Tag Archief van: landscape

Theater / Interview
special: 25 jaar Ernst, Bobbie en Trend Media

Ernst en Bobbie al 25 jaar soepkippen en vrienden

Zing jij tijdens het schoonmaken ook weleens ‘We maken schoon, schoon, hartstikke schoon’? Of als je iets doms doet: ‘Je bent een soepkip, soep, soep, soeper de soep’. Dan heb je vast warme herinneringen aan Ernst en Bobbie, die onlangs de Buma Kindermuziekprijs in ontvangst mochten nemen. In 25 jaar is er veel veranderd, maar Ernst en Bobbie niet.

Wat maakt dit succesvolle duo zo tijdloos? En hoe hou je 25 jaar samenwerken op hoog niveau leuk? Deze en nog veel meer andere vragen schoten redacteuren Malin en Joris door het hoofd toen ze hoorden dat hun jeugdhelden Ernst en Bobbie, net als 8WEEKLY zelf, dit jaar hun 25-jarig jubileum vieren. Tijd voor een interview dus.

Gewapend met een heleboel vragen, oude foto’s uit het jaar 2000 en zelfs een oud toegangskaartje, gaan Malin en Joris op bezoek bij Trend Media in Utrecht, het productiebedrijf van Erik van Trommel (Ernst) en Gert-Jan van den Ende (Bobbie). Ze mogen dit iconische duo interviewen over de afgelopen 25 jaar en over hun toekomstplannen.

Aan de basis ligt vriendschap

‘Het begon allemaal in de fietsenwinkel van mijn vader in Scheveningen,’ vertelt Gert-Jan, ‘Erik liet daar zijn brommertje repareren en ik had bij mijn vader een bijbaantje. Zo ontstond onze vriendschap.’ Beide jongens hadden bandjes en zijn creatief. Gert-Jan maakte grappige liedjes voor zijn elf jaar jongere zusje. Ook andere mensen vonden hun liedjes erg leuk.

Erik: ‘We wisten dat het Juliana Kinderziekenhuis een tv-zender had voor zieke kinderen. Dat leek ons wel wat en we hebben ons daar als vrijwilligers aangemeld. Toen hebben we veel opgetreden en veel vlieguren gemaakt.’

Gert-Jan: ‘Daar hebben we veel van geleerd. We konden fouten maken en onszelf verbeteren. Toen we later op televisie kwamen vroegen mensen zich af waar wij ineens vandaan kwamen en hoe het kwam dat we zo goed waren. Ernst en Bobbie waren al tien jaar in de maak, voordat ze op tv kwamen. In deze tijd hebben we dus veel kunnen oefenen.’

Aanvankelijk wil geen theater het duo programmeren. Ze zijn ‘niet cultureel genoeg’, vertellen de heren lachend. Ernst, Bobbie en de rest  is dan al populair op televisie en de heren besluiten dan maar een sporthallentour te doen. Dit is een succes. De tv-show blijkt een goed uithangbord voor hun theatershow en om de twee jaar hebben ze een nieuwe show, met de liedjes van televisie. Dit gaat jaren zo door: ‘Wij dachten op een gegeven moment dat de populariteit na 10 jaar wel zou afnemen, maar dat is niet gebeurd.’

Tweede generatie Ernst en Bobbie fans

Redacteuren Malin en Joris in 2000 bij  een theatershow van Ernst en Bobbie

De oude foto’s die Malin en Joris uit hun persoonlijke archief hebben meegenomen, roepen meteen herinneringen op. Gert-Jans oog valt op de telefoon op het podium en hij weet ook al scherp vast te stellen om welke voorstelling het gaat: hun eerste theatershow. Een paar andere foto’s zijn van de tweede. Fans van het eerste uur dus. Ook het gesigneerde toegangskaartje uit 2000 roept herinneringen op: ‘Vroeger printten én sneden we de kaartjes zelf. Kijk, ze zijn niet helemaal recht.’

Dat die eerste generatie fans ondertussen ruim volwassen is, was hun al eerder opgevallen.  Erik: ‘Nu zitten er soms groepjes 25-jarigen in het publiek. Zonder dat ze kinderen mee hebben. In het begin dachten we dat het misschien een opdracht was van een studentenvereniging. Of dat ze kwamen om vervelend te doen. Maar niets is minder waar, ze komen om jeugdherinneringen op te halen en weten alles mee te zingen.’ Hoewel de heren elke twee jaar een nieuwe theatershow bedenken, zijn die liedjes namelijk hetzelfde gebleven – dat zijn allemaal de bekende nummers van de tv-serie.

Gert-Jan vertelt dat hij ook merkt dat het gaat om een specifieke generatie. Van zijn drie kinderen is het met name de 28-jarige Laura bij wie je maar één knopje in hoeft te drukken en ze zingt alle liedjes mee, die kent de teksten haast beter dan Gert-Jan en Erik zelf.  Ze vinden het beiden mooi en grappig om te zien welke invloed zoiets kan hebben op een kinderleven en dat het blijkbaar je hele leven meegaat. Erik legt uit dat ze het ook nooit zo bedoeld hebben, ze waren daar niet mee bezig of met cultuur, maar ze maakten gewoon wat ze zelf leuk vinden en merkten dat kinderen daarom moesten lachen.

Malin constateert dat er nu echt een tweede generatie Ernst en Bobbie fans is opgestaan. Volwassenen die blij zijn als ze zelf een kind krijgen, want dan kunnen ze weer, lekker nostalgisch, naar Ernst en Bobbie. Op die manier is een vriendin van Gert-Jans dochter al drie keer bij een show geweest. Erik knikt instemmend en vindt dat heel bijzonder.

Publieksinteractie als magische formule

Ticket uit het jaar 2000 met handtekeningen

In de 25 jaar dat Gert-Jan en Erik actief zijn als Ernst en Bobbie is er aan hun publiek en de aanpak van hun shows weinig veranderd. Alleen sommige ouders zijn veranderd. Erik: ‘Nu zien we soms ouders die met hun mobieltje in de weer zijn tijdens de show. Dat valt op, want hun hele gezicht is opgelicht door hun telefoon. Die pakken we dan wel eens af. Achteraf krijgen ze die natuurlijk terug.’

De kinderen van rond de zes jaar zijn hetzelfde gebleven, die hebben nog geen telefoon of sociale media en ze hebben weinig last van invloeden van buitenaf. Die doen nog steeds actief mee met de hele show. Gert-Jan en Erik vinden die publieksinteractie het belangrijkste onderdeel van de theatershows, de kinderen moeten vermoeider de zaal verlaten dan zijzelf. Liedjes meezingen, ballen de zaal ingooien, poppenkast acts, alles om het publiek actief te krijgen en te houden. Die formule is al jaren succesvol voor de shows van Ernst en Bobbie, maar ze passen dit idee ook toe binnen de andere concepten van Trend Media. Die interactie is steevast onderdeel van Trend Media shows, of je nu naar Juf Roos, Bing of Checkpoint Theater gaat.

Ernst en Bobbie: internationaal?

Dat de heren hun vak en die magische formule goed door hebben, is te merken aan het succes van hun bedrijf Trend Media. Ze vertellen dat ze blijven kijken naar wat populair is bij kinderen en wat daarvan nog geen theatershow heeft. Vervolgens willen ze dan hun ideeën pitchen bij de makers, zodat ze hopelijk die licentie kunnen krijgen. Erik: ‘Dat is een mooi en spannend proces, want de makers geven ‘hun baby’ uit handen aan ons.’ Gert-Jan: ‘In Nederland helpt onze reputatie als Ernst en Bobbie dan wel, maar soms halen we concepten uit het buitenland en daar kennen ze ons niet. Vaak laten we dan pas in het derde gesprek fragmenten zien van onze eigen shows en dan is men telkens verbaasd en blij verrast.’

Ze nodigen deze buitenlandse makers soms ook uit in hun publiek, en die weten dan niet wat ze overkomt.  Erik: ‘Die interactie en voornamelijk de reactie die dat oproept bij het publiek, dat is ongekend.’ Dit is ook het geval bij de theatershows over Bing, die tv-serie is een groots internationaal succes en er is veel interesse in hun theatershow over het konijn. Onlangs is hun show over Bing zelfs naar Polen gehaald. Gert-Jan vertelt dat dat wel een gaaf gevoel is, dat dan je zelfgemaakte liedjes ineens in het Pools worden opgevoerd.

Samen uit, samen thuis

In 2000 gingen Malin en Joris al als fans op de foto

Herhalingen van de seizoenen van Ernst, Bobbie en de rest zijn nog steeds elke zaterdagochtend op televisie te zien, de theatershows zijn nog steeds uitverkocht en ook online wordt het duo veel bekeken. De formule lijkt dus tijdloos, maar hoe lang kunnen de heren nog door? Kunnen we ooit een vergelijkbare zoektocht als het tv-programma ‘K2 zoekt K3’ kunnen verwachten? Beide heren zijn heel duidelijk: nee. Hun insteek is altijd een ‘samen uit, samen thuis’-verhaal geweest, als de een aangeeft te willen stoppen, dan is dat het einde. Ze zijn niet van plan om opvolgers te zoeken. Erik: ‘We willen door gaan zolang het leuk is en het is leuk zolang er nog enthousiast publiek komt. Maar doorgaan tot ons 96e gaat ook weer wat te ver.’

Erik en Gert-Jan zitten nog vol energie en ideeën voor de producties van Trend Media en juist daardoor blijven ze ook enthousiast optreden als Ernst en Bobbie. Het is een gouden combinatie als werk. Gert-Jan: ‘Voor ons is Ernst en Bobbie meer een hobby geworden. Doordeweeks werken we aan theaterproducties voor ons bedrijf Trend Media en in het weekend, als andere mensen op het sportveld staan, staan wij twee keer een theatershow op te voeren.

Belangrijke les van André van Duin

Erik vertelt dat hij ooit André van Duin heeft ontmoet. Hij legt uit dat hij toen, net als Malin en Joris nu, ook nerveus was, omdat hij ineens oog in oog met zijn idool stond. En wat doe je als je nerveus bent? Dan flap je er soms iets onhandigs uit. Erik: ‘Ik zei door de zenuwen zomaar dat we wilden stoppen op ons hoogtepunt.’  Hierop zei André van Duin dat hij dat onzin vond, je moet stoppen wanneer je het zelf wil of het zelf niet meer leuk vindt. Daarbij, hoe definieer je wat je hoogtepunt is?

Gert-Jan legt uit dat je zelf vaak niet ziet wat het hoogtepunt is: ‘Gaat het dan om kijkcijfers? Dat schommelt en komt altijd met ups and downs. Gaat het om het winnen van bepaalde prijzen? Nee, uiteindelijk is het belangrijkste dat je zelf nog plezier hebt in wat je doet.’ Een les die gedurende het interview vaker naar voren komt.

De toekomst van een iconisch duo

Ook voor Ernst en Bobbie zitten de heren nog vol ideeën. Natuurlijk hebben ze al veel gedaan, van prijswinnende tv- en theatershows, een film, cd’s en zelfs poppen en eigen merchandise. Ze kijken ook verder. Gert-Jan: ‘We hebben onderzocht of een animatieserie iets is, maar dat blijkt toch wat ingewikkeld.’ Ook werden ze getipt, door één van hun contacten bij Studio 100, over Rewind Parties, nostalgische feesten voor volwassen die losgaan bij optredens van hun jeugdhelden, zou dat niet iets zijn voor hen? Erik: ‘Een interessant concept, dat gaan we verder uitzoeken.’

Erik en Gert-Jan vervelen zich dus geen moment en kunnen al hun creativiteit kwijt.  Ze zitten nog vol ideeën en één van de producties gaat dus zelfs internationaal. De basis van Ernst en Bobbie is vriendschap en daar vloeien allerlei ideeën uit voort. Maar hoe blijf je, ook als vrienden, na 25 jaar je werk zo succesvol volhouden? Het geheim: ‘We focussen ons niet op Ernst en Bobbie maar juist op de rest.’

Theater / Interview
special: 25 jaar Ernst, Bobbie en Trend Media

Ernst en Bobbie al 25 jaar soepkippen en vrienden

Zing jij tijdens het schoonmaken ook weleens ‘We maken schoon, schoon, hartstikke schoon’? Of als je iets doms doet: ‘Je bent een soepkip, soep, soep, soeper de soep’. Dan heb je vast warme herinneringen aan Ernst en Bobbie, die onlangs de Buma Kindermuziekprijs in ontvangst mochten nemen. In 25 jaar is er veel veranderd, maar Ernst en Bobbie niet.

Wat maakt dit succesvolle duo zo tijdloos? En hoe hou je 25 jaar samenwerken op hoog niveau leuk? Deze en nog veel meer andere vragen schoten redacteuren Malin en Joris door het hoofd toen ze hoorden dat hun jeugdhelden Ernst en Bobbie, net als 8WEEKLY zelf, dit jaar hun 25-jarig jubileum vieren. Tijd voor een interview dus.

Gewapend met een heleboel vragen, oude foto’s uit het jaar 2000 en zelfs een oud toegangskaartje, gaan Malin en Joris op bezoek bij Trend Media in Utrecht, het productiebedrijf van Erik van Trommel (Ernst) en Gert-Jan van den Ende (Bobbie). Ze mogen dit iconische duo interviewen over de afgelopen 25 jaar en over hun toekomstplannen.

Aan de basis ligt vriendschap

‘Het begon allemaal in de fietsenwinkel van mijn vader in Scheveningen,’ vertelt Gert-Jan, ‘Erik liet daar zijn brommertje repareren en ik had bij mijn vader een bijbaantje. Zo ontstond onze vriendschap.’ Beide jongens hadden bandjes en zijn creatief. Gert-Jan maakte grappige liedjes voor zijn elf jaar jongere zusje. Ook andere mensen vonden hun liedjes erg leuk.

Erik: ‘We wisten dat het Juliana Kinderziekenhuis een tv-zender had voor zieke kinderen. Dat leek ons wel wat en we hebben ons daar als vrijwilligers aangemeld. Toen hebben we veel opgetreden en veel vlieguren gemaakt.’

Gert-Jan: ‘Daar hebben we veel van geleerd. We konden fouten maken en onszelf verbeteren. Toen we later op televisie kwamen vroegen mensen zich af waar wij ineens vandaan kwamen en hoe het kwam dat we zo goed waren. Ernst en Bobbie waren al tien jaar in de maak, voordat ze op tv kwamen. In deze tijd hebben we dus veel kunnen oefenen.’

Aanvankelijk wil geen theater het duo programmeren. Ze zijn ‘niet cultureel genoeg’, vertellen de heren lachend. Ernst, Bobbie en de rest  is dan al populair op televisie en de heren besluiten dan maar een sporthallentour te doen. Dit is een succes. De tv-show blijkt een goed uithangbord voor hun theatershow en om de twee jaar hebben ze een nieuwe show, met de liedjes van televisie. Dit gaat jaren zo door: ‘Wij dachten op een gegeven moment dat de populariteit na 10 jaar wel zou afnemen, maar dat is niet gebeurd.’

Tweede generatie Ernst en Bobbie fans

Redacteuren Malin en Joris in 2000 bij  een theatershow van Ernst en Bobbie

De oude foto’s die Malin en Joris uit hun persoonlijke archief hebben meegenomen, roepen meteen herinneringen op. Gert-Jans oog valt op de telefoon op het podium en hij weet ook al scherp vast te stellen om welke voorstelling het gaat: hun eerste theatershow. Een paar andere foto’s zijn van de tweede. Fans van het eerste uur dus. Ook het gesigneerde toegangskaartje uit 2000 roept herinneringen op: ‘Vroeger printten én sneden we de kaartjes zelf. Kijk, ze zijn niet helemaal recht.’

Dat die eerste generatie fans ondertussen ruim volwassen is, was hun al eerder opgevallen.  Erik: ‘Nu zitten er soms groepjes 25-jarigen in het publiek. Zonder dat ze kinderen mee hebben. In het begin dachten we dat het misschien een opdracht was van een studentenvereniging. Of dat ze kwamen om vervelend te doen. Maar niets is minder waar, ze komen om jeugdherinneringen op te halen en weten alles mee te zingen.’ Hoewel de heren elke twee jaar een nieuwe theatershow bedenken, zijn die liedjes namelijk hetzelfde gebleven – dat zijn allemaal de bekende nummers van de tv-serie.

Gert-Jan vertelt dat hij ook merkt dat het gaat om een specifieke generatie. Van zijn drie kinderen is het met name de 28-jarige Laura bij wie je maar één knopje in hoeft te drukken en ze zingt alle liedjes mee, die kent de teksten haast beter dan Gert-Jan en Erik zelf.  Ze vinden het beiden mooi en grappig om te zien welke invloed zoiets kan hebben op een kinderleven en dat het blijkbaar je hele leven meegaat. Erik legt uit dat ze het ook nooit zo bedoeld hebben, ze waren daar niet mee bezig of met cultuur, maar ze maakten gewoon wat ze zelf leuk vinden en merkten dat kinderen daarom moesten lachen.

Malin constateert dat er nu echt een tweede generatie Ernst en Bobbie fans is opgestaan. Volwassenen die blij zijn als ze zelf een kind krijgen, want dan kunnen ze weer, lekker nostalgisch, naar Ernst en Bobbie. Op die manier is een vriendin van Gert-Jans dochter al drie keer bij een show geweest. Erik knikt instemmend en vindt dat heel bijzonder.

Publieksinteractie als magische formule

Ticket uit het jaar 2000 met handtekeningen

In de 25 jaar dat Gert-Jan en Erik actief zijn als Ernst en Bobbie is er aan hun publiek en de aanpak van hun shows weinig veranderd. Alleen sommige ouders zijn veranderd. Erik: ‘Nu zien we soms ouders die met hun mobieltje in de weer zijn tijdens de show. Dat valt op, want hun hele gezicht is opgelicht door hun telefoon. Die pakken we dan wel eens af. Achteraf krijgen ze die natuurlijk terug.’

De kinderen van rond de zes jaar zijn hetzelfde gebleven, die hebben nog geen telefoon of sociale media en ze hebben weinig last van invloeden van buitenaf. Die doen nog steeds actief mee met de hele show. Gert-Jan en Erik vinden die publieksinteractie het belangrijkste onderdeel van de theatershows, de kinderen moeten vermoeider de zaal verlaten dan zijzelf. Liedjes meezingen, ballen de zaal ingooien, poppenkast acts, alles om het publiek actief te krijgen en te houden. Die formule is al jaren succesvol voor de shows van Ernst en Bobbie, maar ze passen dit idee ook toe binnen de andere concepten van Trend Media. Die interactie is steevast onderdeel van Trend Media shows, of je nu naar Juf Roos, Bing of Checkpoint Theater gaat.

Ernst en Bobbie: internationaal?

Dat de heren hun vak en die magische formule goed door hebben, is te merken aan het succes van hun bedrijf Trend Media. Ze vertellen dat ze blijven kijken naar wat populair is bij kinderen en wat daarvan nog geen theatershow heeft. Vervolgens willen ze dan hun ideeën pitchen bij de makers, zodat ze hopelijk die licentie kunnen krijgen. Erik: ‘Dat is een mooi en spannend proces, want de makers geven ‘hun baby’ uit handen aan ons.’ Gert-Jan: ‘In Nederland helpt onze reputatie als Ernst en Bobbie dan wel, maar soms halen we concepten uit het buitenland en daar kennen ze ons niet. Vaak laten we dan pas in het derde gesprek fragmenten zien van onze eigen shows en dan is men telkens verbaasd en blij verrast.’

Ze nodigen deze buitenlandse makers soms ook uit in hun publiek, en die weten dan niet wat ze overkomt.  Erik: ‘Die interactie en voornamelijk de reactie die dat oproept bij het publiek, dat is ongekend.’ Dit is ook het geval bij de theatershows over Bing, die tv-serie is een groots internationaal succes en er is veel interesse in hun theatershow over het konijn. Onlangs is hun show over Bing zelfs naar Polen gehaald. Gert-Jan vertelt dat dat wel een gaaf gevoel is, dat dan je zelfgemaakte liedjes ineens in het Pools worden opgevoerd.

Samen uit, samen thuis

In 2000 gingen Malin en Joris al als fans op de foto

Herhalingen van de seizoenen van Ernst, Bobbie en de rest zijn nog steeds elke zaterdagochtend op televisie te zien, de theatershows zijn nog steeds uitverkocht en ook online wordt het duo veel bekeken. De formule lijkt dus tijdloos, maar hoe lang kunnen de heren nog door? Kunnen we ooit een vergelijkbare zoektocht als het tv-programma ‘K2 zoekt K3’ kunnen verwachten? Beide heren zijn heel duidelijk: nee. Hun insteek is altijd een ‘samen uit, samen thuis’-verhaal geweest, als de een aangeeft te willen stoppen, dan is dat het einde. Ze zijn niet van plan om opvolgers te zoeken. Erik: ‘We willen door gaan zolang het leuk is en het is leuk zolang er nog enthousiast publiek komt. Maar doorgaan tot ons 96e gaat ook weer wat te ver.’

Erik en Gert-Jan zitten nog vol energie en ideeën voor de producties van Trend Media en juist daardoor blijven ze ook enthousiast optreden als Ernst en Bobbie. Het is een gouden combinatie als werk. Gert-Jan: ‘Voor ons is Ernst en Bobbie meer een hobby geworden. Doordeweeks werken we aan theaterproducties voor ons bedrijf Trend Media en in het weekend, als andere mensen op het sportveld staan, staan wij twee keer een theatershow op te voeren.

Belangrijke les van André van Duin

Erik vertelt dat hij ooit André van Duin heeft ontmoet. Hij legt uit dat hij toen, net als Malin en Joris nu, ook nerveus was, omdat hij ineens oog in oog met zijn idool stond. En wat doe je als je nerveus bent? Dan flap je er soms iets onhandigs uit. Erik: ‘Ik zei door de zenuwen zomaar dat we wilden stoppen op ons hoogtepunt.’  Hierop zei André van Duin dat hij dat onzin vond, je moet stoppen wanneer je het zelf wil of het zelf niet meer leuk vindt. Daarbij, hoe definieer je wat je hoogtepunt is?

Gert-Jan legt uit dat je zelf vaak niet ziet wat het hoogtepunt is: ‘Gaat het dan om kijkcijfers? Dat schommelt en komt altijd met ups and downs. Gaat het om het winnen van bepaalde prijzen? Nee, uiteindelijk is het belangrijkste dat je zelf nog plezier hebt in wat je doet.’ Een les die gedurende het interview vaker naar voren komt.

De toekomst van een iconisch duo

Ook voor Ernst en Bobbie zitten de heren nog vol ideeën. Natuurlijk hebben ze al veel gedaan, van prijswinnende tv- en theatershows, een film, cd’s en zelfs poppen en eigen merchandise. Ze kijken ook verder. Gert-Jan: ‘We hebben onderzocht of een animatieserie iets is, maar dat blijkt toch wat ingewikkeld.’ Ook werden ze getipt, door één van hun contacten bij Studio 100, over Rewind Parties, nostalgische feesten voor volwassen die losgaan bij optredens van hun jeugdhelden, zou dat niet iets zijn voor hen? Erik: ‘Een interessant concept, dat gaan we verder uitzoeken.’

Erik en Gert-Jan vervelen zich dus geen moment en kunnen al hun creativiteit kwijt.  Ze zitten nog vol ideeën en één van de producties gaat dus zelfs internationaal. De basis van Ernst en Bobbie is vriendschap en daar vloeien allerlei ideeën uit voort. Maar hoe blijf je, ook als vrienden, na 25 jaar je werk zo succesvol volhouden? Het geheim: ‘We focussen ons niet op Ernst en Bobbie maar juist op de rest.’

Kunst / Expo binnenland

De Bentvueghels: niet beroemd maar berucht

recensie: De Bentvueghels - Centraal Museum Utrecht

Na het succes van Utrecht, Caravaggio en Europa heeft het Centraal Museum opnieuw een tentoonstelling gewijd aan Nederlandse schilders in Italië. Deze keer gaat de tentoonstelling niet over Utrechtse navolgers van de beroemde schilder Caravaggio, maar over het beruchte kunstgenootschap de Bentvueghels.

In de zeventiende eeuw reisden veel Nederlandse schilders naar Rome om kunstschatten uit de renaissance en de Romeinse oudheid met eigen ogen te aanschouwen. Ze waren ver van huis, in een land waarvan ze de taal niet spraken en niemand kenden. Hoe houd je je dan staande? Dat doe je door steun, houvast en herkenning te zoeken bij mensen die in hetzelfde schuitje zitten als jij. Zodoende zag het kunstenaarsgenootschap de ‘Bentvueghels’ in de vroege zeventiende eeuw het levenslicht in Rome.

De Bentvueghels

Willem Doudijns (toegeschreven aan), Inwijding van een nieuw lid van de Bentvueghels te Rome, ca. 1660, Collectie Rijksmuseum, Amsterdam, Aankoop met steun van de Stichting tot Bevordering van de Belangen van het Rijksmuseum

De eerste zaal geeft een mooie introductie op wie de Bentvueghels waren. Eenmaal lid kon je rekenen op steun, eventueel hulp bij het binnenhalen van opdrachten en was er alle ruimte voor grappen en grollen. Zo onderging elke schilder die toetrad een ontgroeningsritueel waarna hij een bijnaam kreeg, variërend van Nestelgath (vetergat) voor de Delftse schilder Leonard Bramer (1596-1674) tot Copia (afdruk) voor de Utrechtse schilder Jacob de Heusch (1656-1701). Laatstgenoemde werd door zijn Bentbroeders plagend Copia genoemd, omdat velen vonden dat hij het werk van zijn oom te nauwgezet navolgde.

In de zalen die volgen worden leden van de Bentvueghels met hun ‘Bentnaam’ uitgelicht. Lopend door de zalen wordt duidelijk waarom de Bentvueghels zo berucht waren. Schilderijen van kroeggevechten, openbare dronkenschap en ontgroeningsrituelen: het is duidelijk dat de Bentvueghels zorgden voor opschudding en dat ze zichzelf zagen als een bende ‘wilde vogels’ die zich nergens wat van aantrok. Grote namen uit de kunstgeschiedenis passeren de revue, zoals Jan Asselijn (1610-1652) en Samuel van Hoogstraten (1627-1678), naast minder bekende namen.

De zalen zijn prachtig vormgegeven met silhouetten van Romeinse ruïnes, waar de goudgele Italiaanse landschappen van de Bentvueghels doorheen schemeren. Zo waan je je heel even in een van hun Italiaanse landschappen, maar écht dichterbij de Bentvueghels kom je niet.

Aan de oppervlakte

Bartholomeus Breenbergh, Capriccio met Romeinse Ruïnes, Sculpturen en een haven, 1650, © Carmen Thyssen Collection, Madrid and © Museo Nacional Thyssen-Bornemisza Madrid

De tentoonstelling slaagt erin om een goede indruk te geven van hoe de Bentvueghels als broederschap functioneerde, maar trekt bezoekers niet ver de diepte in. Veel schilderijen in de tentoonstelling dateren uit de periode na een Italiëverblijf van Bentleden, waardoor er aan veel schilderijen niet echt een diepgaand verhaal is gekoppeld over hun periode in Italië. Dat terwijl er juist zo veel te vertellen is over de Bentvueghels, zoals over hun vriendschappen, wederzijdse invloeden, rivaliteiten en ambities. Ook ontbrak de bekende schilder Otto Marseus van Schrieck (1620-1678), met als Bentnaam ‘de Snuffelaer’, in de tentoonstelling. Marseus van Schrieck oogstte onder tijdgenoten veel lof met zijn schilderijen van bosgrondjes, ook wel bekend als sottobosco. Hij was daarmee een pionier in zijn vak en de invloed van zijn werk is bijvoorbeeld duidelijk zichtbaar in het (latere) werk van zijn collega Bentlid Willem van Aelst (1627-1683).
Ook blijft in de tentoonstelling onderbelicht voor wie de Bentvueghels werkten. Welke Bentleden waren het meest succesvol op Italiaanse bodem? Hoe liep het eigenlijk af met de Bentvueghels die besloten om in Italië te blijven? En beloofde een Italiëreis daadwerkelijk meer roem zodra schilders na enkele jaren weer terug waren in de Nederlanden? Vragen, antwoorden en verhalen die voor bezoekers interessant kunnen zijn, maar die niet worden verteld. Ook de objectomschrijvingen in zaalteksten zijn vrij formeel en blijven daardoor erg aan de oppervlakte steken. Daardoor komen de Bentvueghels in deze tentoonstelling niet echt tot leven.

Naar Italië

Hoewel de schilderijen uit de Italiaanse periodes van Bentleden een groot gemis zijn op deze overzichtstentoonstelling, maakt de gevarieerde mix aan objecten wel iets goed. Naast schilderijen vind je in de tentoonstelling ook beeldhouwwerken, zoals gipsen afgietsels van Romeinse beelden en een kopie van de beroemde Laocoöngroep uit de Romeinse oudheid. Allemaal sculpturen waar de Bentvueghels van zouden watertanden. Door de vormgeving van de zalen en variëteit aan objecten geeft deze tentoonstelling vooral een goede globale impressie van de Bentvueghels als schildersgroep en hun interesses (binnen en buiten het schildersatelier). Maar geïndividualiseerde diepgang en verhalen ontbreken.

Kunst / Expo binnenland

Hoeren, helden en hedendaagse overwegingen

recensie: Verborgen betekenissen - SieboldHuis Leiden
Scholten Collectie

In het Japanmuseum SieboldHuis in Leiden kun je een duik nemen in de schitterende Japanse prentkunst van de late achttiende en negentiende eeuw. Het museum exposeert ruim 120 werken uit die periode, plus diverse gerelateerde objecten. Esthetisch voldeden en voldoen de prenten aan de allerhoogste eisen, maar anno 2023 roepen ze ook culturele vragen op.

Het jaar 1765 wordt algemeen gezien als beginpunt van de bloeitijd van de Japanse prentkunst, omdat toen de eerste volledige veelkleurige (brokaat)prenten werden gedrukt. Het maken van een prent was een vrij complex proces waar verschillende partijen aan te pas kwamen: uitgever, kunstenaar, houtsnijder en drukker. Op de website van het SieboldHuis en in de tentoonstelling vind je een leuke instructieve video over het totale productieproces. In de achttiende eeuw was er een gegoede burgerij ontstaan die maar al te graag bereid was om diep in de buidel te tasten voor fraaie afdrukken. Het resultaat was een heuse ‘prentindustrie’ die aan de lopende band zeer hoogwaardige prenten voor de vrije markt produceerde.

De tentoonstelling in het SieboldHuis – Verborgen betekenissen. Vrouwen en mannen in de Japanse prentkunst – zoomt in op deze creatieve explosie. Uit de jaren 1765-1865 zijn 123 topstukken geselecteerd die qua stijl en thematiek representatief zijn voor de hoogtijdagen van deze kunstvorm.

Utagawa Kuniyoshi (1797–1861), Kashiwade no Hanoshi, uit de serie Achthonderd helden van onze nationale Suikoden, vroege jaren 1830, Collectie Paul Beliën

‘Vrouwen en mannen’

In de getoonde werken herken je snel de populaire thema’s: mooie vrouwen, erotiek, historische en mythische helden en gevierde toneelspelers. Zoals de ondertitel van de expositie ook aangeeft, draait het in de eerste plaats om mensen – vrouwen en mannen. Maar in de tentoonstelling wordt gauw duidelijk dat de prentenmakers een heel specifiek beeld van die vrouwen en mannen schetsen.

In het eerste deel van de expositie zien we vooral vrouwen, en dan met name schoonheden van Yoshiwara, het erotische uitgaansdistrict van Edo (het huidige Tokyo). Terecht plaatst het SieboldHuis een kritische kanttekening bij deze prenten. Mooie afdrukken van happy hookers gaan ver voorbij aan de armoede en seksuele slavernij waar veel van de afgebeelde vrouwen onder leden. In de Japanse, masculiene standenmaatschappij waren zowel sociale als persoonlijke relaties strak gereguleerd. Prostitutie werd er alom als een normale uitlaatklep beschouwd, maar dit neemt natuurlijk niet weg dat de beeldvorming op de prenten zeer eenzijdig is. Iets wat je trouwens evengoed van moderne porno kunt zeggen.

Mannen zijn in de prenten verbonden aan de strijd of het toneel. Ze zijn vaak afgebeeld als historische of mythische helden en daarbij uitgedost met fraaie tenues en wapens. Ook prenten van beroemde acteurs waren zeer geliefd en werden massaal gedrukt. Actrices zijn nergens te bekennen in dit gedeelte, want acteren was alleen toegestaan voor mannen. Zij speelden desnoods ook de vrouwenrollen.

Doorspekt met betekenissen

De prenten zijn in een goede conditie en vele zien eruit alsof ze gisteren zijn gedrukt, verfijnd in tekening en kleur. Interessant is dat ze vaak ook doorspekt zijn met min of meer verborgen betekenissen. Tijdgenoten konden er allerlei verwijzingen in vinden naar bijvoorbeeld bekende verhalen, gedichten of toneelstukken. Soms is er ook sluikreclame in gestopt, zoals voor een bepaald gezichtspoeder. Wij herkennen hier natuurlijk weinig van. Gelukkig heeft het SieboldHuis veel werk gestoken in verklarende teksten bij de prenten. Dit brengt weliswaar het nodige leeswerk met zich mee, maar het geeft de zeer verzorgde expositie een waardevolle verdieping. Een mooie en tot nadenken stemmende tentoonstelling.

 

Theater / Voorstelling

Provocatief staaltje kunst

recensie: Nouveau Fuck – Cat Smits Company

‘Ongemak’, zegt de vrouw op de eerste rij. ‘Dat kwam in me op tijdens het kijken naar de uitvoering.’ Het publiek gaat in gesprek met actrices Meike van den Akker en Cat Smits over hun toneeladaptatie van het manifest Nouveau Fuck van Stella Bergsma. Maanden geleden sloten de actrices zichzelf op in een vissersdorpje in Noorwegen om een voorstelling tot stand te brengen die gaat over ‘buiten de norm vallen’ in onze maatschappij en die zich in het bijzonder richt op de rol van de vrouw binnen dat geheel. Ondanks de haast poëtische boodschappen die zo nu en dan klinken, de eerlijke inkijk in hun onzekerheden en een prachtig decor, rest vooral de vraag: waar heb ik in godsnaam naar zitten kijken? Het antwoord daarop laat zich niet makkelijk formuleren.

Gezocht: triggerwarning

foto: Thomas Brand

‘Wie wil er nu gaan?’, vraagt Van den Akker na de eerste scène, waarin Cat Smits zojuist een levensgrote clitoris bevredigde. Even draaien enkele vertwijfelde hoofden zich naar elkaar om, maar niemand maakt aanstalten om daadwerkelijk de zaal te verlaten. Iedereen weet in ieder geval: ‘Wees gewaarschuwd, dit was nog slechts het begin…’ De scènes lijken niet alleen toe te nemen in geluidsvolume, maar ook in intensiteit. Iedere scène is weer een losse voorstelling op zichzelf en gaat over een geheel andere invalshoek. De actrices deinzen er niet voor terug om ook heftige onderwerpen te behandelen: zo voel je hoe de krampen in je lichaam toenemen wanneer een ongemakkelijke dans met een pop eindigt in een verkrachting. Vervolgens verwordt het slachtoffer tot een ‘dierlijk’ wezen dat leuzen als ‘Hoer!’ en ‘Slet!’ naar haar hoofd geslingerd krijgt. Tijdens het aanschouwen, kan het zomaar gebeuren dat je dieper in je stoel wegzakt. Het is niet de enige confrontatie die je voor ogen krijgt. Een triggerwarning was wellicht op zijn plaats geweest… Aan het einde van deze ‘poppenkast’ geven de twee artiesten aan dat ze de keuze voor een disclaimer volledig overlaten aan de locatie waar ze optreden. Wat maakt dat je de ene toeschouwer wel en de andere niet behoedt voor het eventueel komen bovendrijven van traumatische herinneringen?

Protest à la Extinction Rebellion

Vrolijk kun je de voorstelling geenszins noemen. De zorgen over diverse onderwerpen buitelen over elkaar heen en de actrices praten ook over hun eigen innerlijke onrust. Wanneer ze praten over innerlijke en uiterlijke worstelingen, zoals ‘een grote kont’ en ‘spillenbenen’, roept het herkenning op. Wie mag bepalen of je wel of niet kwetsbaar mag zijn? Wie zegt dat je je niet onzeker mag uitlaten over lichamelijke gebreken? De twee geven zich niet alleen figuurlijk, maar ook letterlijk bloot. ‘Als ik de stem van mijn moeder in mijn oor voelde – “Cat, is dat niet te bloot?” – dan wilde ik het juist doen,’ zegt Smits over de keuze om in haar lingerie over de podiumvloer te kruipen. De poster was natuurlijk al een zekere voorbode over wat komen ging: de tepel op de poster staat niet in verhouding tot al het naakt in de voorstelling. Op een gegeven moment lijkt het alsof de actrices onderdeel uitmaken van Extinction Rebellion als ze naakt met protestborden op de bühne staan om hun kritiek ten gehore te brengen.

Een nieuw ‘vrouwtype’

Wat hun protestgeluid precies is, is moeilijk onder woorden te brengen door de harde muziek en het onbegrijpelijke ronddartelen. En dat geldt niet alleen voor deze ene scène: met zoveel gefragmenteerde beelden die worden voorgeschoteld, is het lastig om de ‘rode draad’ te volgen. Na, voor én tijdens iedere scène komt die prangende vraag weer bovendrijven: wat is nu precies de boodschap, dé intentie van deze mix van woorden en spel? Het zou enorm helpen om iedere bezoeker bij zijn of haar ticket een kopie van het manifest van Stella Bergsma mee te geven. De enige écht duidelijke momenten – en ook meteen de meest diepzinnige – zijn die waarop de stem van Bergsma spreekt (via de speakers, niet in levenden lijve) en ze allerlei wijze boodschappen uit haar manifest naar voren brengt. Dit gebeurt via een levensgrote mond, die Van den Akker en Smits laten meebewegen op de stem van Bergsma.

Schijt aan alles!

Wie Bergsma’s woorden aan elkaar knoopt, kan het beschouwen als didactische poëzie. De slotsom is dat Van den Akker en Smits als twee ‘losgeslagen’ vrouwen laten zien dat wij vrouwen ook meer schijt mogen hebben. Schijt aan het hokje waarbinnen wij ongevaarlijk, vol mededogen, beschaamd en bescheiden moeten leven. Het toneelstuk biedt een nieuwe, radicalere vorm van feminisme: laat zien hoe gevaarlijk je bent. Bijt! Schuur! Toon hoe geil, vies, woedend en slecht wij vrouwen kunnen zijn. Oftewel: beste maatschappij, maak plaats voor een nieuw type vrouw. Van den Anker en Smits zijn duidelijk pleitbezorgers van deze nieuwe ‘radicale’ vrouw. Samen met hen staat er nog een derde ‘vrouw’ op het podium: de pop wiens mond letterlijk ‘gesnoerd’ is, omdat zij er geen heeft. Ze helpen deze pop om tot grotere hoogten te stijgen (ze tillen de pop steeds hoger op in een rode jurk) en iets te bereiken wat zovelen niet gegund wordt: de vrouwen staan klaar voor een andere vrouw en helpen haar om weer uit het ‘slijk’ te komen en weer op te bloeien als mens. Het doet denken aan de bekende quote: ‘We rise by lifting others’. Het podium biedt hierbij een helpende hand. Het decor is prachtig vormgegeven door Elze van den Akker en vormt een mooi geheel met het beeldmateriaal van Thomas Brand. De schreeuwerige dialogen staan in een interessant contrast met de klassieke muziek die Wim Selles heeft gekozen.

Van den Akker en Smits hebben een zeer opmerkelijk toneelstuk georkestreerd. Het betreft een voorstelling waarmee ze iedereen willen aanspreken. De vraag is of dat gaat lukken. Staat de wereld al open voor zo’n radicale versie van de vrouw? Als er al zoveel ophef is om een ietwat uitdagende poster (die overigens wel goed werd ontvangen in Noorwegen waar het toneelstuk ook op de planken is én wordt gebracht), wat zegt dat dan over de normen en waarden in Nederland? Het is zeker goed om de denkbeelden van je publiek op te rekken. Als het echter op zo’n radicale manier gebeurt, is het altijd maar de vraag of je mensen aan je kunt verbinden of slechts van je kan afstoten. Het oordeel mag je zelf vellen. De voorstelling is vanaf 24 mei twee weken lang als lunchvoorstelling te zien in theater Bellevue. Sta je klaar voor een turbulente avond, waarin een nieuw vrouwtype wordt gepresenteerd?

Kunst / Expo binnenland

Geen vlieg op de muur

recensie: Susan Meiselas in FOMU Antwerpen

De tentoonstelling Mediations in het Antwerpse Fotomuseum focust op een aantal reeksen uit de vijftigjarige carrière van Susan Meiselas. Deze expo toont hoe Meiselas er meesterlijk in slaagt empathie en grotere politieke actie aan elkaar te koppelen in haar werk.

Mediations vangt op lichte toon aan, met de portretten die Meiselas over een periode van vijftien jaar (1975-1990) maakte van een groepje vriendinnen in Little Italy, New York. Vanaf het begin valt op dat ze de mensen die ze fotografeert ook een stem wil geven; ze maakt audio-opnames van interviews met hen en laat hen reageren op hun eigen portret, zoals in de reeks 44 Irving Street. Zelf geeft de fotografe te kennen dat ze steeds op zoek is naar manieren waarop fotografie een dialoog kan worden: “Er is altijd dat ongelijke machtsevenwicht. Hoe doorbreek je dat?[1]

[1] Susan Meiselas, https://fomu.be/expos/susan-meiselas-mediations.

We are people with feelings

Lena on the Bally Box, Essex Junction, Vermont, 1973 © Susan Meiselas / Magnum Photos

In de volgende ruimte wordt de expo al wat ruwer, met de beelden uit de reeks Carnival Strippers die tevens in boekvorm verscheen. Ook in deze reeks bleef Meiselas meerdere jaren in de buurt van de vrouwen die ze fotografeerde. Frappant zijn de portretten van Lena op haar eerste dag als stripper en, twee jaar later, tijdens haar derde seizoen als stripper. Deze opeenvolging van beelden zonder verdere duiding geeft de bezoeker het onbehaaglijke gevoel iets van de veronderstelde miserie van het stripper-zijn te projecteren op Lena, alsof ze in die twee jaar tien jaar ouder zou zijn geworden.

Lena zelf schreef in een brief aan de fotografe dat ze het maken van het boek over ‘the girls’ belangrijk werk vond, omdat men zo de vaak slecht begrepen en fout gerepresenteerde mensen achter de strippers kan ontmoeten. “We are people with feelings. We have a heart, and a brain. We breathe, we fuck, we sleep, we need to eat,” schrijft ze in een groot, onregelmatig handschrift met veel agressieve doorhalingen. Mensen als mensen tonen, het lijkt de kern van Meiselas’ fotografische project. Ook in haar latere, meer politiek geëngageerde werk zal het belang van persoonsnamen in haar werk overeind blijven.

Het leven van een beeld

Zo ging ze tien jaar nadat ze de bekende foto van de tot dan toe anonieme ‘Molotov Man’ nam opnieuw naar hem op zoek en liet ze hem op video getuigen over zijn tot icoon verworden actie tegen het dictatorschap in Nicaragua; een beeld dat zo in het collectieve geheugen staat geprent dat velen de oorsprong ervan wellicht niet meer kennen. Meiselas ging op zoek naar alle mogelijke recuperaties van de foto die zij in 1979 maakte en die er mee voor zorgden dat het beeld in het publieke geheugen gegrift werd. Ze vindt haar Molotov Man in eindeloze variaties terug in de vorm van street art, monumenten en op t-shirts.

Sandinistas at the walls of the National Guard headquarters, ‘Molotov Man’, Estelí, Nacaragua, 1979 © Susan Meiselas / Magnum Photos

Ook haar andere foto’s van de revolutie in Nicaragua worden in grote getale overgenomen en getoond door de massamedia. Haar fascinatie voor die eindeloze reproducties lijkt vele malen groter dan haar frustratie over het kapen van haar beeld, al uit ze wel een bezorgdheid over de keuzes die media nemen wanneer ze een bepaald beeld, vaak ontdaan van context, tonen in plaats van een ander. Het zien van die foto’s in verschillende contexten roept belangrijke vragen op over de impact van beelden.

Een foto van een vrouw die met haar zoontje aan de arm wegrent van een bom heeft, ingekaderd in een wit passe-partout, iets bijna contemplatiefs, alsof we een in de tijd bevroren deel van iemands leven zien. Dezelfde foto, paginagroot afgedrukt en omgeven door tekst en andere beelden van de revolutie, heeft niets meer van die afstand die de foto als kunstwerk heeft. De foto doet een appèl op de toeschouwer. Het stemt tot denken over de macht van beelden en over het machtsmisbruik dat kan ontstaan wanneer een beeld niet in de juiste context wordt geplaatst.

De fotograaf als getuige

Het laatste en meest heftige deel van de tentoonstelling vangt aan met Saddam Husseins genocide op Iraakse Koerden en mondt uit in het tot op heden verder lopende project akaKURDISTAN waarin Koerden over de hele wereld een collectieve identiteit opbouwen aan de hand van hun herinneringen – of het gebrek daaraan, want veel Koerdische families vernietigden uit veiligheidsoverwegingen hun fotoalbums.

Waar fotografen vaak observator blijven, is Meiselas een kunstenaar die actief ingrijpt in wat haar bezighoudt. Zo is ze als fotograaf aanwezig bij de opgraving van massagraven in Noord-Irak en legt ze de hartverscheurende stillevens vast waarin opgegraven kleding een graf herkenbaar moet maken voor eventuele nabestaanden. Door het visueel zichtbaar maken van de graven en massagraven valt het geweld tegen de Koerden niet meer te ontkennen en worden families in staat gesteld te rouwen over hun vermoorde dierbaren.

Susan Meiselas stelt zichzelf en haar camera zowel op macro- als op microniveau ter beschikking van degenen die ze voor haar lens haalt. Haar eigen vraag of ze erin slaagt in dialoog te gaan met haar subjecten is moeilijk te beantwoorden, maar vast staat dat in Meiselas’ werk het leven en de kunst in uitzonderlijk nauw contact staan met elkaar. De tentoonstelling is nog tot 04/06/2023 te bezoeken in FOMU Antwerpen.

Film / Films

Een visuele belevenis vol emotionele diepgang

recensie: Avatar: The Way of Water

Het tweede deel van Avatar, The Way of Water, biedt een drie uur durend spektakel dat de kijker versteld doet staan, ondanks sommige minder sterke dialogen en voorspelbaar taalgebruik. In vergelijking met de eerste film is het tweede deel verbeterd door de toevoeging van meer emotionele diepgang.

The Way of Water (Avatar 2) maakt grote sprongen in de verhaallijn ten opzichte van de eerste film. De focus ligt nu op de kinderen van Jake Sully en Neytiri. Het verhaal volgt de kinderen terwijl ze op avontuur gaan na een verzoek van de Metkayina-waterstam. Dit doet de Sully-familie om daar onderdak te krijgen. De fluorescerende bossen van Pandora zijn niet meer veilig, dus wordt het verhaal nog spannender.

Avatar’s nieuwe film brengt bekende gezichten terug

Eén van de nieuwe personages in de film heet Kiri en wordt gespeeld door actrice Sigourney Weaver. Het is opmerkelijk dat Weaver, die in de vorige film stierf, terugkeert als een 14-jarig personage. Ook opvallend is de terugkeer van de schurk, kolonel Quaritch. Het is raadzaam om de eerste Avatar nog eens te bekijken voordat je The Way of Water gaat zien, aangezien Quaritch in deze film meer kleur heeft gekregen. Het is duidelijk dat regisseur James Cameron meer diepte aan de personages heeft gegeven, niet alleen op visueel gebied, maar ook qua karakterontwikkeling.

Doordat ze thema’s behandelen als liefde, verdriet, hoop en verlies, kan de kijker zich makkelijk identificeren met de personages en hun emoties. Er is bijvoorbeeld een ontroerend subplot waarin een personage rouwt om het verlies van zijn geliefde, en een ander worstelt met het accepteren van haar eigen identiteit. Deze emotionele lagen maken de film niet alleen boeiender om naar te kijken, maar geven ook meer betekenis aan de acties van de personages.

Technische hoogstandjes en verbluffende onderwaterscenes

Cameron levert geen film af totdat deze tot in de kleinste details perfect is. Hij wachtte zelfs dertien jaar bij Avatar 2, om zeker te zijn van een grensverleggend resultaat. Techniek is niet het belangrijkste aandachtspunt in deze film, maar elk frame is perfect afgewerkt zonder noodzaak tot verdere verbetering. Als Cameron belooft om de grenzen van cinema te verleggen, dan weet je zeker dat je niet teleurgesteld zult worden.

Avatar: The Way of Water, Copyright The Walt Disney Company 2022

De vele onderwaterscenes in Avatar 2, vol met buitenaardse wezens, zijn indrukwekkend. De hyperrealiteit ziet er zelfs zo perfect uit dat het bijna te veel van het goede is. Voor de ultieme beleving is het aan te raden om een paar euro meer uit te geven voor 3D en een hoge frame rate-projectie. Hierdoor zullen zelfs de onderwateromgevingen in dierentuinen na dit bioscoopbezoek teleurstellend overkomen.

Acteurs als Kate Winslet en Sam Worthington speelden hun scènes in watertanks voordat ze door computertechnologie omgetoverd werden tot de blauwe Na’vi-bewoners. Het is nog indrukwekkender wanneer deze blauwe bevolking samenkomt met aardse personages op het scherm. Terwijl in de eerste film uit 2009 nog wat onzekerheid was over de digitale effecten, is de tweede Avatar een bevestiging van de technische verbeteringen. Na jaren van kritiek op de matige en gewichtloze effecten in veel superheldenfilms, herstelt deze film het vertrouwen in digitale trucages in één klap.

Visie van Cameron op milieu en samenleving

Het new age-gepraat over bomen en water met spirituele energiebanen is er nog steeds. Zelfs de grootste milieuactivist zal nog steeds lachen om de manier waarop James Cameron het publiek aanspreekt op haar milieubewustzijn. Zijn films hebben altijd een speelse manier van het aan de orde stellen van normen en waarden. Cameron schildert een vrij traditionele samenleving, waarin gezinsverbanden centraal staan. Maar ook als je niet tegen conservatisme kunt, blijkt de bioscoop toch weer een sterke portal naar een andere wereld.

Film / Films

Een film zacht als groen fris Iers glooiend gras

recensie: The Banshees of Inisherin
The Banshees of InisherinCopyright 2022 Searchlight Pictures

The Banshees of Inisherin vertelt over een vriendschap die verzandt op de kusten van een fictief Iers eiland. Twee voormalige vrienden verzeilen in een absurde strijd om vriendschap en erkenning.

Colin Farrell en Brendan Gleeson spelen weer een interessant duo zoals in de debuutfilm In Bruges (2008) van regisseur Martin McDonagh. Regisseur McDonagh biedt de kijker met The Banshees of Inisherin een Oscarwaardige film.

Wachten op het onvermijdelijke

Colm – ook wel ColmSunnyLarry genoemd – voelt de tijd voorbijdrijven. Hij wil enkel nog muziek componeren met zijn viool en hij wil geen tijd meer besteden aan saaie gesprekken met zijn vriend Pádraic. Terwijl hij een einde maakt aan de vriendschap met de simpele ziel, speelt hij vol passie elke avond muziek in de enige pub op het eiland.

In de verte hoor je kanonschoten weerklinken vanaf het vaste land: de Ierse Burgeroorlog is volop aan de gang. Het eiland lijkt wel afgesloten te zijn: omgeven door een stolp waarin de buitenwereld nauwelijks kan binnentreden. In deze idylle wordt de eenvoud doorbroken door een vriendschap die op de klippen loopt. Beide vrienden durven niet meer toe te geven dat ze ondanks hun verschillen toch niet zonder elkaar kunnen.

Even melancholisch als een Ierse stout

De impasse tussen een simpele man die vooral met zijn dieren bezig is en een melancholische zolderkamerfilosoof die alleen maar componeren wil, mondt uit in absurde situaties. En net in het absurde schuilt realisme.

Het zijn juist de knotsgekke gebeurtenissen die leiden tot reflectie. Een dronken gesprek tussen twee voormalige vrienden verandert in poëzie. Iedereen op het eiland lijkt zich te vervelen. En wanneer het kookpunt bereikt is, wanneer een impasse de gemeenschap doet opschudden, ontstaat er iets moois. Juist dan, ontstaat poëzie. Net als bij een gedicht, vul je zelf de betekenis aan en interpreteer je. Net als bij een gedicht, weet je dat je naar poëzie kijkt, al kan je niet benoemen waarom.

‘God geeft niet om kleine ezels’

Regisseur Martin McDonagh laat de situatie meer en meer ontsporen. Net zoals in zijn vorige film Three Billboards Outside Ebbing, Missouri (2017) vertrekt de film met een simpel hoofdplot en escaleert de beginsituatie. Het dispuut tussen twee vrienden zorgt voor zoveel vraagstellingen, maar ook humoristische situaties.

Naast de schitterende dialogen, is ook het acteerwerk van hoog niveau. De zus van Pádraic, gespeeld door Kerry Condon, en de dwaze Dominic, vertolkt door Barry Keoghan, vullen de twee protagonisten perfect aan en geven kleur aan het tragikomische verhaal.

Kortom: The Banshees of Inisherin verdient alleen maar applaus. Na de release verschenen er terecht vele positieve recensies. De hoge verwachtingen werden niet alleen ingelost, maar zelfs overtroffen. De film toont wat een film moet zijn: meeslepend en doorspekt met inhoud en symboliek die je als kijker zelf moet invullen.

 

Gezien in: Cinema Zed Vesalius, Leuven

Nog te zien tot: 28 februari 2023

Boeken / Fictie

Niet voor het slapengaan

recensie: De gevaren van roken in bed - Mariana Enriquez

Wat moet je met een dode baby die je achtervolgt? Omzwachtelen en meedragen. Wat als je favoriete rockster na het album Vlees zichzelf doodt? Hij fluisterde zelf al het antwoord: ‘Drink dan uit mijn ogen.’

Het begint al gelijk in de stijl van het boek. Zoals de personages van Mariana Enriquez verdwijningen meemaken, verdwijnt ook het eerste recensie-exemplaar dat de uitgever mij toestuurde ergens in de verborgen wereld van de posterijen. Zelf zagen zij daar ook wel de symboliek van in. ‘Het is een duister boek maar het boek zelf is blijkbaar ook verduisterd…’, stuurde De Bezige Bij met het tweede exemplaar mee. Ik troost mij met de gedachte dat er nu ergens een bezorger in gestolen pauzemomenten geniet van deze verhalen.

Waar de horror begint

Verdwijningen, vermissingen, bijna elk personage in de verhalen uit deze bundel moet zich tot een gemis verhouden. Al eerder is de lijn getrokken van de geschiedenis van haar geboorteland naar de verhalen van de Argentijnse schrijver. In het laatste verhaal uit de bundel Toen we met de doden spraken, is het essentieel voor de betrokkenen om een vermist familielid of vermiste vriend te hebben. Juist degene zonder trekt aan het kortste eind. Soms wordt Enriquez zelf moe van de politiek in haar verhalen: ‘(…)verdwijningen, dictatuur, politiegeweld, geweld tegen vrouwen, het is onontkoombaar. Maar ik wilde eraan ontsnappen’, vertelde ze eerder op het Edinburgh International Book Festival (link), over een andere bundel met haar verhalen De dingen die we verloren in het vuur (AtlasContact, 2017). Maar zelfs als ze probeert over een van haar vrienden te schrijven, vindt de geschiedenis een weg erin, als planten die maar blijven terugkomen.

De horror is niet iets dat ontstaat wanneer de personages tot leven komen, wanneer het verhaal op gang komt. Het is eerder andersom, in de meeste gevallen is de wereld al verschrikkelijk en zijn de personages daarin terechtgekomen. De verhalen starten daar wanneer de personages in die wereld moeten leven, en dat proberen zo kwaad als dat gaat. Toch lijkt het ze ook goed af te gaan, sommigen althans. Zo gezien zou je het kunnen interpreteren als verhalen over leven in een verschrikkelijk wereld, die angstwekkend veel lijkt op de onze behalve dat de verhalen duidelijker maken waar de horror begint.

Wachten op een doorbraak

In klare zinnen zet Enriquez haar personages snel neer. Binnen enkele alinea’s of een pagina zijn de verhalen op gang gekomen en ontvouwen zich daarna verder. De heldere structuur (begin, midden, wendingen, eind) doet de verhalen tot hun recht komen. Er worden wel dingen achtergehouden en er is genoeg spanning, maar het wordt lezers niet extra moeilijk gemaakt. Misschien juist als tegenhanger voor de inhoud.

De verhalen zijn sterk, stuk voor stuk. Internationaal bejubeld – de bundel haalde de shortlist van de International Booker Prize – maar in Nederland nog niet doorgebroken. Vergeleken met Nederlandse korte verhalen is dit werk anders dan gebruikelijk, er zit meer magie in, meer politiek zonder dat het een aanklacht is, en de opbouw en helderheid zijn anders dan je bij de meeste korte verhalen van Nederlandse schrijvers vind. Hopelijk komt er een heruitgave van haar eerdere verhalen of vertalingen van nieuwe verhalen.

En het gevaar van roken in bed? Lees het boek.

Muziek / Reportage
special: Vriendenrepetitie Concertgebouworkest
ConcertgebouworkestFoto: Marco Borggreve

Verhalende muziek

Opeens schalt het Lang zal ze leven door de zaal van het Amsterdamse Concertgebouw, gespeeld door een enorme hoeveelheid koperblazers. Het was paukenist Tomohiro Ando van het Koninklijk Concertgebouworkest (KCO) die als jarige de eer te beurt viel.

Zelden zitten er zoveel koperblazers op het podium als bij Eine Alpensinfonie (1911-’15) van Richard Strauss. En bij het begin staan er ook nog eens vijf op de gang als Fernorchester, om zich later statig dalend vanaf de trap bij hun collegae op het podium te voegen.
De eerste uitvoering van dit symfonische gedicht van meer dan drie kwartier lang, vond plaats in 1916 onder leiding van Willem Mengelberg. Een week later dirigeerde de componist het zelf. ‘Nog steeds wordt uit de bladmuziek van toen gespeeld’, vertelde Klaus Mäkelä die de Vriendenrepetitie leidde, tijdens een kort interview achteraf.

In het totaal zijn er maar liefst 16.000 vrienden van het Concertgebouw en het Concertgebouworkest, die een paar keer per jaar de gelegenheid krijgen tegen een vriendenprijsje enkele repetities van het KCO bij te wonen. Men moet vroeg uit de veren en winderig weer trotseren, maar tot 9.30 uur kan men zich opwarmen aan een kopje koffie of thee. Dit keer waren er extra veel vrienden aanwezig, want niemand minder dan Klaus Mäkelä leidde het geheel, dat hij omschreef als een generale repetitie. Al ontbrak een werk: het aan hem opgedragen Aino (2022), ook een symfonisch gedicht, deze keer van Jimmy López Bellido.

Klaus Mäkelä

Klaus Mäkelä

Foto: Marco Borggreve

Mäkelä is chef-dirigent van het Oslo Filharmonisch Orkest, muziekdirecteur van het Orchestre de Paris en sinds het seizoen 2022-‘23 artistiek partner van het KCO, waarvan hij in 2027 chef-dirigent zal worden. Hij studeerde bij de grote Finse docent orkestdirectie Jorma Panula aan de Sibelius-Academie in Helsinki en speelt ook cello op hoog niveau.
Hij ontlokt een heldere, transparante klank aan het orkest, een heel zeldzame keer zelfs iets ongepolijst. Zijn gebaren zijn het ene moment breed, dan weer klein en soms beweegt hij zelfs nauwelijks. Hij werkt intensief maar komt relaxt over. Dat vraagt hij ook van de musici, want de enige keer dat hij iets over het Eine Alpensinfonie spelende orkest iets riep, verstond ik ‘Relax!’ tegen de cellogroep.

Strauss en Bloch

Het werk van Strauss werd in een keer geheel gespeeld, daarna begon het polijsten en werden de laatste puntjes op de i gezet. Van achteren naar voren: van het slotakkoord van de koperblazers, waarbij vooral op de onderlinge stemming werd gelet en later met de strijkers erbij, van aan het begin en weer terug.

Na de pauze werd Schelomo (1915-’16) van Ernest Bloch gerepeteerd, een Hebreeuwse rapsodie voor cello en orkest. De soliste was niemand minder dan Sol Gabetta, een Argentijnse van Frans-Russische afkomst die reeds meerdere keren met het KCO optrad. Op het moment dat ze er even uitvloog, zong Mäkelä heel ad rem de ontbrekende frase voor haar.
Aan het werk van Bloch werd aanmerkelijk meer geschaafd dan aan dat van Strauss, waarvan onlangs nog een nieuwe CD verscheen (RCO Live). Die kwam tot stand onder leiding van de inmiddels overleden oud-chef-dirigent Mariss Jansons. De compositie van Bloch stond dan ook in 2012 voor het laatst op de lessenaars. Er werden met potlood aantekeningen in de partijen gemaakt en andere weer uitgevlakt. Er was onderling overleg en er werden aanwijzingen gegeven door de aanvoerders van de verschillende orkestgroepen. Waarbij opvallend genoeg de concertmeester niet die van het KCO was, maar Joris van Rijn, concertmeester van het Radio Filharmonisch Orkest. Misschien had de griep toegeslagen, wie weet.

Vraaggesprek

In de zaal zelf werd de hele ochtend haast kuchvrij geluisterd door al aardig wat aanwezigen alvorens het korte vraaggesprek begon. Daarvoor hadden de Vrienden vragen kunnen insturen. Ook 8WEEKLY had van die gelegenheid gebruik gemaakt. De vraag in kwestie kwam overigens niet aan bod, maar indirect kwam er toch een hint richting antwoord.
De vraag ging over de samenstelling van het programma: Strauss – Bloch. Wat was de diepere achtergrond van deze op z’n zachtst gezegd spannende combinatie? In het programmaboekje dat bij de ingang van de zaal lag, stond dat verhalende orkestwerken de bindende factor was geweest bij de samenstelling van dit programma. Niets meer en niets minder.

Triangle-of-Sadness_st_4_jpg_sd-high_Photo-by-Fredrik-Wenzel-Copyright-Plattform-Produktion
Film / Films

Kommer op zee

recensie: Triangle of Sadness – Ruben Östlund
Triangle-of-Sadness_st_4_jpg_sd-high_Photo-by-Fredrik-Wenzel-Copyright-Plattform-Produktion

De uitdrukking triangle of sadness verwijst in de film naar het treurig ogende driehoekje tussen de gefronste wenkbrauwen en het neusbotje van een jong mannelijk model (Lewis). Maar eigenlijk is de hele film een Bermudadriehoek van triestheid waarin zo ongeveer alle ideeën over menselijke beschaving schipbreuk lijden. Ja, er kan best veel gelachen worden, maar vrolijk wordt het nooit.

Regisseur Ruben Östlund maakt het liefst ‘ongemakkelijke’ films voor mensen met een sterke maag. Zijn laatste productie, Triangle of Sadness (2022), is rijkelijk voorzien van kots en stront maar sleepte mooi wel een Gouden Palm in de wacht in Cannes. Hij roert kennelijk iets aan, zijn filmkunst prikkelt. De vraag is: heeft hij ook echt iets te zeggen?

Het verhaal is niet zo ingewikkeld. We beginnen met een flashy casting waar we kennismaken met het jonge model Lewis. Lewis blijkt al snel te daten met een populaire influencer die denkt dat alles voor haar betaald wordt, Yaya. In het eerste bedrijf zitten we bij Lewis en Yaya aan tafel in een flashy restaurant terwijl ze ongemakkelijk kibbelen over wie de rekening betaalt. ‘Talking about money is not sexy’, brengt Yaya in. Echt romantisch wordt het niet meer die avond.

Cruising away

Gelukkig heeft Yaya meer pijlen op haar boog. Zij en Lewis kunnen – gesponsord natuurlijk – in het tweede bedrijf mee op een exotische cruise. Aan boord treffen we verder een keur aan nouveau riche gasten – veel kapitaal, weinig ontwikkeling – en een bemanning die helemaal gaat voor de ultieme dienstbaarheid (lees: vette fooi). Dat de kapitein een alcoholistische socialist is, compliceert de reis wel een beetje. Maar geen nood, op het befaamde ‘kapiteinsdiner’ staat hij zijn mannetje wanneer hij geconfronteerd wordt met een ernstige klacht over de smoezelige zeilen op het cruiseschip. ’This is a motorized vessel’.

Helaas is het diner wel gepland op een onstuimige dag. Is het het voedsel of zijn het de golven? Hoe dan ook, de misselijkheid slaat ongenadig toe. Terwijl het schip alle kanten op klotst, legen de arme/rijke passagiers zowel van boven als van onderen vol overgave hun geplaagde magen. Heen en weer glijdend door de derrie klampt een oud dametje zich vast aan de toiletpot. In de gang zitten radeloze gefortuneerden in reddingsvesten te wachten op de Apocalyps. Een rijke Rus die fortuin heeft gemaakt met mestverkoop – ‘I sell shit’ – maakt zich meester van de intercom en waarschuwt de opvarenden sardonisch voor een vreselijke schipbreuk. Er kan best veel gelachen worden.

Trits machtsverhoudingen

Nog hilarischer wordt het wanneer het schip inderdaad vergaat en een select groepje overlevenden aanspoelt op een (ogenschijnlijk) onbewoond eiland. Meteen wordt duidelijk dat de rollen hier helemaal zijn omgedraaid. Alleen de Filipijnse toiletjuffrouw blijkt zich in de nieuwe situatie goed te kunnen redden. Ze kan vuur maken, ze kan vissen vangen met haar blote handen, kortom het hele zwikje is volkomen van haar afhankelijk. Al gauw roept zij zich met ieders instemming uit tot nieuwe kapitein. Volgens influencer Yaya gloort er een mooi, rechtvaardig matriarchaat. Maar het lachen vergaat haar al snel wanneer de nieuwe boss haar knappe vriendje Lewis uitkiest als seksslaaf.

Arm versus rijk, ondergeschikte versus baas, vrouw versus man … Uiteindelijk wordt de hele trits machtsverhoudingen door regisseur Östlund vakkundig op de hak genomen. Voor zover de weinigen die het zullen overleven – de redding is veel dichterbij dan ze weten – nog illusies koesterden over onze beschaving, zijn ze die aan het eind wel helemaal kwijt. De film van Östlund is een absolute aanrader voor liefhebbers van zwarte humor. Maar zijn bijna nihilistische kijk op de mensheid levert weinig nieuwe inzichten op. Dat we collectief in staat zijn een hoop triestheid te veroorzaken, wisten we al. En dat we daar soms maar beter om kunnen lachen ook.