Tag Archief van: landscape

Kunst / Expo binnenland

De Bentvueghels: niet beroemd maar berucht

recensie: De Bentvueghels - Centraal Museum Utrecht

Na het succes van Utrecht, Caravaggio en Europa heeft het Centraal Museum opnieuw een tentoonstelling gewijd aan Nederlandse schilders in Italië. Deze keer gaat de tentoonstelling niet over Utrechtse navolgers van de beroemde schilder Caravaggio, maar over het beruchte kunstgenootschap de Bentvueghels.

In de zeventiende eeuw reisden veel Nederlandse schilders naar Rome om kunstschatten uit de renaissance en de Romeinse oudheid met eigen ogen te aanschouwen. Ze waren ver van huis, in een land waarvan ze de taal niet spraken en niemand kenden. Hoe houd je je dan staande? Dat doe je door steun, houvast en herkenning te zoeken bij mensen die in hetzelfde schuitje zitten als jij. Zodoende zag het kunstenaarsgenootschap de ‘Bentvueghels’ in de vroege zeventiende eeuw het levenslicht in Rome.

De Bentvueghels

Willem Doudijns (toegeschreven aan), Inwijding van een nieuw lid van de Bentvueghels te Rome, ca. 1660, Collectie Rijksmuseum, Amsterdam, Aankoop met steun van de Stichting tot Bevordering van de Belangen van het Rijksmuseum

De eerste zaal geeft een mooie introductie op wie de Bentvueghels waren. Eenmaal lid kon je rekenen op steun, eventueel hulp bij het binnenhalen van opdrachten en was er alle ruimte voor grappen en grollen. Zo onderging elke schilder die toetrad een ontgroeningsritueel waarna hij een bijnaam kreeg, variërend van Nestelgath (vetergat) voor de Delftse schilder Leonard Bramer (1596-1674) tot Copia (afdruk) voor de Utrechtse schilder Jacob de Heusch (1656-1701). Laatstgenoemde werd door zijn Bentbroeders plagend Copia genoemd, omdat velen vonden dat hij het werk van zijn oom te nauwgezet navolgde.

In de zalen die volgen worden leden van de Bentvueghels met hun ‘Bentnaam’ uitgelicht. Lopend door de zalen wordt duidelijk waarom de Bentvueghels zo berucht waren. Schilderijen van kroeggevechten, openbare dronkenschap en ontgroeningsrituelen: het is duidelijk dat de Bentvueghels zorgden voor opschudding en dat ze zichzelf zagen als een bende ‘wilde vogels’ die zich nergens wat van aantrok. Grote namen uit de kunstgeschiedenis passeren de revue, zoals Jan Asselijn (1610-1652) en Samuel van Hoogstraten (1627-1678), naast minder bekende namen.

De zalen zijn prachtig vormgegeven met silhouetten van Romeinse ruïnes, waar de goudgele Italiaanse landschappen van de Bentvueghels doorheen schemeren. Zo waan je je heel even in een van hun Italiaanse landschappen, maar écht dichterbij de Bentvueghels kom je niet.

Aan de oppervlakte

Bartholomeus Breenbergh, Capriccio met Romeinse Ruïnes, Sculpturen en een haven, 1650, © Carmen Thyssen Collection, Madrid and © Museo Nacional Thyssen-Bornemisza Madrid

De tentoonstelling slaagt erin om een goede indruk te geven van hoe de Bentvueghels als broederschap functioneerde, maar trekt bezoekers niet ver de diepte in. Veel schilderijen in de tentoonstelling dateren uit de periode na een Italiëverblijf van Bentleden, waardoor er aan veel schilderijen niet echt een diepgaand verhaal is gekoppeld over hun periode in Italië. Dat terwijl er juist zo veel te vertellen is over de Bentvueghels, zoals over hun vriendschappen, wederzijdse invloeden, rivaliteiten en ambities. Ook ontbrak de bekende schilder Otto Marseus van Schrieck (1620-1678), met als Bentnaam ‘de Snuffelaer’, in de tentoonstelling. Marseus van Schrieck oogstte onder tijdgenoten veel lof met zijn schilderijen van bosgrondjes, ook wel bekend als sottobosco. Hij was daarmee een pionier in zijn vak en de invloed van zijn werk is bijvoorbeeld duidelijk zichtbaar in het (latere) werk van zijn collega Bentlid Willem van Aelst (1627-1683).
Ook blijft in de tentoonstelling onderbelicht voor wie de Bentvueghels werkten. Welke Bentleden waren het meest succesvol op Italiaanse bodem? Hoe liep het eigenlijk af met de Bentvueghels die besloten om in Italië te blijven? En beloofde een Italiëreis daadwerkelijk meer roem zodra schilders na enkele jaren weer terug waren in de Nederlanden? Vragen, antwoorden en verhalen die voor bezoekers interessant kunnen zijn, maar die niet worden verteld. Ook de objectomschrijvingen in zaalteksten zijn vrij formeel en blijven daardoor erg aan de oppervlakte steken. Daardoor komen de Bentvueghels in deze tentoonstelling niet echt tot leven.

Naar Italië

Hoewel de schilderijen uit de Italiaanse periodes van Bentleden een groot gemis zijn op deze overzichtstentoonstelling, maakt de gevarieerde mix aan objecten wel iets goed. Naast schilderijen vind je in de tentoonstelling ook beeldhouwwerken, zoals gipsen afgietsels van Romeinse beelden en een kopie van de beroemde Laocoöngroep uit de Romeinse oudheid. Allemaal sculpturen waar de Bentvueghels van zouden watertanden. Door de vormgeving van de zalen en variëteit aan objecten geeft deze tentoonstelling vooral een goede globale impressie van de Bentvueghels als schildersgroep en hun interesses (binnen en buiten het schildersatelier). Maar geïndividualiseerde diepgang en verhalen ontbreken.

Kunst / Expo binnenland

De Bentvueghels: niet beroemd maar berucht

recensie: De Bentvueghels - Centraal Museum Utrecht

Na het succes van Utrecht, Caravaggio en Europa heeft het Centraal Museum opnieuw een tentoonstelling gewijd aan Nederlandse schilders in Italië. Deze keer gaat de tentoonstelling niet over Utrechtse navolgers van de beroemde schilder Caravaggio, maar over het beruchte kunstgenootschap de Bentvueghels.

In de zeventiende eeuw reisden veel Nederlandse schilders naar Rome om kunstschatten uit de renaissance en de Romeinse oudheid met eigen ogen te aanschouwen. Ze waren ver van huis, in een land waarvan ze de taal niet spraken en niemand kenden. Hoe houd je je dan staande? Dat doe je door steun, houvast en herkenning te zoeken bij mensen die in hetzelfde schuitje zitten als jij. Zodoende zag het kunstenaarsgenootschap de ‘Bentvueghels’ in de vroege zeventiende eeuw het levenslicht in Rome.

De Bentvueghels

Willem Doudijns (toegeschreven aan), Inwijding van een nieuw lid van de Bentvueghels te Rome, ca. 1660, Collectie Rijksmuseum, Amsterdam, Aankoop met steun van de Stichting tot Bevordering van de Belangen van het Rijksmuseum

De eerste zaal geeft een mooie introductie op wie de Bentvueghels waren. Eenmaal lid kon je rekenen op steun, eventueel hulp bij het binnenhalen van opdrachten en was er alle ruimte voor grappen en grollen. Zo onderging elke schilder die toetrad een ontgroeningsritueel waarna hij een bijnaam kreeg, variërend van Nestelgath (vetergat) voor de Delftse schilder Leonard Bramer (1596-1674) tot Copia (afdruk) voor de Utrechtse schilder Jacob de Heusch (1656-1701). Laatstgenoemde werd door zijn Bentbroeders plagend Copia genoemd, omdat velen vonden dat hij het werk van zijn oom te nauwgezet navolgde.

In de zalen die volgen worden leden van de Bentvueghels met hun ‘Bentnaam’ uitgelicht. Lopend door de zalen wordt duidelijk waarom de Bentvueghels zo berucht waren. Schilderijen van kroeggevechten, openbare dronkenschap en ontgroeningsrituelen: het is duidelijk dat de Bentvueghels zorgden voor opschudding en dat ze zichzelf zagen als een bende ‘wilde vogels’ die zich nergens wat van aantrok. Grote namen uit de kunstgeschiedenis passeren de revue, zoals Jan Asselijn (1610-1652) en Samuel van Hoogstraten (1627-1678), naast minder bekende namen.

De zalen zijn prachtig vormgegeven met silhouetten van Romeinse ruïnes, waar de goudgele Italiaanse landschappen van de Bentvueghels doorheen schemeren. Zo waan je je heel even in een van hun Italiaanse landschappen, maar écht dichterbij de Bentvueghels kom je niet.

Aan de oppervlakte

Bartholomeus Breenbergh, Capriccio met Romeinse Ruïnes, Sculpturen en een haven, 1650, © Carmen Thyssen Collection, Madrid and © Museo Nacional Thyssen-Bornemisza Madrid

De tentoonstelling slaagt erin om een goede indruk te geven van hoe de Bentvueghels als broederschap functioneerde, maar trekt bezoekers niet ver de diepte in. Veel schilderijen in de tentoonstelling dateren uit de periode na een Italiëverblijf van Bentleden, waardoor er aan veel schilderijen niet echt een diepgaand verhaal is gekoppeld over hun periode in Italië. Dat terwijl er juist zo veel te vertellen is over de Bentvueghels, zoals over hun vriendschappen, wederzijdse invloeden, rivaliteiten en ambities. Ook ontbrak de bekende schilder Otto Marseus van Schrieck (1620-1678), met als Bentnaam ‘de Snuffelaer’, in de tentoonstelling. Marseus van Schrieck oogstte onder tijdgenoten veel lof met zijn schilderijen van bosgrondjes, ook wel bekend als sottobosco. Hij was daarmee een pionier in zijn vak en de invloed van zijn werk is bijvoorbeeld duidelijk zichtbaar in het (latere) werk van zijn collega Bentlid Willem van Aelst (1627-1683).
Ook blijft in de tentoonstelling onderbelicht voor wie de Bentvueghels werkten. Welke Bentleden waren het meest succesvol op Italiaanse bodem? Hoe liep het eigenlijk af met de Bentvueghels die besloten om in Italië te blijven? En beloofde een Italiëreis daadwerkelijk meer roem zodra schilders na enkele jaren weer terug waren in de Nederlanden? Vragen, antwoorden en verhalen die voor bezoekers interessant kunnen zijn, maar die niet worden verteld. Ook de objectomschrijvingen in zaalteksten zijn vrij formeel en blijven daardoor erg aan de oppervlakte steken. Daardoor komen de Bentvueghels in deze tentoonstelling niet echt tot leven.

Naar Italië

Hoewel de schilderijen uit de Italiaanse periodes van Bentleden een groot gemis zijn op deze overzichtstentoonstelling, maakt de gevarieerde mix aan objecten wel iets goed. Naast schilderijen vind je in de tentoonstelling ook beeldhouwwerken, zoals gipsen afgietsels van Romeinse beelden en een kopie van de beroemde Laocoöngroep uit de Romeinse oudheid. Allemaal sculpturen waar de Bentvueghels van zouden watertanden. Door de vormgeving van de zalen en variëteit aan objecten geeft deze tentoonstelling vooral een goede globale impressie van de Bentvueghels als schildersgroep en hun interesses (binnen en buiten het schildersatelier). Maar geïndividualiseerde diepgang en verhalen ontbreken.

Kunst / Expo binnenland

Hoeren, helden en hedendaagse overwegingen

recensie: Verborgen betekenissen - SieboldHuis Leiden
Scholten Collectie

In het Japanmuseum SieboldHuis in Leiden kun je een duik nemen in de schitterende Japanse prentkunst van de late achttiende en negentiende eeuw. Het museum exposeert ruim 120 werken uit die periode, plus diverse gerelateerde objecten. Esthetisch voldeden en voldoen de prenten aan de allerhoogste eisen, maar anno 2023 roepen ze ook culturele vragen op.

Het jaar 1765 wordt algemeen gezien als beginpunt van de bloeitijd van de Japanse prentkunst, omdat toen de eerste volledige veelkleurige (brokaat)prenten werden gedrukt. Het maken van een prent was een vrij complex proces waar verschillende partijen aan te pas kwamen: uitgever, kunstenaar, houtsnijder en drukker. Op de website van het SieboldHuis en in de tentoonstelling vind je een leuke instructieve video over het totale productieproces. In de achttiende eeuw was er een gegoede burgerij ontstaan die maar al te graag bereid was om diep in de buidel te tasten voor fraaie afdrukken. Het resultaat was een heuse ‘prentindustrie’ die aan de lopende band zeer hoogwaardige prenten voor de vrije markt produceerde.

De tentoonstelling in het SieboldHuis – Verborgen betekenissen. Vrouwen en mannen in de Japanse prentkunst – zoomt in op deze creatieve explosie. Uit de jaren 1765-1865 zijn 123 topstukken geselecteerd die qua stijl en thematiek representatief zijn voor de hoogtijdagen van deze kunstvorm.

Utagawa Kuniyoshi (1797–1861), Kashiwade no Hanoshi, uit de serie Achthonderd helden van onze nationale Suikoden, vroege jaren 1830, Collectie Paul Beliën

‘Vrouwen en mannen’

In de getoonde werken herken je snel de populaire thema’s: mooie vrouwen, erotiek, historische en mythische helden en gevierde toneelspelers. Zoals de ondertitel van de expositie ook aangeeft, draait het in de eerste plaats om mensen – vrouwen en mannen. Maar in de tentoonstelling wordt gauw duidelijk dat de prentenmakers een heel specifiek beeld van die vrouwen en mannen schetsen.

In het eerste deel van de expositie zien we vooral vrouwen, en dan met name schoonheden van Yoshiwara, het erotische uitgaansdistrict van Edo (het huidige Tokyo). Terecht plaatst het SieboldHuis een kritische kanttekening bij deze prenten. Mooie afdrukken van happy hookers gaan ver voorbij aan de armoede en seksuele slavernij waar veel van de afgebeelde vrouwen onder leden. In de Japanse, masculiene standenmaatschappij waren zowel sociale als persoonlijke relaties strak gereguleerd. Prostitutie werd er alom als een normale uitlaatklep beschouwd, maar dit neemt natuurlijk niet weg dat de beeldvorming op de prenten zeer eenzijdig is. Iets wat je trouwens evengoed van moderne porno kunt zeggen.

Mannen zijn in de prenten verbonden aan de strijd of het toneel. Ze zijn vaak afgebeeld als historische of mythische helden en daarbij uitgedost met fraaie tenues en wapens. Ook prenten van beroemde acteurs waren zeer geliefd en werden massaal gedrukt. Actrices zijn nergens te bekennen in dit gedeelte, want acteren was alleen toegestaan voor mannen. Zij speelden desnoods ook de vrouwenrollen.

Doorspekt met betekenissen

De prenten zijn in een goede conditie en vele zien eruit alsof ze gisteren zijn gedrukt, verfijnd in tekening en kleur. Interessant is dat ze vaak ook doorspekt zijn met min of meer verborgen betekenissen. Tijdgenoten konden er allerlei verwijzingen in vinden naar bijvoorbeeld bekende verhalen, gedichten of toneelstukken. Soms is er ook sluikreclame in gestopt, zoals voor een bepaald gezichtspoeder. Wij herkennen hier natuurlijk weinig van. Gelukkig heeft het SieboldHuis veel werk gestoken in verklarende teksten bij de prenten. Dit brengt weliswaar het nodige leeswerk met zich mee, maar het geeft de zeer verzorgde expositie een waardevolle verdieping. Een mooie en tot nadenken stemmende tentoonstelling.

 

Film / Films

Een film zacht als groen fris Iers glooiend gras

recensie: The Banshees of Inisherin
The Banshees of InisherinCopyright 2022 Searchlight Pictures

The Banshees of Inisherin vertelt over een vriendschap die verzandt op de kusten van een fictief Iers eiland. Twee voormalige vrienden verzeilen in een absurde strijd om vriendschap en erkenning.

Colin Farrell en Brendan Gleeson spelen weer een interessant duo zoals in de debuutfilm In Bruges (2008) van regisseur Martin McDonagh. Regisseur McDonagh biedt de kijker met The Banshees of Inisherin een Oscarwaardige film.

Wachten op het onvermijdelijke

Colm – ook wel ColmSunnyLarry genoemd – voelt de tijd voorbijdrijven. Hij wil enkel nog muziek componeren met zijn viool en hij wil geen tijd meer besteden aan saaie gesprekken met zijn vriend Pádraic. Terwijl hij een einde maakt aan de vriendschap met de simpele ziel, speelt hij vol passie elke avond muziek in de enige pub op het eiland.

In de verte hoor je kanonschoten weerklinken vanaf het vaste land: de Ierse Burgeroorlog is volop aan de gang. Het eiland lijkt wel afgesloten te zijn: omgeven door een stolp waarin de buitenwereld nauwelijks kan binnentreden. In deze idylle wordt de eenvoud doorbroken door een vriendschap die op de klippen loopt. Beide vrienden durven niet meer toe te geven dat ze ondanks hun verschillen toch niet zonder elkaar kunnen.

Even melancholisch als een Ierse stout

De impasse tussen een simpele man die vooral met zijn dieren bezig is en een melancholische zolderkamerfilosoof die alleen maar componeren wil, mondt uit in absurde situaties. En net in het absurde schuilt realisme.

Het zijn juist de knotsgekke gebeurtenissen die leiden tot reflectie. Een dronken gesprek tussen twee voormalige vrienden verandert in poëzie. Iedereen op het eiland lijkt zich te vervelen. En wanneer het kookpunt bereikt is, wanneer een impasse de gemeenschap doet opschudden, ontstaat er iets moois. Juist dan, ontstaat poëzie. Net als bij een gedicht, vul je zelf de betekenis aan en interpreteer je. Net als bij een gedicht, weet je dat je naar poëzie kijkt, al kan je niet benoemen waarom.

‘God geeft niet om kleine ezels’

Regisseur Martin McDonagh laat de situatie meer en meer ontsporen. Net zoals in zijn vorige film Three Billboards Outside Ebbing, Missouri (2017) vertrekt de film met een simpel hoofdplot en escaleert de beginsituatie. Het dispuut tussen twee vrienden zorgt voor zoveel vraagstellingen, maar ook humoristische situaties.

Naast de schitterende dialogen, is ook het acteerwerk van hoog niveau. De zus van Pádraic, gespeeld door Kerry Condon, en de dwaze Dominic, vertolkt door Barry Keoghan, vullen de twee protagonisten perfect aan en geven kleur aan het tragikomische verhaal.

Kortom: The Banshees of Inisherin verdient alleen maar applaus. Na de release verschenen er terecht vele positieve recensies. De hoge verwachtingen werden niet alleen ingelost, maar zelfs overtroffen. De film toont wat een film moet zijn: meeslepend en doorspekt met inhoud en symboliek die je als kijker zelf moet invullen.

 

Gezien in: Cinema Zed Vesalius, Leuven

Nog te zien tot: 28 februari 2023

Muziek / Reportage
special: Vriendenrepetitie Concertgebouworkest
ConcertgebouworkestFoto: Marco Borggreve

Verhalende muziek

Opeens schalt het Lang zal ze leven door de zaal van het Amsterdamse Concertgebouw, gespeeld door een enorme hoeveelheid koperblazers. Het was paukenist Tomohiro Ando van het Koninklijk Concertgebouworkest (KCO) die als jarige de eer te beurt viel.

Zelden zitten er zoveel koperblazers op het podium als bij Eine Alpensinfonie (1911-’15) van Richard Strauss. En bij het begin staan er ook nog eens vijf op de gang als Fernorchester, om zich later statig dalend vanaf de trap bij hun collegae op het podium te voegen.
De eerste uitvoering van dit symfonische gedicht van meer dan drie kwartier lang, vond plaats in 1916 onder leiding van Willem Mengelberg. Een week later dirigeerde de componist het zelf. ‘Nog steeds wordt uit de bladmuziek van toen gespeeld’, vertelde Klaus Mäkelä die de Vriendenrepetitie leidde, tijdens een kort interview achteraf.

In het totaal zijn er maar liefst 16.000 vrienden van het Concertgebouw en het Concertgebouworkest, die een paar keer per jaar de gelegenheid krijgen tegen een vriendenprijsje enkele repetities van het KCO bij te wonen. Men moet vroeg uit de veren en winderig weer trotseren, maar tot 9.30 uur kan men zich opwarmen aan een kopje koffie of thee. Dit keer waren er extra veel vrienden aanwezig, want niemand minder dan Klaus Mäkelä leidde het geheel, dat hij omschreef als een generale repetitie. Al ontbrak een werk: het aan hem opgedragen Aino (2022), ook een symfonisch gedicht, deze keer van Jimmy López Bellido.

Klaus Mäkelä

Klaus Mäkelä

Foto: Marco Borggreve

Mäkelä is chef-dirigent van het Oslo Filharmonisch Orkest, muziekdirecteur van het Orchestre de Paris en sinds het seizoen 2022-‘23 artistiek partner van het KCO, waarvan hij in 2027 chef-dirigent zal worden. Hij studeerde bij de grote Finse docent orkestdirectie Jorma Panula aan de Sibelius-Academie in Helsinki en speelt ook cello op hoog niveau.
Hij ontlokt een heldere, transparante klank aan het orkest, een heel zeldzame keer zelfs iets ongepolijst. Zijn gebaren zijn het ene moment breed, dan weer klein en soms beweegt hij zelfs nauwelijks. Hij werkt intensief maar komt relaxt over. Dat vraagt hij ook van de musici, want de enige keer dat hij iets over het Eine Alpensinfonie spelende orkest iets riep, verstond ik ‘Relax!’ tegen de cellogroep.

Strauss en Bloch

Het werk van Strauss werd in een keer geheel gespeeld, daarna begon het polijsten en werden de laatste puntjes op de i gezet. Van achteren naar voren: van het slotakkoord van de koperblazers, waarbij vooral op de onderlinge stemming werd gelet en later met de strijkers erbij, van aan het begin en weer terug.

Na de pauze werd Schelomo (1915-’16) van Ernest Bloch gerepeteerd, een Hebreeuwse rapsodie voor cello en orkest. De soliste was niemand minder dan Sol Gabetta, een Argentijnse van Frans-Russische afkomst die reeds meerdere keren met het KCO optrad. Op het moment dat ze er even uitvloog, zong Mäkelä heel ad rem de ontbrekende frase voor haar.
Aan het werk van Bloch werd aanmerkelijk meer geschaafd dan aan dat van Strauss, waarvan onlangs nog een nieuwe CD verscheen (RCO Live). Die kwam tot stand onder leiding van de inmiddels overleden oud-chef-dirigent Mariss Jansons. De compositie van Bloch stond dan ook in 2012 voor het laatst op de lessenaars. Er werden met potlood aantekeningen in de partijen gemaakt en andere weer uitgevlakt. Er was onderling overleg en er werden aanwijzingen gegeven door de aanvoerders van de verschillende orkestgroepen. Waarbij opvallend genoeg de concertmeester niet die van het KCO was, maar Joris van Rijn, concertmeester van het Radio Filharmonisch Orkest. Misschien had de griep toegeslagen, wie weet.

Vraaggesprek

In de zaal zelf werd de hele ochtend haast kuchvrij geluisterd door al aardig wat aanwezigen alvorens het korte vraaggesprek begon. Daarvoor hadden de Vrienden vragen kunnen insturen. Ook 8WEEKLY had van die gelegenheid gebruik gemaakt. De vraag in kwestie kwam overigens niet aan bod, maar indirect kwam er toch een hint richting antwoord.
De vraag ging over de samenstelling van het programma: Strauss – Bloch. Wat was de diepere achtergrond van deze op z’n zachtst gezegd spannende combinatie? In het programmaboekje dat bij de ingang van de zaal lag, stond dat verhalende orkestwerken de bindende factor was geweest bij de samenstelling van dit programma. Niets meer en niets minder.

Triangle-of-Sadness_st_4_jpg_sd-high_Photo-by-Fredrik-Wenzel-Copyright-Plattform-Produktion
Film / Films

Kommer op zee

recensie: Triangle of Sadness – Ruben Östlund
Triangle-of-Sadness_st_4_jpg_sd-high_Photo-by-Fredrik-Wenzel-Copyright-Plattform-Produktion

De uitdrukking triangle of sadness verwijst in de film naar het treurig ogende driehoekje tussen de gefronste wenkbrauwen en het neusbotje van een jong mannelijk model (Lewis). Maar eigenlijk is de hele film een Bermudadriehoek van triestheid waarin zo ongeveer alle ideeën over menselijke beschaving schipbreuk lijden. Ja, er kan best veel gelachen worden, maar vrolijk wordt het nooit.

Regisseur Ruben Östlund maakt het liefst ‘ongemakkelijke’ films voor mensen met een sterke maag. Zijn laatste productie, Triangle of Sadness (2022), is rijkelijk voorzien van kots en stront maar sleepte mooi wel een Gouden Palm in de wacht in Cannes. Hij roert kennelijk iets aan, zijn filmkunst prikkelt. De vraag is: heeft hij ook echt iets te zeggen?

Het verhaal is niet zo ingewikkeld. We beginnen met een flashy casting waar we kennismaken met het jonge model Lewis. Lewis blijkt al snel te daten met een populaire influencer die denkt dat alles voor haar betaald wordt, Yaya. In het eerste bedrijf zitten we bij Lewis en Yaya aan tafel in een flashy restaurant terwijl ze ongemakkelijk kibbelen over wie de rekening betaalt. ‘Talking about money is not sexy’, brengt Yaya in. Echt romantisch wordt het niet meer die avond.

Cruising away

Gelukkig heeft Yaya meer pijlen op haar boog. Zij en Lewis kunnen – gesponsord natuurlijk – in het tweede bedrijf mee op een exotische cruise. Aan boord treffen we verder een keur aan nouveau riche gasten – veel kapitaal, weinig ontwikkeling – en een bemanning die helemaal gaat voor de ultieme dienstbaarheid (lees: vette fooi). Dat de kapitein een alcoholistische socialist is, compliceert de reis wel een beetje. Maar geen nood, op het befaamde ‘kapiteinsdiner’ staat hij zijn mannetje wanneer hij geconfronteerd wordt met een ernstige klacht over de smoezelige zeilen op het cruiseschip. ’This is a motorized vessel’.

Helaas is het diner wel gepland op een onstuimige dag. Is het het voedsel of zijn het de golven? Hoe dan ook, de misselijkheid slaat ongenadig toe. Terwijl het schip alle kanten op klotst, legen de arme/rijke passagiers zowel van boven als van onderen vol overgave hun geplaagde magen. Heen en weer glijdend door de derrie klampt een oud dametje zich vast aan de toiletpot. In de gang zitten radeloze gefortuneerden in reddingsvesten te wachten op de Apocalyps. Een rijke Rus die fortuin heeft gemaakt met mestverkoop – ‘I sell shit’ – maakt zich meester van de intercom en waarschuwt de opvarenden sardonisch voor een vreselijke schipbreuk. Er kan best veel gelachen worden.

Trits machtsverhoudingen

Nog hilarischer wordt het wanneer het schip inderdaad vergaat en een select groepje overlevenden aanspoelt op een (ogenschijnlijk) onbewoond eiland. Meteen wordt duidelijk dat de rollen hier helemaal zijn omgedraaid. Alleen de Filipijnse toiletjuffrouw blijkt zich in de nieuwe situatie goed te kunnen redden. Ze kan vuur maken, ze kan vissen vangen met haar blote handen, kortom het hele zwikje is volkomen van haar afhankelijk. Al gauw roept zij zich met ieders instemming uit tot nieuwe kapitein. Volgens influencer Yaya gloort er een mooi, rechtvaardig matriarchaat. Maar het lachen vergaat haar al snel wanneer de nieuwe boss haar knappe vriendje Lewis uitkiest als seksslaaf.

Arm versus rijk, ondergeschikte versus baas, vrouw versus man … Uiteindelijk wordt de hele trits machtsverhoudingen door regisseur Östlund vakkundig op de hak genomen. Voor zover de weinigen die het zullen overleven – de redding is veel dichterbij dan ze weten – nog illusies koesterden over onze beschaving, zijn ze die aan het eind wel helemaal kwijt. De film van Östlund is een absolute aanrader voor liefhebbers van zwarte humor. Maar zijn bijna nihilistische kijk op de mensheid levert weinig nieuwe inzichten op. Dat we collectief in staat zijn een hoop triestheid te veroorzaken, wisten we al. En dat we daar soms maar beter om kunnen lachen ook.

Film / Films

Claustrofobie in een utopisch bestaan

recensie: Don't Worry Darling - Olivia Wilde

Superster Florence Pugh vervult de hoofdrol in de dramathriller Don’t Worry Darling. Zij speelt een door de jaren 50 geïnspireerde huisvrouw genaamd Alice die met haar man Jack (Harry Styles) een harmonieus leventje leidt in een oud-Amerikaanse gemeenschap genaamd Victory, op voorwaarde dat ze zo weinig mogelijk spreken over hun vorige bestaan. Een bestaan waar geen ruimte meer voor is binnen deze ‘perfecte’ utopie.

Het leven binnen de Victory-gemeenschap maakt deel uit van een experiment, geleid door de baas van het Victory-project genaamd Frank (Chris Pine). Van haar leven vóór het experiment kan Alice zich niet veel herinneren, enkel wat losse flarden. Maar wanneer een medebewoonster van de gemeenschap zich losrukt van de retro-utopie en Alice geteisterd wordt door vage herinneringen aan haar vroegere leven, besluit ze het bestaan waar zij nu in leeft in twijfel te trekken. Wat is het duistere dat zich schuilhoudt achter dit idyllische bestaan?

Knap staaltje acteerwerk

Ondanks dat de film in een zonnige, bijna hemelse setting speelt, voel je onheil in de lucht hangen. Dat onheil wordt knap verbeeld met diverse plotwendingen en dreigende scènes, maar wordt vooral gedragen door het acteerwerk van hoofdrolspeelster Florence Pugh.

Uit haar rol in Midsommar bleek al dat Florence Pugh een bijzondere actrice is. Haar rol in Don’t Worry Darling is de kers op de taart. De film geeft je een claustrofobisch gevoel. Het gevoel dat je niet kan ontsnappen, hoe graag je het ook wilt. Florence Pugh begrijpt dit gevoel en weet het uitmuntend over te brengen op het doek, waardoor je zelf ook een bonkend hart krijgt tijdens het kijken. Maar ze draagt dit niet alleen. Doordat de andere karakters er alles aan doen om hun vorige bestaan te vergeten en de castleden dit goed weten over te brengen door rake dialogen en indringende shots, met daarbovenop de onheilspellende muziek, zie je hoe Florence langzaam in het nauw wordt gedreven. De uitdrukkingen van de actrice laten je echt geloven dat ze vastzit binnen deze utopie.

Doorgewinterde acteur Chris Pine weet de rol van de slechterik goed te vertolken en maakt de Victory-utopie extra sinister. Van Harry Styles valt daarentegen niet veel goeds te zeggen. Hij kan prima de boze echtgenoot uithangen, maar de rol vraagt meer van de acteur. Hoewel Styles nog vrij nieuw is in de acteerwereld, verwacht je voor een grote rol als deze dat de popster toch wel iets meer kan dan emotieloos zijn tegenspeelster aankijken en op dezelfde, monotone manier zijn boosheid uitstralen. Als je hem afzet tegen een actrice als Florence Pugh, wordt hij al snel overtroffen.

Onderhoudende plottwists

Toch weet regisseur Olivia Wilde een goed verhaal neer te zetten en een hoofdpersonage met diepgang te creëren, een vrouw die je de hele film wilt aanmoedigen. De plotwending tegen het einde laat je beduusd achter, maar zorgt er helaas voor dat er een aantal open eindes zijn waar de regisseur in deze film geen antwoord op heeft gegeven.

Desondanks is Don’t Worry Darling een onderhoudende film, met plottwists die je steeds weer op het verkeerde spoor zetten. Florence houdt je aandacht wel gevangen, en ze laat je het acteerwerk van Styles al snel vergeten. Met een schitterende setting en spannende sfeer waar het hart sneller van klopt, warm je er gegarandeerd van op tijdens deze barre dagen.

Muziek
special: Een middag met Jürg Frey

Componist als pianostemmer

De Zwitser Jürg Frey (1953) is een componist van de kleine lettertjes. En (subtiele) gebaren. Bekend bij weinig mensen, maar daar komt zoetjesaan verandering in. Terecht. In het Amsterdamse Orgelpark gingen onlangs enkele werken van hem in première en tijdens November Music – een festival met hedendaagse muziek in ’s-Hertogenbosch – werd zelfs een hele middag aan zijn composities gewijd, voorafgegaan door een interview. Ondanks dat de hele middag in zijn teken stond, werd in een e-mail Nieuwsbrief over het slotweekend voor van alles en nog wat aandacht werd gevraagd. Slechts onderaan stond eenvoudigweg: ‘En verder nog …’. Jürg Frey dus.

Jürg Frey

Frey gaf in een interview met Emlyn Stam (artistiek leider van New European Ensemble, dat ook optrad) op een gegeven moment een rake omschrijving van zijn muziek: ‘The wind is blowing’, geaccentueerd door een vegende, horizontale beweging met zijn rechterhand, alsof hij de richting die zijn muziek zichtbaar wilde maken. Pianissimo muziek, zacht-zachter-zachtst, met een enkele noot, een enkele dicht bij elkaar liggende consonant (mooie samenklank) of dissonant (wrijving). Een klein stapje omhoog, een klein stapje naar beneden. Of met een telkens herhaalde, zelfde toon. En vooral op de grens tussen klank en stilte, met veel stiltes ertussen, eronder en erboven.

Eerste concert

En in het donker, zoals bij het eerste van de vier concerten van elk een uur door Keiko Shichijo op pianoforte. Donker, als woonde je een recital van pianist Grigori Sokolov bij. In een donkere, en al even muisstille zaal. Het was voorafgaand aan de uitvoering van Les signes passagers (2021) niet nodig om stilte te vragen, zoals tientallen jaren geleden nog tijdens een editie van het Festival Nieuwe Muziek in Middelburg werd gedaan. Daar werd toen werk uitgevoerd van Morton Feldman (1926-1987); inmiddels zijn we (meer?) aan dergelijke zachte muziek gewend geraakt. Met dit verschil dat in Den Bosch elke kleine beweging in de zaal al klonk als een explosie en boze blikken veroorzaakte, en het in Middelburg juist Feldman zelf was die de betovering soms doorbrak door hard te hoesten. Even terug naar de aardse werkelijkheid, leek hij er wellicht mee te willen zeggen.
Iemand in de zaal vergeleek de muziek van Frey, die overigens duidelijk door de meditatieve Feldman is beïnvloed, met gamelanmuziek, maar je zou even goed aan een pianostemmer kunnen denken, die behoedzaam elke toon aanslaat en proeft.

Tweede concert

Subtiel en verstilde muziek in ieder geval – net als de liedtekst die de componist zelf schreef voor zijn Windwörter (2017-2018). Mindful, aldus een andere bezoeker; je moet erbij blijven, bij elk woord en het overdenken. Een woord dat telkens wordt herhaald, met een andere intentie en intensiteit:

Licht
Licht

Wind
Wind

Woorden die zijn getoonzet voor viool en sopraan, met niet of nauwelijks vibrato gespeeld en gezongen door respectievelijk Joe Puglia en Karen Motseri. Motseri past deze manier van zingen als een handschoen, als zangeres van onder meer barokmuziek onder leiding van dirigent Joshua Rifkin. Zó zacht, dat je de violist soms zag strijken of aan een snaar plukken, maar oren op steeltjes moest hebben om het te horen. Zó intensief ook, dat een ander geprogrammeerd werk (op tekst van Emily Dickinson) verviel, maar met een brede lach wél weer een korte toegift (Sehnsucht) werd gegeven …

Derde concert

Gaandeweg de ‘volle middag’, zoals de programmabladen het omschreven, gingen er boven het podium steeds meer lampen aan en werd het aantal musici steeds groter, om aan het slot weer af te nemen.
Het eerste ensemblestuk dat werd gespeeld, The wind moves them (2017-2018) was als een weefsel waarin dan weer een draad werd toegevoegd en dan weer draden samen op kleurden en elkaar versterkten. Het tweede stuk voor ensemble, Garden of transparency uit dezelfde tijd en ook gespeeld door het New European Ensemble, leek symmetrisch qua opstelling en opbouw: drie blazers links, grote trom (waarvan het vel alleen met de handen werd beroerd) en piano in het midden en vier strijkers rechts. Maar dat was schijn; er werd met dit idee gespeeld. Opvallend was de keus voor een trompet, die nu eenmaal niet superzacht kan in- c.q. aanzetten. Een beetje als Feldmans aardse verwijzing?

Vierde concert

Het laatste werk was String Quartet No. 4 (2018-2020), uitgevoerd door het Canadese Quatuor Bozzini.
Een meditatief stuk tot slot, waarin het leek of de musici soms als één lichaam ademden. Door de monochrome klankkleur van alleen strijkinstrumenten werden we soms in de tijd teruggebracht. De tijd van bijvoorbeeld een consort in het oude Engeland, met meerdere instrumenten uit één familie in verschillende liggingen. Terwijl we op andere momenten door meer hedendaagse strijktechnieken (met de bovenkant van een strijkstok strijken bijvoorbeeld) in het hier-en-nu verkeerden. Indrukwekkend was de herhaalde hartenklop (pizzicato) van de cello tegen het eind. Wát een slot van een mooie, volle middag met Jürg Frey!
Benieuwd wat November Music volgend jaar in petto heeft! Om nu al naar uit te kijken. En ondertussen veel Frey te gaan luisteren.

 

Een middag met Jürg Frey

Gehoord in: Willem Twee Toonzaal, ’s-Hertogenbosch, 13 november 2022

Muziek / Concert

Gewaagde setlist heeft voors en tegens

recensie: Tedeschi Trucks Band – Rotterdam Ahoy
Tedeschi Trucks Band live in Rotterdam AhoyRia van Dijk

Je neemt een zeker risico als je een setlist niet opbouwt rond je ‘greatest hits’ maar rond pas uitgebracht werk dat het publiek nog nauwelijks kent. De Tedeschi Trucks Band durft zich hier wel aan te wagen op de huidige Europese tour. In Rotterdam verzorgden ze een prachtig optreden, maar het publiek kregen ze er niet snel mee op de stoelen.

De 12-koppige Tedeschi Trucks Band (TTB) heeft als thuisbasis Jacksonville, de kuststad in het bovenste puntje van Florida. Inderdaad, de stad die bekend staat als geboorteplaats van de Southern rock, met illustere telgen als de Allman Brothers Band en Lynyrd Skynyrd. Denk aan lange jams en een gevarieerde mix van zuidelijke muziekstijlen als rock, blues, country, gospel en soul. Southern rock is ook precies wat de Tedeschi Trucks Band tot in de puntjes beheerst. Vooral live heeft de groep – met als spil het echtpaar Derek Trucks en Susan Tedeschi – een ijzersterke reputatie. Dit najaar touren de rasmusici door Europa en op 30 oktober deden ze Rotterdam aan (de RTM-stage in de Ahoy). Hun setlist is elke keer een verrassing, maar vooraf was wel duidelijk dat ze vooral veel nummers van het pas verschenen vierluik I am the moon zouden spelen. En zo geschiedde.

Klassiek thema in modern jasje

Het eerste deel van het optreden stond vrijwel geheel in het teken van deze meest recente release. Bron van inspiratie voor de 24 nummers van I am the moon was een oud Perzisch liefdesverhaal uit de twaalfde eeuw, genaamd Layla en Majnun. Het epische gedicht gaat over twee geliefden die noodgedwongen gescheiden van elkaar leven maar tot het eind van elkaar blijven dromen. De associatie met de coronatijd, met alle bijkomende gevoelens van isolement en scheiding, leverde de band meer dan genoeg ideeën op voor een moderne muzikale vertaling van dit klassieke thema. In Rotterdam bracht de band zeven lange nummers van het vierluik ten gehore, met als hoogtepunten Playing with my Emotions, de fraaie titelsong I am the Moon en het instrumentale Pasaquan. Het laatste nummer liet weer zien (horen) wat voor een virtuoze (slide-)gitarist Derek Trucks is. Ook het ingevoegde ‘duel’ tussen beide drummers was ronduit indrukwekkend.

Vooraan was het geluid in de RTM-stage van Ahoy ongekend goed. Van de uithalen van de drie blazers (trombone, trompet en saxofoon) tot alle keyboardklanken van Gabe Dixon; je kon er zelfs de kleinste details en nuances onderscheiden. Een band van deze omvang mag zich daar gelukkig mee prijzen, en het publiek natuurlijk helemaal. Muzikaal was het genieten van bijna twee en een half uur onversneden TTB-rock door een collectief dat uitstekend op elkaar is ingespeeld.

Superieure frontvrouw

Om één bandlid uit te lichten lijkt dan misschien wat onrechtvaardig, maar Susan Tedeschi is niet voor niets de frontvrouw van het gezelschap. Haar soulvolle stem kun je gerust het mooiste instrument van de Tedeschi Trucks Band noemen, al moet je haar gitaarwerk ook beslist niet onderschatten. Met name in de tweede helft van het programma stal ze de show met een aantal schitterende uitvoeringen. Uit haar vroegere solowerk trakteerde ze de bezoekers bijvoorbeeld op het bluesy Just Won’t Burn, inclusief fraaie solo op de Telecaster. De klassieker Angel from Montgomery speelde ze met minimale begeleiding en daar ontbrak helemaal niks aan. En ook met de verrassende cover van Sign of the times (Harry Styles!) pakte ze vocaal geweldig uit.

Dat er in de tweede helft meer ruimte voor ouder en bekender werk was, deed het publiek merkbaar plezier. De respons vanuit de zaal was zeker in het begin nogal lauw. Wat meer communicatie vanaf het podium en een minder avontuurlijke setlist hadden dit misschien kunnen voorkomen. Maar aan de andere kant, zo gauw het een ‘u vraagt, wij draaien’ show wordt, is de creativiteit vaak al ver te zoeken. Dat de Tedeschi Trucks Band vooral voor het laatste koos, bleek weer eens zijn voors en tegens te hebben. Hoe nieuw werk wordt ontvangen is – zeker live – vaak afwachten. Misschien wordt pas over tien jaar vol trots verteld: ‘Ik was bij de première!’ Maar dan is de Tedeschi Trucks Band ook al weer een decennium verder.

 

Muziek / Album

Onterechte B-Sides

recensie: White Lies – As I Try Not To Fall Apart [Bonus Edition]
8WEEKLY White Lies Live 3Malin Hollaar

Dat het Britse trio White Lies een gift that keeps on giving is, blijven ze dit jaar bewijzen. In februari brachten ze het nieuwste album As I Try Not To Fall Apart uit, de bijbehorende tour zette meermaals voet op Belgische en Nederlandse bodem, en in september kwam het nieuwste nummer ‘Trouble In America’ uit. Deze single ging gepaard met de aankondiging dat op 21 oktober 2022 een deluxe editie van het in februari 2022 uitgebrachte album uitkomt. De suggestieve vraag of deze vier extra nummers dan geen afdankertjes zijn schuiven we graag van tafel!

As I Try Not To Fall Apart werd in februari al enthousiast ontvangen en kreeg van 8WEEKLY 5 sterren. Serieuze thema’s worden gecombineerd met euforische melodieën, die met vlagen nostalgie naar de jaren ’80 opwekken. Bassist en tekstschrijver Charles Cave geeft aan dat de band jaren geleden is gestopt met B-sides en ze albums willen maken die vol staan met zoveel mogelijk samenhangende nummers. Helaas betekent dit ook dat niet alle nummers binnen die samenhang passen en daardoor niet op het uiteindelijke album verschijnen, ondanks dat dit wel ontzettend goede nummers zijn.

Het ontstaan van het genre desperation funk8WEEKLY AITNTFA Bonus Edition Bandpicture

In september bracht het trio de single ‘Trouble in America’ uit, welke naar eigen zeggen het lastigste nummer was om van het originele album te schrappen. Het nummer werd enkele dagen na de single ‘Am I Really Going to Die’ geschreven en dat is te merken. De melodieën van beide nummers zijn energiek en worden door Charles Cave grappend omschreven als ‘desperation funk’. Beide nummers hebben ook, zoals we inmiddels gewend zijn van de band, de dood als centraal thema. Daar is ook alles mee gezegd, want waar ‘Am I Really Going to Die’ gaat over een terminaal zieke man in een soort ontkenningsfase, gaat ‘Trouble in America’ over een christelijke tienerdochter die ontdekt dat haar vader een seriemoordenaar is.

(zwartwit foto: © Charles Cave)

Het nummer opent met een stabiel steady, dansbaar tempo met etherische gitaartonen, maar komt echt tot explosie bij het refrein waar het hardrock-invloeden lijkt te krijgen. ‘Trouble in America’ klinkt als een liefdesbaby tussen David Bowie en White Lies, met een refrein dat naar eigen zeggen flink geïnspireerd is door Todd Rundgren. Eerdere B-sides van White Lies zoals ‘Hurt My Heart’ bleken later live-favorieten van fans die niet mogen ontbreken op de setlist en dit gaat ongetwijfeld met deze single ook gebeuren.

Een productieve Lockdown

Voor het verschijnen van de bonus editie besloot de band ook ‘Breakdown Days’ half oktober als single uit te brengen. De inspiratie voor het schijnbare vrolijke nummer haalde de band uit de lockdowns gedurende de coronapandemie. De tekst omschrijft de (waarschijnlijk) herkenbare negatieve gevoelens waar men toen mee worstelde. Deze woorden worden geserveerd op een aanstekelijke melodie, beïnvloed door klanken uit de new wave en disco genres. Voeg daarop twee derde van het nummer nog een synthesizer explosie toe en je hebt bijna een vrolijk popnummer. ‘Breakdown Days’ bewijst wederom dat deze band goed is in het verpakken van zwaardere thematiek in energieke en enthousiaste melodieën.

Met een knipoog naar The Cure

Verdere inspiratie uit de jaren ´80 is te vinden in het nummer ´Staring at the Sun´. De intro is lang en bouwt zich laagje voor laagje op, waarna het steeds meer begint te klinken alsof je een nummer van The Cure hebt opgezet. Echt lang duurt die verwarring niet, want al gauw schallen de bekende klanken van McVeighs stem door de boxen. Hoewel de titel ´Staring at the Sun´ bijna doet verwachten dat er misschien een positieve boodschap in dit lied zit, blijkt uit de tekst al gauw een beklemmende toon waarin de zanger sceptisch de verschillen tussen hem en de hoofdpersoon bezingt. Zo groot als het instrumentale vertoon is op de eerdergenoemde nummers, zo ingetogen lijkt het nummer ´What If We´re Bad Together´. Daarin wordt het herkenbare stemgeluid van zanger McVeigh voor het grootste deel alleen bijgestaan door een synthesizer. Hoewel het lied van vertrouwde White Lies kwaliteit is, valt deze het meest uit de toon tussen de andere nummers. De luisteraar krijgt zo toch meer inzicht in de keuze om dit relatieve niemendalletje niet op het oorspronkelijke album te zetten.

Wereldtournée in Nederland8WEEKLY AITNTFA Bonus Edition albumcover

Wederom worden serieuze, ietwat bizarre thema’s gecombineerd met grootse en euforische melodieën. Er wordt een knipoog uitgedeeld richting bekende artiesten uit de jaren ’80, zoals David Bowie en The Cure. Hoewel ze het oorspronkelijke album niet hebben gehaald, zijn deze nummers allesbehalve afdankertjes en gaan we dus zeker ‘Trouble in America’ nog terug horen op menig live optreden. Hoe dat zal klinken, dat valt te horen bij een van de vijf concerten die de band eind oktober 2022 in Nederland gaat geven. Wil je daarbij zijn? Wees snel want een deel van de optredens is al uitverkocht.

Theater / Voorstelling

Feestelijke feelgood musical over lesbienneleed

recensie: The Prom - De Graaf & Cornelissen Entertainment

De wereld van de glitter en glamour van Broadwaysterren en de leefwereld van tieners op een provinciale middelbare school, staan mijlen ver van elkaar. De musical The Prom brengt deze twee werelden op een humoristische wijze samen  in hun strijd tegen ‘lesbienneleed’.

De Graaf & Cornelissen Entertainment brengt dit theaterseizoen de Nederlandse versie van de feelgood hitmusical The Prom naar theaters door heel Nederland. Deze musical uit 2016 is in 2020 verfilmd en werd een Netflix-hit met Meryl Streep en James Cordon, maar de musical in het theater blijkt nóg leuker.

Universeel thema, origineel verhaal

‘Jezelf zijn’ is een universeel thema van vele verhalen en ook The Prom waagt zich aan dit thema en weet dit op een originele manier te doen: wat doe je als je als Broadwayster te arrogant gevonden wordt en je alleen maar slechte recensies krijgt? Dan laat je zien dat je onbaatzuchtig bent en jij je naasten lief hebt. Maar hoe? Huizen bouwen voor de armen lijkt de sterren wat ver te gaan, ze zoeken makkelijk oplosbaar leed en dat denken ze te vinden in het ‘lesbienneleed’ van Emma (Julliëtte van Tongeren). Dit meisje uit Indiana wil graag met haar vriendin naar het gala, maar de ouderraad is bang dat hun kinderen hierdoor ook homoseksueel worden en lassen het gala af. Een probleem dat de extravagante gay(iconen) Broadwaysterren wel even oplossen, toch?

In The Prom clasht alles: de grote stad tegenover het platteland, pubers tegenover mensen van middelbare leeftijd, glitter en glamour tegenover alledaagsheid en vrijheid tegenover onvrijheid. Het is een humoristische musical vol wijze levenslessen, glitter, grootse Broadwaychoreografieën en typische highschool problemen.

Een vleugje polder in Amerika

De musical is typisch Amerikaans, met de werelden van het provinciale Indiana en Broadway die botsen. Het is een parodie op beide werelden, maar deze Nederlandse versie past goed in ons kikkerlandje. De humor is namelijk prima vertaald door Jurriaan van Dongen met grapjes die alleen Nederlanders begrijpen (‘Wat kan ze goed zwemmen’ een knipoog naar de beruchte uitspraak van Chantal Jansen) en inside jokes voor theaterliefhebbers (over het lied ‘Mijn leven is van mij’ en de vertolking van Zazu in The Lion King). De Engelse liedteksten zijn catchy en dat blijven ze in het Nederlands ook, zo wordt ‘Love thy Neighbour’ ‘Naastenliefde’ en ‘Life’s no dress rehaersal’ ‘’t Is geen repetitie’.

Internationale musicalster Pia Douwes speelt haar rol als theaterdiva Deedee met verve. Ze zingt en speelt de sterren schijnbaar moeiteloos van de hemel. Het is erg fijn haar weer zo op het podium te zien, nadat ze in 2019 plots haar stem had verloren. Aan Dennis Willekens, Barry, heeft ze een goede tegenspeler die met regelmaat de lachers op zijn hand heeft, maar ook  af en toe zorgt voor wat ontroering. Ook de over de top Trent (Barry Beijer) zorgt voor veel humor op het podium. Bovendien is het erg fijn om Joke de Kruijf te zien schitteren als vermoeide Broadwayster en Winneke Remmers als boze voorzitter van de ouderraad. Te midden van alle glitter en glamour zet de jonge Juliette van Tongeren juist een hele ontroerende, zonder poespas, Emma neer. Waar de andere acteurs veel shownummers hebben, staat Juliëtte regelmatig alleen op het podium en weet te ontroeren met haar geloofwaardige en kleine spel. Net als Emma laat Juliëtte zich niet gek maken door alle grote namen op het podium.

De musical staat als een huis. Het decor is functioneel en feestelijk, de regenboogkleuren komen veel terug. Bovendien wordt er met de vele feestjes uitgepakt qua kostuums en is de glitter nooit ver weg. Sterk is ook de keuze om de musicalversie uit 2016 te volgen en niet de filmversie van Netflix. Het verhaal is namelijk genuanceerder en laat Emma nu goed in de spotlight staan, terwijl er in de filmversie (te) veel aandacht gaat naar het drama uit Barry’s jeugd.

Kortom, The Prom zorgt voor een feestje in de theaterzaal. Een echte groot uitgepakte feel good musical, die het de moeite waard maakt om naar het theater te gaan. Een groot ensemble, mooie kostuums, goede acteurs, een goede vertaling. Ik zou zeggen: Netflix eat your heart out. Dit feestje vol glitter en glamour is namelijk op het podium én in de zaal.