Tag Archief van: landscape

Boeken / Fictie

‘In balkenbrij is alles mogelijk.’

recensie: Het ultieme recept van Torgny Lindgren

Vanaf de foto op de achterkant van Het ultieme recept kijkt schrijver Torgny Lindrgen de lezer wijs, of beter eigenwijs over zijn bril aan. Hij heeft vriendelijke lach- en denkrimpels en in zijn ogen ligt niet alleen humor en vriendelijkheid, maar ook ironie. Het is een fijne foto om naar te kijken, je voelt je direct thuis bij deze intelligente blik. En zo is eigenlijk het boek zelf: vriendelijk, ironisch, grappig en intelligent.

Verboden te schrijven

Als een Zweedse correspondent van een krant ontslagen wordt wegens beschuldiging van het schrijven van verzinsels en leugens, vat hij zijn schrijfverbod letterlijk op: tot de dood van de hoofdredacteur schrijft hij geen letter, geen zin en geen leesteken meer. Pas vijftig jaar later, als hij inmiddels in een verzorgingstehuis woont, overlijdt de hoofdredacteur en begint de man weer met schrijven. Hij schrijft verder aan het bericht waaraan hij vijftig jaar eerder was begonnen. Het is een artikel over twee vreemdelingen in een dorp: een textielverkoper die leeft onder de naam Robert Maser, maar eigenlijk de Duitse oorlogsmisdadiger Martin Bormann is, en de voor de alom aanwezige tuberculose immune leraar Lars Högström. Beiden hebben een voorliefde voor balkenbrij, een lokaal gerecht van voornamelijk orgaan- en afvalvlees, en ze gaan op zoek naar de beste bereiding ervan.

Het leven is…

Het ultieme recept is het licht absurdistische verslag van een zoektocht. Een zoektocht naar de perfecte balkenbrij, maar ook naar een recept voor het leven. De schrijver wordt namelijk tijdens het schrijven van het bericht steeds sterker en vitaler, hoewel hij al 107 jaar oud is. Voor hem is het leven schrijven, het is een noodzaak, het enige dat echt bestaat. En daarmee is Het ultieme recept ook een boek over waarheid en fictie. “Hij schreef uit zijn herinnering, de herinnering is de enige werkelijkheid die er is.” Maar: “De fantasie is [ook] mijn herinnering.” Het gaat niet om wat goed of fout is, waar of onwaar. Zo zit het leven niet in elkaar.

Melancholie

~

Het boek is doordrenkt van een soort gelaten melancholie: je moet doen wat je moet doen, en verder zul je het wel zien. “Iets begrijpen is niet eenvoudig, zei Bertil. En niemand weet of het helpt. Als het verstand rijpt, neemt het genoegen met zichzelf.” Het leven in Het ultieme recept heeft geen zin, de personages hebben geen doel in het leven en dat uit zich ook in de vorm van het boek: het is eigenlijk een mooie verzameling kleine waarheden over het leven. Bijvoorbeeld: “Je moet nooit je aandacht laten ontsnappen en onverschillig worden, zei Bertil. Dat kan gevaarlijker zijn dan wat dan ook.” Of: “Als ik denk aan alles wat ik echt heb gezien, dan word ik duizelig en draaierig, geen mens heeft de kracht om in ernst stil te staan bij wat hij heeft gezien.” Maar er straalt ook een zekere levenskracht uit het boek. De waarde van het leven zit in de kleine dingen, en niet in het grote verhaal of in een groter geheel van een godsdienst.

Charme

Lindgrens stijl is wat afstandelijk, passend bij de licht melancholische sfeer en de donkere Zweedse winters (vier in een jaar, volgens het boek). Hij beschrijft op licht ironische toon hoe de personages door het leven gaan, zonder ooit ongevoelig of zelfs bot te worden. Hij beziet ze met een liefdevolle blik, als een vader zijn kinderen. En dat is misschien wel de grootste charme van Het ultieme recept. Het boek kabbelt aangenaam voort en je voelt je als lezer thuis in de kleine wereld van de vreemde personages. Verhaal loopt door verhaal, maar alle verschillende ingrediënten komen samen in een smakelijk geheel, net zoals in de ultieme balkenbrij.

Boeken / Fictie

‘In balkenbrij is alles mogelijk.’

recensie: Het ultieme recept van Torgny Lindgren

Vanaf de foto op de achterkant van Het ultieme recept kijkt schrijver Torgny Lindrgen de lezer wijs, of beter eigenwijs over zijn bril aan. Hij heeft vriendelijke lach- en denkrimpels en in zijn ogen ligt niet alleen humor en vriendelijkheid, maar ook ironie. Het is een fijne foto om naar te kijken, je voelt je direct thuis bij deze intelligente blik. En zo is eigenlijk het boek zelf: vriendelijk, ironisch, grappig en intelligent.

Verboden te schrijven

Als een Zweedse correspondent van een krant ontslagen wordt wegens beschuldiging van het schrijven van verzinsels en leugens, vat hij zijn schrijfverbod letterlijk op: tot de dood van de hoofdredacteur schrijft hij geen letter, geen zin en geen leesteken meer. Pas vijftig jaar later, als hij inmiddels in een verzorgingstehuis woont, overlijdt de hoofdredacteur en begint de man weer met schrijven. Hij schrijft verder aan het bericht waaraan hij vijftig jaar eerder was begonnen. Het is een artikel over twee vreemdelingen in een dorp: een textielverkoper die leeft onder de naam Robert Maser, maar eigenlijk de Duitse oorlogsmisdadiger Martin Bormann is, en de voor de alom aanwezige tuberculose immune leraar Lars Högström. Beiden hebben een voorliefde voor balkenbrij, een lokaal gerecht van voornamelijk orgaan- en afvalvlees, en ze gaan op zoek naar de beste bereiding ervan.

Het leven is…

Het ultieme recept is het licht absurdistische verslag van een zoektocht. Een zoektocht naar de perfecte balkenbrij, maar ook naar een recept voor het leven. De schrijver wordt namelijk tijdens het schrijven van het bericht steeds sterker en vitaler, hoewel hij al 107 jaar oud is. Voor hem is het leven schrijven, het is een noodzaak, het enige dat echt bestaat. En daarmee is Het ultieme recept ook een boek over waarheid en fictie. “Hij schreef uit zijn herinnering, de herinnering is de enige werkelijkheid die er is.” Maar: “De fantasie is [ook] mijn herinnering.” Het gaat niet om wat goed of fout is, waar of onwaar. Zo zit het leven niet in elkaar.

Melancholie

~

Het boek is doordrenkt van een soort gelaten melancholie: je moet doen wat je moet doen, en verder zul je het wel zien. “Iets begrijpen is niet eenvoudig, zei Bertil. En niemand weet of het helpt. Als het verstand rijpt, neemt het genoegen met zichzelf.” Het leven in Het ultieme recept heeft geen zin, de personages hebben geen doel in het leven en dat uit zich ook in de vorm van het boek: het is eigenlijk een mooie verzameling kleine waarheden over het leven. Bijvoorbeeld: “Je moet nooit je aandacht laten ontsnappen en onverschillig worden, zei Bertil. Dat kan gevaarlijker zijn dan wat dan ook.” Of: “Als ik denk aan alles wat ik echt heb gezien, dan word ik duizelig en draaierig, geen mens heeft de kracht om in ernst stil te staan bij wat hij heeft gezien.” Maar er straalt ook een zekere levenskracht uit het boek. De waarde van het leven zit in de kleine dingen, en niet in het grote verhaal of in een groter geheel van een godsdienst.

Charme

Lindgrens stijl is wat afstandelijk, passend bij de licht melancholische sfeer en de donkere Zweedse winters (vier in een jaar, volgens het boek). Hij beschrijft op licht ironische toon hoe de personages door het leven gaan, zonder ooit ongevoelig of zelfs bot te worden. Hij beziet ze met een liefdevolle blik, als een vader zijn kinderen. En dat is misschien wel de grootste charme van Het ultieme recept. Het boek kabbelt aangenaam voort en je voelt je als lezer thuis in de kleine wereld van de vreemde personages. Verhaal loopt door verhaal, maar alle verschillende ingrediënten komen samen in een smakelijk geheel, net zoals in de ultieme balkenbrij.

Muziek / Album
recensie: The Rolling Stones - A Bigger Bang

In dezelfde week waarin ‘die ene ouwe rot’ (lees: Paul McCartney) de muziekliefhebber aangenaam heeft verrast met een werkelijk schitterend nieuw album (Chaos and Creation in the Backyard), kwam ook de nieuwe Stones uit. Beetje flauw om ouwe rotten onderling te vergelijken als ze muzikaal vrij weinig met elkaar te maken hebben. Toch, het moet gezegd: ook de nieuwe plaat van ‘die andere ouwe rotten’ verraste mij ten zeerste. En wil je dan zoeken naar een duidelijke overeenkomst tussen beide werken? Dan hoef je echt niet lang te luisteren eer je die vindt; namelijk de inspirerende bevlogenheid die er vanaf spat. Ja, ook bij de Stones, ja. En dát is op z’n minst opvallend te noemen.

Je leest het goed, A Bigger Bang van The Rolling Stones is gewoon een goede plaat. Een conclusie die ik bij ieder nieuw Stones-album na Some Girls (vooruit, Tattoo You uit 1981 mag ook nog meedoen) nooit meer heb gemaakt. Waarom deze plaat dan zoveel beter is dan al die voorgaande wegwerprock? Het antwoord lijkt simpel, maar bevat eveneens een waarheid als een koe: hier is overduidelijk met lol en bezieling aan gewerkt, en dat was vroeger volgens mij wel eens anders. Dit was geen verplicht kunstje. Dit was iets waar de band gewoon zin in had. Dat merk je. De studio’s in en opnemen maar. Hè, lekker! Weer muziek maken! Of, zoals Keith Richards het onlangs zelf verwoordde: The fact that we’ve done it many times before, doesn’t mean we can’t make the next one better. We’re actually dedicated, man. Die zit! En ja, wat mij betreft heeft ‘ie gelijk ook. Want het is zeker dedicated, vijftien (van de zestien) nummers lang.

~

Oerknal

Om hem zelf maar even flauw in te koppen: A Bigger Bang komt binnen als een oerknal. Dit nieuwe schijfje laat Stones horen die beter klinken dan we de afgelopen jaren gewend waren. Neem dat eerste nummer Rough Justice. Heerlijk rauw, lekker schurend. Inclusief schreeuwende Jagger (hoor dat flinterdunne distortiongeluid over die stem!). Gewoon lekker. Dít zijn van die nummers die live super naast al die andere Stoneskrakers uitgevoerd kunnen worden. Dan Let Me Down Slow. Zohoo! Die zit wat mij betreft ook! Zo’n typisch Stones-liefdesliedje met open Keith-akkoorden rondom een mooi bluesthema. Vervolgens It Won’t Take Long. ‘t Rockt wederom de pan uit. Een ronkend refrein, inclusief dat Stones-jarenzeventig jasje. Ze kunnen het nog! Ze willen het nog! Typisch hoe mooi het gitaargeluid hier klinkt. Ook dat was op vorige albums vaak anders. De funk van Black and Blue (het zal niet waar zijn!) laat zich horen bij nummer vier, Rain All Down. En als ik een nieuw Stones-nummer hoor, dat maar iets wegheeft van Black and Blue, dan kan ik niets anders dan mijzelf zeer gelukkig prijzen. De single Streets of Love is leuk, maar ook weer niet niet heel erg wereldschokkend. Meteen maar doorgaan naar één van de hoogtepunten van deze cd, Back Of My Hand. Dit nummer brengt de Stones letterlijk terug bij het ‘prille begin’. Bij een Muddy Waters-achtige compositie. Hallelujah, Mannish Boys!

Afgeladen Kuip-stadion

She Saw Me Coming klinkt op het eerste gehoor als niemendalletje, maar na een paar keer aanhoren blijkt de kracht van het refrein erg aanstekelijk. Een afgeladen Kuip-stadion dat luidkeels meezingt met dit nummer? Zal me niets verbazen. Biggest Mistake lijkt op een Jagger-solo compositie. Dat betekent niet per definitie dat het een minder goed nummer is, overigens. Het lijkt op deze cd alleen een beetje buiten de boot te vallen. En dan volgt weer een verrassing. De door Richards gezongen compositie This Place is Empty. Een piano op de voorgrond, een Angie-achtige tokkel op de achtergrond. Mooie tweede stem van Jagger ook. Dit is (hoe gek dat ook klinkt om te zeggen van een door Richards gezongen nummer) puur genieten. Een mooie slide (je denkt van Wood, maar feitelijk van Jagger) completeert deze parel.

Stekelige riffs

Dangerous Beauty draait om stekelige riffs die mooi om elkaar heen wentelen. Het schreeuwkoortje in het refrein geeft een beetje weer hoeveel lol de bandleden gehad moeten hebben tijdens de opnames (luister ook naar die bevlogen Richards-gitaarsolo!). Laugh, I Nearly Died is een rustig stuk dat erg mooi door Jagger wordt gezongen. Sweet Neo-Con is de Anti-Bush song van de band waarover de media al een tijdje schrijven. Het nummer bijt, het nummer zet aan tot nadenken. You call yourself a Christian, I think that you’re a hypocrite. How come, you’re so wrong? Precies. Weinig meer aan toe te voegen. Behalve dan misschien dat het ook nog eens een knettersgoed nummer is. Als je het muzikaal met een ander Stones-nummer zou moeten vergelijken? Love is Strong. Maar dan beter.

Dan het laatste nummer van de cd, Infamy. Het had wat mij betreft van de plaat mogen blijven. Richards’ zang is hier ook niet echt lekker. Eerlijkheidshalve het enige échte saaie nummer (inclusief eeuwig durende repeterende niet originele gitaarlick) op deze plaat. Ik noem dat een smetje. Een klein dompertje op een verder onverwachts goede plaat. Kortom, vlak ook deze ‘ouwe rotten’ nog niet uit. Zó mogen ze wat mij betreft nog wel even doorgaan.

Theater / Voorstelling

Emotionele Don Carlos in een kale kantoortuin

recensie: Don Carlos (Toneelgroep Amsterdamen de Theatercompagnie)

Als je vandaag de dag een looiig toneelstuk van Friedrich Schiller uit 1787 uit de mottenballen haalt, moet je een goede reden hebben om het publiek daarvoor naar het theater te laten komen. Het duurt bij Toneelgroep Amsterdam een halve Don Carlos voordat begint te dagen waar regisseur Theu Boermans met deze Spaanse geschiedenis naartoe wil. Dan verschuift het verhaal van het private gekibbel van de personages naar de politiek. Opeens ontstaat een zekere herkenning. De oude koning Philips wordt iemand tussen Bush en Balkenende in. Een leider die zich zozeer vastklampt aan zijn machtspositie, dat de mensen over wie hij regeert hem nauwelijks meer interesseren. Het onoverzichtelijk grote Spaanse rijk lijkt op de Europese Unie. En Schiller zet daarin de Nederlanden neer als een vrijplaats voor andersdenkenden.

Don Carlos loopt jankend rond. Hij is verliefd op Elisabeth, de nieuwe vrouw van zijn vader, koning Philips (Voor de goede orde: deze Philips II is de heerser tegen wie Willem van Oranje rebelleerde.) Carlos was zelf verloofd met Elisabeth, maar zijn vader is met haar getrouwd omdat dat politiek handiger was. Voor Carlos’ liefdesverdriet is geen ruimte, hij kan zijn verhaal niet kwijt.

Keurslijf

~

Gezellig is het niet aan het hof. Het paleis is een kaalgeslagen kantoortuin, met systeemplafond, TL-licht en chromen stoeltjes. De muren hebben oren, onderonsjes worden meteen verlinkt. Iedereen is gevangen in een keurslijf van hofregels en etiquette. Hovelingen lopen rond in lange doodgraverjassen, vrouwen in sobere galajurken. Dit is geen plek voor emotionaliteit, of voor liefdesverdriet. Er is zelfs nauwelijks ruimte voor de hechte vriendschap tussen de jonge Carlos en Posa. Carlos (Fedja van Huêt) is onbezonnen, kinderlijk, impulsief. Hij maakt in zijn emotionaliteit scherven die de verstandige, rustige Posa (Jacob Derwig) voor hem opveegt.

Sluw

Posa heeft een lange reis gemaakt door het Spaanse rijk. Hij heeft de protestante opstandelingen in de Nederlanden gehoord, die proberen zich onder de katholieke Philips uit te vechten. Daardoor is de rationele Posa met heel andere dingen bezig dan de emotionele Carlos. Toch probeert Posa zijn oude maat te helpen. Hij bezorgt liefdesboodschappen aan de nieuwe koningin. Tegelijkertijd bewerkt hij de oude koning. Zo probeert de sluwe, idealistische Posa twee vliegen in een klap te slaan. Maar zijn plan mislukt, de club van intriganten rond de koning luist hem erin.

Gekunsteld

~

Deze Don Carlos doet denken aan de Hamlet die regisseur Theu Boermans in 1997 bij de Trust ensceneerde, met een klassiek hof dat is verplaatst naar een moderne staat. Ook toen overheerste het conflict tussen de oude en de nieuwe generatie. Belangrijk verschil is echter dat Don Carlos geen Hamlet is, en Schiller geen Shakespeare. Daartoe mist Schiller de lichtvoetigheid, de humor en de directe herkenbaarheid. Schiller is meer van de lange lappen tekst, vaak ouderwets en gekunsteld. Resultaat is drieëneenhalf uur praattoneel, en dan is dit nog een zwaar gesnoeide versie van het ellenlange origineel.

Vonken

Toch is dit een intrigerende voorstelling. Een geniale Hans Croiset brengt de oude koning Philips soepel en naturel, heen en weer schietend van autoritair naar kwetsbaar. En van de dialogen tussen de ijzersterke jonge honden Fedja van Huêt en Jacob Derwig springen de vonken af. Tel daarbij op dat Boermans vanaf de zijlijn de Nederlanders influistert te rebelleren tegen de manco’s van de Europese Unie, en de lange zit die deze voorstelling is, is toch de moeite waard.

Don Carlos is dit seizoen te zien tot en met 18 december 2005.
Kijk hier voor een actuele speellijst.

Boeken / Fictie

Roman van Buarque op de grens van kitsch

recensie: De spookschrijver uit Rio

Het heerlijke aan Zuid-Amerikaanse literatuur is iedere keer weer die combinatie van alledaagse nuchterheid, van eerlijke en glasheldere bespiegelingen over de harde werkelijkheid, met een haast onvoelbaar stroompje magie.

Zo ook in de roman De spookschrijver uit Rio van Chico Buarque. De titel van de roman verwijst naar de hoofdpersoon, José Costa. Niet alleen in naam is hij onopvallend – José Costa is het Latijns- Amerikaanse equivalent van het Nederlandse Jan Jansen – , hij is professioneel onzichtbaar. Hij schrijft speeches, romans, artikelen en essays op het hoogste niveau, maar altijd op naam van een ander. Het enige moment waarop er enige eer aan zijn werk te behalen valt, is op het jaarlijkse congres van anonieme auteurs waar vakgenoten hun werk aan elkaar onthullen.

Nuchter

Buarque maakt de kleurloosheid van zijn hoofdpersoon voor de lezer voelbaar door diens gedachten weer te geven in een kale, nuchtere stijl. Zoals in de volgende passage:

Op het vliegveld wisselden we adressen en omhelzingen uit, er waren er die huilden, allen zwoeren aanwezig te zullen zijn op het volgende congres in Casablanca, daarna verdween iedereen in zijn eigen tunnel. Ik reisde dertig uur met mijn verstand op nul, en toen ik vroeg of ik thuis mocht slapen, stelde Vanda geen vragen, ze gaf me een bord eten en fatsoeneerde mijn haar. Het was toen dat ik, ontdaan van eigenliefde, Vanda zwanger heb gemaakt.

Dit zou een heel melodramatische scène kunnen zijn; een echtgenoot die na een langdurige en niet verklaarbare afwezigheid wederkeert, een desondanks liefdevolle hereniging waarna hij haar eindelijk zwanger maakt. In de woorden van Buarque schijnt het echter allemaal even onbelangrijk en banaal. Eventuele emoties blijven impliciet.

Contrast

~

Het contrast tussen José en de overige hoofdpersonen is extreem, waardoor de kleurloosheid van José nog nadrukkelijker opvalt naarmate de roman vordert. José’s vrouw Vanda is nieuwslezeres, een opvallende schoonheid die zich beroepshalve juist iedere dag weer blootstelt aan de blik van duizenden, zelfs miljoenen journaalkijkers. Waar haar echtgenoot teksten schrijft die onder andermans naam de wereld in gaan, leest zij op eigen titel teksten voor die door anderen geschreven zijn. Hun beider zoon, die in deze roman niet eens een naam heeft, is niet bepaald mooi of aantrekkelijk, maar door zijn overgewicht en geestelijke onderontwikkeling trekt hij alle aandacht in het gezin naar zich toe. Zelfs thuis neemt José Costa geen ruimte in en gaat hij op in het decor.

Droste-effect

Zijn podium wordt gevormd door de teksten die hij schrijft: alsof José een tweede leven leidt in de werkelijkheid die hij keer op keer weer voor een ander bedenkt. Vol enthousiasme verzint hij voor zijn cliënten de meest extravagante levensverhalen en de meest briljante wetenschappelijke essays. Buarque geeft dit weer door de eigen gedachten van José naadloos over te laten gaan in de zinnen die hij schrijft. Het ene moment is ‘ik’ nog José Costa, maar in de volgende zin is ‘ik’ de vertegenwoordiger of wereldreiziger wiens autobiografie hij schrijft. Op zich natuurlijk een veelgebruikte truc, dit ‘Droste- effect’.
Maar de manier waarop Buarque dit stijlmiddel toepast, is absoluut ongebruikelijk. Hij benut de overgangen van de werkelijkheid van José Costa naar de literaire werkelijkheid die door hem geschapen wordt, als tempowisselingen. De literaire werkelijkheid heeft een beduidend hoger tempo dan zijn eigen leven, wat tot uiting komt in een verandering van het verteltempo. Dit soort stileringen zorgt voor een sterk filmisch effect. Het zijn haast regie aanwijzingen: bij de overgang naar de geschreven werkelijkheid worden de camerabewegingen wat sneller en ongecontroleerder. Het bevindt zich stilistisch op de grens van superkitsch, maar de vakkundige regie van Buarque voorkomt dat die grens overschreden wordt. Buarque is zijn materie overduidelijk meester, er valt nergens ook maar een discontinuïteit of los eindje te ontdekken.

Een mooi ‘droste’-voorbeeld is de scène waarin José begint aan de autobiografie van de Duitser Kaspar Krabbe. Wie of wat deze Kaspar Krabbe in werkelijkheid is, komt de lezer nooit te weten. Hij komt alleen tot leven in de autobiografie die José voor hem verzint:

Ik pakte op goed geluk een van de twintig cassettebanden die de Duitser had volgepraat, ik hoorde vagelijk zijn stem, ik legde mijn vingers op de toetsen en ik was een blonde en roze man van twintig jaar terug, toen ik de haven van Hamburg verliet en de baai van Guanabara binnenvoer… Ik vergat Teresa zoals ik Hamburg al had vergeten, en ik verliet de maatschappij om een ngo op te richten, beter gezegd, om vrouwen te zoeken op het strand, wat zeven jaar geleden ondenkbaar was geweest, toen ik de baai van Guanabara binnenvoer en in vervoering alle haren verloor, maar die tekst van mij deugde niet, hij kwam niet van zijn plaats, schoot niet op.

Noodlot

Dezelfde Kaspar Krabbe wordt José natuurlijk uiteindelijk fataal. Als in een eersteklas noodlotsdrama komt het uiteindelijk zover dat zijn echtgenote Vanda valt voor de toch vrij geringe charmes van de Duitser, dankzij de raadselachtige, kleurrijke persoonlijkheid die José voor hem gecreëerd heeft.

Prettig verward

Hoewel stilistisch en inhoudelijk op de grens van kitsch, is De spookschrijver uit Rio een doorwrochte en subtiel geconstrueerde roman, die na lezing nog heel lang een prettig verward gevoel achterlaat.

Film / Films

Jane Austen op herhaling

recensie: Pride & Prejudice

De romans van Jane Austen (1775 – 1817) zijn altijd een grote bron van inspiratie voor filmmakers geweest. Mansfield Park, Emma en Sense and Sensibility zijn allemaal verfilmd, maar het boek Pride and Prejudice heeft altijd het meest tot de verbeelding gesproken. Sinds 1940 zijn er maar liefst acht bewerkingen van verschenen, waarvan de tv-serie Pride and Prejudice (1995) met Colin Firth en Jennifer Ehle nog altijd de populairste is. Anno 2005 is het regisseur Joe Wright die zich heeft gewaagd aan Pride & Prejudice, de nieuwste verfilming van de Austen-klassieker.

Aan het einde van de achttiende eeuw is er voor jonge vrouwen maar één ding dat telt: hoe vind ik zo snel mogelijk een geschikte man om mijn toekomst veilig te stellen? De vijf zusters Bennet – Elizabeth, Jane, Lydia, Mary en Kitty – worden door hun gedreven moeder (Blenda Blethyn) dan ook al tijdens hun jeugd gekoppeld aan ‘de juiste man’. De intelligente Elizabeth (Keira Knightley) vecht echter voor een leven met meer perspectief en wordt hierbij gesteund door haar vader (Donald Sutherland).

Liefde en haat

~

De komst van de rijke vrijgezel Mr. Bingley en zijn gevolg zorgt voor een hoop beroering in het leven van de familie Bennet. De oudste dochter Jane staat op het punt om het hart van Mr. Bingley te veroveren en Elizabeth ontmoet de knappe, maar hooghartige Mr. Darcy. Een stroom van zowel liefdes- als haatgevoelens breekt los en al snel blijkt dat het vinden van ware liefde gepaard gaat met een hoop spanning en verwarring.

Niet vergelijken

Met de enorm succesvolle tv-serie Pride and Prejudice uit 1995 nog zo vers in het geheugen is deze nieuwste Austen-verfilming een gewaagd project. Is Keira Knightley net zo overtuigend als de Elizabeth van tien jaar geleden en lukt het Matthew Macfayden om als Mr. Darcy de legendarische rol van Colin Firth te overtreffen? Vergelijken is echter niet helemaal eerlijk, aangezien Firth en Ehle in de tv-serie van tien jaar geleden maar liefst twee uur langer hadden om elkaar te haten en van elkaar te houden.

Sterke cast

Laat de vergelijking dus achter je en ga als een leeg blad naar Pride & Prejudice, want dan is het een onderhoudende en vermakelijke film die twee uur lang boeit. De beelden van het Engelse landschap zijn prachtig en de sfeer van de film neemt je meteen mee naar de achttiende eeuw. Keira Knightley is sterk als de jonge Elizabeth en als je haar irritante gegiechel voor lief neemt, is ze erg leuk om naar te kijken. Brenda Blethyn steelt de show als hysterische moeder van het Bennet-gezin die wanhopig op zoek is naar schoonzoons. Tenslotte is Judi Dench goed als de strenge Lady Catherine De Bourgh: ze heeft slechts één blik nodig om haar bedoelingen duidelijk te maken.

Waar is Mr. Darcy?

~

Minpunt van de film is dat het allemaal wel heel erg om Keira Knightley draait. Knightley heeft in deze film haar grootste rol tot nu toe en ze draagt de film uitstekend, maar voor het liefdesverhaal was het leuker geweest als het wat meer om de relatie tussen Elizabeth en Mr. Darcy ging en wat minder over de familieperikelen van het Bennet-gezin. Mr. Darcy komt in het eerste deel van de film zelden in beeld en in het laatste half uur van de film volgen de belangrijke gebeurtenissen zich kort na elkaar op. Dat is jammer, want Macfayden is een leuke, aantrekkelijke Mr. Darcy en met zijn transformatie van snobistische heer naar stotterende, verliefde puber verovert hij in het tweede deel van de film het hart van de kijker. Het was de film ten goede gekomen als de liefde tussen de twee wat meer uitgediept was, want dat is immers waar het hele verhaal om draait.

Chickflick

Pride & Prejudice kan tegenvallen als je de tv-serie uit 1995 hebt gezien, maar het is absoluut een vermakelijke film. Voor de romantische zielen onder ons is het twee uur lang zwijmelen geblazen, maar hou er rekening mee dat het wel enigszins een chickflick is. Je maakt je vriend er dus hoogstwaarschijnlijk niet gelukkig mee als je hem trakteert op een avondje Pride & Prejudice, maar het is daarentegen wel een goede film om je vriendin mee naar toe te nemen als je iets goed te maken hebt.

Kunst / Expo binnenland

De Huiskamer van de Toekomst

recensie: NU BINNEN - De Nederlandse huiskamer herontworpen

Als je dit leest zit je hoogstwaarschijnlijk achter je computer en ben je vanuit je huiskamer, studeerkamer of computerhok verbonden met het wereldwijde netwerk dat zich internet laat noemen. En dat is nu net waar de expositie Nu Binnen zich op richt: de toekomst van de Nederlandse huiskamer met het oog op moderne communicatiemiddelen en de oprukkende globalisering. Tien Nederlandse ontwerpers en interieurarchitecten geven in een ontwerp hun visie op de Nederlandse huiskamer van de toekomst.

Ramin Visch, 'Between curtains'
Ramin Visch, ‘Between curtains’

Op welke plek kan de mens zich in ons huidige tijdperk nog prettig thuisvoelen? Dat is eigenlijk de grote vraag waar deze expositie om draait.
Je kunt tegenwoordig steeds meer vanuit je huiskamer doen; voor steeds minder hoef je naar buiten. Je kunt als je zou willen zelfs ’24-7′ thuis zitten en lekker vanuit je luie stoel al je zaken regelen, je contacten onderhouden, je eten bestellen en je werk doen. In de filosofie worden deze veranderingen aangeduid als space-time compression, een kenmerk van globalisering waarbij afstanden steeds kleiner worden. Door deze veranderingen in onze leefwijze komt de nadruk te liggen op onze leefomgeving – daar zijn we straks immers niet meer weg te slaan. Hoe gaan we om met deze veranderingen in onze levensstijl?

Vandaag de dag word je doodgegooid met stylistische tv-woonprogramma’s waarin mensen een nieuw ‘stijlvol’ interieur krijgen aangemeten. Of programma’s waarin je, onder het mom van ‘interieur-design’, het interieur van de buren eens flink naar de filestijnen mag helpen. We willen ons steeds meer profileren. Onze woning voorzien we van een persoonlijke stijl; of dat nou met behulp van de duurste design-meubels is of dat de halve kringloopwinkel in huis wordt gestald. We willen laten zien wie we zijn.

Visie op de toekomst

Het Nederlands Architectuurinstituut (NAI) heeft in dit licht tien Nederlandse ontwerpers en interieur-architecten uitgenodigd om in een ontwerp hun visie te geven op de Nederlandse huiskamer van de toekomst: Jan des Bouvrie, Ramin Visch, Studio Tjep, Bertjan Pot, Concrete Architectural associates, Fransje Killaars, EventArchitectuur, BAR architecten, Studio Jurgen Bey en Maarten Baas. Ze kregen allemaal een ruimte die volgens Nederlandse eisen staat voor de minimale afmetingen van een huidige huiskamer: 3,2 x 6,0 x 2,7 meter. Daarin mochten zij hun visie geven op de toekomstige huiskamer, die uiteindelijk verder gaat dan alleen het ontwerpen van een gezellige huiskamer.

Van conservatief tot conceptueel

Tjep, 'House of textures'
Tjep, ‘House of textures’

Zo koos ‘de ontwerper voor de gewone man’, Jan des Bouvrie, voor een rigoreus en conservatief plan. De huiskamer van vroeger moet weer terugkomen en een vaste plek in onze woning krijgen. Des Bouvrie ziet de huiskamer als een plek met een grote gemeenschappelijke tafel waaraan de sociale gesprekken gevoerd moeten worden. Een plek waar alle moderne technieken en communicatiemiddelen uit wordt verbannen. Zo wordt het een soort klassieke oase in de moderne chaos. Alle moderne apparatuur dient elders in een spierwitte symmetrische kamer te worden ondergebracht. Sommige ontwerpers komen met puur conceptionele ontwerpen aanzetten, zoals het spot-interieur van Jurgen Bey’s Stofhuis, een grote plastic zak met niks erin. Ironisch wordt hier de nadruk gelegd op ‘het hebben van niets’. Andere ontwerpers zoals Bertjan Pot moeten het meer van het design hebben.

Negen van deze stijlkamers staan in het NAI, de tiende vind je tot en met november in de etalage van de Bijenkorf in Rotterdam. Verwacht a.u.b. geen geweldig grote tentoonstelling in het NAi, (negen kamers van 3,2 x 6,0 maakt ongeveer 170 m2). De tentoonstelling geeft echter wel een leuk beeld van hoe deze professionele interieur-ontwerpers kijken naar het interieur van onze toekomstige huiskamer. Bij elke huiskamer staat een beschrijving van de ontwerper en het ontwerp, maar een aantal van de kamers werpt zoveel vraagtekens op dat je er stiekem toch wel wat meer achtergrondinformatie voor nodig hebt om er vat op te krijgen.

Boeken / Fictie

Alsof de redacteur heeft liggen slapen

recensie: Ivan Gontsjarov - Het Ravijn

Als Oblomov de roman van de verveling is, dan is Het Ravijn de roman van de hartstocht. Beide dikke pillen zijn van de Russische schrijver Ivan Gontsjarov, maar aan de eerste dankt hij zijn roem. Oblomov is de roman uit 1857, waarin de gelijknamige protagonist honderd pagina’s nodig heeft om uit bed te komen. In Het Ravijn uit 1870 komt de hoofdpersoon tot meer.

Ook Boris Rasjki is aanvankelijk bevangen door een existentiële lusteloosheid, de ennui. Rasjki’s fundamentele eigenschap is echter dat elk gaaf vrouwengezichtje zijn bloed sneller doet stromen. Daarom zoekt het 35-jarige lid van de Sint-Peterburgse aristocratie zijn levenstaak in zijn bestaan als kunstenaar. Hij wil de essentie van elk vrouwelijk wezen vangen in de kunsten. Hierin ligt tegelijkertijd het fundamentele ongemak van Rasjki: hij weet niet te kiezen tussen die kunsten. Hij kan heel aardig piano spelen, hij weet hoe te schilderen, schrijven en beeldhouwen. Maar zich werkelijk toeleggen op één van de vier lukt hem niet. Uiteindelijk blijft Rasjki steken in ontevredenheid.

Grootsteedse hartstocht

Rasjki besluit de zomer buiten het drukke Sint-Petersburg door te brengen. Aan de Wolga ligt namelijk het landgoed dat hij ooit van zijn moeder erfde. Nooit keek hij er naar om, het beheer liet hij over aan zijn oudtante Tatjana Markovna. Deze laatste bewoont samen met twee van zijn nichtjes, die inmiddels begin twintig zijn, en een keur aan personeel het huis en het omringende land. Rasjki verwacht bij zijn nichtjes (die volledig beschermd opgevoed worden) en zijn oudtante (een strenge en ascetisch levende vrouw) weinig van de grootsteedse hartstocht aan te treffen. Maar ook hier, ver van de urbane wereld, broeit onderhuids vanalles. Eén van de werksters is bezeten door een onbedwingbare hunkering naar mannen, en wordt steevast door haar jaloerse echtgenoot afgeranseld. Een oude schoolvriend van Rasjki is getrouwd met een prachtige vrouw, die gevaarlijk vaak gesprekken voert met ene monsieur Charles. En ook Rasjki’s nichtjes zijn volwassen geworden en hebben hun eigen geheime verlangens. Zonder uitzondering brandt in eenieder een hartstochtelijk vuur.

I.A. Gontsjarov
I.A. Gontsjarov

Gontsjarov heeft zijn roman, waarover hij zo’n twintig jaar deed, geen geëxalteerde schwung meegegeven. “Mijn haar valt uit van verveling”, schijnt Toergenjev te hebben gezegd toen hij nog maar een betrekkelijk deel van de 795 pagina’s had gelezen. Inderdaad sleept Het Ravijn zich gestaag voort. Het boek bestaat grotendeels uit lange dialogen en uitgebreide gedachtengangen van de personages. Hiernaast schrijft Gontsjarov weinig beeldend. Het is echter – en dat is de werkelijke kunst van deze schrijver – nooit een crime om de roman te lezen. Ook al ontspint het verhaal over Rasjki, zijn oudtante, zijn nichtjes en de vele bijfiguren zich op een nog al nonchalante wijze en is er pas na zo’n tweederde van het boek van een plot te spreken, toch houdt het werk een slepende kracht die liefhebbers van Het Bureau eveneens zal bevallen. Hinderlijk kan slechts zijn dat de personages af en toe onnavolgbaar zijn in hun bevliegingen. De meest wisselende emoties vliegen elkaar snel opvolgend van de bladzijden, alsof je met een handvol manisch-depressieven van doen hebt.

Tweedracht

Het Ravijn is literatuur die tweedracht zwaait. Terwijl Maarten ’t Hart en Michaël Zeeman de verveling die over de lezer heen komt prijzen, gruwt Doeschka Meijsing in haar essay in Vrij Nederland juist van Gontsjarovs wijdlopigheid. Meijsing prefereert Oblomov. Het Ravijn mag dan niet de grootste Russische klassieker zijn, het stemt zondermeer tot vreugde dat er nu een Nederlandse vertaling is. Gontsjarovs laatste grote werk is uitgegeven in de klassieke serie van Athenaeum – Polak & van Gennep: met harde kaft, rood leeslint en gestoken in een foedraal. Het is opvallend, helemaal bij zo’n luxe editie, dat deze uitgave van Gontsjarovs laatste grote werk ontsierd wordt door vele typfouten. Op een gegeven moment wordt de naam van Rasjki’s vriend Leonti zelfs verwisseld met die van Rasjki zelf, dat is toch het toppunt. Alsof de redacteur heeft liggen slapen.

Theater / Voorstelling

Nuchtere Oom Vanja moet oppassen voor onverschilligheid

recensie: Oom Vanja (Theatergroep Würz)

De Rotterdamse Theatergroep Würz speelt Tsjechovs Oom Vanja in een verrassende bewerking van regisseur en acteur Jules Terlingen. Het resultaat is een luchtige, niet heel evenwichtige maar desondanks onderhoudende voorstelling.

De oude huishoudster schilt appels. Het is een hele schaal vol en er komt geen einde aan. Niet dat het wat uitmaakt, meer werk zal er vandaag toch niet uit haar handen komen. Ook Wanja en zijn nichtje Sonja brengen niets meer van hun dagelijkse harde werk op hun landgoed terecht. De oorzaak ligt in het bezoek van professor Serebrjakov en diens oogverblindend mooie en jonge vrouw Jelena. Het huishouden is geheel ontregeld. Het eten wordt niet meer op tijd geserveerd, de thee wordt koud en niemand komt meer aan zijn werk toe. Wanja is smoorverliefd op Jelena en ook huisvriend dokter Astrov heeft het zwaar van haar te pakken. Sonja weet zich op haar beurt geen raad met haar onbeantwoorde liefde voor Astrov, Jelena verveelt zich te pletter en de professor is boos omdat hij niet genoeg aandacht van zijn familie krijgt. Het resultaat van al deze onbeantwoorde liefdes is allesoverheersende eenzaamheid en lamlendigheid.

Lachspieren

~

Würz speelt Oom Vanja in een eenvoudig wit decor. Centraal staat een brede witte houten trap, in een ongekunstelde en heldere belichting. Een Russische versie van The House of the Rising Sun klinkt te pas en te onpas snoeihard uit de boxen en werkt na een tijdje behoorlijk op de lachspieren. De vormgeving van beeld, licht en geluid is zeer rechttoe rechtaan en heeft als primair doel de zwaarte van het stuk vooral te relativeren.

Maar ook op andere vlakken weet deze Oom Vanja te verrassen. Terlingen heeft in zijn bewerking tekst en personages geschrapt en een groot deel van de teksten van de slappe Wanja aan de meer gepassioneerde Sonja gegeven. Daarnaast zijn de personages in zijn regie nogal schetsmatig vormgegeven. Zo krijgt elk een helder basismotief, wat de voorstelling overzichtelijk en behapbaar maakt.

Nuchterheid

Vaak wordt bij stukken van Tsjechov de verveelde, uitzichtloze situatie van de personages als hoofdthema genomen. Het smachten naar verandering, maar dat niet kunnen bereiken is een typisch Tsjechoviaans thema. Zo maakte Toneelgroep Amsterdam vorig seizoen een uitermate trage en gedetailleerde Oom Wanja die zich bijna letterlijk van scène naar scène voortsleepte en zo de hopeloosheid indringend voelbaar maakte.

~

Würz pakt dit anders aan. Zonder de situatie te willen ontkennen, proberen de acteurs die toch zo licht mogelijk te presenteren. Dit levert een luchtige, vaak grappige voorstelling op die – zeker voor een Tsjechov – met vaart wordt gespeeld. De slome lijdzaamheid waarmee Tsjechovs personages vaak hun lot dragen is hier vervangen door een vrolijk soort oprechte nuchterheid. Als Astrov tegen Wanja zegt: “eigenlijk heb je een nieuw leven nodig, maar ach, je zou toch niet weten wat je ermee aan zou moeten”, lachen beiden smakelijk om deze wrange waarheid.

Realiteitszin als moderne variant van de Tjechoviaanse onontkoombaarheid van het lot, het is een interessante insteek. Maar er ligt een gevaar op de loer. Die realistische nuchterheid ligt namelijk dichtbij onverschilligheid. En onverschillige theaterpersonages zijn niet interessant omdat ze niet ontroeren. Het gesnurk van de dienstmeid mag dan hilarisch zijn, het haalt wel alle ontroering uit de liefdesscène tussen Jelena en Astrov. Het evenwicht tussen die nuchterheid en onverschilligheid zal hopelijk tijdens de verdere speelperiode gevonden worden. Dan heeft Würz een sterke voorstelling in handen.

Oom Vanja speelt nog tot en met 8 oktober 2005.

Film / Films

Antieke Hollywoodfilms

recensie: Fury // House of Wax // Bad Day at Black Rock

Distributeur Warner presenteert deze maand fraaie dvd-edities van vier antieke Hollywoodrolprenten: Fritz Langs eerste Amerikaanse film, de inspiratie voor een recente horrorfilm, en een western van veteraan John Sturgess. Veel gemeen hebben ze niet, interessante films zijn het wel – en voor het eerst in degelijke vorm op dvd verkrijgbaar.

Fury

(Fritz Lang, 1936)

~

Fury is de eerste Amerikaanse film van Fritz Lang, de wereldberoemde Duitse regisseur van klassiekers als Metropolis en M. We zien Spencer Tracy als Joe Wilson, een man die wordt opgepakt omdat hij verdacht wordt van betrokkenheid bij een ontvoering. Het onderzoek is nog gaande, maar door misverstanden en geroddel is de lokale bevolking ervan overtuigd dat Wilson de dader is. Verblind door woede eisen ze gerechtigheid en wanneer de politie niet meewerkt, steken ze de gevangenis in brand. Maar Wilson ontsnapt, zonder dat iemand het weet, en zint op wraak. De film werd geproduceerd door MGM, een studio die bekend stond om zoetsappige musicals en liefdesfilms. Deze rauwe sociale/politieke/geweldsfilm paste dan ook niet helemaal in hun straatje en het schijnt dat MGM behoorlijk wat scherpe randjes heeft weggevijld. Het is ook zeker niet Langs beste film, maar desondanks een grotendeels sterke film die niet aan kracht heeft ingeboet. De DVD is voorzien van een interessant audiocommentaar van regisseur Peter Bogdanovich (en van Fritz Lang, uit oude geluidsopnames), die uitlegt hoe zwaar de cultuurverschillen tussen Europa en Hollywood wogen bij het maken van de film.

House of Wax

(André de Toth, 1953)

~

Vincent Pryce is voornamelijk bekend geworden door zijn acteerwerk in horrorfilms. House of Wax, uit 1953, is een van de eerste waarin hij te zien is. Hij speelt professor Jarrod, een maker van wassen beelden, die ternauwernood een grote brand in het wassenbeeldenmuseum overleeft. Zijn handen en benen functioneren nauwelijks nog, maar toch weet hij een nieuw museum op te zetten. Wanneer Cathy, een plaatselijke jonge vrouw, het museum bezoekt, vindt ze dat de beelden verdacht veel op pas overleden of verdwenen mensen lijken. Het museum blijkt enger en gevaarlijker te zijn dan iemand had durven vermoeden. House of Wax is typisch zo’n film die er anno 2005 erg gedateerd uit ziet. Het acteerwerk is over the top en de kleuren zijn te rood. Er zitten echter wel enkele prachtige (en angstaanjagende) scènes in: bijvoorbeeld in het begin van de film als Cathy in nachtelijke straten achterna gezeten wordt door een misvormde moordenaar, en tegen het einde als ze in haar eentje ’s nachts door het wassenbeeldenmuseum dwaalt. Poppen die blijken te leven, echte mensen die tot beeld gewaxt worden, misvormde lichamen – al met al genoeg reden voor een spannend avondje uit 50 jaar geleden (met 3D-bril!). Leuk: de film waar House of Wax op gebaseerd is, Mystery of the Wax Museum van Michael Curtiz (Casablanca) uit 1933, staat als extra op de DVD.

Bad Day at Black Rock

(John Sturges, 1954)

~

Black Rock is zo’n stadje waar de tijd heeft stilgestaan. Een stadje in het oude Wilde Westen waar anno 1945 nog steeds de wet van de sterkste geldt (en dat is niet altijd een rechtvaardige wet). De eenarmige John Macreedy, gespeeld door Spencer Tracy, is om onduidelijke redenen op zoek naar de Japanner Komako die in Black Rock een ranch heeft. Hij blijkt onder verdachte omstandigheden te zijn verdwenen. De bewoners van Bad Rock zijn niet al te happig op de aanwezigheid van Mcreedy en hij moet zijn uiterste best doen om Black Rock levend te verlaten. Ondanks dat het verhaal zich in 1945 afspeelt, doet de hele film denken aan een western. Weidse prairies, een stad vol schurken, de langsreizende vreemdeling: de basisingrediënten voor een western. De film is dan ook geregisseerd door westernregisseur John Sturges (onder andere The Magnificent Seven). Wat verder opvalt aan de film is de kritische noot ten aanzien van de Jappenhaat in de Verenigde Staten na de aanval op Pearl Harbor. Voor de rest is Bad Day at Black Rock een weinig bijzondere film. Het verhaal is wel aardig, maar is erg voorspelbaar uitgewerkt en het acteerwerk is niet bijzonder. De beelden, de muziek, de montage, het is allemaal in orde, maar daar blijft het dan ook bij.

Boeken / Fictie

Ellis over Ellis

recensie: Bret Easton Ellis - Lunar Park

Bret Easton Ellis nam voor zijn nieuwe roman zichzelf als hoofdpersoon. Of niet. De romanschrijvende protagonist van Lunar Park heet Bret Ellis, had in de afgelopen decennia veel succes met controversiële boeken als Less then Zero en American Psycho en ging aan dat succes en de bijbehorende maalstroom van sex, drugs en onafgebroken feesten (“omdat het donderdag is!”) bijna ten onder. Net als de echte Ellis. Een publiciteitsstunt of een weloverwogen literaire truc? Voor de Ellis-liefhebber doet het er weinig toe. Maar een gelukkige Ellis, dat maakt wel verschil.

~

De delirische tocht door glamourland wordt beschreven in het soms tragische, maar vaak ook hilarische eerste hoofdstuk van Lunar Park en lijkt in eerste instantie bekentenisliteratuur. Op Ellis’ officiële website wordt zelfs het woord ‘memoires’ gebruikt. Maar bij deze schrijver is de omslag nooit ver weg. Vanaf het moment dat de verteller heeft verklaard dat “alles wat hierop volgt waar is” vangt een thrillerverhaal aan dat soms tegen het Stephen King-achtige aanhangt, maar ook herinnert aan het werk van David Lynch.

Surreële thriller

Hoofdpersoon Bret is getrouwd met zijn oude vriendin, de actrice Jayne Dennis (ook een real life-personage) en ze wonen in Amerikaans suburbia met twee kinderen – hun zoon en Jayne’s dochter van een andere man. Bret is een zomer lang gelukkig, maar dan beginnen drank en drugs opnieuw zijn leven in te sluipen: “in een tijdsbestek van twaalf dagen stortte alles in”.

Niet alleen met Bret zelf lijkt het mis te gaan, de wereld om hem heen gaat steeds meer lijken op een sinistere karikatuur van ons hedendaagse Rijke Westen. Terrorisme is overal, aan het milieu valt niets meer te redden, kinderen verdwijnen en worden nooit meer teruggevonden. Ondertussen verdooft iedereen (volwassenen, kinderen en zelfs de hond) zichzelf permanent met alle mogelijke antidepressiva en aanverwanten. Mede hierdoor begint de beschreven werkelijkheid steeds onwerkelijker te worden. Net als in Ellis’ voorlaatste boek Glamorama en in American Psycho zijn we als lezer afhankelijk van een weinig betrouwbare en misschien wel licht krankzinnige verteller. Komt de speelgoedvogel van Jayne’s dochter echt tot leven? Staat de grafsteen van Bret’s vader opeens in de tuin? Komt hij werkelijk personages uit zijn eerdere romans (detective Kimball uit American Psycho, studenten uit The Rules of Attraction) tegen? En zichzelf, zij het op veel jongere leeftijd?

Schemerige binnenwereld

Het lijkt allemaal deel uit te maken van het spel dat Ellis altijd speelt, het spel met de werkelijkheid als onderdeel van fictie. Na een uiterst plausibel, realistisch begin worden we ongemerkt – in Lunar Park gaat het vrij subtiel – een surreële schijnwereld binnengeleid. De droge stijl en de vaak ironische toon helpen daarbij, totdat je (als zo vaak bij Ellis) ontdekt dat je niet meer in een thriller zit, maar in de schemerige binnenwereld van een verwarde verteller. Dan begint ook Ellis’ huisstijl weer te domineren: dubbele vertellers, meta-commentaar en onderbroken zinnen.

De plot doet er tegen die tijd niet zoveel meer toe en is trouwens weinig boeiend, net zomin als de helaas veelvuldige ‘realistische’ scènes waarin Bret diepgaande gesprekken met vrouw en zoon voert. Geharde fans zullen, als ze moeten kiezen, toch opteren voor wat meer passages van het soort dat begin jaren ’90 de Amerikaanse National Organisation for Women zo boos maakte. Goed, Ellis was aan vernieuwing toe en karakters die elkaar bij herhaling oprecht ontroerd huilend in de armen vallen, dat is zeker iets anders. Maar het is nauwelijks een verbetering te noemen.

Intertekstueel en autobiografisch

Autobiografisch is de roman niet zozeer in de zin dat we meer details over het leven van de schrijver te weten komen. Hoewel de marketingcampagne rond Lunar Park de nadruk legt op het ‘wel of niet echt’-element, lijken de motto’s voor in het boek te benadrukken dat ieder publiek beeld van een beroemd persoon een constructie is en blijft. Misschien wel autobiografisch is de moeizame houding van de hoofdpersoon tegenover zijn vroeggestorven vader. Naar deze despotische vastgoedmagnaat heeft de schrijver naar eigen zeggen deels ook zijn beroemdste personage gemodelleerd, de misschien wel seriemoordende yup Patrick Bateman uit American Psycho. Zowel zijn vader als dat zo vaak bediscussieerde boek achtervolgen hem in Lunar Park, en met beide probeert Ellis af te rekenen. Kafka-vergelijkingen zullen naar te vrezen valt niet lang op zich laten wachten.

Waarmee allerminst gezegd is dat Ellis niet lustig speelt met intertekstualiteit. Met klassiekers als Lord of the Flies en het werk van Shakespeare, maar liever nog met zijn eigen werk. Want Ellis is een oeuvrebouwer nieuwe stijl: alles wat hij publiceert lijkt een aanvulling op, verdraaiing van, verwijzing naar of omkering van eerder of later werk. Op een lezer die zijn vroegere werk niet gelezen heeft zal dit boek een andere indruk maken dan op de verwoede Ellis-fan: de beginnende Ellis-lezer zal niet opmerken dat Lunar Park die eerdere werken in een ander licht zet.

Catharsis

Ellis’ nadrukkelijke literaire zelfreflectie kan storend werken. Het hangt er vanaf of je houdt van de dingen waar Ellis sterk in is: een stijl als een vlakke woestenij, cynische beschrijvingen, bij vlagen geniale humor, een paranoïde sfeertje en een indrukwekkende emotionele catharsis tot besluit. Wat wel en niet ‘echt’ is doet er niet toe.

De Nederlandse vertaling van De Heer en Jonkers is acceptabel, zij het niet groots. Net als in Glamorama – waar zich vanwege de noodzaak tot snelle publicatie maar liefst drie vertalers aan vergrepen – lees je het Amerikaans er duidelijk achter, iets wat onnatuurlijk werkt. Het originele en trouwens zeer begrijpelijke Engels van Ellis blijft te prefereren. Voor wie nog nooit iets van de schrijver heeft gelezen is Lunar Park ook in dat opzicht misschien wel de meest toegankelijke roman. En voor de Ellis-fanaat is het boek weer een volgend zij het misschien wat zoeter stukje “poisoned candy“.

Nederlandse vertaling: Bret Easton Ellis • Lunar Park • vertaald door Inge de Heer en Johannes Jonkers • Uitgeverij Anthos • prijs: €19,95 (paperback) • 380 pagina’s • ISBN 9041409602