuken.

Uitbundig theater

Don Caravaggio is over de top theater met uitbundige kostuums en grime. Maar ook theater van grootse emoties en bijpassende grootse gebaren. Met personages die – geïnspireerd op Molière – lange en gestileerde monologen tegen elkaar afsteken in overdreven dictie. Daar moet je van houden. Voor deze recensent hielp het dat het stuk zichzelf niet te serieus neemt. Alles is met een vette knipoog en de karakters zijn zich bewust van hun eigen bespottelijkheid.

Toch is juist het slot, waarin de personages iets minder karikaturaal worden, het sterkste stuk. Elvira betrapt de Don met haar eigen schildknaap in bed. Nu zijn sussende woorden niet meer genoeg. Caravaggio probeert Elvira nog eenmaal mee te nemen in zijn levensvisie en haar ervan te overtuigen dat ze zijn oprechte liefde en bewondering geniet. Maar Elvira, nu eindelijk ernstig geworden, vertelt de Don dat ze helemaal niet door hem overtuigd wil worden. Ze wil dat hij eens naar haar luistert en begrijpt dat ze wat betreft haar kijk op de liefde net zo compromisloos is als de Don zelf. Een confrontatie tussen twee wereldbeelden. De een niet beter dan de ander en geen van beiden minder waar, maar tezamen wel onverenigbaar. Daar zit het drama in deze komedie.

Theater / Voorstelling

De destructieve kracht van een kunstenaar

recensie: Frascati Producties / Charli Chung - Don Caravaggio

Don Caravaggio is over de top theater met uitbundige kostuums, grootse emoties en bijbehorende gebaren. Alles gelukkig met een vette knipoog.

Iedereen is verliefd op Don Caravaggio, zijn vrouw Elvire, bediendes en het boerenvolk. Verliefd op zijn charmes, levenslust, lichaam en talent om te scheppen. En Caravaggio, op zijn beurt, is verliefd op iedereen – niet in de laatste plaats op zichzelf. In Don Caravaggio van Frascati Producties zien we hoe de Italiaanse schilder, die een aantal van de grootste kunstwerken van de wereld op zijn naam heeft staan, voor zijn naaste omgeving vooral een destructieve kracht is.

Regisseur Charli Chung modelleert zijn Caravaggio naar de beroemde hartenbreker Don Juan, zoals Molière hem portretteerde in zijn gelijknamige toneelstuk. Zo voegt Chung twee karakters samen die in ieder geval één gemene deler hebben: de drang om hun levens te leiden zoals ze dat zelf willen; op basis van hun eigen passies en ongeacht sociale conventies en algemeen geldende (zedelijke) normen en waarden.

Centraal in Don Caravaggio staat de liefdesrelatie tussen de Don (Marius Mensink) en zijn muze Elvire (Judith van den Berg). Zijn liefde voor haar is oprecht, maar hij houdt even oprecht van anderen – zoals een pas ontmoet boerinnetje of een schildknaap. In feite zijn ze allemaal zijn muzes. Elvira wordt in eerste instantie neergezet als de archetype van de hysterisch verliefde en volkomen afhankelijke vrouw. Ze heeft vermoedens van de overspeligheid van de Don, maar is onnozel genoeg om na wat sussende woorden en een feestje in haar naam weer gerustgesteld te zijn. En zo lijkt Don Caravaggio zich betrekkelijk zorgeloos een weg door het leven te neuken.

Uitbundig theater

Don Caravaggio is over de top theater met uitbundige kostuums en grime. Maar ook theater van grootse emoties en bijpassende grootse gebaren. Met personages die – geïnspireerd op Molière – lange en gestileerde monologen tegen elkaar afsteken in overdreven dictie. Daar moet je van houden. Voor deze recensent hielp het dat het stuk zichzelf niet te serieus neemt. Alles is met een vette knipoog en de karakters zijn zich bewust van hun eigen bespottelijkheid.

Toch is juist het slot, waarin de personages iets minder karikaturaal worden, het sterkste stuk. Elvira betrapt de Don met haar eigen schildknaap in bed. Nu zijn sussende woorden niet meer genoeg. Caravaggio probeert Elvira nog eenmaal mee te nemen in zijn levensvisie en haar ervan te overtuigen dat ze zijn oprechte liefde en bewondering geniet. Maar Elvira, nu eindelijk ernstig geworden, vertelt de Don dat ze helemaal niet door hem overtuigd wil worden. Ze wil dat hij eens naar haar luistert en begrijpt dat ze wat betreft haar kijk op de liefde net zo compromisloos is als de Don zelf. Een confrontatie tussen twee wereldbeelden. De een niet beter dan de ander en geen van beiden minder waar, maar tezamen wel onverenigbaar. Daar zit het drama in deze komedie.

Boeken / Non-fictie

Gefragmenteerd op zoek naar eenheid

recensie: Jaap Goedegebuure - Kellendonk: Een biografie

Een biografie over een man die van biografieën niets moest hebben. Netjes chronologisch gerangschikte zinloze feiten, zo kwalificeerde schrijver Frans Kellendonk ze. Met Kellendonk: Een biografie bewijst Jaap Goedegebuure het ongelijk van de gebiografeerde.

Van de meerwaarde van de schrijversbiografie was Frans Kellendonk (1951-1990) niet overtuigd: ‘Dat kennis van het leven zou leiden tot een beter begrip van het werk is een veelgehoord, maar ondeugdelijk argument, want de biograaf kan niet anders dan omgekeerd te werk gaan en proberen om de chaos, die elk leven is, in het perspectief van de kunst te ordenen.’

Voor Jaap Goedegebuure was dat niet een reden om geen biografie over Kellendonk te schrijven. Daarin bewijst hij een ‘zakelijke’ biograaf te zijn, waar hij meer beschrijft dan duidt. Hij is niet geforceerd op zoek naar biografische gegevens om Kellendonks werk te duiden en zadelt de lezer niet op met psychologische theorieën die het werk verklaren. Hij beschrijft vrij afstandelijk het tragische leven van de schrijver. Dat Kellendonks particuliere tragiek de grondtoon van zijn ideeënmuziek vormt – een ideeënmuziek die het particuliere overstijgt – is zo evident dat de lezer geen verdere aanwijzingen van de biograaf nodig heeft.

Traditie

De tragiek was de onverenigbare kloof tussen Kellendonks levensbeschouwing en zijn levenswandel. In interviews, brieven en essays wees hij regelmatig op het belang van de gemeenschap, op de noodzaak van een bezield verband en de noodzaak van religie. In de traditie van de Bijbelse Paulus sprak hij over de maatschappij als een ‘mystiek lichaam’, waarin de (lichaams)delen samen een geheel – een lichaam – vormen.

Kellendonk was van kinds af aan erg bezig met traditie en met zijn plaats daarin. Als jongetje maakte hij (fictieve) geschiedenisverhalen en stambomen van de familie Kellendonk. Het ironische is dat juist hij in de familiestamboom een doodlopende tak zou blijken te zijn.

Want Kellendonk leefde als einzelgänger, of zoals Goedegebuure het noemt, als een monnik. Hij was niet makkelijk in de omgang en had weinig behoefte aan sociaal contact. Volgens een vast schema waagde hij zich ‘s avond uit zijn werkkamer – waar hij nauwgezet werkte aan vertalingen en eigen werk – om in café Le Shako twee drankjes te gebruiken. Een gesprek met hem aanknopen en op gang houden ging zijn kroeggenoten moeilijk af.

De eenling

Hij was een eenling, een dissonant in zijn op het katholieke gedachtegoed geïnspireerde ideaal van maatschappelijke harmonie. Zijn homoseksualiteit zag hij als een valse noot. Niet in persoonlijk opzicht – hij lijkt totaal niet geworsteld te hebben met zijn geaardheid en maakte van het feit dat hij goed in de markt lag ook volop gebruik. Maar in maatschappelijk opzicht lag dat ingewikkelder. Zonder voortplanting had men geen deel aan wat Kellendonk ‘de geschiedenis van het vlees’ noemde. Zonder deel te hebben aan de geschiedenis viel je buiten de gemeenschap. En ‘gemeenschap’ is wat de mens zo nodig had volgens hem.

Onverenigbaar

Aan collega-schrijver P.F. Thomese schreef hij dat hij graag opnieuw katholiek wilde worden, en dan niet zozeer omwille van het geloof maar omwille van het deel uitmaken van een (bezielde) gemeenschap:

Het benauwde opgesloten zijn in je eigen bewustzijn, dat is typisch iets voor romantici. Daar heb ik fundamentele bezwaren tegen. Dat zeg ik, omdat ik, natuurlijk, in aanleg zelf een romanticus ben. Maar ik ben het er niet mee eens.

Maar zomaar weer geloven kon hij niet. Hij noemde zichzelf een ongelovige gelovige. Hij bleef verlangen naar het katholicisme van zijn jeugd, maar een mis kon hij niet meer bijwonen zonder halverwege misselijk de kerk te verlaten.

Schijnheilig

Het ene vinden, het andere doen: is dat niet schijnheilig? Schijnheiligheid is onoprecht en impliceert dat je jezelf moreel beter voordoet dan je bent. Dat kon van Kellendonk zeker niet gezegd worden. De reden dat Kellendonks verlangens en neigingen zo uiteen liepen was dat hij ze simpelweg niet kon verenigen.

Pas op zijn sterfbed kon hij zich overgeven: ‘Ik ben altijd bang geweest om mijn autonomie te moeten prijsgeven, afhankelijk te moeten worden. Nu ben ik afhankelijk geworden, met een schok, van de hulp en hartelijkheid van anderen, en het blijkt géén afschuwelijke ervaring te zijn, integendeel, een bevrijding. Ik ben bevrijd van mijn eigen waanwereld, eindelijk een inwoner van de wereld van de mensen. De tranen stromen me regelmatig over de wangen en er zit geen druppeltje verdriet in.’

Geslaagd

Zorgt deze biografie voor een beter begrip van het werk van Kellendonk? Ja. Maar mocht iemand daar niet van overtuigd zijn: het boek is ook op zichzelf zeer de moeite waard. De goed en bij vlagen mooi geschreven biografie geeft een scherp beeld van een interessant en veelgelaagd persoon.

Een zeer geslaagde biografie van de man die een hekel had aan biografieën. Het past precies bij Frans Kellendonk: een vat vol (schijnbare) tegenstellingen.

Boeken / Fictie

Literatuur voor het slapengaan

recensie: Georges Perec - Een man die slaapt

Wie een boek leest, doet dat doorgaans (ook) om zich niet te vervelen. Maar wat als dat boek verveling tot onderwerp heeft? Mensen die nog altijd nachtmerries hebben van hun verplichte lectuur van De Avonden, zullen dus wellicht geen plezier beleven aan Een Man die Slaapt. Maar voor wie houdt van dromerig en kabbelend proza, is dit klassieke romanexperiment een must.

Het goede nieuws voor mensen die niet graag lezen of niet van dikke boeken houden: Een Man die Slaapt telt amper 112 pagina’s. Het minder goede nieuws: het lezen vraagt wel een inspanning. Ten eerste omdat het boekje in de vrij ongebruikelijke je-vorm is opgesteld en ten tweede omdat de mijmeringen van de verteller niet echt licht verteerbaar zijn. Een willekeurig voorbeeld:

“Onverschilligheid lost de taal op, schudt de tekens door elkaar. Je bent geduldig en wacht niet, je bent vrij en je kiest niet, je bent beschikbaar en er wordt geen enkel beroep op je gedaan. Je vraagt niets, je eist niets, je dringt niets op.”

 

Bij momenten neigt het zelfs naar het pedante:

“Onzinnige dromen van eenzaamheid. Dolende Amnesticus in het Land der Blinden: brede, lege straten, koude lichten, zwijgende gezichten waar je blik overheen zou glijden.”

 

Geen gemakkelijke kost dus. Toch groeide het boekje, dat in 1967 in Frankrijk verscheen, al snel uit tot een klassieker. Vooral omdat het met zijn bespiegelingen en zelftwijfel perfect aansloot bij het existentialisme van Camus en Sartre. Het hoofdpersonage is immers iemand die in een staat van slaperigheid/bewusteloosheid door de straten van de stad loopt en mijmert over vergankelijkheid, verveling, leegte en eenzaamheid. De sfeer is met andere woorden dromerig en poëtisch, zeker omdat het personage afstand wil nemen van zijn individualiteit (vandaar dus ook de je-vorm, die het gevoel van eenzaamheid nog versterkt).

Geen spek voor ieders bek dus. Wie houdt van actie en van ondernemende personages, blijft met andere woorden beter ver weg van Een Man die Slaapt. Maar voor wie pakweg De Avonden, Stoner en The Catcher in the Rye lijfboeken zijn – schuldig! – is Een Man die Slaapt een nieuwe, welgekomen outcast. Toegegeven, langer dan 112 pagina’s moest dit boekje ook niet duren, aangezien er écht niets gebeurt, maar gedurende die 112 pagina’s beleef je wel de mooist denkbare droomloze slaap. Zij het dat je er wel de prijs voor betaalt …

Theater / Voorstelling

Overdonderende drugsrollercoaster

recensie: Toneelgroep Oostpool – People, Places & Things

Alles klopt aan People, Places & Things: Het is een goed geschreven en gelaagd stuk, met een sobere, maar effectieve enscenering en acteerprestaties waar je u tegen zegt.

Over People, Places & Things van Toneelgroep Oostpool is al veel moois geschreven. Zo schreef Trouw dat het stuk, in 2014 geschreven door de talentvolle Duncan Macmillan (nu overigens mooi vertaald door Hannah van Wieringen), alle potentie heeft om een ‘hedendaagse klassieker’ te worden. De Volkskrant noemde Hannah Hoekstra’s vertolking van de aan drank en drugs verslaafde actrice Emma ‘ronduit sensationeel […] in al haar variaties’. Volgens NRC Handelsblad behoort het stuk zelfs tot ‘de betere voorstelling van dit seizoen’.

Al deze lof is meer dan terecht. Zo terecht zelfs, dat er hier nog schepje bovenop wordt gedaan. Met deze productie heeft Marcus Azzini zichzelf weer overtroffen. Trouwens, niet alleen Azzini. Hannah Hoekstra speelt de rol van Emma alsof die haar op het lijf is geschreven. Dankzij haar prestatie is People, Places & Things een beklemmende, soms komische, maar bovenal ontroerende voorstelling. Het is een stuk dat gezien moet worden. Gelukkig denken de theaters daar ook zo over. De voorstelling is eigenlijk bedoeld voor de kleinere zalen met de vlakke vloer, maar door alle belangstelling verplaatst naar de grote zaal van Theater Rotterdam. Zelfs die is uitverkocht.

Verslaafd aan drank, drugs en acteren

Hannah Hoekstra speelt Emma, een aan drank en drugs verslaafde actrice. In haar glitterpak, het kostuum dat ze droeg tijdens haar vertolking van Nina in Een meeuw, betreedt Emma de afkickkliniek. Hier speelt Azzini op een interessante manier met de grenzen van de werkelijkheid. Is het Nina uit Een meeuw die instort, of is het actrice Emma die de controle verliest? Dat glitterpak en korte kapsel lijken overigens naar dezelfde jaren ’70 stijl te verwijzen als de kleding uit Azzini’s eigen Een Meeuw van twee seizoenen geleden. Die grenzen vervagen eveneens omdat Emma zich bij de afkickkliniek daadwerkelijk presenteert als Nina, de actrice die helemaal geen probleem heeft.

Hoekstra speelt haar rol perfect. Zonder voorspelbaar te worden, opent ze verschillende registers om de complexiteit van haar rol neer te zetten. Ze begint verwaand en recalcitrant. Hoekstra verbindt spel en mimiek moeiteloos met elkaar om Emma’s weerzin te benadrukken, soms op het grappige af. Tegelijkertijd laat ze met enkele handbewegingen en nerveuze trekken Emma’s kwetsbaarheid en afhankelijkheid doorschemeren. Met behulp van geluidsruis en lichtflitsen laat Azzini treffend zien hoe de drugs nog steeds bezit van haar hebben en kortsluiting in haar hoofd veroorzaken.

Aanvankelijk wil Emma niets weten van de therapiesessies. Waar de mede-verslaafden rollenspellen spelen om met hun verleden in het reine te komen, wil zij het verleden vermijden. Om maar niet met zichzelf geconfronteerd te hoeven worden, kruipt ze steeds verder in de rol van actrice en verzint ze haar levensverhaal.

Hoogtepunten alom

Dat is de sterkste eigenschap van Macmillans tekst: People, Places & Things is niet alleen een toneelstuk over drugsverslaving, het is een stuk over verslaving aan escapisme in de breedste zin van het woord.

De dialogen lijken erg alledaags, maar kaarten ondertussen fundamentele kwesties aan, zonder daarbij gewichtig of theoretisch te worden. Bovendien is de timing erg goed. Wanneer een scène erg emotioneel wordt, geeft een van de personages er een komische twist aan. En vice versa: wanneer alles eind goed, al goed lijkt, krijgt het stuk een genadeloze slotscène. Die scène is een waar hoogtepunt, niet alleen vanwege de tekst, maar ook vanwege het acteerwerk van Ariane Schluter en Loek Peters, die in het stuk verschillende rollen vervullen en in de laatste scène de kei en keiharde ouders van Emma spelen.

Ook de enscenering (Studio Dennis Vanderbroeck) zorgt voor een hoogtepunt. Het decor bestaat enkel uit een dubbele witte wand, die Emma steeds confronteert met haar identiteit. Emma probeert haar identiteit en de demonen uit haar verleden te ontwijken. Ze krijgt een terugval, waardoor ze in de werkelijke hel belandt. De dubbele witte wand draait nu rond als een helse kermisattractie. De muziek wordt steeds zondiger, beklemmender, evenals het licht. De scène maakt op esthetische wijze de tragiek van verslaving pijnlijk duidelijk. Op zulke momenten is Azzini op z’n best.

Weer mens te zijn

Daarmee gaat People, Places & Things niet alleen over de vraag hoe een ex-verslaafde wordt geacht zich staande te houden in de buitenwereld, maar ook over de confrontatie met je identiteit en de worsteling je staande te houden in een chaotische, onzekere wereld. Over de vraag hoe je als ex-verslaafde weer mens kunt zijn. Laat ‘Hoe nu mens te zijn?’ nu net het motto van Toneelgroep Oostpool zijn. Dit motto speelde dit seizoen in meerdere Oostpool-producties een rol, maar komt tot nu toe bij People, Places & Things het beste tot uiting.

Theater / Voorstelling

Juditha bejubeld?

recensie: De Nationale Opera - Juditha Triumphans

De onorthodoxe keuzes waarmee Floris Visser het oratorium Juditha Triumphans regisseert pakken de ene keer beter uit dan de andere. Dit laat onverlet dat Vivaldi’s prachtige muziek bij La Cetra en de zangers van De Nationale Opera (solisten en koor) in heel goede handen is.

Waar ligt de grens tussen een koene verzetsdaad en een verwerpelijke moord? Juditha staat in het rijtje Bijbelse femmes fatales waar ook Delila en Salomé tot behoren, maar staat toevallig aan de goede kant van de geschiedenis. In de kunstgeschiedenis – en ook in de muziek van Vivaldi’s oratorium Juditha Triumphans – wordt zij afgebeeld als heldin. Op het podium toont regisseur Floris Visser juist een vrouw in staat van ontreddering.

Klassieke verleidster

Vivaldi schreef dit ‘sacre militare oratorium’ voor het meisjesweeshuis waar hij werkzaam was. Alle rollen zijn dus geschreven voor vrouwenstemmen. Het werk is geschreven in opdracht van de stad Venetië, ter ere van de overwinning op de Ottomanen. De Latijnse tekst is ontleend aan het apocriefe Bijbelboek Judit en vertelt over het beleg van de stad Bethulië door de Babyloniërs, onder leiding van veldheer Holofernes (Teresa Iervolino). De Joodse weduwe Juditha (Gaëlle Arquez) trekt samen met haar dienstmaagd Abra (Polly Leech) het kamp van de vijand binnen. Holofernes is verrukt van haar schoonheid en wil haar verleiden. Overmoedig drinkt hij te veel, valt in slaap en wordt door Juditha gedood: het Babylonische beleg is gebroken.

Twijfels

Een oratorium is geschreven als muziekstuk zonder enscenering en als je dit als regisseur bewerkt tot muziektheater heb je een grote mate van vrijheid. Die pakt Floris Visser ook, onder andere door het verhaal te situeren in het Italië van 1943. Het decor is een ronddraaiende, geruïneerde koepelkerk die tevens dienstdoet als het paleis van de veroveraars. Holofernes is in deze regie een nazi-commandant en een uitgesproken kunstliefhebber die zijn paleis laat volhangen met roofkunst. Visser dubbelt het verhaal door Juditha haarzelf te laten aanschouwen op een van die geroofde schilderijen, namelijk Judith onthoofdt Holofernes van Caravaggio. Dit schilderij inspireert haar om hetzelfde te doen met Holofernes op het podium, maar toont Juditha uiteindelijk ook de gruwel van haar daden.

Niet elke regiekeuze combineert even fijn met de muziek. Natuurlijk gaat deze enscenering over oorlogsgeweld, maar een verkrachting en een executie in de eerste helft worden zo nonchalant uitgevoerd dat het de muziek noch versterkt noch effectief becommentarieerd. Dat Juditha hier geen koele vrijheidsstrijder is, maar een vertwijfelde vrouw die walgt van haar daden, geeft daarentegen wel een mooi contrast met de jubelende muziek.

Vreugdeklanken

Hoewel contrasterend met het beeld, speelt die muziek toch de hoofdrol in Juditha Triumphans. Waar de openingsmuziek (het Concerto d’Amsterdam, want de oorspronkelijke ouverture is verloren gegaan) nog wat slordig klinkt – het is immers ook razendsnel – is de rest van het oratorium kraakhelder, intiem en wervelend. Vivaldi schreef voor een uitgebreid arsenaal aan instrumenten, inclusief een mandoline, vier theorbes en een chalumeau (een vroege voorloper van de klarinet). Het Baselse barokensemble La Cetra, onder leiding van Andrea Marcon, geeft de instrumenten alle ruimte om tot bloei te komen. Dat Vissers subversieve versie van het Judithverhaal bij vlagen wat gekunsteld overkomt, doet niets af aan de muzikale vreugde.

Theater / Voorstelling

Vermaak van ‘Vivaldi’ overstijgt het podium

recensie: Opera2Day – Dangerous Liaisons

Het amusement, dat wordt vertolkt op het podium tijdens de opera Dangerous Liaisons van Vivaldi, zet zich buiten de zaaldeuren voort. Naast prachtig gezongen noten, wordt het publiek verrast door de multifunctionele inzet van het ensemble.

De barokopera Dangerous Liaisons van Vivaldi, gebaseerd op de briefroman Les Liaisons Dangereuses, zit vol intrige. Uit pure verveling, die alleen kan worden toegeschreven aan de allerrijksten circa 1782, besluiten Markiezin de Merteuil (Candida Guida) en Vicomte de Valmont (Yosemeh Adjei) elkaar af te troeven in de liefde. Uit jaloezie, omdat Merteuils minnaar Gercourt met de jonge leerlinge Cécile (Stefanie True) in het huwelijksbootje wil stappen, laat Merteuil Valmont achter de rokken van Cécile jagen. Valmont ziet in de vrouw van de president van het Gerechtshof, Madame Présidente de Tourvel (Barbara Kozeljen), echter een grotere uitdaging.

Zowel Merteuil als Valmont hebben veel noten op hun zang en daar lijden hun bediendes en de jonge muziekleraar Danceny (Maayan Licht), die tot over zijn oren verliefd is op Cécile, onder. In deze opera zien we hoe destructief de liefde is en hoe de verstandhouding tussen de Franse elite en het gepeupel begint te wankelen in de periode vóór de Franse Revolutie.

Levende prullenbakken

Wat deze opera zó komisch maakt, is het feit dat het ensemble – het ‘gepeupel’ – wordt gedegradeerd tot meubilair. Het maakt de tijdsgeest van eind achttiende eeuw zichtbaar: wie niet tot de elite behoort, betekent niets. Zo komt aan het begin van de voorstelling een peloton mannen in ‘groene klavertjes broekpakken’ aangemarcheerd en gaan ze op handen en knieën zitten. De overige bediendes plaatsen op hun rug een tafel met allerlei lekkernijen. Ook in de pauze dient het ensemble als opvulling van de ruimte, ze fungeren met een afvalzak in de hand als ‘levende prullenbakken’. De luxepaardjes Merteuil en Valmont daarentegen, komen niets tekort. Paraderend door hun paleis bespelen ze iedere bezoeker op een sluikse manier: van Cécile met haar schattige, lange vlechtjes tot de in pofbroek gestoken Danceny.

Danceny, die Cécile bezingt in een innige briefwisseling, heeft wellicht het zuiverste keeltje van het hele stel. Zijn duet met Cécile beneemt je stante pede de adem, net als het door emoties gekleurde gezang van Tourvel. Hoe anders klinkt de lage stem van grande dame Merteuil of de hoge, nasale stem van Valmont. Een knap staaltje zangwerk, dat staat vast. Er zit soms echter weinig nuance in hun stem, waardoor deze minder blijft bekoren dan die van Danceny. Zo heeft het eerste duet van Merteuil en Valmont iets traags, waardoor je je moet inspannen om de gezongen noten in je op te nemen. Overigens blijf je ongeduldig wachten totdat Merteuil een sterk overdreven karakter gaat uitdragen, maar haar acteerwerk blijft timide. Dit in tegenstelling van Valmont, wiens fysieke uitstraling (lees: sixpack) en vermogen om op torenhoge hakken te lopen, meer van je aandacht vragen dan zijn zang.

Muzikale sensatie

De operazangers zouden niet tot zulke hoogte gestuwd kunnen worden zonder de hulp van een sterk orkest (de Nederlandse Bachvereniging). De samenkomst van de zang en de instrumenten zorgt voor een muzikale sensatie. Zo nu en dan overstemt het orkest de aria’s van de operazangers. Niet alleen het gehoor wordt plezier gedaan: ook voor het oog voltrekken zich allerlei prachtige decorwisselingen. Bevinden we ons als publiek het ene moment in een zaal in de stijl van Versailles, het volgende moment zijn we in een tuin vol rijpe appelstruiken. Of is het decor totaal verduisterd en biedt één schijnwerper ons het zicht op Madame de Tourvel, die wordt verleid door Valmont. Na de pauze wordt het eerder lieflijke decor opeens verruilt voor het grauw aandoende klooster, waar zowel de in diskrediet gebrachte Cécile als Tourvel hun dagen zullen slijten.

Deze opera is een ludieke samenkomst van professionele krachten en vrijwilligers. Zo’n circa 600 vrijwilligers wisselen elkaar af om in de rol van butler a.k.a. meubilair te kruipen. Die toevoeging is, zoals eerder onderschreven, een groot genot om naar te kijken en dat verlicht – ondanks de serieuze kritiek op de elite – deze opera. Twee zaken doorbreken die perfecte harmonieuze samenkomst van decor en zang: de lange stiltes die zo nu en dan vallen en de keuze voor Merteuil en Valmont. Bij dit paar, dat menig duet vertolkt, is het Merteuil die een zware lage stem heeft en Valmont een akelig hoge. Zo wordt er niet alleen een spel gespeeld met de verhouding tussen arm en rijk, maar ook tussen man en vrouw en de vocale vermogens van beide seksen.

Boeken / Non-fictie

De kunst van het leven (en schrijven)

recensie: Seneca - Levenskunst

Sommige inzichten en beschouwingen zijn tijdloos. De Essays van Montaigne. De autobiografische, filosofische bespiegelingen van Marcus Aurelius. En zonder twijfel ook de traktaten van Seneca. Zes daarvan zijn nu gebundeld in Levenskunst. Wie zich aan het leven al eens een bult valt, kan hier niet omheen.

De carrière van Seneca (ca. 4 v.Chr. – ca. 65 na Chr.) is welbekend en veelbesproken. Van hoge Spaanse afkomst kwam hij in Rome terecht, waar hij een glansrijke carrière zou uitbouwen als redenaar, senator, schrijver, filosoof en zakenman. Hij werd door keizer Claudius, die van zijn inzichten niets moest hebben, verbannen naar Corsica, maar later door Agrippina, de tweede vrouw van Claudius, terug naar Rome gehaald. Daar zou hij zijn beroemdste rol spelen: mentor en privéleraar van de jonge, wilde maar potentieel glorieuze Nero. Wist hij de keizer in diens eerste regeringsjaren nog in toom te houden, dan ging het al gauw van kwaad naar erger. Seneca werd uiteindelijk van een complot tegen de keizer beschuldigd en kreeg de eervolle uitweg van zelfmoord aangeboden, die hij aannam.

Onkwetsbaarheid

Een bewogen leven dus, en dat voor een man die de stoa volgde, een denkwijze die stelde dat passie altijd door de rede moest worden beheerst. Kortom, die de onverstoorbaarheid predikte. Dat blijkt ook uit de vragen die hij zich in de essays stelt: Wat moet ik doen om écht gelukkig te worden? Hoe kan ik waardig sterven? Hoe leid ik een moreel waardig en evenwichtig bestaan? Hoe kan ik mij het ideaal van onkwetsbaarheid aanmeten?

Vervolgens gaat hij diepgaand, maar niet zonder humor en anekdotiek in op deze vragen. Zo bestrijdt hij bijvoorbeeld de dooddoener dat het leven te kort zou zijn. Onzin, aldus Seneca, we vullen het gewoon tot de nok met overbodige en nutteloze zaken als sporten, een mooi lichaam, najagen van geld en politieke discussies. Allemaal niet nodig, vindt hij, want dat is niet waar de mensen je zullen om herinneren. Het gaat erom je leven zo goed mogelijk in te richten en vervolgens af te sluiten met het beste en meest waardige einde.

Het boeiende nawoord van vertaler en classicus Vincent Hunink, waarin hij Seneca’s meerwaarde voor onze huidige tijd onderstreept, is een mooie bonus, net als de verklarende lijst van persoons- en plaatsnamen. Een goed einde dus, net zoals Seneca het gewild zou hebben.

Ann Veronica Janssens, Gaufrette Sequence no. 2, 2018, courtesy de kunstenaar; foto Peter Cox
Kunst / Expo binnenland

Een visueel spel met de waarneming

recensie: Ann Veronica Janssens in De Pont
Ann Veronica Janssens, Gaufrette Sequence no. 2, 2018, courtesy de kunstenaar; foto Peter Cox

Het werk van Ann Veronica Janssens (Folkestone, 1956) in museum De Pont in Tilburg biedt een intrigerend visueel schouwspel. Maar dit is zeker niet het enige wat Janssens de beschouwer te bieden heeft.

Ann Veronica Janssens, Untitled (White Glitter), 2016-doorlopend, courtesy de kunstenaar en Alfonso Artiaco Gallery, Napels; foto Ben Westoby

Ann Veronica Janssens, Untitled (White Glitter), 2016-doorlopend, courtesy de kunstenaar en Alfonso Artiaco Gallery, Napels; foto Ben Westoby

Een deel van de museumvloer ligt bezaaid met glitters die willekeurig lijken te zijn uitgestrooid. Wanneer je erlangs loopt, zorgt de reflectie van het licht op de kleine deeltjes voor een prachtig kleurenspel van goud-, blauw- en groentinten. Het standpunt van de beschouwer is dus zeer bepalend voor de receptie van dit werk; iets dat in meerdere werken van Janssens het geval is.

Een individuele ervaring

Voor Gaufrette Sequence no. 2 (2018) heeft Janssens glazen platen tegen een wand gezet. Tussen elk van de twee platen bevindt zich een iriserend kleurfilter. Daardoor zijn er andere kleuren waar te nemen als de kijker van plaats verandert. Ook in Acapulco Kiss (2011-2018) is de actie van de beschouwer belangrijk voor de waarneming van het werk. Het bestaat uit een glazen ‘aquarium’, gevuld met water, paraffine-olie en alcohol. Door reflectie en breking van licht ontstaan in het oppervlak verschillende kleuren en beelden. Als je om de glazen box heen loopt, krijg je telkens een ander beeld te zien.

Janssens speelt op deze manier met de individuele ervaring van de museumbezoeker. Als kunstenaar wil ze datgene aanbieden wat de toeschouwer nodig heeft om zijn eigen ervaring te kunnen bepalen. Janssens zegt hierover: ‘Niets is mooier dan de eigen perceptie van een persoon. Ik probeer de grenzen daarvan op te zoeken.’

Ann Veronica Janssens, Untitled (Light Beam), 2002, courtesy de kunstenaar; foto Philippe De Gobert

Ann Veronica Janssens, Untitled (Light Beam), 2002, courtesy de kunstenaar; foto Philippe De Gobert

Het onzichtbare zichtbaar

Volgens de tekst die het museum bij de tentoonstelling vermeldt, creëert Janssens beelden die het onzichtbare zichtbaar maken. De basismaterialen hiervoor zijn licht, kleur en ruimte. Haar werk speelt met de zintuiglijke waarneming van de toeschouwer, en vraagt ook om een actieve houding. Het spanningsveld tussen zichtbaar en onzichtbaar, of misschien nog wel meer tussen tastbaar en ontastbaar, wordt in Untitled (Light Beam) (2002) duidelijk. Een kleine donkere ruimte wordt met een krachtige lichtbundel diagonaal in tweeën verdeeld. Hoewel er geen sprake is van een daadwerkelijke grens zorgt de lichtbundel wel degelijk voor een radicale visuele tweedeling.

Gedesoriënteerd in het museum

De mistinstallatie in het midden van de museumruimte lijkt het klapstuk van de tentoonstelling: er staat een rij bezoekers te wachten om naar binnen te mogen. In de ruimte vol mist, verlicht door zacht gekleurde lichtbundels in blauw- en oranje tinten raak je als bezoeker al snel de oriëntatie volledig kwijt. Voorzichtig schuifel je door de ruimte, op de tast verkennend waar de wanden zich bevinden. Soms doemt onverwacht een andere museumbezoeker op uit de mist. Het maakt de mistruimte zonder twijfel een leuke ervaring. De bevraging van de eigen waarneming, wat Janssens met dit werk wil bewerkstelligen, komt in deze installatie echter minder sterk naar voren dan in haar andere werken.

Ann Veronica Janssens, Blue, purple and orange, 2018, courtesy de kunstenaar en Esther Schipper, Berlijn; foto Andrea Rossetti

Ann Veronica Janssens, Blue, purple and orange, 2018, courtesy de kunstenaar en Esther Schipper, Berlijn; foto Andrea Rossetti

De staande glasplaten en de glitters op de vloer roepen sterk op om nog een keer te kijken en de vraag te stellen wat we nu werkelijk ervaren en zien. De mistruimte is wellicht een wat te letterlijke vertroebeling van het zicht, waardoor de vraag zich minder opdringt.

Een uitnodiging tot verwondering

Ann Veronica Janssens zorgt ervoor dat je als museumbezoeker niet passief kunt consumeren. Haar werken lenen zich niet voor een vluchtige blik, maar dagen uit om dichtbij te komen, lang en intensief te kijken, en verschillende standpunten in te nemen. Janssens’ beeldtaal is niet complex en hoogdravend, haar werken zijn visueel aantrekkelijk en spreken tot de verbeelding. Maar ze doen meer dan dat: ze nodigen doeltreffend uit tot verwondering over alledaagse verschijnselen als licht, kleur, mist en reflectie.

Theater / Voorstelling

Kittige voorstelling voor kattenliefhebbers

recensie: Proud to Present & Arran en David Ian Productions - CATS

‘Ontdek vandaag waarom wereldwijd al meer dan 80 miljoen bezoekers je voorgingen en de katten aan hun zoveelste leven beginnen’, staat voorin het programmaboekje van de musical CATS vermeld. De musical vol katers en poezen zag 37 jaar geleden het levenslicht en voor West End moet het sindsdien een kat in het bakkie zijn geweest om van T.S. Eliots ‘Old Possum’s Book of Practical Cats’ een kittige voorstelling te maken. Ondanks de levendige groepsdansen en het zuivere gezang, kom je niet bepaald tot de ontdekking waarom deze musical decennia later nog steeds op de planken staat.

Lekker flexibel

Tussen 20 december en 13 januari is het RAI Theater in Amsterdam het domein van circa 30 katten. Uit angst dat enkele van hen zullen ontsnappen, moeten de bezoekers uiterlijk voor 20:00 de zaal betreden. Dat de katten heel springerig en bewegelijk zijn, zal geen mens ontgaan tijdens de voorstelling: de katten hebben er een handje van om naar het publiek toe te snellen en hen al spinnend en miauwend toe te spreken. Hoewel dit als realistisch kattengedrag kan worden beschouwd, zorgt het ook voor iets ongemakkelijks (die doordringende kattenogen die je star blijven aankijken en katten die haast op je schoot klimmen). Liever zie je de katten gezamenlijk op het podium: als groep floreren ze in iedere dans. Flexibel gooien ze hun benen in de hoogte, trekken ze krampachtig hun schouders omhoog en weten ze vluchtige draaiingen te maken op hun balletschoentjes. Bij iedere dans schemert de perfectie door: de timing, het samenspel van zang en dans, de dynamiek.

Van vergrijsde tot rockende katers

Toch knaagt er iets aan deze voorstelling. Bij een voorstelling die zo rijk is aan dans en zang, verwacht je een even zinnig en uitgewerkt verhaal. Als publiek krijgen we een enkel inzicht in het leven van de Jellicle katten, die steeds bezoekjes krijgen van indrukwekkende (Rum Tum Tugger) of saaie, ouderwetse katten (Old Deuteronomy). Waar het ene bezoek eindigt en het andere begint, is vaak erg onduidelijk en de overgangen doen erg kneuterig en chaotisch aan. De belangrijkste bezoeker, Old Deuteronomy, een oude, vergrijsde kater die een van de katten zal uitverkiezen om aan een nieuwe leven te beginnen, is bovendien een ergerlijk saai personage. Zijn verdienste is om als doofstomme kat de Jellicle cats toe te lachen, die hem erg lijken te vereren. Daarnaast komt ook de verlepte poes Grizabella om de hoek kijken: zij is verstoten door de andere katten, maar zoekt keer op keer weer toenadering tot de groep.

Zelfs als ze haar prachtige klaagzangen tot de groep heeft gericht, moeten de katten nog steeds niets van haar hebben. Dit in tegenstelling van de rock ’n roll-kat Rum Tum Tugger, een kat met de ‘moves like Jagger’ en een diepe, rauwe stem waarmee hij alle poezen inpakt. In tegenstelling tot Grizabella, is hij een welkome gast onder de Jellicle cats. De katten vrezen overigens niet alleen de aanwezigheid van Grizabella, maar ook van een kater genaamd ‘Macavity’. De reden waarom deze ongenode gast de katten zoveel angst inboezemt, wordt niet duidelijk benadrukt. Als Macavity zich dan eindelijk in levenden lijve aandoet, nadat hij Old Deutenomery heeft ontvoerd (een eigenaardig gegeven, maar dat terzijde), maakt dit dan ook niet zoveel indruk.

Het probleem in de voorstelling is dat het verhaal bol staat van onwaarschijnlijke gebeurtenissen en – zoals hierboven al doorschemert – nauwelijks te volgen is. Helaas worden de gebeurtenissen niet getoond op een fascinerende manier zoals in het eveneens als raamvertelling geschreven verhaal Alice in Wonderland, maar vooral op een irritante wijze. Haast bij iedere scène – als het al duidelijk te zien is dat er een nieuwe scène is aangebroken – doemt de vraag ‘Waar gaat dit in godsnaam over?’ op. Het verhaal vliegt echt van de hak op de tak, waarbij gestrooid wordt met namen van personages die je na een lied alweer kwijt bent. Gelukkig worden zulke gedachtes overstemd door de prachtige beelden van het dansende gezelschap met hun zuivere keeltjes.

Dansfeest

CATS is zeker een genot om naar te kijken, mits je in de kleinste verte iets met katten hebt. Wie katten schuwt, zal zich namelijk snel ergeren aan al die kronkelige lichamen die elkaar kopjes geven. Ook wie zoekt naar een diepere betekenis achter de voorstelling, zal teleurgesteld naar huis keren. CATS biedt namelijk een spektakel als het gaat om dans, waarvoor alle lof uitgaat naar choreografe Gillian Lynne, maar geen enerverend relaas als het om het verhaal gaat.

Boeken / Fictie

Subtiele spanning in veelzijdige roman

recensie: Bodo Kirchhoff - Wedervaring

De Duitser Bodo Kirchhoff (1948) is een meermaals bekroond schrijver – nu ook voor Wedervaring – van wie voor het eerst een roman in onze taal is verschenen. Is dit pas de eerste die de moeite waard is?

Wedervaring is een type roman dat alleen door een wat oudere auteur geschreven kan zijn. Het verhaal geeft blijk van stevig ingewortelde levenservaring en een gezonde afkeer van moderniteiten. Maar qua schrijfstijl is het Kirchhoff gelukt met zijn tijd mee te gaan. Zijn biografie verraadt dat hij een en ander gemeen zal hebben met hoofdpersonage Reither, voormalig uitgever die zich veel moeite heeft moeten getroosten om van ingestuurde manuscripten nog een enigszins leesbaar boek te maken.

Zonsopgang om de hoek

Het tweede hoofdpersonage, al ligt bij haar niet het verhaalperspectief, is Leonie Palm. Zij meldt zich aarzelend bij pensionado Reither in diens pas betrokken appartement en blijkt de schrijfster van Wedervaring, dat zij bij Reither op tafel ziet liggen. Na middernacht besluiten ze de auto te pakken voor een zonsopgang in de nabije bergen. Maar… ze rijden door tot op Sicilië.

De geleidelijke toenadering tussen de twee in het gemotoriseerde Kammerspiel wordt tamelijk minutieus en spannend beschreven. Op Sicilië pikken ze een meisje op uit een vluchtelingenmilieu en de vraag hoe die ‘adoptie’ afloopt roept spanning op. Vluchtelingen vormen ook verder een indringend motief, ook al omdat de hoofdpersonages zelf als ‘vluchtelingen’ te zien zijn, zich verwijderend van vroegere (nood)lotgevallen en op zoek nog naar liefdeskansen, al is beider vertrouwen daarin niet optimaal meer.

Im Frage

Spannend is ook hoe de hoofdpersonen in Wedervaring zich geleidelijk iets meer blootgeven. Spraakwatervallen zijn ze niet, vooral omdat ze zich er niet met voorspelbaar gepraat van af willen maken. Vooral de beroepshalve taalkritische Reither staat vaak stil bij beider taalgebruik. Wat is er verkeerd of vreemd aan, wat gaat erachter verborgen? De voortgang van het verhaal wordt door deze surplace net niet gehinderd. Wél enigszins door de beschrijvende passages in deze roadnovel. Ook het opsteken van sigaretten vergt heel wat zinnen. Toch verrassen de meeste beschrijvingen genoeg door originele details.

Spanning wordt ook opgeroepen door het ontbreken van aanhalingstekens voor de directe rede. Waakzaam moet je in de gaten houden wie iets zegt en waar dat stopt. Dat betrekt je des te sterker bij de dialoog. Boeiend is ook hoe in flashbacks een en ander over Reither ontvouwd wordt en wat autobiografisch is aan Wedervaring van Leonie Palm. Tot slot word je na enerverende gebeurtenissen getrakteerd op een doodgemoedereerd open einde.

Veelzijdig

Grappig is dat het woord ‘wedervaring’ in het Duits bestaat (Widerfahrnis) en niet in het Nederlands. Wél het werkwoord: wedervaren. De titel zinspeelt op de gezamenlijk ondernomen autorit. Het begrip staat voor wat je luchtigjes zoal overkomt, maar is voor Leonie Palm een eufemisme voor de narigheid die ze heeft moeten doorstaan. Daarover gaat haar boek. Veelzeggend is dat de titel Wedervaring haar verhaal insluit en daarmee ook zinspeelt op de wederkerigheid tussen Reither en Palm.

Het verhaal zelf én de gelaagde betekenis ervan geven de roman een rijke veelzijdigheid. De vertaling werkt goed mee.